Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.30 uur
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Dank u, voorzitter. Vandaag voer ik het woord mede namens de fracties van de SP en GroenLinks. Dit voorstel gaat over de energierekening van 2019, die inmiddels bij veel mensen op de deurmat is gevallen en waar veel mensen ook van geschrokken zijn. Een deel van die rekening gaat over de zogenaamde opslag duurzame energie, de ODE-opslag. Het gaat vandaag over die bijdrage aan de stimulering van duurzame energie. Die bijdrage gaat, als het aan het kabinet ligt, fors omhoog. Misschien is het goed om even mijn verbazing uit te spreken over het feit dat hier bijvoorbeeld de collega's van het CDA en de ChristenUnie het woord niet voeren, gezien al het geweld dat we daarover de afgelopen dagen gehoord hebben van hun voormannen.
De fracties van de PvdA, SP en GroenLinks willen het debat in de Tweede Kamer hier niet overdoen. We concentreren ons daarom in deze Kamer op twee zaken die passen bij onze rol en onze taak: allereerst rechtvaardigheid en daarna effectiviteit. Ik begin met een rechtvaardige verdeling tussen de lusten en de lasten. De bijdrage aan de stimulering van duurzame energie wordt in dit voorstel voor 50% opgebracht door de Nederlandse huishoudens en voor 50% door bedrijven. Dat klinkt heel eerlijk, fiftyfifty, maar dat is het niet. Want 80% van de uitstoot van CO2 wordt veroorzaakt door bedrijven en maar 20% door de huishoudens. Die verdeling 50-50 staat dus bij lange na niet in verhouding tot de daadwerkelijke uitstoot.
Sterker nog: hoe meer je vervuilt, hoe minder je betaalt per m3 of per eenheid. Volgens de berekeningen van de accountant Ernest & Young betalen huishoudens de komende jaren 2,8 miljard meer aan energiebelastingen dan het bedrag aan schade dat ze veroorzaken. Bedrijven betalen juist 1,8 miljard euro minder dan het bedrag dat zij aan schade veroorzaken. De vervuiler betaalt dus niet, terwijl dat wat ons betreft toch het uitgangspunt zou moeten zijn. Dat is echt onrechtvaardig, oordelen de fracties van de Partij van de Arbeid, SP en GroenLinks. Wij zijn benieuwd of de minister het met dat oordeel eens is. Zo nee, waarom niet?
Bovendien ... Ik zie daar iemand naar de interruptiemicrofoon lopen.
De voorzitter:
En ik ga daarover. Meneer Aardema.
De heer Aardema i (PVV):
Ik hoor mevrouw Fiers spreken over het onevenwicht tussen het bedrijfsleven en de burger, maar kunt u mij uitleggen wie er dan uiteindelijk toch de rekening gepresenteerd krijgt als ook het bedrijfsleven meer moet gaan betalen? Volgens mij is het toch zo dat dat door wordt berekend aan de burger, aan de consument.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Als ik mijn betoog mag voortzetten, kom ik daar zo even op terug. Is dat een goed plan? Ja?
De voorzitter:
Vroeg u dat via de voorzitter?
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ja, uiteraard.
De voorzitter:
Dat begrijp ik. Gaat u verder.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Bovendien hebben juist bedrijven het meest baat als het opgebrachte geld wordt verdeeld. Van alle subsidies uit het ODE-potje gaat driekwart naar het bedrijfsleven, dus hoe minder je bijdraagt, hoe meer je krijgt. Het voorliggend voorstel is dus eigenlijk dubbel onrechtvaardig. Wij zijn benieuwd of de minister deze conclusie deelt.
De grote vraag is dan natuurlijk hoe die verhouding er precies moet uitzien. Het antwoord op deze vraag is complex — ik zie de minister ook al knikken — want er komen op dit moment veel veranderingen op ons af en er zijn veel factoren die daar een rol in spelen. De minister is in die zin niet te benijden. In de kabinetsappreciatie van de hoofdlijnen van het klimaatakkoord is aangekondigd dat het kabinet een verkenning zal starten naar de financiering van de SDE-subsidie met aandacht voor de lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven. Dat is heel mooi. De vraag aan de minister is waarom hij, terwijl hij eigenlijk nog aan het kijken is naar wat de beste verhouding zou zijn, in 2019 al wel tarieven in de bestaande onrechtvaardige verdeling ophoogt. Is het dan niet beter om te wachten tot de verkenning klaar is? Of beter nog: waarom niet nu al overgaan tot een meer rechtvaardige verdeling van die lasten? Niet tot achter de komma uitgewerkt, want we begrijpen dat dat in deze fase lastig is, maar alvast gewoon in de goede richting bijsturen.
De Nederlandsche Bank heeft geconstateerd dat er ruimte is voor meer heffing op de industrie, omdat ze minder betalen voor energie en uitstoot dan concurrenten in hun buurlanden. Het Centraal Planbureau had dat ook al geconstateerd in de Macro Economische Verkenningen. Dus nogmaals de vraag aan de minister: waarom niet gewoon in deze fase al een klein beetje bijsturen? Waarom zo voorzichtig richting het bedrijfsleven? De huishoudens krijgen die onrechtvaardige rekening ook gewoon gepresenteerd, dus waarom niet wat zorgvuldiger met hun belangen omspringen?
Vervolgens wil ik namens de PvdA, SP en GroenLinks ingaan op de effectiviteit van deze maatregel. De logica achter dit voorstel is dat huishoudens door deze beprijzing in actie gaan komen, bijvoorbeeld door isolerende maatregelen te nemen of te investeren in zonnepanelen, om zo de tariefsverhoging of de hoge lasten ongedaan te maken. Ook dat klinkt logisch, maar dat is voor een deel van die huishoudens niet te doen. Dat geldt voor twee categorieën, namelijk de huurders en de mensen zonder investeringsmogelijkheden.
Allereerst de huurders. Bijna acht op de tien huurders geven aan dat hun huis slecht geïsoleerd is en dat zij last hebben van kou en tocht. Nog eens vier op de tien huurders geven aan, slechts enkel glas te hebben in de woning. Reden genoeg dus, zou je zeggen, om energiebesparende maatregelen te nemen. Maar de huurders zijn hiervoor afhankelijk van het moment dat de verhuurders, veelal woningbouwcorporaties, in actie komen. En u hoort mij niet zeggen dat de huurders per definitie slechter af zijn dan de huizenbezitters, maar zij bepalen niet zelf het moment wanneer die investeringen worden gedaan. Het is maar de vraag, gezien de enorme opgave die bij de corporaties ligt, wanneer je als individuele huurder aan de beurt bent. De huurders zien dus wel de rekening stijgen, maar bepalen niet wanneer er actie komt. Hier is de voorgestelde prijsverhoging dus niet effectief.
En dan de tweede categorie huishoudens waarvoor de achterliggende redenering niet opgaat, de mensen die geen geld hebben om het huis energiezuiniger te maken. Deze mensen gaan de komende jaren de hogere energierekening wel voelen, maar hebben niet de financiële middelen om in actie te komen. Ik hoor graag van de minister of hij dit voorstel hierop getoetst heeft. Zo ja, dan ben ik benieuwd naar zijn conclusie. Zo nee, dan ben ik benieuwd waarom hij dat niet gedaan heeft.
Tot slot draagt het principe van de vervuiler betaalt bij aan de innovatie-impuls voor het bedrijfsleven. Dit is voor een deel het antwoord op de interruptie van zojuist. Op het moment dat je het bedrijfsleven meer gaat belasten, zou dat kunnen bijdragen aan innovatie waardoor niet per definitie de rekening een-op-een wordt doorgeleid. Ik ben benieuwd naar de visie van de minister daarop.
Dit brengt mij tot slot op de effecten op de betaalbaarheid. Er zijn in Nederland al heel veel huishoudens die moeite hebben om de energierekening te betalen. Volgens het Nibud heeft 10% van de huishoudens in Nederland een te hoge energierekening ten opzichte van het inkomen. Ze hebben moeite met het betalen van de energierekening. Daarvoor hebben we sinds kort in Nederland een nieuw begrip: energiearmoede.
Met dit voorstel wil het kabinet de energierekening van huishoudens verhogen. Volgens de Vereniging Eigen Huis gaan huiseigenaren in 2019 gemiddeld €150 meer aan energiebelasting betalen. De minister stelt in het debat in de Tweede Kamer dat het veel minder is. Hij heeft het over een bruto stijging van €108. Wat het ook is, de energierekening gaat omhoog.
Het zeer recente rapport van het Planbureau voor de leefomgeving is hierbij relevant. Daar wordt namelijk om de betaalbaarheid van de energierekening beter te kunnen begrijpen onderscheid gemaakt tussen de energiequote en het betaalrisico. In de analyse komen zij tot verschillende vormen van financiële kwetsbaarheid bij de betaalbaarheid van wonen en energie. Zij komen tot de conclusie dat ruim 500.000 huishoudens na betaling van de huur of de hypotheek en de energielasten te weinig bestedingsruimte overhouden om te voorzien in een minimaal noodzakelijk levensonderhoud. Daarom de volgende vragen aan de minister. Verwacht hij op basis van dit rapport van het PBL een toename van de betalingsachterstanden bij de energierekening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe denkt hij dit probleem op te lossen? Waarom ook niet hier, net als bij de effecten voor het bedrijfsleven, eerst goed uitzoeken wat die effecten zijn?
Ik rond af. Samengevat menen de fracties van de Partij van de Arbeid, de SP en GroenLinks dat er wel erg voorzichtig wordt geopereerd waar het gaat om de mogelijke negatieve effecten voor het bedrijfsleven. Ondertussen krijgen de huishoudens zonder pardon de rekening gepresenteerd. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister op onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. O, mevrouw Fiers u moet nog even terug naar het spreekgestoelte want er is nog een vraag van de heer Aardema.
De heer Aardema (PVV):
Ik stel vast dat mevrouw Fiers zich met ons zorgen maakt over de stijgende rekening. Waardoor komt dat? Door de ODE. Hoe kan het dan dat de Partij van de Arbeid zelf met de instelling van de ODE heeft ingestemd?
Mevrouw Fiers (PvdA):
Wij zijn niet per definitie tegen de ODE. Wij vinden dat de rekening daarvan op een rechtvaardige manier verdeeld moet worden. Ons pleidooi hier is om ervoor te zorgen dat de rekening rechtvaardiger verdeeld wordt. In die zin hebben wij een ander standpunt.
De heer Aardema (PVV):
Ik vraag mij nog steeds af of het wel rechtvaardig is om de burger op deze manier uit te knijpen.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Volgens mij delen wij die zorg. Ook wij stellen dat de rekening die op dit moment bij de huishoudens komt, onevenredig hoog is.
De voorzitter:
Nogmaals, dank u wel, mevrouw Fiers. Ik geef het woord aan de heer Pijlman.