Verslag van de vergadering van 26 september 2017 (2017/2018 nr. 1)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 18.48 uur
Mevrouw Stienen i (D66):
Ja, mevrouw de voorzitter. Mijn fractie dankt de staatssecretaris hartelijk voor de beantwoording van onze vragen. Maar we zijn nog steeds niet overtuigd door de argumentatie van de staatssecretaris voor de verlenging van de naturalisatietermijn van vijf naar zeven jaar. Verder vragen wij ons ook af, welk probleem hiermee wordt opgelost. Mijn fractie blijft met een erg ongemakkelijk gevoel zitten over een van de argumenten die, als ik het goed begrepen heb in de schriftelijke beantwoording, maar ook zojuist in de beantwoording van de vragen van onze collega van de ChristenUnie, is gebruikt voor de mogelijk afschrikkende werking die het verlengen van de naturalisatietermijn naar zeven jaar heeft. Dat zou namelijk als een mogelijk effect kunnen hebben dat mensensmokkelaars in mindere mate voor Nederland zouden kiezen als bestemming voor hun klanten. Mijn fractie vraagt zich af of dat dan blijkbaar de reden is om naar zeven jaar te gaan. Hoe rechtmatig is het om een wet te gebruiken om af te schrikken, als het over zoiets heel belangrijks als het Nederlanderschap gaat?
Het is ook duidelijk dat we van mening verschillen of het verkrijgen van het Nederlanderschap een stap in het proces is om als volwaardig burger mee te draaien in onze samenleving of, zoals de staatssecretaris zegt, een sluitstuk van het integratieproces. Voor elke Nederlander en ook een tot Nederlander genaturaliseerde nieuwkomer is volgens mijn fractie het burgerschap van Nederland een levenslang groeiproces. Mijn fractie vindt dan ook dat dit wetsvoorstel gaat bijdragen aan uitstel van de integratie van langdurig legaal in Nederland verblijvende nieuwkomers. En dat geldt al helemaal voor vluchtelingen, die in een extra kwetsbare positie zitten, omdat ze geen effectieve nationaliteit meer hebben die hen bescherming geeft. De vraag is of de staatssecretaris hier echt voldoende rekening mee heeft gehouden en of er niet op de een of andere manier kan worden bijgedragen aan de mobiliteit van vluchtelingen in de periode waarin ze eigenlijk geen enkele manier hebben om buiten Nederland te kunnen reizen.
Zoals gezegd denkt mijn fractie ook dat je als niet-Westerse partner van een Nederlander niet per se drie jaar onafgebroken in Nederland gewoond moet hebben om een gevoel voor Nederland te krijgen. In deze moderne wereld zijn vele mogelijkheden om kennis te nemen van de Nederlandse samenleving, normen en waarden. De eis van drie jaar onafgebroken verblijf veronderstelt dat niet-Nederlandse partners van Nederlanders nooit in Nederland op bezoek komen, niet via taalles, partner of kinderen de Nederlandse taal en gebruiken hebben leren kennen. Klopt deze veronderstelling, vragen wij de staatssecretaris. Heeft mijn fractie het goed begrepen dat langdurig verblijf in een EU-land geen invloed heeft op de termijn die een niet-Nederlandse partner van een Nederlander die Nederlander wil worden, zal hebben? En geldt dat dan ook voor een vluchteling? Die vraag is al eerder gesteld.
We hoorden de staatssecretaris in de eerste termijn spreken over zijn zorgen en het voorkomen van misbruik via huwelijksmigratie en mogelijke import van huwelijkspartners die geen idee hebben van de normen en waarden van Nederland. Uiteraard deelt mijn fractie die zorgen ook. Maar toch klinkt het in de beantwoording alsof allerlei groepen niet-Nederlanders die willen naturaliseren, gelijk worden gesteld en alsof een bepaalde indruk van misbruik alle andere Nederlanders of niet-Nederlanders met een Nederlandse partner in hetzelfde hokje stopt. Dat doet volgens mijn fractie geen recht aan de vele Nederlanders die in het buitenland wonen en werken en graag een band met Nederland willen onderhouden voor zichzelf en hun gezin, ook als zij een niet-Nederlandse partner hebben die graag Nederlander wil worden om die band te bestendigen. Mijn fractie had graag gezien dat er bij deze wetswijziging een mogelijkheid tot differentiatie in het vraagstuk zou komen voor de verschillende groepen Nederlanders die een niet-Nederlandse partner hebben.
Tot slot dankt mijn fractie de staatssecretaris voor de toezegging — mevrouw Oomen heeft ze al opgenoemd — dat er maatwerk mogelijk is voor bepaalde groepen Nederlanders met een niet-Nederlandse partner die moeite hebben met het voldoen aan de middelenvereiste. We hebben alleen nog niet helemaal begrepen of hij dit via een voorlichtingscampagne bekend gaat stellen en hoe hij dat denkt te gaan doen. Uit de genoemde brief aan de Tweede Kamer van 23 februari 2017 hebben we wel begrepen dat dat zou gebeuren.
Mevrouw de voorzitter, wij wachten de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen in tweede termijn af.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Stienen. Ik geef het woord aan mevrouw Nooren.