Plenair Don bij voortzetting behandeling Actief donorregistratiesysteem



Verslag van de vergadering van 30 januari 2018 (2017/2018 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.37 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Don i (SP):

Voorzitter. Dank u wel dat ik het woord mag nemen.

Mijnheer Van Kesteren, ik kijk uit naar de samenwerking.

Vandaag spreken wij over de wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een Actief Donorregistratiesysteem. Omdat de Tweede Kamer in uiterst krappe meerderheid voor het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Dijkstra heeft gestemd, ligt het nu ter besluitvorming bij ons voor.

Namens de SP-fractie bedank ik mevrouw Dijkstra hartelijk voor haar inzet. Haar initiatiefwetsvoorstel tot invoering van een Actief Donorregistratiesysteem (ADR), vergroot de kans dat mensen die op de wachtlijst voor orgaantransplantatie staan eerder worden geholpen, en zo veel menselijk leed vermindert.

Invoering van deze wet leidt ertoe dat meer mensen zich expliciet uitspreken of ze al dan niet orgaandonor willen zijn. Nu hebben bijna 9 miljoen Nederlanders dat nog niet gedaan, terwijl het aantal mensen dat orgaan- of weefseldonor wil zijn beduidend groter is dan het aantal mensen dat zich tot nu daarvoor heeft geregistreerd. Dit blijkt uit verschillende onderzoeken en uit de praktijk in andere Europese landen.

Volgens het ministerie van VWS is in Nederland postmortale orgaandonatie evident lager dan in de meeste andere Europese landen. Dit heeft tot gevolg dat bij ons verhoudingsgewijs meer mensen langer moeten wachten op een voor hen essentieel orgaan. Ook overlijden er hierdoor verhoudingsgewijs meer mensen die op een wachtlijst staan voor orgaandonatie.

Onder de huidige Donorwet geldt dat alleen bij een expliciete aanmelding als donor, donatie na overlijden mogelijk is. Indien er geen expliciete toestemming is, kan aan de familie worden gevraagd om toestemming. Zonder donorregistratie en zonder toestemming van de familie is orgaandonatie na overlijden nu niet mogelijk.

In het voorgestelde systeem van Actieve Donorregistratie, wordt iedereen boven de 18 jaar uitgenodigd om een keus te maken. Deze keuzes zijn dezelfde bij het huidige toestemmingssysteem. Men kent ze:

ik geef toestemming;

ik geef geen toestemming;

mijn nabestaanden beslissen;

een specifieke persoon beslist.

Echter, degenen die dus geen keuze maken, zullen worden geregistreerd als zijnde "geen bezwaar hebbende" tegen orgaandonatie. "Wie zwijgt, stemt toe", in plaats van het nu geldende "wie zwijgt, stemt niet toe". Het bijzondere van het expliciete stemrecht is dat op elk moment de keuze kan worden bijgesteld en veranderd.

Aan het begin van mijn inbreng is het overigens goed om aan te geven waar we het vandaag niet over gaan hebben:

niet over orgaantransplantatie als zodanig;

niet over toekomstige ontwikkelingen, zoals het kweken van organen;

en niet over het hersendoodprotocol.

Stuk voor stuk echter wel belangrijke onderwerpen, die de komende jaren zeker onderwerp van discussie blijven, ook in deze Kamer. Maar wat ons betreft niet nu in dit debat.

Mijn partij is sinds lang een gekend voorstander van een aanpassing van het systeem van orgaandonatieregistratie. Al in 2002 diende Agnes Kant namens de SP een motie in voor de invoering van een geen-bezwaarsysteem. Haar motie, gesteund door D66, Leefbaar Nederland en de SP haalde het echter niet. In 2005 diende zij, nu ook namens D66, ChristenUnie, PvdA, GroenLinks, LPF en de groep Lazrak, een motie in waarin zij pleitte voor invoering van een Actief Donorregistratiesysteem, naar aanleiding van de tweede evaluatie van de Wet op de orgaandonatie. Uit de evaluatie bleek het voortdurende tekort aan postmortale donororganen, ondanks verschillende maatregelen om het aantal geregistreerde donoren te laten toenemen. Deze motie kreeg aanzienlijk meer steun, maar haalde het uiteindelijk ook niet.

Vandaag, 13 jaar later, is er inmiddels wel een meerderheid in de Tweede Kamer voor invoering van een ADR omdat er nog steeds een gebrek is aan donoren. Het spreekt voor zich dat mijn fractie het voorliggende initiatiefwetsvoorstel ook vandaag steunt. Daarbij verhul ik niet dat we in onze fractie intensieve gesprekken hebben gevoerd. Samen erkennen wij dat ook na invoering van een ADR, er nog lange tijd een tekort zal blijven aan donatieorganen. En samen erkennen wij dat het onbevredigend blijft als veel mensen bij leven geen expliciete keuze maken of ze wel of niet orgaandonor na overlijden willen zijn. Als fractie vinden we dat er alles aan moet worden gedaan om zo veel mogelijk burgers te motiveren daadwerkelijk gebruik te maken van het nu aan hen gegeven stemrecht over hun eigen orgaandonatiebereidheid. Het is altijd beter zelf te kiezen, dan dat er voor je gekozen wordt. Dat geldt ongeacht welk stelsel van registratie er wordt gehanteerd.

Het voorstel is om het huidige toestemmingssysteem om te zetten naar een vorm van een geenbezwaarsysteem, de Actieve Donorregistratie. Van opt-in naar opt-out, waarbij echter toestemming niet zonder meer wordt verondersteld, zoals in een aantal andere Europese landen wel het geval is. Met een ADR wordt iedereen boven de 18 jaar uitgenodigd een keus te maken. Ingezetenen die geen keuze maken, worden geregistreerd als "geen bezwaar hebbende" tegen orgaandonatie na overlijden. De standaardinstelling verandert dus. Nu nog ligt deze beslissing bij de familie. Bij invoering van een ADR is niet kiezen bij leven een impliciete keus voor orgaandonatie na overlijden. Niet kiezen heeft dus in het huidige, maar ook in het beoogde orgaandonatiesysteem altijd een gevolg. Ik kom hier later op terug.

De redenering van de initiatiefneemster om deze registratiewijziging voor te stellen, is duidelijk. Het aantal postmortale donororganen blijft achter bij de behoefte. Vier van de vijf belangrijke aanbevelingen uit het Masterplan Orgaandonatie zijn inmiddels doorgevoerd, te weten de verdere kwaliteitsverbetering in ziekenhuizen, een positieve, meer op de inhoud gerichte voorlichting aan burgers, aandacht voor donatie bij leven en monitoring van de effecten. Deze verbeteringen hebben helaas niet geleid tot het gewenste resultaat van minimaal 800 postmortale donaties. Over het jaar 2017 waren het er maar 705. Bijna 9 miljoen Nederlanders hebben geen donatiekeus kenbaar gemaakt, terwijl een meerderheid blijkens verschillende opinieonderzoeken wel positief staat tegenover het doneren van organen na overlijden.

De laatste aanbeveling van het masterplan, het introduceren van een Actieve Donorregistratie, is niet uitgevoerd.

De heer Ton van Kesteren i (PVV):

Voorzitter. De heer Don zegt: iedereen moet zelf kunnen kiezen, dat is beter. Maar stel dat het de keus van iemand is om niet te kiezen. Is dat voor u geen keus? U zegt dat niet kiezen gevolgen heeft. Dat klopt niet als u zegt dat iedereen zelf een keus moet kunnen maken. Niet kiezen is ook een eigen keus.

De heer Don (SP):

Niet kiezen bestaat niet. Naar welke omstandigheid je ook kijkt, ook in het huidige systeem, als je nu niet kiest, dan kies je ervoor om de donatiebeslissing, de toestemming die daarvoor moet worden gegeven, bij je familie te laten. Dus niet kiezen heeft altijd een consequentie. Als je niet kiest, dan is er ook in het huidige systeem een keus gemaakt.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Een laatste vraag. Maakt u wel eens in uw leven mee dat u geen keus kunt maken en dat dat uw keus is?

De heer Don (SP):

Ik maak regelmatig mee dat ik geen keuzen maak, maar geen keuze maken in een bepaalde situatie heeft dan wel een consequentie. Die consequentie zou je dan wel op een of andere manier moeten dragen.

De heer Koffeman i (PvdD):

Ik wil collega Don vragen naar de opmerking dat het maken van geen keuze ook consequenties heeft. Dat is in de huidige situatie ook zo. Vandaag was er een deskundige op de radio die zei dat op dit moment 9 miljoen mensen geen keuze hebben gemaakt en dat ongeveer 30% van de nabestaanden besluit om toch positief ten opzichte van donatie te staan. Maar er zou onderzoek zijn waaruit blijkt dat als je ADR invoert, die 30% voor twee derde zou kunnen slinken. Heeft die overweging een rol gespeeld bij uw keuze?

De heer Don (SP):

Dan is het een onderzoeker. Er zijn verschillende onderzoekers die verschillende resultaten produceren. U zegt eigenlijk: als we een ADR kiezen, zou dat weleens negatieve consequenties kunnen hebben op de reactie van de familie. Ik weet het niet. Ik zeg het maar eerlijk. Ik ken het onderzoek niet. U refereert aan de radio. Ik ken het niet.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is begrijpelijk, maar het punt is dat er op dit moment onderzoeken zijn die zeggen dat het aantal donoren zal toenemen en onderzoeken die zeggen dat het aantal donoren zal afnemen. De vraag is of je via wetgeving moet kijken hoe het kwartje rolt of dat je eerst meer zekerheid zal moeten hebben alvorens je die wetgeving invoert. Hoe denkt de heer Don daarover?

De heer Don (SP):

U heeft mij net al iets horen zeggen over het Masterplan Orgaandonatie. Het masterplan had vijf aandachtspunten. Vier daarvan zijn doorgevoerd. Die vier worden nog steeds doorgevoerd en er vindt nog elke keer herziening op plaats. Elke keer zie je dat er verbetering van het huidige systeem plaatsvindt, maar desondanks blijven de mensen op dit moment op een wachtlijst staan en desondanks wordt de gestelde ambitie niet gehaald. Je kunt natuurlijk wel kijken: goh, er kan hier een beetje bij en daar een beetje bij. Maar zoals ik er nu naar kijk, is mijn conclusie toch dat we een volgende stap moeten zetten.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik begrijp dus goed uit de woorden van de heer Don dat hij ook ziet dat we in een onderzoeksfase zitten, misschien wel meer dan in een wetgevingsfase?

De heer Don (SP):

Nee, dat hoort u mij niet zeggen. U hoort mij duidelijk uitspreken dat we op dit moment in de fase terechtkomen dat we een beslissing moeten nemen over de toekomst van het systeem. Wat ons betreft, is die beslissing: kies voor een volgende stap.

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Op dit punt voortgaand. De meerwaarde van de SP-fractie — dat meen ik heel serieus — zit heel vaak juist daarin dat ze oog heeft voor die hele groep mensen aan de onderkant van de samenleving. Ik bedoel dat niet denigrerend, maar het gaat om die grote groep, laaggeletterd, wilsonbekwaam, feitelijk onbekwaam, die gewoon geen drie zinnen overheidsinformatie tot zich kan nemen. Het is juist de kracht van uw fractie om de ogen daarvoor te openen. Nu zegt u eigenlijk met zoveel woorden: het is heel erg jammer voor die hele grote groep mensen, maar als ze niks laten horen en blijkbaar niet tot een keuze kunnen komen, melden we ze automatisch aan voor orgaandonatie. Zoiets persoonlijks. Hoe kan de SP dat voor haar rekening nemen?

De heer Don (SP):

Ik stel voor dat u mijn betoog afwacht en straks met de vraag terugkomt. Nu ben ik kwijt waar ik begonnen ben. Ik begin maar weer ergens bij een alinea.

Er bestaat nu een wachtlijst van 1.100 mensen. Elk jaar overlijden er ongeveer 150 mensen die op deze wachtlijst staan omdat voor hen niet op tijd een donororgaan ter beschikking is gekomen. Jaarlijks worden er 100 mensen van de wachtlijst afgehaald door hun ernstig verslechterde conditie, waardoor ze niet meer transplantabel zijn.

De wachtlijst levert nog een ander negatief effect op. Het aantal illegaal verkregen donororganen neemt internationaal gezien toe. Dat is een uiterst verwerpelijke ontwikkeling. Mag ik de regering vragen of ons land op korte termijn de Europese conventie uit 2015 van de Raad van Europa tegen de handel in menselijke organen gaat tekenen? Waarom is dit eigenlijk nog niet gebeurd? Hoe schat de minister de omvang in van de groep Nederlanders die gebruikmaken van illegale orgaantransplantaties?

Op basis van de huidige Wet op de orgaandonatie legt de arts de vraag over donatie aan de familie voor als de overledene geen expliciete keuze voor het donorschap heeft gemaakt. Dit is een voor de familie uiterst ingrijpende vraag op een uiterst moeilijk moment. Families vinden het in algemene zin moeilijk en zwaar om de donatievraag in de eerste overlijdensfase te krijgen. Gevolg is dat in 70% van de gevallen de familie negatief reageert op de vraag. ADR heeft ook zo'n consequentie. Als je bij leven niet expliciet kiest, wordt er na overlijden voor jou gekozen. Overigens: als je wel hebt gekozen, kan je na overlijden toch nog overruled worden door je eigen familie, als die aannemelijk maakt dat de geregistreerde keus toch echt anders is dan de wens van de overledene. Dat "aannemelijk maken" blijft een moeilijk te grijpen begrip binnen de context van het voorliggende wetsvoorstel. Mag ik mevrouw Dijkstra vragen daarover nog wat nadere toelichting te geven, ook ten aanzien van de positie van de arts?

De uitneemarts zal altijd rekening houden met de mening van de familie, zo maakte meneer Farid Abdo duidelijk tijdens de deskundigenbijeenkomst in deze Kamer. Betekent dit dat de familie tegen orgaandonatie van een overledene kan zijn en dat er dan geen uitname van organen plaatsvindt?

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Waar heeft de heer Don in het wetsvoorstel gelezen dat de familie nog een stem heeft?

De heer Don (SP):

U hoort mij refereren aan de uitspraak van meneer Abdo, die ons dat heeft verteld, maar in het wetsvoorstel heb ik dat niet met zoveel woorden gevonden. Ook de vragen die we daarover hebben gesteld, staan daar niet in. Maar dat was uw opmerking zonet ook. Wij vragen dus aan mevrouw Dijkstra om het begrip "aannemelijk maken" nog een keer toe te lichten om daarmee misschien ook wat handvaten voor de praktijk te geven.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Even voor de zuiverheid van de discussie: het artikel over aannemelijk maken gaat over de situatie dat mensen willen afwijken van de potentiële wens van de donor als die toegestemd heeft of de veronderstelde toestemming van iemand die zich niet geregistreerd heeft. Waar artsen over spreken, gaat over de situatie dat mensen ernstige bezwaren hebben, los van de wens die de persoon opgenomen heeft in het register.

De heer Don (SP):

Ik wil daar toch nog even een korte reactie op geven. Ik heb begrepen dat in de huidige situatie de donatievraag bij geen keus bij de familie komt. Die moet dan ja of zee zeggen. Die heeft dan ook een soort plicht om daarop te reageren. In de toekomstige situatie, waarin als het ware een keus is gemaakt, expliciet of impliciet, stuurt dat natuurlijk wel het gesprek tussen de arts en de familie. Ik heb uit de praktijk begrepen dat er eigenlijk al een veronderstelde keus ligt, expliciet of impliciet, en dat het gesprek daardoor een stuk makkelijker wordt. Door de professionals wordt aangegeven dat ze dan de vraag stellen: betrokkene is overleden, er is een actieve registratie of niet, maar past de beslissing die in het systeem staat, impliciet of expliciet, wel in de levenslijn van betrokkene? Die kaders zijn, zo heb ik begrepen, op dit moment geregeld in de professionele standaard.

De voorzitter:

Mevrouw Nooren, tot slot.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Twee vragen daarover. Betekent dit dat de SP-fractie vindt dat als mensen hun wil niet uitspreken, het altijd een impliciete toestemming voor donatie? Vindt de SP-fractie dat ernstige bezwaren van de familie er dan niet toe doen?

De heer Don (SP):

Nee, dat hoort u mij niet zeggen. Je kunt dan navragen hoe het in die situatie zit. Wij hebben een praktijk — ik heb er net iets over verteld — die zich heeft georganiseerd volgens een professionele standaard. Onze vraag is of je boven die praktijk niet een soort normenkader zou moeten hebben. In die hoek zit mijn vraag.

Ik heb nog een ander punt voor u, mevrouw Nooren. Om het wat complexer te maken: ik heb bewust gekozen om mij niet te registreren en het "geen bezwaar" daarmee te accepteren en ik praat er niet over met mijn familie. Dan heb je een omgekeerde situatie, waarin de vraag bij mijn familie komt terwijl ik zelf bij leven iets heb gedaan. Dan is de vraag natuurlijk: waarom heb je er niet met de familie over gecommuniceerd, waarom ben je er niet helder over geweest? Toch komt dan die vraag bij de familie te liggen. Dat is dan ook een gegeven.

Mevrouw Martens i (CDA):

De heer Don zegt: ik weet niet precies hoe het zit, maar ik heb het zo begrepen dat de arts gaat overleggen. Hij noemde ook een voorbeeld. De wet bepaalt — dat staat ook in de memorie van antwoord — dat de arts de familie alleen maar hoeft te informeren over de registratie en dat de arts niet in overleg hoeft te gaan met de familie, maar dat de familie wel de mogelijkheid heeft om het aannemelijk te maken. De suggestie dat de wet bepaalt dat de arts in overleg gaat, is onjuist. Wel juist is dat één arts, namelijk de heer Farid Abdo, heeft gezegd: wij doen dat altijd wel, want wij als artsen willen dat niet. Maar een probleem van de wet is dat de nabestaanden daarmee geen officiële rol meer hebben. Je bent dus afhankelijk van de arts en hoe die daarmee omgaat. Dat is precies de kritiek van de Raad van State.

De heer Don (SP):

U legt mij een paar woorden in de mond, die ik niet heb gezegd. Ik heb het woord "wet" niet in de mond genomen, dat was mevrouw Nooren. Ik heb het gehad over het begrip "aannemelijk maken". U geeft aan dat u het niet precies weet. Wat ik weet, heb ik begrepen vanuit de beroepsgroep. Ik herhaal mijn vraag aan mevrouw Dijkstra.

De voorzitter:

Mevrouw Martens wil nog even het woord.

Mevrouw Martens (CDA):

Is de heer Don het dan wel met mij eens dat de wet het niet zo voorschrijft? U heeft het begrepen van deskundigen, maar het staat als zodanig niet in de wet.

De heer Don (SP):

Dat heb ik erkend aan mevrouw Nooren. Het staat niet als zodanig in de wet geschreven. We hebben wel een beroepspraktijk met een professionele standaard en die heb ik aangehaald. Mijn vraag gaat over het aannemelijk maken. Ik wil mevrouw Dijkstra om nadere toelichting vragen over de positie van de patiënt en de arts. Ik mag verdergaan, neem ik aan, voorzitter.

Vindt er geen uitname van organen plaats wanneer de familie tegen orgaandonatie van het overleden familielid is? Gezien deze en de eerder gestelde vragen denk ik dat overwogen moet worden om het begrip "aannemelijk maken" beter te definiëren, opdat zowel de familie alsook de arts beter zullen weten waar ze aan toe zijn.

Ik keer terug naar het hoofdspoor met de vraag naar balans tussen de beoogde standaardinstelling en de consequenties van de standaardinstelling. De beantwoording van deze vraag heeft voor de huidige Wet op de orgaandonatie in dit verband geen functie, maar wel voor het initiatiefwetsvoorstel. Deze vraag van balans hebben wij binnen onze fractie vanuit drie perspectieven bekeken. Ik bespreek deze kort. Beginnend met de morele kant van dit initiatiefwetsvoorstel. Je vraagt als overheid wat van je ingezetenen met deze wetsaanpassing. Niet reageren, bij leven, op de oproep van de overheid om je keus te maken, betekent potentieel donor worden na overlijden. Dwingt de overheid mensen hiermee tot een keuze? Het kan wel zo voelen, maar toch is het niet zo. Er geldt wel: als je niet kiest, wordt er voor je gekozen. Maar zo hebben we wel meer kwesties geregeld, tot en met het stemrecht bij verkiezingen. Als je daar niet stemt, telt jouw stem niet mee bij het verdelen van zetels. De verdeling gebeurt dan zonder jou. Je zult je bewust dienen te zijn van de voorgestelde standaardinstelling.

Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid getiteld Weten is nog geen doen — het is al een paar keer genoemd — wil ik dit verband kort aanhalen ten aanzien van de in dit rapport gehanteerde begrippen "denkvermogen" en "doenvermogen". Iets bedenken wil nog niet zeggen dat je het bedachte ook in daden omzet. Dit rapport is geschreven vanuit een perspectief van zelfredzaamheid. De opmerking om rekening te houden met de verschillen in mentale vermogens van mensen, is een belangrijk advies uit dit rapport richting de overheid. Ook een ander advies is belangrijk: help burgers met hun keuzes door goed na te denken over de wijze waarop keuzes gemaakt kunnen worden. Hiervoor wordt het dure woord "keuzearchitectuur" gebruikt. Het voorliggende wetsvoorstel stuurt de burgers in de richting van een keuze, zoals ook het huidige systeem ons stuurt. Het gaat daarbij om de reden met de daarbij behorende onderbouwing.

We hebben in het kader van de balans ook gesproken over de juridische kant van de zaak. Artikel 11 van de Grondwet en onder andere artikel 8 van het EVRM zijn belangrijke artikelen rondom de bescherming van de lichamelijke integriteit. De lichamelijke integriteit kan doorbroken worden met een wettelijk kader. Het initiatiefwetsvoorstel past hierin. In dit verband hebben wij met interesse de notitie van professor Buijsen gelezen, ten behoeve van de deskundigenbijeenkomsten. Volgens hem zijn artikel 11 en artikel 22 van onze Grondwet belangrijk om de menselijke waardigheid als begrip in onze samenleving vorm te geven. De bescherming van de lichamelijke integriteit, als klassiek grondrecht, van de potentiële orgaandonoren wordt in balans gebracht met het sociale grondrecht. Deze juridische afweging is dus geen exacte wetenschap, maar gebaseerd op een inschatting en interpretatie van hetgeen voorligt. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich ten opzichte van de vrijheid van godsdienst, vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet? Plaats je mensen wier geloof orgaandonatie verbiedt niet in een onmogelijke positie? Graag een antwoord van mevrouw Dijkstra.

Het laatste perspectief betreft de uitvoerbaarheid en de praktische implicaties van het voorstel. Voor die mensen die de beoogde informatie voortkomend uit het initiatiefwetsvoorstel goed kunnen verwerken, is het relatief eenvoudig. Maak een keuze en registreer die. En als je geen keus maakt, realiseer je je dan de consequentie hiervan. Maar hoe ligt dit voor burgers die deze informatie niet kunnen verwerken of daar geen weet van hebben? Mevrouw Dijkstra, geholpen door de motie-Van Gerven, heeft hierover uitgebreid nagedacht en antwoorden gegeven op vragen vanuit deze Kamer over hoe deze mensen het beste kunnen worden geïnformeerd. Maar er is altijd een restgroep, die je niet goed bereikt, hoe goed je als overheid ook je best doet. Dit is niet alleen de groep van wilsonbekwamen. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor de overheid dan? Ook op deze vraag graag een antwoord van mevrouw Dijkstra.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Worden volgens de SP mensen die een bepaalde religie of ideologie aanhangen en op grond daarvan geen keuze kunnen maken of tot een keuze kunnen komen, gedwongen tot een keuze of geldt er "gelijke monniken, gelijke kappen"?

De heer Don (SP):

Wilt u de vraag herhalen, meneer Van Kesteren?

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Hiervoor heb ik het met u over keuzes gehad. Er zijn mensen die een bepaalde religie of ideologie aanhangen en op basis daarvan geen keuze kunnen maken. Dat is voor hen een belangrijke keuze, die u ontkent. Stel dat we hiermee te maken krijgen — dat zal ongetwijfeld gebeuren — valt deze groep mensen dan buiten deze wet of staat u op het standpunt van "gelijke monniken, gelijke kappen"?

De heer Don (SP):

Nee, die valt niet buiten de reikwijdte van deze wetten. Het is wel een thema. Ik word voor het stellen van vragen gevoed vanuit mijn achterban en in dit geval ben ik nieuwsgierig naar hoe de initiatiefneemster tegen zo'n soort dilemma aankijkt. In principe geldt voor ons dat dit een wet is die voor elke Nederlander geldt.

De voorzitter:

De heer Van Kesteren, tot slot.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Dus de SP, voorzitter, staat op het standpunt dat mensen die vanuit een liberale gedachte of vanuit een religie of een andere achtergrond, geen keuze willen maken, daartoe moeten worden gedwongen.

De heer Don (SP):

Dat vind ik weer te kort door de bocht. Deze wet dwingt niet, maar roept op om een keuze te maken. Als mensen geen keuze willen maken, is het heel eenvoudig: vul "nee" in.

De heer Ton van Kesteren (PVV):

Geen keuze kunnen maken is ook een keuze en ik constateer dat wij hierover niet tot elkaar komen.

De voorzitter:

Meneer Van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u, voorzitter. De heer Don sprak in de laatste zinnen van zijn betoog over de restgroep, die je altijd zal houden, wat de overheid ook uit de kast haalt om mensen te bereiken. De mensen uit deze groep begrijpen het niet en kunnen deze keuze niet maken. Ik begrijp dat u de vraag naar de restgroep bij mevrouw Dijkstra neerlegt. Dat is een aantrekkelijke route, dat begrijp ik, maar ik ben ook benieuwd hoe de SP tegen deze restgroep aankijkt. Wat vindt u aanvaardbaar als dit een groep van een half miljoen mensen is? Zegt u dan: toe maar, wij registreren ze als donor? Hoe gaat u met die restgroep om?

De heer Don (SP):

Daarop gaan wij in tweede termijn terugkomen. Uiteindelijk stel ik de vraag nu aan mevrouw Dijkstra, want ik wil graag haar visie hierover horen. Ik kom zo nog met een stukje betoog waarin ik in de vorm van een vraag nog een handreiking doe. We komen erop terug.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ik sluit niet uit dat ik u blijf volgen met deze vraag.

De heer Don (SP):

Dat verwachtte ik al, meneer Van Dijk.

De voorzitter:

Via de voorzitter.

De heer Don (SP):

Ik moet streepjes zetten als ik stop. We weten dat mensen lang en vaak vergeefs wachten op een donororgaan. We weten dat orgaandonatie door de meeste mensen aanvaard wordt als middel om mensenlevens te verlengen of mensen anderszins een beter leven te geven. We weten dat de meeste mensen in ons land de voorkeur geven aan het nieuwe ADR boven het geldende systeem. Maar we weten ook dat expliciet vragen om een keus niet in alle gevallen zal leiden tot een expliciet antwoord. Het blijft onbevredigend dat mensen geen keus maken bij leven, zodat er voor hen een keus wordt gemaakt na overlijden. Maar we horen mensen wel zo eerlijk en duidelijk mogelijk te vertellen dat niet kiezen in de praktijk ook kiezen betekent.

Wij denken dat het daarom wenselijk is om na invoering van ADR aan alle zorgverzekeraars de verplichting op te leggen om hun verzekerden jaarlijks expliciet te wijzen op de mogelijkheid en de wenselijkheid dat iedereen een keuze maakt inzake orgaandonatie na overlijden. Dit in aanvulling op de momenten waarop burgers nu al gewezen worden op de mogelijkheid van registratie van hun positie inzake postmortale orgaandonatie. We zijn ervan overtuigd dat hoe meer mensen begrijpen hoe belangrijk het is om ten minste na te denken over hoe je op deze manier echt iets voor een ander kunt doen, hoe positiever de resultaten op termijn zullen zijn. Ik wil graag namens mijn fractie een toezegging van de minister en de initiatiefnemer op dit voor ons belangrijke punt.

Ten slotte. Ondanks campagnes, verbeterde werkwijzen, trainingen van het medische personeel en logistieke verbeteringen is er nog steeds een tekort aan donoren. Nieuwe medische alternatieven zullen worden ontwikkeld. Wellicht gaan wij in de toekomst organen printen, maar de situatie is nu nijpend. Er sterven nu mensen die op een wachtlijst staan. Voor wat mijn fractie betreft is dat de belangrijkste reden om nu de standaardinstelling van de Wet op de orgaandonatie te veranderen en over te gaan tot een Actieve Donorregistratie. De vrijblijvendheid in de huidige Wet op de orgaandonatie laat zien dat te veel burgers de keus nog niet maken en daarmee de verantwoordelijkheid bij hun familie neerleggen.

Iets doen voor een ander met het besef dat we allemaal in een situatie terecht kunnen komen waardoor wij plotseling de ander zijn, als fractie zien wij dat als de kern van deze discussie. Voor mijn fractie betekent dit wetsvoorstel een concrete invulling van het begrip "solidariteit". Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat iedereen hier die een andere afweging maakt vanzelfsprekend op ons volle respect kan rekenen. Dat betekent ook dat we goede notie nemen van alles wat door de collega's hier wordt gezegd over dit uiterst gevoelige onderwerp. Vanzelfsprekend kijk ik ook uit naar de beantwoording van de vragen door mevrouw Dijkstra en de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Don. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.