Plenair Koffeman bij behandeling Intrekking Wet raadgevend referendum



Verslag van de vergadering van 3 juli 2018 (2017/2018 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. Een debat om des keizers baard. Dat zou zich hier vandaag in dit huis kunnen ontrollen wanneer het dualisme het verliest van coalitieafspraken, wanneer we hier niet komen tot een vrije en onafhankelijke weging van de kwaliteit van voorliggende wetgeving, maar tot slaafse navolging van een dictaat zoals vastgelegd in het regeerakkoord. Men hoeft geen profeet te zijn om te kunnen voorspellen dat er in dat geval een minieme meerderheid zal zijn voor afschaffing van het raadgevend referendum. Afgaande op de verkiezingsprogramma's — en geef de kiezer die daarvoor opteert eens ongelijk — en afgaande op wat door de partijen in dit huis en aan de overzijde van het Binnenhof beloofd is, is er een ruime meerderheid in de Staten-Generaal voor het handhaven van het referendum, maar via het coalitieakkoord legt een minderheid afschaffing op. Een voorbeeld van hoe representatieve democratie in het huidige stelsel niet goed functioneert. Dat is niet mijn vaststelling, maar die van Boris van der Ham, prominent lid van D66 en een van de geestelijk vaders van het raadgevend referendum, dat volgende week ten grave gedragen zou kunnen worden indien er niet zonder last gestemd wordt, maar volgens de lijnen van het coalitieakkoord.

Voorzitter. In 2005 was Nederland nog een van de vijf landen wereldwijd die nog nooit een nationaal referendum hadden gehouden, de hekkensluiter. In 2015 diende Boris van der Ham van D66 met twee andere leden een initiatiefwet in om het referendum ten langen leste ook bij ons mogelijk te maken. Boris van der Ham is nog steeds groot voorstander van het referendum, maar inmiddels wil minister Ollongren het vandaag met stoom en kokend water ten grave dragen. Daarover zei Boris van der Ham ten tijde van de behandeling in de Tweede Kamer: "De Tweede Kamer debatteert over afschaffing van het raadgevend referendum zonder alternatief, zonder evaluatie en zonder keurig op de staatscommissie te wachten. Onbehoorlijk om zo met een democratisch instrument van burgers om te gaan." De afschaffing is al beklonken in het regeerakkoord en zal geen vrije kwestie worden zoals de donorwet van D66 dat wel was.

Inmiddels hebben we twee referenda gehouden. Het advies van de bevolking was in beide gevallen: nee. Dus besloot Rutte III om de bevolking tussentijds gewoon niks meer te vragen. Rutte III schaft het referendum af en wel per direct, zonder het referendabel te maken. Dat doet men via een listige kunstgreep van een vermeend spoedeisend belang. Dit terwijl niemand het spoedeisende karakter ziet of kan verklaren, ook de minister niet. Tot zover de participatiemaatschappij. We zouden het eerste democratische land zijn dat het referendum afschaft. Alleen Oost-Duitsland in de DDR-tijd maakte eerder deze antidemocratische ommezwaai. Dankzij D66 en een niet-vrije stemming in dit huis van reflectie staat dat nu ook ons te wachten.

De vier partijen waarvan er drie het woord "democratie" in hun partijnaam opgenomen hebben, dragen het laatste restje vertrouwen van de burger in de politiek ten grave. Het is zeer bedenkelijk om de intrekkingswet voor het raadgevend referendum met een discutabel juridisch kunstje onmiddellijk in werking te laten treden om te voorkomen dat die referendabel wordt. Vanwaar die haast? De Wet raadgevend referendum zou na drie jaar geëvalueerd worden; deze zomer. De staatscommissie parlementair stelsel die zich zou buigen over de democratie en de toekomst van het raadgevend referendum kon niet worden afgewacht. Waarom niet? De minister heeft daarop wat mijn fractie betreft nog niet het begin van een antwoord gegeven. De minister is zelf zeer overtuigd maar overtuigt niet. Heeft D66 haar democratische veren definitief afgeschud? In het verleden is al viermaal gebleken dat voor D66 regeren direct gevolgd wordt door halveren, gestript van al haar idealen en met gebroken verkiezingsbeloften en in zodanige existentiële nood dat vanuit de partij bij herhaling is gepleit voor opheffing. Van het verlangen naar het in verbinding zijn met de burger naar totale verblinding.

De 44 mensen die D66 op 24 oktober 1966 oprichtten in de kelder van reclamebureau FHV, legden de nadruk op democratisering van de samenleving en op een nieuw partijenstelsel. Daarnaast benadrukte de nieuwe partij geestelijke vrijheid en individuele ontplooiing. Die geestelijke vrijheid en individuele ontplooiing is exact het spiegelbeeld van wat de voorstanders van een referendum nu wordt ontnomen. Het is onvoorstelbaar dat mensen die ooit lid zijn geworden van D66 vanwege de idealen van politieke vernieuwing, waarvan het referendum er een was, nu tegen hun eigen idealen moeten stemmen als ze hun partij vertegenwoordigen in de Tweede of Eerste Kamer van de Staten-Generaal vanwege coalitieafspraken en een minister die niet gediend lijkt van meer inspraak en politieke vernieuwing. D66 draait de klok terug uit angst voor de burger en diens mening. "Politiek is niet voor bange mensen", is een geliefde uitspraak van Alexander Pechtold. Het is zeer de vraag vanwaar dan toch de plotselinge motivatie komt om democratische verworvenheden zoals het raadgevend referendum met voorrang bij het grofvuil te zetten, zonder de evaluatie en het advies van de staatscommissie af te wachten en zonder het alibi van een correctief referendum waarin de partij zegt meer te zien. Een lege dop, zoals collega Nagel terecht opmerkte.

In het regeerakkoord van Rutte III valt te lezen dat het raadgevend referendum niet zou hebben gebracht wat men ervan verwacht had. Een boude stelling die op geen enkele manier onderbouwd wordt. Er is overduidelijk voldoende zelfreinigend vermogen: de voorgenomen referenda over de wet-Hillen en de donorwet kwamen er niet wegens gebrek aan ondersteuningsverklaringen. Vanwaar dan toch die betutteling om het raadgevend referendum af te schaffen zonder dat daar electoraal draagvlak voor is en zonder de kiezers het recht te geven zich daarover uit te spreken in een raadgevend referendum? Vanwaar die haast? Welke commissie van wijzen heeft hier een duidelijk oordeel over gegeven waarin een rechtvaardiging gevonden kan worden tot afschaffing? Hoewel de regering bij allebei de referenda — de eerste over de Europese grondwet en de tweede over het handelsverdrag met Oekraïne — de uitslag van het referendum achteloos terzijde heeft geschoven om vervolgens het oorspronkelijke plan erdoor te drukken, zijn bij de laatste verkiezingen 90 van de 150 Kamerzetels naar partijen gegaan die als verkiezingsbelofte hadden: minimaal instandhouding van het raadgevend referendum. Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau wil 70% tot 80% van de Nederlandse bevolking dat het echte, correctief bindend referendum wordt ingevoerd, nog steeds. De teleurstelling over de referenda zat vooral bij de politiek zelf, die van de burger niet het gewenste mandaat kreeg bij verstrekkende voorstellen als de Europese grondwet of het Oekraïneverdrag. Juist in een politiek klimaat dat gekenmerkt wordt door compromissen, uitruil van verbroken verkiezingsbeloften en het verloochenen van je idealen zijn referenda nodig. Het is een realitycheck die de politiek niet kan missen. Theodore Roosevelt zei: "Ik geloof in referenda, niet om het representatieve stelsel te vernietigen maar juist om het te corrigeren wanneer het niet meer representatief is." Daar zijn we nu.

Voorzitter. Ondanks het feit dat het er alle schijn van heeft dat er sprake is van politieke matchfixing, het maken van afspraken in ruil voor andere afspraken, van een kunstmatig de kop indrukken van het dualisme dat het wezenskenmerk is van een levende democratie, ondanks dat wil ik heel graag de redenen voor het behoud van het referendum op een rij zetten, al was het maar voor het nageslacht, zodat in de Handelingen zichtbaar wordt dat afschaffing van het referendum geen enkele noodzaak of spoedeisend belang kende maar onderdeel vormde van een politieke koehandel tussen partijen die bereid zijn om alles uit te ruilen, zelfs hun eigen idealen en hun eigen politieke bestaansrecht. Zoals we vorige week weer gezien hebben bij het compromis rond het klimaatakkoord, dat van links tot rechts gesteund wordt maar geen enkel uitzicht biedt op het behalen van de doelstellingen zoals geformuleerd in de Parijse klimaatafspraken. Maar goed, we hebben een akkoord.

Ik wil graag met u de voordelen van het behoud van het raadgevend referendum doornemen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau meldt dat 70% tot 80% van de Nederlanders al decennialang de invoering van het correctief referendum wenst. Volgens een peiling van Maurice de Hond wil twee derde van de Nederlanders het raadgevend referendum behouden. Ik zei het al, de burgers hebben bij de laatste Kamerverkiezingen in meerderheid, namelijk 90 van de 150 zetels, gestemd op politieke partijen die in hun verkiezingsprogramma beloofden het raadgevend referendum te steunen. De Tweede Kamer heeft dus geen intrinsiek democratisch mandaat om het referendum af te schaffen. Daarom moeten burgers zich direct over de afschaffing van het referendum kunnen uitspreken. De rechter zal op verzoek van Meer Democratie uitspraak doen en ik wil graag van de minister weten of zij bereid is de invoering van de wet uit te stellen totdat het oordeel van de rechter bekend is.

In het regeerakkoord is niets opgenomen over een eventueel referendum over de afschaffing van het referendum. Het is voor coalitiepartijen dus een vrij onderwerp. Kan de minister duidelijk maken of op enige wijze druk is uitgeoefend op de regeringsfracties om te stemmen volgens fractiediscipline, dus met last? De wet geeft burgers het recht een referendum aan te vragen. Om een referendum over het referendum te voorkomen neemt het kabinet nu zijn toevlucht tot een romantische wetsinterpretatie die als juridisch gegoochel, onrechtmatig en illegaal wordt betiteld door niet de minste: professor Wim Voermans.

Het kabinet zegt dat het raadgevend referendum als opmaat was bedoeld voor een bindend correctief referendum en dat, nu dit bindend referendum is afgevoerd, het logisch is om ook het raadgevend referendum af te schaffen. Dat is niet waar en het is ook niet logisch. De indieners van PvdA, D66 en GroenLinks zijn vanaf het begin duidelijk geweest dat het raadgevend referendum een zelfstandig instrument is, juist omdat er rekening mee werd gehouden dat het bindend referendum nooit, of althans niet binnen afzienbare termijn de vereiste tweederdemeerderheid zou halen. Het feit dat de boot nog niet klaar is voor vertrek zou geen reden moeten zijn om de loopplank maar vast met spoed binnen te halen. Dat riekt naar sabotage van democratische vernieuwing, nota bene door D66, opgericht om zo'n vernieuwing mogelijk te maken. Onacceptabel voor Jan Terlouw, een van de, laten we zeggen, gewetens van de partij. Er is wettelijk bepaald dat de referendumwet drie jaar na inwerkingtreding, dus komende zomer, geëvalueerd zal worden door de Tweede Kamer. Het ligt voor de hand om die afspraken na te komen. Na twee referendumervaringen, waarvan niet voor iedereen geldt dat de uitslagen ervan als onbevredigend zijn ervaren, lijkt het erop dat het kabinet tijdens de wedstrijd de wet wil wijzigen. Een vorm van staatsrechtelijk hooliganism die in Nederland nog maar weinig is vertoond.

In januari 2017 heeft de regering de staatscommissie parlementair onderzoek ingesteld die moet adviseren over de toekomst van de democratie inclusief het raadgevend referendum. Het eindverslag van die commissie zou logischerwijs afgewacht moeten worden voorafgaand aan verstrekkende en premature wetswijzigingen als deze. Ook de aan de kiezer bij wet beloofde evaluatie zou er gewoon moeten komen, zelfs als die door collega Huijbregts met een woord terzijde wordt geschoven.

Alleen in de DDR is het referendum afgeschaft na eerder ingevoerd te zijn. Er zijn tal van gezonde representatieve democratieën die het referendum wel kennen. Het kabinet heeft op geen enkele wijze duidelijk gemaakt waarom het raadgevend referendum juist in ons land versneld zou moeten worden afgeschaft anders dan dat het nu eenmaal is afgesproken. Het heeft iets weg van de afschaffing van de dividendbelasting, taxrulings met Shell en het voor veel te weinig geld aftroggelen van een crematievereniging van hoogbejaarde leden. Het is nu eenmaal afgesproken, het is niet rechtvaardig, maar goed, we hebben het zo gedaan en dit is het dan maar.

Het cynisme en wantrouwen onder de bevolking ten aanzien van de politiek worden gevoed door het afschaffen van het referendum, betoogt professor Tom van der Meer van de Universiteit van Amsterdam. Kan de minister nog eenmaal een poging wagen om ons uit te leggen in welk opzicht zij dit niet met hem eens is? Het referendum geeft de bevolking een noodrem om de wetgever te corrigeren of tussentijds bij te sturen als die bevolking het in groten getale oneens is met de volksvertegenwoordiging die bijvoorbeeld door compromissen en coalities is afgedreven van de kiezersuitspraak. Die laatste stelling is ons aangereikt door Alexander Pechtold, die er toen anders over dacht dan zijn minister nu doet. Kan de minister aangeven in welk opzicht zij het met deze eerdere stelling van haar politiek leider of de politiek leider van haar partij oneens is?

Voorzitter. Een groep prominente leden van D66 voelt zich door hun eigen partij in de steek gelaten waar het gaat om de voorgenomen afschaffing van het referendum. Gisteren ontvingen wij van hen een indringende brief waarin aandacht wordt gevraagd voor een aantal overwegingen. De groep, die honderden leden van D66 vertegenwoordigt — en dat zijn er meer dan de partij in 1974 over had na de stormachtige beginjaren— maakt zich zorgen over het feit dat tegenover de wens voor meer inspraak, steeds opener de wens tot beperking van inspraak wordt bepleit. Deze kritische leden van D66 willen dat deze destructieve tegenstelling wordt doorbroken. Meer inspraak is niet alleen nodig voor het draagvlak van beslissingen, maar ook omdat ideeën van burgers een zeer goede bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van beleid, schrijven de kritische D66'ers in hun open brief.

In het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst hebben de Tweede Kamerfracties van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie afgesproken het nationaal raadgevend referendum af te schaffen. Dat wordt gemotiveerd met de ervaring met slechts één enkele toepassing van dit instrument, namelijk het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne. In het regeerakkoord wordt geconcludeerd dat het raadgevend referendum als tussenstap niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht vanwege de controverse over de wijze van aanvragen en verschillende interpretaties van de uitslag. Het is merkwaardig dat D66 een van de door haar verworven democratiseringsrichtingen rücksichtslos overboord zet. De kritische D66-leden vinden het onbehoorlijk om een instrument van de burgers af te pakken zonder dat daaraan een degelijke evaluatie is voorafgegaan of enige vorm van inspraak. Ook de voorzitter van de staatscommissie parlementair stelsel, Johan Remkes, partijgenoot van mevrouw Huijbregts, maakte tijdens de presentatie van zijn tussenrapportage op 21 juni hierover een opmerking. Hij stelde: inhoudelijk vind ik een raadgevend referendum niet heel gelukkig omdat daar weeffouten in zitten, maar een intrekkingswet indienen vooruitlopend op de evaluatie vind ik uit het oogpunt van een behoorlijk bestuurlijk politiek proces wel een beetje geforceerd. Die observatie werd al eerder gedaan door de deskundigen die in dit huis zijn gehoord op 27 maart jongstleden, waarbij werd gewaarschuwd voor het nog verder schaden van het vertrouwen in de politiek.

De huidige referendumwet wordt door het kabinet omschreven als niet ideaal. De voors en tegens zullen in ieder geval moeten worden meegenomen in de al genoemde evaluatie van de wet die het kabinet overduidelijk niet wil afwachten en die volgens sommige collega's niet eens meer zal plaatsvinden. Bedroefd maar dankbaar, geen bezoek aan huis, geen bloemen, einde verhaal. De kille uitvaart van wat eens een kroonjuweel was.

Voorzitter. Een wet afschaffen zonder dat daaraan eerst een evaluatie is voorafgegaan, is niet zorgvuldig en niet behoorlijk. De keus van de regering om met een noodgreep de intrekkingswet niet referendabel te maken, past niet in een volwassen omgang met de burgers. Bovendien heeft juist onze Kamer ervoor gezorgd dat de staatscommissie parlementair stelsel op dit moment werkt aan een breed advies over de toekomst van ons politieke bestel. Het is redelijk om ook op die uitkomsten te wachten.

Het afschaffen van een democratisch instrument van burgers is alleen te rechtvaardigen als er iets beters voor in de plaats komt. Zolang dit tastbaar alternatief ontbreekt, moet het raadgevend referendum in ieder geval niet worden geschrapt, maar worden verbeterd. Ik ben dat zeer eens met de leden van Opfrissing. Ik zou de minister willen vragen haar partijgenoten en de kiezer serieus te nemen en de burger een van de weinige correctiemechanismen waarover die burger beschikt, niet af te nemen. Er moet toch een redelijk alternatief te bedenken zijn, zo vraag ik de minister. "Het redelijk alternatief", ooit stond het op posters van de partij van de minister. Tegenwoordig is de leuze "En nu vooruit". Tja, een democratiseringsbeweging die struikelt over haar eigen benen, haar eigen afkomst verloochent en dat zo snel mogelijk weer wil vergeten.

Ik zie de beantwoording van de vragen door de minister met belangstelling tegemoet. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman.

Ik schors de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.

De beraadslaging wordt geschorst.