Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Actief donorregistratiesysteem



Verslag van de vergadering van 30 januari 2018 (2017/2018 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag vanaf deze plaats de heer Van Kesteren van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Hij zal vast gestreeld zijn dat er zo veel belangstelling was voor zijn speech.

Voorzitter. Van wie is mijn lichaam als ik mijn laatste adem uitblaas? Het wetsvoorstel orgaandonatie relateer je heel snel aan dood en leven, aan gezondheid en ziekte, aan naastenliefde en emoties. Maar de fundamentele vraag die het wetsvoorstel oproept is: hoe ver strekken de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de overheid? Waar dringt de overheid op oneigenlijke wijze binnen in de persoonlijke vrijheid?

Er is een tijd geweest dat vooral christenen in verband werden gebracht met betutteling en bevoogding. Die rol is inmiddels overgenomen door de overheid. Zitten wij te veel? De overheid bevordert dat we gaan bewegen. Eten we te vet? De overheid stimuleert gezond voedsel. Gaan we te lomp met elkaar om? Via het onderwijs vormt de overheid ons tot "normale" burgers. Papa en mama zijn vervangen door meester Bart en juf Anna. Zijn onze gedachten over de seksuele moraal te bekrompen? De overheid dwingt graag een portie diversiteit af. Een sigaartje in een restaurant? De overheid dooft hem met zwaar geschut. Wie zwart-wit denkt, krijgt de NOS op zijn dak. En als de levenslust verdampt, legitimeert de overheid uw levenseinde.

Opvallend trouwens hoezeer veel van deze overheidsmaatregelen zich focussen op ons lichaam. Renate Dorrestein heeft de lichaamscultus van onze tijd scherp aan de kaak gesteld. Volgens haar is het christelijk geloof vervangen door het knellende geloof dat de mens zijn eigen maker is. Apart wel dat juist deze feministe oog heeft voor de grenzen van het maakbaarheidsgeloof. Het lichaam als de afgod van onze tijd. Sinds we proberen te leven alsof God niet bestaat, is de eeuwigheid buiten beeld geraakt en blijft slechts het hier en nu over.

Voorzitter, op allerlei wijzen is de overheid de privésfeer binnengetreden. In die ontwikkeling past ook het wetsvoorstel orgaandonatie. Een voorstel dat een nobel doel wil nastreven. Mensenlevens redden door ervoor te zorgen dat er via donatie meer menselijke organen beschikbaar komen. Ik twijfel niet aan de goede intenties van de indienster en ik hoop van harte dat D66 ook op andere dossiers met net zoveel overtuiging kiest voor het leven. Dat zou nog eens een donatie zijn aan onze samenleving.

De vraag is echter: mag de overheid zover gaan in het nastreven van een op zichzelf nobel doel als het wetsvoorstel beoogt? Heeft zij die bevoegdheid? Hoe we het ook wenden of keren, het wetsvoorstel wil dat de overheid ons donorformulier alvast voor ons invult met "ja, tenzij". Dit is een principiële verandering ten opzichte van het huidige beslissysteem voor orgaandonatie dat in principe uitgaat van expliciete toestemming voor orgaandonatie. Als het wetsvoorstel wet wordt, is iedereen donor, tenzij je uitdrukkelijk aangeeft dit niet te willen.

Hier grijpt de overheid boven haar macht en vindt er een onevenredige inbreuk plaats op de lichamelijke integriteit. Ik kan mij erg goed vinden in de woorden van toenmalig minister Borst (D66) — ik moet helaas zeggen wijlen mevrouw Borst— die in 1996 in deze Kamer haar "principiële bezwaren" uitte tegen een geenbezwaarsysteem, zoals nu wordt voorgesteld. Voor de duidelijkheid: principiële bezwaren heb ik tussen aanhalingstekens geplaatst omdat het haar eigen woorden zijn. Zij zei het volgende over het huidige stelsel van orgaandonatie: "Onze voorkeur voor een systeem waarin mensen alléén donor zijn als zijzelf of hun nabestaanden daarvoor expliciet hebben gekozen, heeft te maken met het feit dat het gaat om iets heel persoonlijks, iets heel ingrijpends: wat gaat er na je dood met je gebeuren?"

Minister Borst merkte daarbij op dat mensen uitdrukkelijk zelf ervoor moeten kiezen om na het overlijden een medemens te helpen. Het viel mij op — wat dat betreft was het best verrassend om de Handelingen terug te lezen — dat ook de D66-woordvoerder in dat debat, mevrouw Tuinstra, dergelijke tonen aansloeg.

Voorzitter. De christelijke traditie, waarin de SGP wil staan, staat voor de persoonlijke vrijheid. Die persoonlijke vrijheid betreft zeker de omgang met het eigen lichaam. Hier raken we een terrein waar de overheid niet mag binnenvallen. Voor de SGP is het fundament van dit wetsvoorstel — je bent donor, tenzij je bezwaar aantekent — een brug te ver. Wie besluit om ten behoeve van medeburgers donor te worden, verricht wellicht een goede daad. En er is ook niets mis met voorlichting van de overheid om hiertoe een verantwoorde keus te kunnen maken. Maar dit moet een persoonlijke beslissing zijn, zonder ingrijpen van de overheid. Dit geldt ook voor de keus om geen donor te willen zijn. En zelfs als mensen de keus om wel of geen donor te zijn helemaal niet willen maken, behoort dat tot hun eigen vrijheid. Ook niet-kiezen valt onder de persoonlijke vrijheid. In die zin is een geenbezwaarsysteem onverenigbaar met de donorgedachte. Donor ben je alleen als je daartoe een bewuste keus maakt. Een gift kenmerkt zich door intrinsieke vrijheid.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Het is heel mooi om zo'n vurig pleidooi te horen van de SGP over persoonlijke vrijheid. Daar kan ik me helemaal in vinden, maar de heer Van Dijk richt zijn pijlen echt heel erg op het recht van het individu om zelf te besluiten. Als je nu naar het huidige systeem kijkt, zie je dat wanneer mensen geen besluit hebben genomen uiteindelijk toch aan de nabestaanden wordt gevraagd of zij toestemming verlenen voor de donatie. Vindt u dat het recht op zelfbeschikking of beschikken over je eigen lichaam ook kan worden overgedragen aan de beslissingsvrijheid van nabestaanden? Hoe ziet u die twee in verhouding?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik begrijp de vraag van mevrouw Strik heel goed. Ik wil daar het volgende op antwoorden. Het is waar, als je volkomen denkt vanuit het zelfbeschikkingsrecht kun je stellen dat de huidige praktijk wat dat betreft ook niet volmaakt is. Ik teken daarbij wel aan dat het voor mij en ik denk ook voor heel veel burgers een groot verschil maakt of je dan vervolgens je organen legt in de handen van nabestaanden dan wel in de handen van de overheid. Als dit wetsvoorstel wet zou worden blijft er sprake van een principiële breuk ten opzichte van de huidige praktijk. De huidige wetgeving gaat in principe uit van expliciete toestemming en dat wordt nu omgedraaid. Als je niks laat horen, mag de overheid toestemming veronderstellen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Meneer Van Dijk erkent dat de positie van nabestaanden iets anders is. Het gaat uiteindelijk om de persoon van wie het lichaam is. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, ziet hij het dan als een voordeel dat het gevolg is dat meer mensen zelf gaan nadenken en aangeven of zij al dan niet donor willen zijn? Dan komt het minder in handen van alleen de nabestaanden te liggen.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Het zou het ideaal van misschien wel elke senator in deze zaal zijn dat elke Nederlander hierover een beslissing neemt. Het zou mooi zijn dat je van elke persoon weet of het ja of nee is. Dat stadium zullen wij nooit bereiken. Ik kom daar nog op terug. Er zal altijd een flinke groep mensen zijn die niet reageren en die niet helemaal snappen waar het hier over gaat. Daar zit mijn punt. Ik blijf dit wetsvoorstel zien als een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie.

Ik zei zojuist dat een gift zich kenmerkt door intrinsieke vrijheid. Dat kun je vanuit persoonlijk ethisch perspectief vervelend vinden, misschien wel laks en onethisch, maar de keerzijde is dat de overheid naastenliefde gaat afdwingen ten koste van persoonlijke vrijheden.

Het wetsvoorstel betekent een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Zie de heldere voorlichting van de Raad van State: het wegnemen van organen zonder expliciete toestemming impliceert een inbreuk op het recht op lichamelijke integriteit van de donor. Juist de Eerste Kamer moet zich hiervan rekenschap geven. De onaantastbaarheid van het lichaam is dus een belangrijk goed. Niet voor niets is dit recht vastgelegd in artikel 11 van onze Grondwet. Op dit grondrecht kan inbreuk worden gemaakt, zo blijkt uit de grondwetsgeschiedenis en de jurisprudentie, als burgers daarvoor vrijwillig en geïnformeerd toestemming geven. Het wetsvoorstel brengt echter met zich dat als burgers geen actieve keuze maken, de overheid dit mag interpreteren als stilzwijgende toestemming voor orgaandonatie. Bezien vanuit artikel 11 van de Grondwet is dit een knap problematische redenering.

Dat aspect komt in alle scherpte naar boven nu we niet kunnen uitsluiten dat er mensen als donor worden geregistreerd die dit niet willen zijn. Het wetsvoorstel veronderstelt een samenleving van goed opgeleide en geïnformeerde autonome individuen. Dat is voor een substantieel deel echter fictie. Vorige week ging ik naar mijn kapper, hier vlakbij in de Chinese wijk; een zoon van immigranten uit Hongkong, die al 30 jaar in Nederland woont. De kapper, ik ben er vaker geweest, vroeg mij wat er politiek zoal speelde en ik noemde het wetsvoorstel orgaandonatie. Dat was het eerste wat mij te binnenschoot. Hij had niks meegekregen van de lopende discussie. Hij vond het helemaal niks dat de overheid zich bemoeide met zijn organen en hij vroeg hoe hij dit kon voorkomen. Ik zei in de gauwigheid dat hij dit via DigiD kon regelen. DigiD? Ook dat moest ik hem toen uitleggen. Hij gooide alle overheidsinformatie standaard in de prullenbak omdat hij die toch niet begreep.

En bovendien, zelfs als we spreken over goed opgeleide burgers, hoe geïnformeerd kunnen zij zijn over complexe technologische praktijken waarin de ontwikkelingen elkaar in hoog tempo opvolgen en telkens nieuwe morele dilemma's opdoemen? Ik noem hier slechts kennis omtrent het doodscriterium dat bij orgaandonatie wordt gehanteerd. Die criteria om de dood vast te stellen zijn ingewikkeld, maar blijken ook veranderlijk en vatbaar voor discussie. Het genoemde probleem dat mensen worden aangemerkt als donor terwijl zij dit niet willen, geldt in het bijzonder wilsonbekwamen of diegenen die simpelweg de betekenis van een donorformulier onvoldoende kunnen doorgronden. Dat betreft een grote groep mensen.

De initiatiefneemster erkent deze problematiek, maar erkent zij ook volmondig dat er dus geen sluitend systeem bestaat om deze negatieve consequentie van haar wetsvoorstel te neutraliseren?

De heer Don i (SP):

Ik kan voorbeelden geven van mensen die heel goed weten hoe het in elkaar zit. Het voorbeeld van uw kapper? Dat kan. Maar heeft die meneer niet gewoon ook de taak om de post te lezen die hij van de overheid krijgt? Ik kan ook al mijn post weggooien, maar dat heeft consequenties. Als ik mijn rekeningen weggooi, krijg ik een deurwaarder op bezoek. Waar ligt de verantwoordelijkheid van het individu ten opzichte van de overheid? Kunt u daar een antwoord op geven?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Daar wil ik graag op reageren. Dat mensen hun overheidspost ongeopend weggooien, is natuurlijk zeer ongewenst. Dat kun je ook dom vinden. Mijn collega Don weet echter nog veel beter dan ik dat er een grote groep mensen is die, al zouden zij die post openen en zich serieus buigen over de tekst, het niet begrijpen. We kennen allemaal de voorbeelden van laaggeletterdheid. Dat vind ik iets waarvan wij ons terdege rekenschap moeten geven. Juist omdat het gaat om zo'n persoonlijke zaak als orgaandonatie mogen wij niet de redenering hanteren: wie zwijgt stemt toe. Ik bepleit wat dat betreft inderdaad expliciete toestemming voor zo'n persoonlijk iets.

Mevrouw Bredenoord i (D66):

De heer Van Dijk vraagt aan de initiatiefnemer of het voorgestelde systeem wel sluitend is. Wil hij ook ingaan op de vraag of hij het huidige systeem sluitend vindt? Nu is van bijna negen miljoen Nederlanders de voorkeur bij de familie niet bekend. Dat betekent dat op een zeer moeilijk moment, namelijk na acuut overlijden, de familie moet beslissen. Dat zorgt ook voor behoorlijk wat moeilijkheden. Wilt u daar een reactie op geven?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Daar wil ik graag op reageren. Dat leidt tot heel moeilijke en emotionele toestanden. Dat is waar. De praktijk is heel vaak dat nabestaanden zeggen dat zij niet zeker weten wat hun overleden man, vrouw, vader of moeder precies wilde en dus zeggen zij maar nee. Dat is allemaal ongewenst. Het liefst zouden we allemaal duidelijkheid willen hebben. Ik kom dan toch weer terug op het fundament van dit wetsvoorstel. Juist omdat het om zo'n persoonlijke kwestie gaat, is de redenering wie zwijgt stemt toe wat mij betreft een brug te ver. Ik gaf al eerder aan dat het voor mensen een groot verschil maakt of zij impliciet toestemming aan hun nabestaanden geven om te besluiten over hun organen of dat zij dit in handen van een heel onpersoonlijke overheid leggen. Dat vind ik een wezenlijk verschil.

Ik had het over de problematiek van de groep mensen die geregistreerd kunnen worden als donor, terwijl zij dat eigenlijk niet willen zijn. Dat betreft een grote groep mensen. De initiatiefneemster erkent deze problematiek, maar erkent zij ook dat er geen sluitend systeem bestaat om deze negatieve consequentie van haar wetsvoorstel te neutraliseren? Zou het in haar ogen niet veel beter zijn als de gehele groep wilsonbekwamen buiten het bereik van het wetsvoorstel werd geplaatst? Vanwege het door de indienster gekozen beslissysteem is dit echter niet mogelijk. Erkent de indienster dat er dus ten aanzien van wilsonbekwamen en feitelijk onbekwamen een fundamentele wissel wordt omgezet?

Op dit punt voortbordurend: nabestaanden kunnen orgaandonatie tegenhouden als ze aannemelijk maken dat de registratie afwijkt van wat de betreffende persoon echt wilde. Hoe dit precies aannemelijk moet worden gemaakt, is echter redelijk vaag. Het mag niet te eenvoudig zijn, maar ook niet te ingewikkeld. Erkent de indienster dat dit tot zeer onverkwikkelijke situaties kan leiden, juist in een context waarin de nabestaanden zich in een emotioneel geladen, verdrietige situatie bevinden en de artsen onder tijdsdruk staan? Waarom zouden artsen het niet gewoon moeten accepteren als familieleden weigeren, ongeacht hun motivatie? Voor alle helderheid: het zal hierbij met name gaan om de categorie "geen bezwaar" omdat dat geen expliciete, maar een veronderstelde toestemming is.

Mede in het licht van het voorgaande leg ik de vinger bij de vermeende effectiviteit van het voorgestelde systeem. In de schriftelijke ronden zijn hieraan lange beschouwingen gewijd. Daaruit blijkt wel dat de effectiviteit van het voorstel geen uitgemaakte zaak is. Diverse evaluaties en onderzoeken onderstrepen dit. Erkent de indienster deze grote onzekerheid en erkent zij tevens dat bepaald niet valt uit te sluiten dat het nieuwe beslissysteem tot minder of tot nauwelijks meer orgaandonoren zal leiden?

Minister Borst (D66) zei in dit verband tijdens het al eerder genoemde Eerste Kamerdebat in 1996 het volgende over het geen-bezwaarsysteem, ik citeer haar: "Een dergelijk systeem" — dat is dus het geen-bezwaarsysteem — "waarin de wetgever onze solidariteit als het ware vooronderstelt, past naar mijn mening ook niet bij wat ik toch maar even noem onze volksaard. Wij willen wel helpen, maar niet als wij door de overheid voor het blok worden gezet. Alles overziende blijven wij van mening dat de relatie tussen een bezwaarsysteem en meer donoren, een relatie die door veel mensen als volstrekt onomstreden en glashard wordt betiteld, niet zo glashard is." Tot zover het citaat. Moeten wij deze waarschuwing van toenmalig minister Borst niet ter harte nemen? Graag ook een reactie van de minister hierop en ik zie met belangstelling uit naar de reactie op mijn vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van Dijk. Mevrouw Strik nog.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb toch nog één vraag aan de heer Van Dijk. Ik heb net al uitgesproken dat het mij enigszins verbaast dat de heer Van Dijk zich ontpopt tot pleitbezorger voor het individuele zelfbeschikkingsrecht. Je beschikt over je eigen lichaam, en niemand anders. Kan de heer Van Dijk misschien toch nog even ingaan op andere debatten, waarin wij een heel andere SGP horen zeggen dat het juist niet aan de persoon zelf is om te beslissen wat er met zijn of haar lichaam gebeurt? Ik doel natuurlijk onder andere op het euthanasiedebat. Misschien kan hij toch aangeven hoe die twee zich tot elkaar verhouden.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dat wil ik natuurlijk graag doen. Vergelijkingen zijn altijd lastig. In de eerste plaats vinden wij allemaal dat euthanasie niet louter een privézaak is. Niet voor niks hebben wij stevige wetgeving op dat terrein. Euthanasie mag niet, tenzij er wordt voldaan aan heel uitdrukkelijke voorwaarden en randvoorwaarden. Dat euthanasie niet louter een privézaak is, vindt de SGP, maar heel velen vinden dat met mij. Daarnaast, en daarom is vergelijken altijd lastig, hoop ik dat ik duidelijk heb gemaakt in mijn betoog dat orgaandonatie ontzettend mooi is, een daad van christelijke naastenliefde. Ik wil daar heel helder over zijn. Dus op geen enkele manier moet de overheid dat afremmen. Ze mag voorlichting geven, allemaal prima. Bij euthanasie zeggen wij: de overheid moet aan de kant van het leven staan. Daar zijn wij principieel tegen, maar dat is inderdaad een heel ander vlak. Het punt is hier dus niet of je voor of tegen orgaandonatie bent, maar hoever de verantwoordelijkheid van de overheid strekt. Mag zij toestemming veronderstellen waar die niet expliciet is gegeven? Dat is het hele punt, wat mij betreft.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat het dan toch meer is ingegeven door een soort moralisme dan door zelfbeschikking. Misschien kan ik die conclusie dan trekken?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Nou, ik moet eerlijk zeggen dat ik nu misschien niet helemaal vat wat mevrouw Strik bedoelt. Eigenlijk zeg ik het vrij zakelijk: het gaat mij hier om de vraag waar de overheid halt moet houden, hoe ver de rol van de overheid gaat. Dat is het. Dus moralisme en alles is niet het eerste wat dan bij mij opkomt.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Omdat meneer Van Dijk nu mede of vooral met het argument komt van de naastenliefde: orgaandonatie is juist iets heel belangrijks en daar staat de heer Van Dijk achter.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ja.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Terwijl het bij euthanasie natuurlijk ook gaat over zelfbeschikking en het beschikken over hoever je nog wilt gaan met je leven. Dus die twee zijn volgens mij wel vergelijkbaar: als je uitgaat van zelfbeschikking, dan zou je daarin één lijn moeten trekken. Maar de heer Van Dijk gaat hier juist heel verschillende redeneringen hanteren, wat bij dit wetsvoorstel, zo hoor ik, toch eerder neerkomt op: we zijn wel voor donatie en naastenliefde, maar we willen niet dat de overheid daarin een beslissing neemt.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter, dit nodigt uit tot heel lange essays, maar ik houd het toch maar even heel kort. Euthanasie is niet louter een privézaak en eigenlijk vinden wij dat allemaal. In die zin vind ik die vergelijking toch niet helemaal opgaan, terwijl het geven van organen bij uitstek een privézaak is, iets waar jijzelf persoonlijk over moet beslissen. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Ik geef het woord aan mevrouw Nooren.