Verslag van de vergadering van 11 september 2018 (2017/2018 nr. 39)

Aanvang: 13.41 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de herdenking van de heer A.R. Vermeer.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de herdenking van de heer A.R. Vermeer.

Ik hoef de leden niet meer te verzoeken om te gaan staan, want dat is al gebeurd. Dank.

Op 26 juli jongstleden overleed op 101-jarige leeftijd Anne Vermeer, oud-senator voor de Partij van de Arbeid. Hij was lid van de Eerste Kamer van 20 september 1966 tot 23 juni 1987.

Anne Rinse Vermeer werd op 12 december 1916 geboren in Tiel. Na de lagere school ging hij eerst naar de mulo en in 1932 stapte hij over naar de hbs in zijn geboorteplaats. Na zijn eindexamen in 1935 begon de heer Vermeer met de studie Economie, staatkundig-economische richting, aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam. In 1940 behaalde hij zijn diploma.

Terug in Gelderland werd hij leraar staatswetenschappen aan het Thorbeckelyceum en aan de Middelbare Technische School te Arnhem. Tevens was hij docent staatswetenschappen aan de Rijkskweekschool in Amsterdam. Na de oorlog werd hij in Arnhem meteen politiek actief in de SDAP. Hij zei daar later over: "We deden dat, want we moesten door: ons weer verenigen in een sociaaldemocratische partij, omdat we vrede wilden, nooit meer oorlog." De heer Vermeer was in zijn woonplaats de laatste afdelingsvoorzitter van de SDAP, maar ook de eerste van de PvdA, de Partij van de Arbeid, die daarvoor in de plaats kwam.

Zijn loopbaan als volksvertegenwoordiger ving aan op 6 juli 1954 toen hij lid werd van Provinciale Staten van Gelderland voor de Partij van de Arbeid. Tot 1976 zou hij Statenlid blijven. Een deel van die periode, namelijk van 1956 tot 1963, was Anne Vermeer tevens lid van de Tweede Kamer voor zijn partij, samen met zijn broer Evert. Evert stond bekend als een felle woordvoerder, Anne als meer beschouwend. In 1962 werd Anne Vermeer gedeputeerde in Gelderland. Hij was daar belast met algemeen bestuur en economische aangelegenheden, waaronder energiebeleid.

Op 20 september 1966 werd de heer Vermeer beëdigd als lid van de Eerste Kamer. In 1976 verruilde hij voor zijn hoofdfunctie de provincie Gelderland voor de gemeente Amersfoort. Per 1 januari van dat jaar werd hij namelijk benoemd tot burgemeester van Amersfoort voor een periode van zes jaar. Uiteindelijk bleef hij tot 23 juni 1987 lid van de Eerste Kamer, waarvan de laatste twaalf jaar als fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Bij zijn vertrek was hij met zeven jaar in de Tweede en bijna 21 jaar in de Eerste Kamer de toen langstzittende parlementariër in Nederland.

In deze Kamer hield de heer Vermeer zich onder meer bezig met economische onderwerpen en cultuur. Zo was hij enkele jaren plaatsvervangend voorzitter van de vaste commissie voor Cultuur en Recreatie.

Tijdens een debat in 1984 over de vervoersvoorwaarden voor het openbaar vervoer trok minister Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat — wijzend op haar rode kleding — het boetekleed aan voor het feit dat de invoering van een nieuwe praktijk vooraf was gegaan aan aanvaarding van het wetsvoorstel. Vermeer interrumpeerde haar met de woorden: "Ik dacht dat de vrijheid in het rood gekleurd ging, en niet de boete!" Hij verwees in debatten ook op andere manieren naar zijn politieke kleur. Zo noemde hij zichzelf tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 1978 "eenvoudig econoom, nog eenvoudiger dan de eenvoudige econoom uit Buitenveldert", refererend aan de toenmalige PvdA-leider Joop den Uyl.

Als fractievoorzitter was hij woordvoerder bij de behandeling van de herziening van de Grondwet in 1983. Zowel bij de behandeling van de voorstellen in eerste lezing, in 1980, als in tweede lezing, twee jaar later, betreurde de heer Vermeer dat er geen grotere hervormingen in het politieke bestel hadden plaatsgevonden, ook ten aanzien van de positie van de Eerste Kamer.

Bij zijn afscheid in 1987 memoreerde toenmalig Kamervoorzitter Steenkamp de heer Vermeers "onwrikbare integriteit". Hij noemde hem "nuchter, ja, afstandelijk, maar ook betrokken". Steenkamp citeerde Abraham Lincoln om Vermeers manier van politiek bedrijven te omschrijven: "Ieder mens moet aanvaarden dat er een kloof bestaat tussen wat hij zou willen en wat mogelijk is". Die mentaliteit droeg Vermeer volgens Steenkamp uit zonder ooit zijn uitgangspunt prijs te geven.

Naast zijn politieke en bestuurlijke carrière was de heer Vermeer onder andere actief als leraar aan de Arbeiderskaderschool, voorzitter van het curatorium van het wetenschappelijk bureau van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, voorzitter van de Commissie Culturele Zaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en voorzitter van de Gelderse Monumentenraad.

Na zijn pensionering bleef hij politiek actief. Zo bedacht hij in Arnhem "Politiek overdag", bedoeld voor leden van de Partij van de Arbeid die niet meer in staat waren de avondvergaderingen van de partij bij te wonen. En tot zijn 90ste jaar organiseerde de heer Vermeer nog lezingen over de sociaaldemocratie in het verzorgingshuis waar hij woonde. Hij leidde de lezingen altijd zelf in.

In 1971 werd de heer Vermeer benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1982 tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Van de gemeente Arnhem ontving hij de Stadspenning en van de provincie Gelderland de Eremedaille.

In zijn lange maatschappelijke en politieke leven stelde de heer Vermeer zich tot doel om "vanuit een gevoel van rechtvaardigheid met veel moeite en geduld proberen de maatschappij te verbeteren".

Moge ons respect voor zijn persoon en zijn verdiensten voor de samenleving en de Nederlandse parlementaire democratie tot steun zijn voor zijn familie en vrienden.

Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:

Dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.