Debat verbod gezichtsbedekkende kleding



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 12 juni met minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de wet Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding.

Voorgesteld wordt een wettelijk verbod in te stellen op het dragen van kleding die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, of onherkenbaar maakt, in onderwijsinstellingen, het openbaar vervoer, overheidsinstellingen en zorginstellingen.

Tijdens het debat diende SGP-senator Peter Schalk een motie in waarin hij de regering verzoekt de wenselijkheid te onderzoeken om gezichtsbedekkende kleding, zoals maskers, bivakmutsen, integraalhelmen en dergelijke, in zijn algemeenheid te verbieden bij manifestaties en demonstraties, tenzij er sprake is van een specifieke reden dit wel toe te staan. Minister Ollongren suggereerde Schalk de motie aan te houden in afwachting van een brief die de minister naar de Tweede Kamer stuurt. Schalk zei over haar suggestie na te zullen denken. 

De Eerst Kamer stemt dinsdag 19 juni a.s. over het wetsvoorstel.

Impressie eerste termijn Kamer

Senator Van Hattem (PVV) herhaalde de argumenten waarmee tien jaar geleden voor het eerst over een verbod werd gesproken: het dragen van een boerka staat haaks op de moderne tijd, belemmert de emancipatie van vrouwen en de integratie in de Nederlandse samenleving. Tot slot was het argument dat het een onveiligheidgevoel oplevert. Deze argumenten staan nog steeds overeind, aldus Van Hattem. De PVV-fractie ziet het voorstel als een compromis, maar een noodzakelijk compromis, omdat het een algemeen karakter heeft en beperkt is tot specifieke plekken. Hij vroeg de minister waarom de beantwoording van de schriftelijke vragen zo lang duurde, terwijl het wetsvoorstel spoedeisend is. De PVV-senator betoogde dat niet voor niets steeds meer landen een boerkaverbod instellen. Het Deense verbod van vorige week strekt zich ook uit tot de openbare weg. Van Hattem vroeg de minister waarom Nederland deze stap nog niet wil zetten. Volgens hem is het dragen van de boerka een signaal van het accepteren van vrouwenonderdrukking en islamisering van de samenleving. Van Hattem zei dat veel islamitische organisaties en moskeeën ondersteunen en faciliteren dat vrouwen de boerka dragen. Volgens hem heeft geen enkele islamitische organisatie in Nederland afstand genomen van het dragen van de boerka. Tot besluit wilde van Hattem weten of de minister kan aangeven op welke termijn het wetsvoorstel kan worden ingevoerd. Wat hem betreft is snelle invoering noodzakelijk.

Senator Nooren (PvdA) betoogde dat de PvdA-fractie het belangrijk vindt dat mensen elkaar kunnen aankijken. Volgens haar bestaat er geen enkele twijfel dat op sommige plekken oogcontact nodig is om werkzaamheden goed uit te kunnen voeren, zoals in het onderwijs en de zorg. Wat Nooren betreft ligt de vraag voor of er daadwerkelijk wetgeving nodig is om dit te regelen. De PvdA streeft naar gelijke kansen en mogelijkheden, wie je ook bent en wat je ook doet. Het wetsvoorstel is daarop een inbreuk, aldus Nooren. Volgens haar wordt de kwaliteit van de dienstverlening nu al geborgd omdat in de praktijk de gezichtsbedekkende kleding af gaat wanneer dat nodig is. Nooren vroeg de minister of inperking van fundamentele vrijheden noodzakelijk is om de openbare veiligheid te kunnen waarborgen. Ook wilde zij van de minister weten hoeveel mensen een boerka of niqab dragen. Uitgaande van het veelgenoemde getal 400, stelde de PvdA-senator dat niet veel openbare gelegenheden dan te maken zullen hebben met mensen met gezichtbedekkende kleding. Ze vroeg de minister of er geen andere manieren zijn om gevoel het gevoel van veiligheid te versterken. Zelf noemde zij als voorbeeld meer en betere straatverlichting. Volgens de PvdA is er onvoldoende grond voor het aantasten van de fundamentele vrijheden. Nooren vroeg de minister of dit wetsvoorstel wel de gewenste helderheid biedt en of het wetsvoorstel geen averechts effect kan hebben. Ook wilde zij weten wat er precies verandert wanneer dit wetsvoorstel wordt ingevoerd als organisaties niet verplicht zijn de wet te handhaven.

Senator De Graaf (D66) stelde dat wetgeving een kostbaar instrument is, dat in een democratische rechtsstaat de bevoegdheid en het gezag van de overheid markeert om met medewerking en instemming van de volksvertegenwoordiging rechten te verschaffen en normen en verplichtingen op te leggen aan de burgers en de gehele samenleving. Volgens De Graaf dienen regering en volksvertegenwoordiging verantwoord met dat kostbare instrument om te gaan, juist in het belang van die burgers en om te voorkomen dat het instrument bot wordt in bereik, effectiviteit en acceptatie. De D66-fractie is niet overtuigd van de wenselijkheid en het nut van het wetsvoorstel. Volgens de fractie is er sprake van symboolwetgeving die een probleem poogt op te lossen dat geen probleem lijkt te zijn en een overtrokken antwoord vormt op een even overtrokken maatschappelijke discussie van enige jaren geleden over boerka's en niqabs in de openbare ruimte. Hij gaf wel aan dat in de D66-fractie bestaat een zekere weerzin tegen de boerka die zij zien dan als een perceptie van vrouwelijke onderdanigheid en als een beperking om deel te nemen aan de samenleving. Om wetgeving te overwegen moet er wel sprake zijn van een reëel maatschappelijk probleem, aldus De Graaf. Als er al sprake zou zijn van een reëel probleem, dan is - zo zei de D66-senator - de vraag of een verbod door de wetgever nodig is. Het kan immers al worden opgelost zonder wettelijke interventie. De Graaf vroeg de minister of wel sprake is van rechtsonzekerheid. Ook wilde hij weten of de minister met hem van oordeel is dat proportionaliteit en subsidiariteit onder druk komen te staan en dat niet kan worden gezegd dat het doel dit middel rechtvaardigt en dat er geen andere, minder ingrijpende maatregelen voorhanden zijn.

Volgens senator Lintmeijer (GroenLinks) geeft dit wetsvoorstel een beperkte oplossing voor een beperkt probleem. Volgens GroenLinks  is er een emancipatievraagstuk dat moet worden opgelost. Lintmeijer vroeg de minister of de noodzaak urgent en onvermijdelijk is. Sectoren hebben aangegeven dit vraagstuk ook zelf te kunnen oplossen, gaf hij aan.  Wat betreft het argument van  veiligheid, wees hij op het besluit van de coalitie over het oudejaarsvuurwerk. Lintmeijer vroeg de minister waarom het kabinet voor wetgeving kiest die maar een paar sectoren raakt, als er daadwerkelijk sprake zou zijn van onveiligheid en gebrekkige dienstverlening door de boerka. Ook vroeg hij de minister naar de handhaafbaarheid. De gezichtsbedekkende kleding geeft de GroenLinks-fractie soms een ongemakkelijk gevoel. Maar om andere redenen, het kan ook een onvrijwillig opgelegd ritueel zijn dat voortkomt uit de ongelijke positie van vrouwen, aldus Lintmeijer. Voor de GroenLinks-fractie is de kern van het emancipatievraagstuk: hoe zorgen dat met name vrouwen die door specifieke religieuze regels worden beperkt zich kunnen emanciperen en hun eigen keuzes kunnen maken in de manier waarop zij aan onze open samenleving deelnemen? GroenLinks verdedigt de vrijheid van religie, maar komt ook op voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en mannen, aldus Lintmeijer. Hij ziet daar een spanningsveld. Tot besluit vroeg hij de minister of zij bereid is een evaluatie te organiseren gericht op de vraag of vrouwen meer aan het openbare leven gaan deelnemen of zich daarvan juist afzonderen.

Senator Schouwenaar (VVD) zei dat het gebruikelijk is in de Eerste Kamer dat bij ieder wetsvoorstel de vraag te stellen of er een probleem is en of dat probleem met dit voorstel wordt opgelost. Beide vragen beantwoordt de VVD-fractie in dit geval met 'ja'. De huidige situatie schept onzekerheid, aldus Schouwenaar, en  daarin wil het wetsvoorstel volgens hem voorzien. De VVD-fractie vindt dit een goed voorstel omdat het godsdienst-neutraal is, het voldoet aan de jurisprudentie van het EVRM en het discrimineert niet. Maar Schouwenaar heeft ook enkele kritische opmerkingen: de handhaving kan een probleem zijn, kleine MKB'ers kunnen niet alle wetgeving kennen die in de Eerste Kamer wordt gemaakt, en het kan de draagsters van de gezichtsbedekkende kleding in een isolement brengen. Alles afwegende is de VVD-fractie vóór het wetsvoorstel. Schouwenaar besloot zij betoog met de stelling dat het niet gaat om subjectieve opvattingen met betrekking tot draagsters van gezichtsbedekkende kleding en ook niet om hun al dan niet religieuze motieven. Het voorstel heeft een objectieve grondslag.

Volgens senator Bikker (ChristenUnie) zullen veel Nederlanders ongemak en onbehagen voelen wanneer iemand zijn gezicht bedekt. De samenleving staat onderdruk als mensen elkaar niet meer kunnen ontmoeten, in de ogen kunnen kijken, aldus Bikker. Maar, stelde ze, minderheden weten zich hier ook beschermd, zelfs als hun opvattingen de meerderheid irriteren. Volgens de ChristenUnie-senator is het telkens de opdracht de vrijheid te koesteren en te beschermen. De ChristenUnie onderkent dat gezichtsbedekkende kleding voor de vrouwen onderdeel van de godsdienst is. Bikker heeft zelf de indruk dat in sommige stadswijken dit aantal toeneemt. Ze vroeg de minister of zij daarover meer info en cijfers heeft. Het verbod voldoet naar de mening van de ChristenUnie aan de eisen van proportionaliteit. Ze vroeg of de minister kan ingaan op ontwikkelingen in de ons omringende landen. Naast de grondrechtentoets heeft de ChristenUnie-fractie ook gekeken naar de maatschappelijke effecten en de uitvoerbaarheid. Ze vroeg de minister om te kijken naar de effecten in de andere landen, bijvoorbeeld op hun deelname aan het onderwijs. Ten aanzien van het openbaar vervoer vroeg ze of de minister overleg heeft gevoerd met de vervoerders. De ChristenUnie is tot slot van mening dat de regering terecht heeft gekozen voor een beperkt verbod om zo te bevorderen dat kwaliteit en veiligheid gewaarborgd worden in het onderwijs, de zorg en het openbaar vervoer en bij overheidsinstellingen. De fractie deelt de afwegingen die in de grondrechtentoets worden gemaakt.

Volgens senator Köhler (SP) is de gezichtsbedekkende kleding geen verrijking van de Nederlandse cultuur. De niqab vindt de SP echter niet een typisch islamitisch kledingstuk, omdat 99% van de islamitische vrouwen het niet draagt. Daarom vraagt de SP-senator of deze wet wel het meest adequate middel is. Köhler stelde ook vast dat het in de praktijk al wordt opgelost, bijvoorbeeld door huisregels in het onderwijs. Wat betreft de zorg is de SP-fractie bezorgd dat vrouwen niet meer aan de vaccinatieporgramma's deelnemen omdat zij dan hun niqab af moeten doen. De regering houdt vast aan een wettelijk verbod omdat een uniforme regeling verwarring zou voorkomen en rechtszekerheid biedt, aldus de SP-senator. Hij is echter niet overtuigd dat over de huidige, soms verschillende, huisregels in de sectoren verwarring bestaat. Alle huisregels over gezichtsbedekkende kleiding voor zover al aangevochten hebben juridisch stand gehouden, aldus Kohler. Hij is het wel eens met de regering dat het goed kan zijn om in een wet een algemene norm vast te leggen, maar daarmee is nog niet gezegd dat dat in dit geval de meest aangewezen weg is. Het voorstel dreigt zijn doel voorbij te schieten door te kiezen voor een eenduidige vormgeving die niet alle sectoren goed past. De noodzaak van een wettelijke regeling staat voor de SP-fractie daarom nog niet vast. Köhler besloot met het aandacht vragen voor het subsidiariteitsbeginsel: wat door een lager orgaan geregeld kan worden, niet door een hoger orgaan te laten regelen.

Senator Schalk (SGP) wees op het schilderij van Graaf Floris IV in de Gravenkamer die met gesloten vizier staat afgebeeld. Schalk betoogde dat open en transparant ook veiligheid biedt. Dat betekent volgens de SGP-senator dat de eis van transparantie en veiligheid de burger in Nederland ook iets kost, namelijk een stukje privacy. Hij vroeg de minister hoe de regering binnen dit wetsvoorstel is omgegaan met de weging tussen veiligheid enerzijds en privacy anderzijds. Gezichtsbedekkende kleding kan ook met tradities te maken hebben, aldus Schalk. Hij wilde weten waarom de minister heeft gekozen voor een beperkende opsomming van plekken waar het verbod moet gelden. Daarom vroeg hij aansluiten of de minister voorziet dat er binnenkort meer plekken bijkomen. Hij droeg aan dat er plekken zijn die heel goed te overzien zijn en waar een verbod goed te handhaven is: alle demonstraties en manifestaties zodat politie altijd weet met wie ze te maken hebben.

Senator Rombouts (CDA)  stelde dat het CDA als partij van de samenleving hecht aan zelforganisatie en zelfregulering. Hij betoogde dat sectoren vaak in staat zijn zelf regels te stellen. Volgens Rombouts was er veel voor te zeggen geweest om als overheid te vertrouwen op zelfregulerende karakter van de sectoren. Hij vroeg de minister of de wetgever niet pas moet interveniëren als organisaties dermate verschillend optreden en hierdoor verwarring ontstaat over de invulling. Ook wilde hij van de minister weten hoe zij de handhaafbaarheid voor zich ziet. Rombouts was verheugd dat de regering heeft afgezien van algeheel verbod. Met het dragen van een boerka worden grenzen overschreden die in onze samenleving verdediging verdienen, volgens de CDA-senator. Het verhindert sociale integratie van vrouwen, vermindert hun kansen deel te nemen aan het maatschappelijk leven en bevordert ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. De CDA-fractie is van mening dat uitingen daarvan niet in de Nederlandse samenleving horen. De CDA-fractie aarzelt. Het wetsvoorstel heeft de schijn van symboolwetgeving tegen zich. Soms is het nodig om een grens te trekken, aldus Rombouts.

Senator Ten Hoeve (OSF) stelde dat geen enkel recht absoluut is, zelfs grondrechten niet. Volgens Ten Hoeve motiveert de regering de inbreuk op de grondrechten met het argument dat gezichtsbedekkende kleding ten koste gaat van de onderlinge communicatie en daardoor van verantwoorde dienstverlening en de veiligheid. Ten Hoeve betoogde dat gezichtsbedekkende kleding belemmert. Belemmering geeft op zich geen onveiligheid, maar wel een gevoel van onveiligheid of onzekerheid, aldus de OSF-senator. Hij wees erop dat Nederland een geschiedenis heeft van mensen niet willen beperken in de beleving van hun religie, behalve wanneer er goede redenen zijn om dat toch te doen. Beperkte communicatie en het gevoel van onveiligheid zijn een reden, voor een wel wat willekeurig maar vrij beperkt verbod, volgens Ten Hoeve. Volgens hem zal deze wet met zijn bescheiden effecten in de praktijk niet heel veel veranderen, maar de boodschap is wel dat deze vorm van de islam hier eigenlijk niet past. Ten Hoeve heeft er vrede mee dat wij onder veel beperkingen op te leggen die boodschap wel afgeven.  


Deel dit item: