Verslag van de vergadering van 5 maart 2019 (2018/2019 nr. 20)
Aanvang: 14.20 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen) (34650).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van initiatiefwetsvoorstel 34650, Voorstel van wet van de leden Bergkamp, Van den Hul en Özütok tot wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling ter nadere invulling van het verbod om ongeoorloofd onderscheid te maken op grond van geslacht, oftewel de Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen. Mevrouw Bergkamp, mevrouw Van den Hul en mevrouw Özütok, ik heet u van harte welkom in de Eerste Kamer. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik reeds welkom geheten.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u, voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel voor het verrichte werk om deze initiatiefwet tot de Eerste Kamer te brengen. Dat brengt mij bij de inhoudelijke behandeling van dit wetsvoorstel.
Vooropgesteld: ongeacht dit wetsvoorstel moeten transgender- en interseksepersonen in vrijheid en veiligheid in dit land kunnen leven. Zij verdienen een goede bescherming. De vraag is echter of dit wetsvoorstel effectief bijdraagt aan een goede bescherming of dat het slechts een papieren tijger is. Gelijkwaardigheid van man en vrouw, en daarmee van geslacht, is een westerse kernwaarde die van zichzelf duidelijk genoeg is. Ik wil in dit kader graag Pim Fortuyn citeren, die dit naast onder andere de vrijheid van meningsuiting als een van de kernnormen en -waarden van de moderniteit als volgt omschreef: "De moderniteit aanvaardt de gelijkwaardigheid der seksen en die der seksuele geaardheid en behandelt eenieder volgens het rechtsbeginsel: gelijke monniken, gelijke kappen, zonder aanziens des persoons, zonder te kijken naar de maatschappelijke, de economische of de religieuze dan wel levensbeschouwelijke positie, zonder te kijken naar de sekse of de seksuele geaardheid."
Aan die definitie, die voor mij zeer waardevol is, voldoet de huidige Algemene wet gelijke behandeling in voldoende mate. Die conclusie trekt ook de Raad van State in zijn commentaar op deze initiatiefwet. Er is volgens de Raad van State strikt juridisch geen noodzaak om de gronden geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie toe te voegen aan de wet. Ook vanuit de jurisprudentie en de rechtspraktijk bestaat er geen aanleiding omtrent misverstanden over de ruime uitleg van het begrip geslacht. Het is in strijd met de wetssystematiek. De gebruikte termen zijn bovendien onvoldoende duidelijk uitgelegd, wat juist tot verwarring kan leiden. Dat is duidelijke en terechte kritiek van de Raad van State.
Wat heeft de betreffende doelgroep in de praktijk aan de wetswijziging? Wordt hij echt beter beschermd door deze begrippen expliciet in de wet te noemen? Het antwoord is nee. Dit is vooral een maskerade van politiek correct activisme. Want de echte problemen van de doelgroep worden niet benoemd: de bedreiging van deze doelgroep door de islamisering. Geen woord komt daarover terug in dit wetsvoorstel.
Om terug te komen op het citaat van Fortuyn: bij zijn bespreking van de kernnormen en -waarden van de moderniteit bracht Fortuyn dit wél scherp naar voren. Ik citeer nogmaals: "Het behoeft geen betoog dat het in de cultuurgebieden en staten waar de islam dominant is enigszins anders is gesteld, om het maar eens eufemistisch uit te drukken." En: "Vanuit ons perspectief gezien — dat van de moderniteit — is veel van wat de islam en haar cultuur uitdraagt verwerpelijk dan wel volstrekt achterlijk."
Deze ruim zestien jaar geleden al door Fortuyn genoemde verwerpelijkheid en achterlijkheid van de islam zien we nu terug in onze stadswijken. Zo kan in de moskeeën ongestoord homohaat worden gepredikt. Er is nog geen enkele moskee op slot gegaan. Dat geldt bijvoorbeeld voor de As-Soennah moskee, hier in Den Haag, waar haatsjeik imam Fawaz Jneid predikte: "Sodomieten" — bedoeld zijn homoseksuelen — "ontkennen niet dat homoseksualiteit een perversie is en dat het smerig en onrein is. Dat is zo, zelfs als de wetten over de gehele wereld het erover eens zijn dat het toegestaan is en legitiem." Aldus haatsjeik Fawaz Jneid hier in de moskee in Den Haag.
In de Amsterdamse Poldermoskee stelde het Amsterdamse D66-raadslid Yassmine El Ksaihi als voorzitter van deze moskee dat homoseksualiteit een zonde is in de islam. Tevens preekte daar de Amerikaanse imam Khalid Yasin, die homoseksualiteit wil bestraffen, aids een Amerikaanse uitvinding noemt en spreekt over de wereldheerschappij van de islam.
En dan de transgenders, die in hun eigen buurt en zelfs in hun eigen huis niet veilig zijn. Van transgenders die door islamitisch straattuig worden weggetreiterd uit hun eigen huis zijn de nodige schrijnende voorbeelden bekend. Zoals afgelopen jaar Marieke uit Den Bosch, die slachtoffer werd van zowel verbaal en fysiek geweld op straat als van intimiderende acties rond haar woning. Het slachtoffer zou volgens de lokale omroep hiervan geen aangifte kunnen doen bij de politie, maar slechts een melding. Ik citeer de lokale omroep: "Maar omdat er meerdere daders zijn en Marieke geen duidelijk signalement of bewijs heeft, kan ook geen aangifte gedaan worden." Uiteindelijk was Marieke genoodzaakt te verhuizen naar een andere wijk en werd het islamitisch straattuig, dat voor deze intimidatie verantwoordelijk was, niet aangepakt. Die konden gewoon ongestoord hun gang blijven gaan in die wijk. De wereld op zijn kop.
Met voorliggende wetswijziging is een slachtoffer van antitransgendergeweld, zoals Marieke, niet geholpen. In plaats daarvan zouden dergelijke slachtoffers makkelijker aangifte moeten kunnen doen, ongeacht de mogelijkheden tot opsporing. Afgelopen april merkte COC-voorzitter Tanja Ineke al het volgende op, en ik citeer een artikel op nu.nl: "Ze signaleert een soort gemakzucht bij politie en Openbaar Ministerie. Dan hoor je: Het is moeilijk om te bewijzen, dus we gaan er ook maar niet naar op zoek. Dat kan natuurlijk niet, de politie hoort stevig door te rechercheren." Daarom de vraag aan de minister: wat wil het kabinet betekenen om de aangiftemogelijkheden voor deze slachtoffers te verbeteren?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie: mevrouw Vink?
Mevrouw Vink i (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb nog even getwijfeld of ik dit ter sprake zou brengen. Maar er wordt een Amsterdams D66-raadslid met naam en toenaam genoemd, dus voor de verslaglegging wil ik hier wel bij opmerken dat het desbetreffende raadslid heel vaak heeft aangegeven hoe zij staat tegenover gelijke rechten voor iedereen. Dit was niet echt een vraag, maar ik wou het hierbij wel opmerken.
De heer Van Hattem (PVV):
Oké, daar neem ik dan kennis van. Evenals ik kennisneem van het citaat dat zij eerder heeft gebruikt.
Bij geweld tegen personen met een lhbti-achtergrond zijn volgens verschillende onderzoeken verdachten met een Marokkaans-islamitische achtergrond oververtegenwoordigd. Zo blijken volgens het politierapport getiteld Anti-homogeweld in Nederland uit 2014 bij incidenten waarvan de verdachte bekend is, Marokkanen bijna tien keer vaker verdachte. Volgens het UvA-rapport getiteld Als ze maar van me afblijven, is 62% van de daders van fysiek geweld tegen homo's in Amsterdam van niet-Nederlandse afkomst, en daarbinnen vormen Marokkanen met 36% de grootste groep. Gelet op de oververtegenwoordiging van verdachten van anti-lhbti-geweld met een Marokkaans-islamitische achtergrond en de afwijzing, onderdrukking en haat jegens lhbti in de islam, is het de vraag aan de indieners waarom zij de ogen gesloten houden voor deze gevaren van islamisering. Waarom nemen zij niet de stelling in dat het voor de bescherming van ónze normen en waarden, waaronder het in vrijheid kunnen leven als transgender, noodzaak is om islamisering tegen te gaan? Graag een reactie.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel past in dezelfde categorie als de regenboogzebrapaden: het is ogenschijnlijk heel sympathiek, maar een volstrekt betekenisloos gebaar. Het is heel erg makkelijk om zo'n regenboogzebrapad midden in een winkelcentrum aan te leggen, maar geen enkele gemeente legt ze aan op de plaats waar deze regenboogzebrapaden qua signaal thuis zouden horen: voor de deur van een moskee. Met dit wetsvoorstel is geen enkele transgender- of interseksepersoon geholpen. Met de-islamisering, meer veiligheid en betere mogelijkheden tot aangifte wel. Dáár kiest de PVV voor, en niet voor deze overbodige wetgeving.
Voorzitter. Tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Ik geef het woord aan mevrouw Vink.
Mevrouw Vink i (D66):
Dank u wel, voorzitter. En ook vanuit onze fractie gelukwensen voor de initiatiefnemers van dit voorstel.
Wanneer dit voorstel wordt aangenomen, zal de Algemene wet gelijke behandeling worden aangepast. Uit uitspraken volgt dat het daarin opgenomen verbod op onderscheid op basis van geslacht breed wordt opgevat. Voor transgender- en interseksepersonen geldt echter nog altijd dat ze vaak te maken krijgen met onbegrip, pesten en discriminatie, op hun werk en in het persoonlijk leven. Uit cijfers blijkt bijvoorbeeld dat transgender- en interseksepersonen vaker dan gemiddeld arbeidsongeschikt of werkloos zijn, dat een groot percentage zich eenzaam voelt en niet zichzelf durft te zijn, en dat een hoog percentage te maken krijgt met bedreiging of geweld. Dit alles past niet in een samenleving waar voor iedereen dezelfde grondrechten gelden.
De initiatiefnemers hebben het voorstel gedaan om extra duidelijk te maken voor wie de wet geldt, om hun maatschappelijke positie te versterken. Het zal u niet verbazen dat de fractie van D66 hier positief tegenover staat. We hebben wel nog enkele vragen over de integrale benadering en de publieke bekendheid met de beoogde wetswijziging. Want het wetsvoorstel is niet zomaar opgesteld. Onder andere het College voor de Rechten van de Mens en de Europese Mensenrechtencommissaris hebben in het verleden al opgeroepen tot een explicitering van de wet. Verschillende omliggende landen hebben dat ook geregeld. De vorige minister van Binnenlandse zaken en de huidige minister van Binnenlandse Zaken ondersteunen het voorstel. Er is dus een bredere steun voor dit, strikt juridisch genomen, niet-noodzakelijke voorstel. Maar explicitering in de wet kan ook bijdragen aan hoe mensen beoordelen wat wel of niet gerechtvaardigd is. Het doel lijkt de fractie van D66 dat iedereen zichzelf kan zijn en dat bijvoorbeeld discriminatie afneemt.
Wij zijn wel van mening dat naast de beoogde wetswijziging een integrale aanpak nodig is. De fractie van D66 is daarom blij met de vorig jaar verschenen Emancipatienota, waarin ook aandacht wordt besteed aan meer sociale veiligheid en acceptatie van transgender- en interseksepersonen. Onze vraag aan de initiatiefnemers en de minister is of zij, naast de al in gang gezette acties, nog meer acties zien die kunnen bijdragen aan de samenleving waar iedereen zichzelf kan zijn.
Voorzitter. Als laatste een vraag over de bekendheid van het voorstel, als het wordt aangenomen. Wat de fractie van D66 betreft is bekendheid met de wijziging een belangrijke factor om het doel erachter te laten slagen. We zijn dan ook verheugd dat de Landelijke Vereniging tegen Discriminatie het voornemen heeft geuit om bij eventuele inwerkingtreding het wetsvoorstel onder de aandacht te brengen. Onze vraag aan de minister is of het kabinet ook voornemens heeft in die richting. Zijn er plannen om de voorliggende wetswijziging breed uit te dragen wanneer dit voorstel wordt aangenomen?
Zoals al aangegeven, heeft onze fractie een positieve houding tegenover dit voorstel. Na een uitgebreide behandeling in de Tweede Kamer en na het ontvangen van de memorie van antwoord zien de vragen die wij nog hebben toe op het behalen van het doel achter dit voorstel: een samenleving waar iedereen zichzelf kan zijn. Want grondrechten gelden voor iedereen. Wij kijken daarom uit naar de reactie van de indieners en van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vink. De heer Schalk heeft een interruptie.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mevrouw Vink gaf aan dat ook de Raad van State had aangegeven dat het eigenlijk niet echt nodig is om het probleem dat aan de orde is, in een wetsvoorstel te vatten. Is het niet een beetje een devaluatie van de wet als we er allerlei dingen in brengen die eigenlijk niet nuttig of nodig zijn? Nou ja, over nuttig kun je nog spreken, maar in ieder geval nodig?
Mevrouw Vink (D66):
Dank u wel voor de vraag. Sowieso is de beoogde wetswijziging zeker nuttig, zeker in een samenleving waarin de bedoelde groep nog heel veel te maken heeft met discriminatie. De wijziging ziet er ook op toe om dat te verduidelijken. Maar een wetswijziging of wet is niet alleen maar duidelijk als juristen het onderling eens zijn over wat er wordt bedoeld. Een wet is pas duidelijk als dat buiten de discussie staat. En het is niet voor niets dat er verschillende mensen, het College voor de Rechten van de Mens en ook de Europese Mensenrechtencommissaris, hebben opgeroepen tot de wetswijziging. Dus nee, ik ben dat niet met de heer Schalk eens.
De heer Schalk (SGP):
Mijn vervolgvraag zou dan zijn: betekent dat dan dat andere groepen, die misschien ook wel discriminatie ervaren, ook zo'n wetswijziging zouden moeten proberen te bewerkstelligen?
Mevrouw Vink (D66):
Kijk, er staat nu niet op welke groepen of waarop wordt gedoeld. Maar als het gaat om een aantal groepen die op dezelfde manier te maken hebben met dezelfde discriminatie, dan zou daarnaar gekeken kunnen worden. Maar dat hangt wel echt van die specifieke groepen af, dus daar zou ik nu nog niet iets over willen zeggen.
De voorzitter:
Nogmaals dank, mevrouw Vink. Ik geef het woord aan mevrouw Lokin.
Mevrouw Lokin-Sassen i (CDA):
Dank u, voorzitter. We behandelen vandaag het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Bergkamp cum suis, dat de Algemene wet gelijke behandeling wijzigt en de wettelijke bescherming tegen het ongeoorloofd onderscheid maken — want daar gaat het om — op grond van geslacht, die voortvloeit uit de Awgb, nader uitwerkt en expliciteert. De initiatiefnemers willen daarmee mogelijke interpretatieverschillen over de toepasselijkheid van de wet wegnemen. Het wetsvoorstel beoogt niet een uitbreiding maar een verduidelijking ervan, door nog eens te benadrukken dat de Algemene wet gelijke behandeling van toepassing is op het volledige spectrum aan variaties van de discriminatiegrond "geslacht", zodat voor eenieder duidelijk is dat deze wet eveneens bescherming biedt tegen het ongeoorloofd onderscheid maken op grond van een ieders geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie.
Mevrouw de voorzitter. In dit huis behandelden wij in 2013 het wetsvoorstel 33351, Wijziging vermelding van geslacht in geboorteakte. Ook toen had ik de eer namens mijn fractie het woord te mogen voeren. U staat ongetwijfeld nog helder voor de geest hetgeen ik toen naar voren heb gebracht. Maar u zult mij wel willen vergeven wanneer ik mijzelf hier en daar plagieer: voor de helft van de thans aanwezige collegae klinkt mijn betoog hopelijk als nieuw in de oren; zij hadden toen namelijk nog geen zitting in de senaat. Ook de initiatiefnemers wil ik het niet onthouden.
In het debat destijds verwees ik — ik doe het bij dezen opnieuw — naar de Metamorphosen van Ovidius. Daar kibbelen Juno en Jupiter — de echtgenoten zijn overigens altijd aan het kibbelen — over de vraag bij wie het liefdesgenot groter is: bij mannen of bij vrouwen? Juno verwijt Jupiter zijn ontrouw, hij verdedigt zich door — en ik citeer uit de onovertroffen vertaling van mevrouw d'Hane-Scheltema — te stellen:
"Bij jullie is de lust in liefde groter dan bij mannen.
Zij roept van niet, en dan besluiten zij Tiresias
Te vragen wat hij vindt: die kende beide soorten liefde.
Want ooit had hij twee grote slangen, die in 't bladergroen
Lagen te paren, met zijn stok een harde stoot gegeven,
Was toen — heel wonderlijk — van man in vrouw veranderd en
Had zeven jaren zo geleefd. Toen hij acht herfsten later
Dezelfde slangen terugzag, riep hij: 'als één slag kan maken
Dat hij die slaat door jullie in zijn tegendeel verandert,
Dan sla ik maar opnieuw ...' En met een forse stokslag tegen
Die beide slangen kreeg hij weer zijn vroeger mannenlichaam.
Hij nu, als scheidsman aangetrokken in dat schertsdebat,
Geeft Jupiter gelijk en dat heeft Juno diep gestoken
— aldus vertelt men —, meer dan bij zo'n grapje past: zij heeft
De ogen van haar rechter afgestraft met eeuwig duister.
De godenvader echter — want geen godheid kan de daden
Van andere goden nog herroepen — liet hem in zijn blindheid
De toekomst zien en heeft door deze eer zijn straf verzacht."
Waarom haal ik deze passage aan? Transseksuelen — ik gebruik de term gemakshalve zowel voor transgenders als voor interseksepersonen — zijn van alle tijden. Eeuwenlang zijn zij miskend, genegeerd, vervolgd en vernederd en dat gebeurt in grote delen van de wereld nog steeds iedere dag, tot op de dag van vandaag, ook in Nederland. Pas in de laatste decennia is er in dit deel van de wereld een ontwikkeling te zien waarbij hun het recht om te leven naar hun ware geslachtelijke identiteit, en niet naar hun biologisch geslacht, niet langer wordt miskend, maar integendeel wordt erkend en beschermd. Zij verdienen ook dezelfde bescherming volgens de wet als welke andere personen ook. De minister onderstreepte dit nog eens in haar brief van 12 december 2018. Ik citeer haar met instemming:
"Voor het kabinet is het belangrijk dat in Nederland iedereen zichtbaar zichzelf kan zijn, zoals ook expliciet is verwoord in het regeerakkoord 2017-2021. Het kabinet beoogt daarmee de diversiteit in onze samenleving te respecteren en daaraan ruimte te bieden. Dat iedereen zichtbaar zichzelf moet kunnen zijn, vloeit ook voort uit het principe van gelijke behandeling dat is neergelegd in artikel 1 van de Grondwet. De Algemene wet gelijke behandeling geeft nadere regels waarmee dit principe wordt uitgewerkt voor onder meer arbeidsverhoudingen en bij dienstverlening."
Wij kunnen daar nog aan toevoegen dat ook tal van internationale verdragen discriminatie op grond van onder meer geslacht verbieden. Ook uit jurisprudentie volgt dat onder ongeoorloofd onderscheid van geslacht tevens ongeoorloofd onderscheid op grond van transgenderschap en interseksualiteit moet worden verstaan. Strikt genomen — het is al eerder vermeld — is dit wetsvoorstel daarom dus niet noodzakelijk. De initiatiefnemers zeggen zelf uitdrukkelijk dat ze niet beogen om de werking van de wet uit te breiden, doch slechts om deze nader te verduidelijken, opdat de wet zelf zo weinig mogelijk misverstand laat bestaan over wat er onder het begrip "geslacht" moet worden verstaan, anders gezegd: over de reikwijdte van het begrip "geslacht".
Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie is in het algemeen geen voorstander van symboolwetgeving en zal ook niet snel haar stem geven aan overbodige wetgeving. Maar in dit specifieke geval zien wij de zin van de verduidelijking van het begrip "geslacht" niet als overbodig. Het wetsvoorstel is wellicht niet noodzakelijk, het is wel wenselijk dat in de wet zelf expliciet wordt gemaakt dat transseksuelen uitdrukkelijk vallen onder de bescherming van de non-discriminatiebepaling op grond van geslacht.
Graag wil ik nog wel gezegd hebben dat, als het aan mijn fractie had gelegen, dit wetsvoorstel in september 2018 al wet zou zijn geworden. Wij stelden toen immers voor om het als hamerstuk te accorderen. Andere fracties wilden echter nog inbreng leveren en zo komt het dat wij hier vandaag, bijna een halfjaar later, dit wetsvoorstel nog plenair behandelen. Het zal u dan ook niet verwonderen, dat mijn fractie niet alleen de initiatiefnemers wil danken voor dit wetsvoorstel, maar ook met dit voorstel zal instemmen.
De voorzitter:
Dank u wel. O, mevrouw Lokin, blijft u nog even staan? Meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Ik zal voortaan wat eerder gaan lopen als ik een vraag heb, voorzitter. Ik heb een vraag over of het aspect "geslacht" duidelijker in de wet zou moeten komen. Ik vraag me af of dat het geval is, want er is juist in de wetgeving niet uitgelegd wat de diverse termen betekenen en wat ze behelzen. De diversiteitsexpressie is eigenlijk niet geëxpliciteerd. Je hebt dus toch nog met een heel diffuus woordenapparaat te maken.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
Nee, hier wordt nu duidelijk een uitbreiding gegeven aan het begrip "geslacht": daaronder worden niet alleen de vrouw en de man verstaan, maar ook interseksepersonen, transgenders, enzovoort. Die verduidelijking vinden wij wenselijk. Misschien is het niet noodzakelijk gelet op de jurisprudentie tot nu toe, maar het is wenselijk om het ook in de Algemene wet gelijke behandeling naar voren te brengen, die ook gaat over arbeidsverhoudingen en dienstverlening.
De heer Schalk (SGP):
Maar met de terminologie die gebruikt wordt, zonder dat die nader wordt toegelicht, blijft dat toch heel diffuus? Wat mevrouw ...
De voorzitter:
Lokin.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Wat mevrouw Lokin aangeeft, is dat er sprake zou zijn van een verduidelijking — van transgender en nog een paar andere woorden — maar dat is juist niet in de wet opgenomen. Wel is het in de memorie van toelichting en dergelijke opgenomen.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
Ook in de titel van de wet.
De heer Schalk (SGP):
Ja, inderdaad wel in de titel van de wet, maar stel je voor dat het kracht van wet krijgt — die kans bestaat — dan denk ik dat mensen die naar de Algemene wet gelijke behandeling grijpen, niet naar de titel van de wet kijken, maar naar de Algemene wet gelijke behandeling. Juist daarin is niet uitgelegd wat er bedoeld wordt.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
In dit wetsvoorstel wordt een nadere omschrijving gegeven van de uitbreiding, onder andere in de memorie van toelichting, die onderdeel uitmaakt van de wetsgeschiedenis. Dus ook voor de rechter is deze verheldering duidelijk.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ja, dat ben ik zeer met mevrouw Lokin eens. Alleen denk ik dat die wetsgeschiedenis voor heel veel mensen, juist de burgers, in dit land heel ver weg is. Vandaar dat het mijn idee geweest zou zijn om het zo expliciet mogelijk te maken, zodat iedereen die de wet leest, snapt wat er bedoeld wordt. Maar dat is een andere invalshoek.
Mevrouw Lokin-Sassen (CDA):
Ik neem aan dat met name ondernemers en dienstverlenende instanties wel degelijk kijken naar wat er staat in de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot gelijke behandeling, ook op basis van geslacht. Het gaat hier expliciet over een discriminerend onderscheid, een ongeoorloofd onderscheid op grond van geslacht. Mijn fractie vindt het dus wel degelijk een verduidelijking dat daar niet alleen mannen en vrouwen, maar ook transgenders en transseksuele personen onder vallen.
De voorzitter:
Nogmaals dank, mevrouw Lokin. Ik geef het woord aan mevrouw Meijer.
Mevrouw Meijer i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn complimenten aan de initiatiefnemers van dit wetsvoorstel; zij hebben dit voorstel geschreven met de bedoeling om transgenders en interseksepersonen het leven te vergemakkelijken. Want hoewel in artikel 1 van de Grondwet staat dat het verboden is iemand te discrimineren vanwege godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond dan ook, moeten we constateren dat transgenders en interseksepersonen bovengemiddeld geraakt worden door discriminatie, uitsluiting, pesterij, arbeidsongeschiktheid en studie-uitval. Momenteel is er in Nederland geen enkele wet die discriminatie van hen expliciet verbiedt. De groep, die naar schatting bestaat uit tussen de 130.000 en 1 miljoen Nederlanders, krijgt veel te maken met discriminatie. En die schatting die ik net noemde, is niet voor niks ontzettend ruim, want een deel van deze personen komt namelijk niet uit de kast. Waarschijnlijk omdat gevreesd wordt voor juist dat voorland.
Aangiftes van discriminatie en geweld blijven beperkt tot enkele tientallen per jaar. Niet omdat discriminatie en geweld nauwelijks voorkomen. Was dat maar waar. Het gaat volgens belangenorganisaties jaarlijks om duizenden voorvallen. Wanneer deze wet is gepubliceerd in het Staatsblad, is er geen twijfel meer mogelijk; transgender- en interseksepersonen weten dan zeker dat de wet hun beschermt en voor werkgevers, scholen en bedrijven is dan glashelder dat deze vorm van discriminatie verboden is. Alleen al om te erkennen dat niet iedereen klakkeloos in het hokje "man" of "vrouw" geplaatst kan of wil worden, is dit wetsvoorstel goed.
Daarnaast heeft Nederland nog een titel te verdedigen, ofwel op te vijzelen. Immers, ooit hadden we die koplopersrol. We waren het eerste land waar mensen van een gelijk geslacht met elkaar mochten trouwen. Nu echter zijn we uit de top 10 van de Rainbow Index gevallen. Meerdere malen worden we opgeschrikt door gebeurtenissen waarbij mensen om wie ze zijn worden aangevallen en zelfs in elkaar geslagen. Van de transgenderpersonen in Nederland kreeg 43% het afgelopen jaar te maken met geweld en ondervindt 40% discriminatie op het werk. Mensen worden geweigerd voor een baan of zelfs ontslagen vanwege hun identiteit. Verduidelijken dat die wet ook transgender- en interseksepersonen tegen discriminatie beschermt, is dus geen overbodige luxe. In die zin kunnen de indieners en de minister al zien aankomen dat de SP dit voorstel van harte zal ondersteunen.
Maar er resten mij toch nog wel wat vragen, want we zijn hier gewend om met het aannemen van een wetsvoorstel, een probleem op te lossen. En wordt er hier een probleem opgelost of blijven er nog problemen over na aanname van het voorstel die nog kunnen worden opgelost? De indieners erkennen zelf dat dit voorstel eigenlijk geen toevoeging is, omdat in artikel 1 van de Grondwet staat dat discriminatie op grond van geslacht en geslachtskenmerken verboden is. Kunnen de indieners hier nog eens uitleggen waarom dit voorstel daadwerkelijk een nuttige en nodige toevoeging is op het al bestaande? Wat maakt dat het voorstel niet als overbodig behoeft te worden beschouwd?
Daarnaast halen de initiatiefnemers aan dat interseksepersonen en transgenders te maken hebben met pesterij en uitsluiting, met meer kans op arbeidsongeschiktheid en werkloosheid en met studie-uitval. Dan dringt zich de vraag op: draagt dit voorstel nu bij aan het oplossen hiervan? Maakt het opnemen van dit voorstel in de Wet gelijke behandeling dat er minder wordt gepest? Voelen mensen zich meer erkend en minder uitgesloten? Maakt dit dat je wél uit de kast durft te komen? Wordt hiermee hun positie op de arbeidsmarkt verbeterd? De SP zou heel graag zien dat met het aannemen van dit voorstel ook een aantal praktische zaken worden opgelost of verbeterd.
Een paar van die praktische zaken wil ik hier graag aan de orde stellen. Denk bijvoorbeeld aan alle keren dat je een hokje moet aankruisen om aan te geven of je een man of een vrouw bent. Confronterend voor degene die daar op dat moment geen antwoord op heeft en nutteloze informatie voor de ontvanger ervan. Neem nu dat paspoort of identiteitsbewijs. Daarin verwacht je informatie die kan bijdragen aan identificatie van een persoon. Logisch dat we daarin de lengte van die persoon vinden. De haarkleur en de oogkleur werden er vroeger ook in vermeld, maar die kun je welhaast dagelijks veranderen, waarmee die informatie nutteloos werd. Zo zijn we nu ook tot de ontdekking gekomen dat we niet zomaar ingedeeld kunnen worden als man of als vrouw. En is een X in dat paspoort dan de oplossing? Waarom zouden we? Wat voegt een X toe? Het benadrukt slechts dat die persoon in kwestie misschien in transitie is. Nou en?
Voorzitter. Wat vinden de indieners en de minister van het voorstel om de aanduiding van het geslacht volledig te laten vervallen in identiteitsdocumenten? Waarom zouden we de ontwikkelingen hieromtrent ook internationaal gezien afwachten, zoals het ministerie van Justitie heeft voorgesteld? Australië, Nepal en Canada zetten desgewenst een X in het paspoort. De volgende stap is het volledig laten vervallen van die geslachtsaanduiding of die X, aangezien het nietszeggend is geworden. Heel graag een reactie hierop.
Dan wil ik het ten slotte met u hebben over de wachtlijsten in de zorg voor transgenders. Die is vaak wel anderhalf jaar lang. Vooral voor kinderen en jongeren betekent dat een probleem, want zij wachten niet met hun groei of hun ontwikkeling, maar hun behandeling wordt er wel door bemoeilijkt. Een korte wachtlijst betekent voor hen een wereld van verschil. Denk eens aan de mogelijke gevaren die voor hen op de loer liggen wanneer er bijvoorbeeld een depressie toeslaat. Hoewel ik besef dat we hier geen grotere woorden moeten gebruiken dan nodig is, vermoed ik dat we met kortere wachtlijsten werkelijk letterlijk mensenlevens kunnen redden. Graag hoor ik hoe de indieners hierover denken en vooral hoor ik graag van de minister welke stappen zij gaat ondernemen om dit soort praktische problemen aan te pakken.
Voorzitter. Als altijd kijkt de SP natuurlijk uit naar de beantwoording van de indieners en de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Meijer. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik de initiatiefnemers complimenteren met hun werk voor dit wetsvoorstel, een voorstel dat niet alleen de grondslag versterkt om discriminatie tegen te gaan van mensen met een transgender- of een interseksepersoonlijkheid, maar dat ook voor veel mensen bijdraagt aan een maatschappelijke en in de wet geborgde erkenning van hun genderidentiteit of -expressie. Onze waardering gaat ook uit naar Keklik Yücel en Liesbeth van Tongeren die in een eerdere fase tot de initiatiefnemers behoorden.
Voorzitter. De meesten van ons zijn opgegroeid met het besef dat je mensen kunt opdelen in vrouwen en mannen. Zo lijkt het in de natuur nu eenmaal geregeld, maar wie verder kijkt, weet dat dit in de biologische wereld niet zo eenduidig is. Van ongeveer een half procent van de mensen is dit op de traditionele schaal niet zo helder vast te stellen en daarnaast is er een bijna even grote groep die zich niet thuis voelt in de gender die bij hun geboorte is vastgesteld: mensen met de uiterlijke kenmerken van man of vrouw, die zich omgekeerd meer vrouw of man voelen of dat ook weer omgekeerd. De samenleving weet er niet goed raad mee. We voelen ons er soms ongemakkelijk en handelingsverlegen bij. Het denken in óf man óf vrouw zit immers diep in de samenleving en ook in onze regelgeving verankerd.
Ik heb in mijn leven vele honderden formulieren ingevuld voor alle mogelijke doeleinden. En bijna altijd moet je om soms volstrekt onduidelijke redenen aankruisen of je man of vrouw bent. Zelf ben ik nog nooit een formulier tegengekomen die bij die vraag een hokje "weet niet/anders" of "niet van toepassing" als invulmogelijkheid had. Dat is waarschijnlijk niet uit onwil, maar veelal omdat we niet beter weten. Of eigenlijk moet ik zeggen, niet beter wisten. Want wetenschappelijk onderzoek leert dat het ingewikkelde samenspel van hormonen, chromosomen en anatomie dat onze geslachtskenmerken bepaalt, veel vaker dan gedacht tot meervoudige verschijningsvormen leidt.
Nu is het ontbreken van een invuloptie op een formulier bij het afsluiten van pakweg de inboedelverzekering misschien nog wel te overzien, hoewel ik de minister ook ga vragen om daar wat aan te doen, maar er zijn ook ernstiger situaties. De memorie van toelichting haalt terecht de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa aan. Deze laat zien dat stereotiepe beelden in bijvoorbeeld de zorg ertoe leiden dat in medische protocollen rechten als lichamelijke integriteit en zelfbeschikking van interseksepersonen niet worden geëerbiedigd. Nog los van dat er ook landen zijn waar intersekse als een aandoening wordt beschouwd en dat transgender veelal onbegrepen en veronachtzaamd blijft. In ons eigen land is er nog steeds een groot verschil in hoe artsen omgaan met intersekse en vinden nog altijd niet noodzakelijke operaties plaats of zijn er wachtlijsten. Het is hoe dan ook begrijpelijk dat de wetgever in actie komt. Niet dat wetgeving alle vraagstukken oplost, maar zij biedt wel een wettelijke basis voor het borgen van fundamentele rechten en een betere uitgangspositie om je eigen genderidentiteit te kunnen ontwikkelen.
Daarmee komt Nederland ook tegemoet aan een breed klinkende internationale oproep uit de Raad van Europa, het Europees Parlement en de VN om interseksepersonen te beschermen in nationale wetgeving en discriminatie expliciet te verbieden. Mijn fractie ondersteunt dat, maar er zijn nog wel een paar vragen.
De maatschappelijke noodzaak om de wettelijke positie van transgendermensen en interseksepersonen te versterken, is wat mijn fractie betreft onomstreden. Maar is er ook een juridische noodzaak? Strikt genomen bieden de huidige wetgeving en jurisprudentie volgens de Raad van State voldoende grond om elke vorm van ongewenste discriminatie op grond van geslacht tegen te gaan. De initiatiefnemers onderkennen dat ook. Mijn fractie kan meegaan in hun redenering dat als je nergens opschrijft dat geslachtskenmerken, genderidentiteit of genderexpressie geen reden tot discriminatie mogen zijn, de onbekendheid blijft. Zeker bij een onderwerp waarbij onbekendheid en onbegrip hand in hand gaan, zou het heel goed zijn voor de wetshistorie als de initiatiefnemers ook in deze Kamer nog eens ondubbelzinnig formuleren welke betekenis zij toekennen aan het creëren van deze juridische grondslag.
Onze vraag aan de initiatiefnemers en ook aan het kabinet is: hoe verder? De voorgestelde wijziging van artikel 2 luidt: "Onder onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van geslachtskenmerken, -identiteit, -expressie" et cetera. Het gebruik van het woord "mede" in de wettekst geeft aan dat de navolgende opsomming niet uitputtend of limitatief is. Kunnen de initiatiefnemers nog eens aangeven waarom zij voor deze vorm hebben gekozen en aan welke gendergerelateerde kenmerken zij in dit kader nog meer denken, zodat we dat ook in de wetshistorie kunnen vastleggen?
Dit wetsvoorstel strekt ter verduidelijking en moet er mede voor zorgen dat Nederland internationaal weer in de pas gaat lopen. Nu zijn internationale ranglijstjes voor mijn fractie niet op voorhand aanleiding om de wet aan te passen. Maar omdat de initiatiefnemers dit zo benoemen in de gewijzigde memorie van toelichting, roept het de vraag op of deze vorm van verduidelijkende wetgeving daadwerkelijk voldoet aan internationale standaarden, of dat daarvoor op meer plekken in de wet of de Grondwet nadere explicitering noodzakelijk is. Misschien nog belangrijker is dat man-vrouwdenken diep in onze samenleving en regelgeving zit verankerd. Zien de minister en de initiatiefnemers deze wetswijziging als voldoende, of zien zij andere wet- en regelgeving voor zich die aangepast zou moeten of kunnen worden in de nabije toekomst? Graag een reactie van de initiatiefnemers en de minister.
Ik zei zonet al: op veel formulieren moet je invullen wat je geslacht is, vaak onnodig. Mijn fractie vraagt dan ook aan het kabinet om zich in bredere zin in te spannen om dergelijke onnodige registraties van geslacht tegen te gaan en te voorkomen.
Tot slot. De wet communiceert zichzelf niet. Heeft de minister plannen om met deze wetswijziging als aanleiding de gelijke positie van transgender- en intersekspersonen ook verder aan de samenleving te laten zien, om daarmee hun maatschappelijke positie te versterken? Zo ja, hoe zou de minister dat kunnen doen? Zo nee, waarom niet? En wil de minister zich ook in internationaal verband inspannen om bijvoorbeeld de Europese antidiscriminatierichtlijn — die is bij mijn fractie ook wel bekend als de "Buitenwegrichtlijn" — te specificeren met een verbod op discriminatie op grond van intersekse of transgender?
Als altijd kijken wij uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Vandaag bespreken we een wetsvoorstel op een gevoelig thema, zoals blijkt uit stukken uit het publieke debat. Natuurlijk zou je kunnen zeggen: ik ga alleen in op het wetstechnische aspect. Dan zou je vrij snel klaar kunnen zijn met dit wetsvoorstel. Maar dat doet geen recht aan ons werk in deze Eerste Kamer, waar reflectie een hooggewaardeerd goed is. Bovendien is het oordeel van de fractie van de SGP niet waardenvrij, maar gebaseerd op Bijbelse waarden en normen. Dat betekent in concreto dat ik bij mijn werk in deze Kamer steeds probeer de juiste woorden te kiezen, in de wetenschap dat de Bijbelse waarden en normen lang niet door iedereen worden verstaan, dan wel begrepen, dan wel geaccepteerd. Ik kies mijn woorden met zorg, uit betrokkenheid bij mensen die daadwerkelijk worstelen met hun diepste gevoelens rond bijvoorbeeld thema's als sekse en gender.
Dit gezegd hebbend wil ik namens mijn fractie vijf aandachtspunten naar voren brengen. Als eerste wil ik dit onderwerp plaatsen in de spanning tussen de huidige ideologie en mijn geloofsovertuiging. Mijn fractie heeft sterk de indruk dat de aanpassing van de Algemene wet gelijke behandeling is ingegeven door het feit dat wereldwijd de genderideologie vleugels heeft gekregen. Een simpel voorbeeld: een paar jaar terug was mijn collega Van Dijk vanuit de Eerste Kamer bij de Verenigde Naties in New York. Hij was getroffen door de onevenredig grote aandacht die deze thematiek kreeg in de diverse VN-overleggen. Daar was veel meer aandacht voor dan voor de vele malen grotere groep mensen die vervolgd worden vanwege hun geloof in de Heere Jezus Christus als Zaligmaker. Waarom is er zo onevenredig veel aandacht voor de ene groep en is er nauwelijks aandacht voor de andere? Hoe dan ook, in het perspectief van de geschiedenis van de mensheid is het nieuwe denken over genderdiversiteit slechts een weifelende eerste stap in het duister van de toekomst.
Laten we eens kijken naar die geschiedenis. Voor mij geldt dat ik geloof dat God hemel en aarde geschapen heeft, ongeveer 6.000 jaar geleden. In de Bijbel staat heel duidelijk in het boek Genesis, waar over de schepping van de mens geschreven staat: "Man en vrouw schiep Hij hen". Vervolgens staat er: "Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, zijn vrouw aanhangen en zij beiden zullen tot één vlees zijn." De Bijbel geeft prachtig weer hoe God het bedoeld heeft. Ik spreek hier dus de Bijbel na, met een opvatting over huwelijk en seksualiteit die geen verrassing zal zijn. Voor de SGP is dit een consistente en vaste lijn in het denken. Deze scheppingsorde is vele eeuwen geaccepteerd en als gemeengoed aanvaard. Slechts sinds enkele decennia is er meer aandacht voor het nieuwe fenomeen van de genderdiversiteit en is daar steeds meer ruimte voor ontstaan.
Een tweede aspect dat de aandacht vraagt, is het verschil tussen sekse en gender. Onder sekse verstaan we, even voor het gemak en kortheidshalve, het biologisch geslacht. De theorie van de gendermainstream gebruikt het woord "gender", opnieuw kortheidshalve, voor de sociale of psychische beleving van het eigen geslacht. Als het biologische aspect wegvalt en vooral de sociale en psychische beleving leidend worden, wordt het een zeer diffuus construct, zo diffuus dat er eigenlijk geen peil meer op te trekken is. Want als de beleving leidend is, waar is dan de consistentie, zo vraag ik aan de indieners. Hoe vaak kan en mag iemand een nieuwe beleving kiezen? Of moet het een keuze voor het leven zijn? En als dat zo is, waarom dan? Hoe kijkt de regering hier trouwens tegen aan? Welke consequenties kan dit hebben, bijvoorbeeld voor het systeem van registratie als burger? Hoe verhoudt zich dit tot het personen- en familierecht uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek? En wat als je jezelf geen man voelt of geen vrouw of geen van beide? Is dat problematisch of niet?
In reactie op het advies van de Raad van State schrijven de indieners over hun "uitgangspunt dat het begrip geslacht dient te worden beschouwd als een continuüm waarbinnen eenieder — vrouw/man en iets daarnaast, tussen of tegenover — een zelfde mate van bescherming tegen discriminatie biedt". Wat betekent "iets daarnaast, tussen of tegenover"? Kunnen de indieners daar een duiding aan geven? En bovendien: hoever kan dat gaan met "iets daarnaast, tussen of tegenover"? Wat als ik me bijvoorbeeld iets totaal anders voel dan een mens? Hoe moeten we daar dan mee omgaan?
Een derde punt van aandacht is de consistentie. Immers, als we dit zo expliciteren bij het geslacht van mensen, wat dan te denken van andere aspecten? Laat ik een uitstapje maken, waarbij ik hoop dat iedereen zich realiseert dat ik dat niet doe om de zaak te ridiculiseren. Waarom heeft iemand als de heer Ratelband zijn leeftijd ter discussie gesteld? Hoe kijken we aan tegen zijn diepe wens om twintig jaar jonger te zijn? Is dat een situatie die we nu nog als onwerkelijk beschouwen, maar die straks tot de mogelijkheden gaat behoren? Dit uitstapje gebruik ik om duidelijk te maken dat wat ik vóél en hoe ik me voel of wat mijn beleving is, broze elementen zijn die alle kanten op kunnen. Hoe duiden de indieners dit element van consistentie? Is een wet wel te baseren op onderscheid tussen subjectieve gevoelens in plaats van op objectieve criteria? En wat is de visie van de regering op dit punt?
Bovendien is dit punt van consistentie ook aan de orde bij de vraag waar de genderideologie toe leidt. Ik noem bewust twee voorbeelden die ik niet zelf heb bedacht. Het eerste voorbeeld gaat over sporters. Die heb ik in de schriftelijke inbreng genoemd, omdat de indieners in de memorie van toelichting daar zelf een toespeling op maakten.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Toen de heer Schalk de eerste keer het woord "genderideologie" gebruikte, aarzelde ik even om daarnaar te vragen, maar hij gebruikt dat woord nu voor de tweede keer. Mijn vraag is waar het begrip "ideologie" in dezen vandaan komt omdat, voor zover ik weet, er behoorlijke wat wetenschappelijke consensus is dat we het hebben over wetenschappelijk vastgestelde verschijningsvormen van mensen — overigens ook niet alleen van mensen — waaruit blijkt dat die biologische dichotomie helemaal niet zo vanzelfsprekend is als men wel doet voorkomen. Maar daar gaat het mij niet zozeer om. Het gaat mij er meer om waarom de heer Schalk het woord "ideologie" gebruikt en niet gewoon uitgaat van de wetenschappelijke kennis van dit moment. Ik zou die vraag ook kunnen stellen over zijn geloof in een 6.000 jaar oude schepping. Ook daar is wat andere wetenschappelijke consensus over. Maar het gaat mij nu vooral even om het woord "ideologie".
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel voor deze vraag. Ik heb het woord "genderideologie" inderdaad gebruikt, omdat ik heel sterk de indruk heb dat het een sterke beweging is — misschien had ik het ook "genderbeweging" kunnen noemen — die zich eigenlijk vooral de laatste tientallen jaren aan het manifesteren is. Daar zitten idealen achter. Vandaar dat ik het een ideologie heb genoemd.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
Heeft de heer Schalk kennisgenomen van nogal wat wetenschappelijk onderzoek juist op het gebied van gender, waarbij het helemaal niet meer over ideologie gaat, maar om wetenschappelijk vastgestelde kennis over hoe gender in elkaar zit?
De heer Schalk (SGP):
Ik heb niet allerlei wetenschappelijke boeken en dergelijke gelezen, maar ik heb me wel wat verdiept in de vraag waar de gedachte rondom deze gender mainstreaming — die hoofdgedachte dat iets moet veranderen — vandaan komt. Dan denk ik onder andere aan de Jogjakarta-principes. Het gaat om de gedachte dat dit een nieuw fenomeen is dat breed gedragen zal moeten worden. Ja, dat zie je daar aan alle kanten gebeuren. Vandaar dat ik het inderdaad een ideologie heb genoemd, zoals ik inderdaad ook een geloofsbeschouwing heb. Die werd zojuist ook even genoemd. Als je gelooft dat de aarde en de mensheid ongeveer 6.000 jaar geleden geschapen zijn, dan zou je kunnen zeggen dat we in ieder geval bijna 6.000 jaar zonder deze heel sterke gendergedachte hebben geleefd. Laat ik het zo zeggen. Er zijn ook mensen die dat niet geloven. Die zeggen: nee, de mensheid is al vele malen ouder. En dan zou je kunnen zeggen dat het aspect van wanneer dat opgeld is gaan doen, percentagegewijs nog veel kleiner is.
De voorzitter:
Meneer Lintmeijer. Tot slot op dit punt.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
Of misschien nu pas onderkend wordt en veelal verborgen is gebleven.
Daar wilde ik het bij laten.
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Ik wil nog even terugkomen op de vraag van de heer Schalk over de consistentie. Wij hebben in dit land natuurlijk ook de vrijheid van godsdienst. Daarbij zou het ook kunnen voorkomen dat iemand wisselt, dat iemand zegt: ik geloof nu dit. Dan is het niet tot aan de dood, dan vindt daar ook een verandering in plaats. Kunt u eens even reflecteren op de vraag hoe zich dat dan verhoudt tot de vraag van consistentie op dit domein?
De heer Schalk (SGP):
Dat zou ik eigenlijk best wel willen proberen. Dat is wel een beetje ingewikkeld. De godsdienst is wat iemand gelooft. En geloof is wel weer iets anders dan wie je oorspronkelijk bent. Dus in die zin vind ik dat een wat ingewikkelde vraag. De vraag rondom godsdienst op dit terrein kom ik zo meteen nog een keer tegen. Mevrouw Fiers, u hoeft niet meteen weg te lopen, want het is een heel interessant debat. Daar kom ik inderdaad zo meteen ook nog even op, maar dan in een iets andere context. Als ik u recht wil doen, dan moet ik aangeven dat ik het soms geweldig fijn vind als iemand van godsdienst verandert, namelijk als iemand christen wordt die dat daarvoor niet was. Maar het kan ook zijn dat iemand christen is en dat vervolgens afzweert dan wel een andere godsdienst kiest. Mijn positie is dan dat ik heel graag met die persoon in gesprek blijf en duidelijk probeer te maken waarom die christelijke godsdienst naar mijn vaste overtuiging zo goed en heerlijk is, ook voor die persoon.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ik snap dat u dat vindt, als persoon en als partij, maar u vraagt hier in het kader van dit wetsvoorstel om te reflecteren op de consistentie. Daarbij interpreteer ik uw woorden zo dat u zegt: eigenlijk ga ik ervan uit dat je dat dan eens in je leven moet doen, want anders krijgen we allemaal problemen met wetgeving. Dan vraag ik u om te reflecteren op mijn voorbeeld dat zoiets zich ook kan voordoen met godsdienst. En dan hoor ik u niet zeggen dat dat allerlei inconsistentieproblemen oplevert. Ik wil dus even vragen of u daarop kunt ingaan. Ik snap dat op het moment dat iemand voor u de andere kant op beweegt, u dan nog gaat proberen die persoon te overtuigen. Maar dat was niet de grondslag van de vraag.
De heer Schalk (SGP):
Dan ga ik even terug naar de inconsistentie waar ik op heb geduid. Ik zal nog even wat preciezer zijn. Ik heb dat geduid in de richting van wat ik voel, hoe ik me voel, wat mijn beleving is. En dat zijn niet mijn woorden, maar die haal ik uit de memorie van toelichting en dergelijke. Ik heb gezegd dat dat een heel broos element is. Dat wordt dus je ijkpunt voor iets wat zo belangrijk is dat we het hier bij wijze van spreken zelfs in een wet willen gaan verankeren, verwoorden. Op het moment dat je zoiets subjectiefs als je gevoel als leidraad neemt, moet je je realiseren dat dat heel gemakkelijk kan veranderen. Dat kan per dag veranderen. We hebben begrepen dat mensen zich inmiddels kunnen laten inschrijven als vrouw terwijl ze als man geboren zijn, mannelijk geboren zijn. Maar stel je voor dat je dat een tijdje later toch weer anders voelt. Dat heb ik bedoeld met die inconsistentie als er zoiets subjectiefs als je gevoel is. Dat vind ik toch op een ander vlak liggen als je geloofsovertuiging. Het gaat hier over hoe je geboren bent, waarbij ik me realiseer dat daar bij bijvoorbeeld interseksepersonen vraagtekens bij kunnen zijn. Ik heb ook in mijn tekst verwoord dat ik oog probeer te hebben voor mensen die daarmee te maken hebben of die het gevoel hebben dat ze in een verkeerd lichaam zitten. Nou, die mensen zullen onze ogen en onze ontferming nodig hebben. Daar gaat het niet over. Maar nu gaan we in de wet vastleggen dat je iets kunt veranderen omdat je dat anders voelt. Dan kan dat over een paar jaar weer anders zijn, of over een paar dagen of een paar weken. Misschien krijg je wel spijt. Dat kan zomaar.
De voorzitter:
Meneer Schalk, wilt u uw beantwoording een klein beetje afronden?
De heer Schalk (SGP):
Sorry, maar het is een heel belangrijke vraag.
De voorzitter:
Ik begrijp het. Mevrouw Fiers, tot slot.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Tot slot. Ik constateer dat we hierover van mening verschillen, omdat die consistentie waar u naar vraagt in dit wetsvoorstel, wat mij betreft evenzeer geldt voor de vrijheid van geloof. Maar wij verschillen dus van mening.
De heer Schalk (SGP):
Dan ga ik verder op het punt waar ik gebleven was. Ik moet wel even iets herhalen, want niet iedereen weet meer dat ik een punt ging aanroeren dat ik niet zelf had bedacht.
De voorzitter:
Dat is prima.
De heer Schalk (SGP):
Dat was het voorbeeld over de sporters. Die heb ik in de schriftelijke inbreng genoemd, omdat de indieners daar in de memorie van toelichting zelf een toespeling op maakten. Neem de man die zich vrouw voelt. Hoe staat dat bijvoorbeeld bij het vrouwenzwemmen, -schaatsen of -hardlopen? Wat als deze man die zich vrouw voelt, wint? Of is het vrouwenzwemmen een zaak waar geoorloofd onderscheid gemaakt mag worden? Stel dat ik me niet wil aanduiden met man of vrouw, maar met een "X", mag ik dan helemaal niet meer meedoen?
Het tweede voorbeeld is een NOS-bericht van 24 januari over de aanstaande Provinciale Statenverkiezingen: "Politieke partijen vermelden op de kieslijst steeds minder vaak het geslacht van hun kandidaten. Vaak met goede bedoelingen, bijvoorbeeld omdat ze genderneutraal willen zijn." Uit datzelfde NOS-bericht blijkt dat een organisatie als Stem op een Vrouw dit weer niet handig vindt, omdat je dan niet weet of het om een man of een vrouw gaat en slechts 31% van de Tweede Kamerleden vrouw is. Hier zit trouwens 100%. Anderzijds wil dezelfde organisatie Stem op een Vrouw dat er een derde optie bijkomt. Naast de "M" en de "V" zou er een "X" bij moeten komen. In dat geval is 31% overigens helemaal niet gek, maar de consistentie is dan volledig zoek.
Ik kom op een vierde punt. De initiatiefnemers hebben ervoor gekozen om voor één onderwerp een apart lid toe te voegen aan artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling, maar daarmee openen ze toch de weg om ook andere onderdelen een nadere duiding te gaan geven? Denk aan godsdiensten. Ik noemde het zojuist al. Er zijn krachten in onze samenleving die bepaalde godsdiensten stevig ter discussie stellen, met name als deze een orthodox karakter hebben. Moeten die godsdienstige stromingen nu aan de slag om zich een plaats te gaan verwerven in de Algemene wet gelijke behandeling? Of denk aan het woord "ras". Van de commissie-KOREL heb ik wel eens begrepen dat Antillianen zich vaak achtergesteld voelen als ze vanuit de Cariben in dit deel van het Koninkrijk komen wonen. Gaan we hen nu ook een plekje geven in een apart lid in artikel 1? Dit zijn eigenlijk twee voorbeelden die ik zojuist al had kunnen noemen toen ik met mevrouw Vink in gesprek was. Of moeten we de duiding van de genderidentiteit anders benaderen dan de andere elementen waarop gelijke behandeling wordt geëist, en waarom dan? Kunnen de indieners van het wetsvoorstel dat nader expliciteren? Is dit niet een ongeoorloofd onderscheid op één aspect van het menszijn? Hoe kijkt de regering hiernaar?
Ten slotte mijn vijfde punt. De Raad van State geeft aan dat dit wetsvoorstel haaks staat op de wetssystematiek, omdat ervoor is gekozen om de gronden uit artikel 1, eerste lid van de Algemene wet gelijke behandeling niet nader te omschrijven. Ook heeft de Raad van State aangegeven dat jurisprudentie noch de rechtspraktijk aanleiding geeft tot misverstand over het begrip "geslacht". Opvallend is dat in de memorie van toelichting de indieners ook aangeven dat "er strikt juridisch beschouwd geen noodzaak bestaat om de gronden geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie toe te voegen aan de Algemene wet gelijke behandeling". Ook geven de indieners aan dat er niet of nauwelijks kwesties zijn aangemeld bij het College voor de Rechten van de Mens of bij de rechter. Mijn eenvoudige laatste vraag luidt dan ook: hoe kijkt de regering aan tegen wetgeving die niet nodig is en waarbij ook de terminologie nog eens juridisch volstrekt onduidelijk is? Ook ik zie uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank, meneer Schalk.
Ik geef het woord aan mevrouw Fiers.
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Voorzitter. Graag wil ook ik beginnen met complimenten aan de indieners van dit initiatiefvoorstel. Volksvertegenwoordigers die voorstellen doen voor verandering en niet wachten op actie van het kabinet verdienen volgens de PvdA-fractie waardering. Deze proactieve aanpak vergroot de herkenbaarheid en vertegenwoordigende rol van de politiek.
Om te beginnen even wat feiten op een rijtje. Ik heb jaren in de zorg gewerkt, maar ik was bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel toch wat verrast door de grote aantallen. Nederland kent volgens het onderzoek getiteld Worden wie je bent van het Sociaal en Cultureel Planbureau ongeveer 50.000 transgenderpersonen en 85.000 mensen met een intersekseconditie. We hebben het dus over een aanzienlijke groep mensen. Interseksepersonen zijn mensen die geboren zijn met zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. Het zijn baby's met bijvoorbeeld zowel eierstokken als een penis. Een transgender voelt zich van het andere geslacht. Twee totaal verschillende groepen dus, maar beide met een enorme impact op het leven van mensen.
Volgens het SCP-onderzoek getiteld Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa van mei 2018, vindt 20% van de Nederlandse bevolking dat er iets mis is met mensen die zich geen man of vrouw voelen. Dit leidt tot maatschappelijke uitsluiting, pesten en discriminatie en dat uit zich op veel verschillende manieren. Deze groep is ook vaker arbeidsongeschikt en de werkloosheid is forser dan gemiddeld.
Op 20 november 2018 kwam het Transgender Netwerk Nederland met het onderzoek getiteld Overal op je hoede, waarin het constateert dat transgenderpersonen in Nederland zeven keer zo vaak mishandeld of bedreigd worden en tien keer zo vaak slachtoffer zijn van cyberpesten. Uit het onderzoek van het SCP "Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa" blijkt dat de overgrote meerderheid (87%) van de transgenders geen klacht indient of aangifte doet over hun negatieve ervaring. Ook degenen die een ernstig incident meemaakten, zoals bedreiging, seksuele intimidatie of zelfs fysiek geweld, deden geen melding of aangifte. Van hen stapte slechts 6% naar de politie en 6% wendde zich tot een antidiscriminatievoorziening.
Maar het gaat hier niet alleen om cijfers, maar over mensen. En dan zeggen beelden soms meer dan woorden. Zo laat de bekroonde film Girl — ik weet niet of iedereen die heeft gezien — van de Belgische regisseur Lukas Dhont, het confronterende en ontroerende verhaal zien van de vijftienjarige Lara, die carrière wil maken als ballerina. Los van de kritiek die je ook op deze film kunt hebben, geeft het een inkijkje in de leefwereld, de wereld achter alle cijfers.
De initiatiefnemers stellen — het is daar al vaak over gegaan in de diverse bijdragen — samen met de Raad van State dat het puur juridisch bekeken niet nodig is om de Wet gelijke behandeling aan te passen. De initiatiefnemers willen de wet op het onderdeel "geslacht" verduidelijken en zien de wet als een aanjager van de emancipatie en acceptatie van transgenders en interseksepersonen.
De PvdA-fractie is samen met een aantal andere fracties — ik heb die al horen spreken — benieuwd hoe de initiatiefnemers en de regering die brede emancipatiebeweging verder willen stimuleren. Zoals al eerder gezegd: een aanpassing van een wet is immers geen garantie. Graag een reactie van beiden.
Tot slot vraagt mijn fractie aandacht voor de correctieve operaties van interseksepersonen. Wij zijn met de initiatiefnemers van mening dat intersekse geen medisch probleem is, maar een natuurlijk feit. Promovendus Margriet van Heesch constateert in 2015 dat deze operaties, zonder medische aanleiding, op zeer jonge leeftijd nog steeds plaatsvinden in Nederland. Van Heesch beveelt aan om medisch ingrijpen waarvoor geen directe pathologische noodzaak is, uit te stellen tot de personen in kwestie zelf mee kunnen beslissen. Maar te lang uitstellen heeft ook nadelen. Waar vroeger de neiging misschien was om gendertransities zo lang mogelijk uit te stellen, omdat de wens wellicht zou verdwijnen, is tegenwoordig steeds vaker de opvatting dat het technisch gezien juist goed is om er vroeger mee te beginnen, voor de lichamelijke veranderingen tijdens de puberteit, omdat steeds vaker blijkt dat de wens niet verdwijnt. De vraag aan de initiatiefnemers en de regering is dus hoe zij aankijken tegen medisch ingrijpen bij minderjarige intersekse en transgenderpersonen. Is er aanleiding om de Gezondheidsraad om advies te vragen?
Ik kom tot een afronding. De PvdA-fractie ziet deze wetswijziging als een belangrijke stap voor de emancipatie van interseksepersonen en transgenders. Maar we realiseren ons dat dit met één wetswijziging niet te realiseren is. We kijken dus zeer uit naar de vervolgstappen die worden gezet. Voor nu zien we uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de regering op onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Fiers. Ik geef het woord aan de heer Schouwenaar.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Ik wil, net als de voorgaande sprekers, de indieners danken en feliciteren. Dank voor al het werk dat zij verzet hebben, dank voor alle onderzoek, studie en creativiteit die zij hieraan hebben besteed. En met succes, want zij hebben hun wetsvoorstel gebracht tot aan de laatste fase van de lange wetgevingsprocedure. En dat is niet het enige; de indieners hebben ook bereikt dat het wetsontwerp nog voordat het wet werd, is opgenomen in het regeerakkoord. Dat biedt geen zekerheid, zeker niet hier in de Eerste Kamer, die er niet aan gebonden is. Maar die opname vergroot natuurlijk wel de kans op succes.
Mevrouw de voorzitter. De fractie van de VVD staat positief tegenover dit voorstel. Er is een reëel probleem: mensen die niet voldoen aan de klassieke tweedeling in mannen of vrouwen worden gediscrimineerd. Ze kunnen niet altijd in gelijkwaardigheid deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dit voorstel beoogt daarvoor een oplossing te bieden. Daarmee is mijn fractie het eens.
Maar wij zijn niet geheel kritiekloos. Wij hebben enkele vragen met betrekking tot de doelmatigheid van dit voorstel. Het voorstel wil drie dingen. Het wil de rechtszekerheid voor de doelgroep vergroten. Het wil een steuntje in de rug bieden. En het wil de bekendheid van het probleem bevorderen. De fractie van de VVD vraagt zich af of de gekozen weg inderdaad zal leiden naar het, op zich onomstreden, doel: het tegengaan van discriminatie.
Ik kom allereerst op de rechtszekerheid. Strikt juridisch beschouwd, is het wetsvoorstel niet nodig, zo adviseert de Raad van State. Daar kunnen we niet lichtvoetig aan voorbijgaan. Integendeel. Ook de indieners sluiten zich aan bij het advies. Maar al is het voorstel juridisch niet nodig, maatschappelijk blijft er een probleem bestaan. De rechtspraktijk en de jurisprudentie volgen de ruime uitleg van het woord "geslacht". Er is ook geen reden om aan te nemen dat er binnen afzienbare tijd een beperkte uitleg te vrezen valt. Waarom dan tóch een wettelijke vastlegging van deze ruime interpretatie? Meestal laat de wetgever ruimte aan de rechter om wetsteksten nader in te vullen of aan te vullen. Waarom wil het voorstel nu juist bij dit punt de rechterlijke ruimte beperken?
Dan het steuntje in de rug. Op zich genomen is dat een goede zaak. Maar wanneer de wetgever één groep steunt, dan zullen ook andere groepen om wettelijke steun vragen. Krijgen zij die niet, dan zullen zij zich gedeprecieerd voelen. En krijgen ze die wettelijke steun wél, dan zullen er méér gegadigden komen. Zodoende kan een steuntje in de rug gaandeweg zijn betekenis verliezen. Hoe zien de indieners dit?
Dan, tot slot, de kenbaarheid van het probleem. Publiciteit kan helpen om ongemakkelijke gevoelens in de samenleving weg te nemen. Maar om die publiciteit te krijgen, is een wet geen geschikt communicatiemiddel. Wetten plegen niet op ruime schaal te worden gelezen. Slechts een bepaalde groep insiders leest ze: de doelgroep, werkgevers en juristen. Maar het grote publiek wordt er niet mee bereikt. Mijn fractie vraagt zich af: zou het niet effectiever zijn om in te zetten op publiekscampagnes via pers, sociale media, tv et cetera? Het is op zich verheugend dat de LVTD zich wil inzetten. Maar hebben de indieners nog meer of andere publiciteit op het oog? Heeft de overheid hier een taak, bijvoorbeeld door méér toepassing van het strafrecht en het arbeidsrecht? Ziet de minister hier mogelijkheden?
Tot slot, mevrouw de voorzitter. In beginsel steunt de VVD-fractie dit initiatief. Het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van gelijkwaardigheid zijn heel belangrijke doelstellingen. Als met al geven wij dit voorstel graag het voordeel van onze twijfel, maar wij hopen natuurlijk dat de indieners onze laatste twijfel geheel zullen wegnemen. Daarom kijken wij met belangstelling uit naar de reacties van de indieners en van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schouwenaar. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Amsterdamse Mounir, die als jongen werd geboren maar nu een jonge vrouw is, ging vorig jaar naar de ZARA om dameskleding te kopen. Dat bleek een onmogelijke opgave. Mounir werd weggestuurd bij de damespashokjes omdat ZARA vond dat alleen echte meisjes dameskleding mochten passen. En ook bij de herenpashokjes was Mounir niet welkom, zeker niet met dameskleding. Zelfs toen Mounir had uitgelegd dat hij, dat zij transgender was en nu dameskleding droeg, bleef het winkelpersoneel onvermurwbaar; de kleding moest terug in de rekken en Mounir ging met lege handen naar huis, vernederd. "Blijkbaar bestaan er maar twee soorten mensen op de wereld, en ik ben geen van beide."
Voorzitter. In Den Bosch werd transgender Kim weggepest uit haar sociale huurwoning. Ze vond hondenpoep in haar brievenbus, een opblaaspop in de achtertuin, ze werd achtervolgd en uitgescholden, en talloze keren geschopt en geslagen. Ze zag geen andere uitweg dan te verhuizen naar een andere wijk.
En dan hebben we nog René van der Gijp. Hij vond het lollig om de Belgische transgenderjournaliste Bo Van Spilbeeck te bespotten door in de uitzending van Voetbal International te verschijnen met een blonde pruik en te melden dat hij voortaan Renate genoemd wilde worden. Zijn tafelgenoot Johan Derksen vond het hilarisch en voegde daar nog aan toe dat we nou niet moesten doen alsof dit maar normaal was.
Voorzitter. Voorbeelden als deze maken pijnlijk duidelijk dat veel personen nog altijd niet weten hoe ze moeten reageren op mensen die niet passen in het standaardbeeld van man en vrouw. Bijna een derde van de transgenders komt nooit of bijna nooit uit voor de gewenste genderidentiteit. En geef ze eens ongelijk, want zij die er wel voor uitkomen, hebben te maken met discriminatie op allerlei terreinen. 40% wordt op het werk gediscrimineerd, een derde wordt minstens elke maand beledigd en 43% kreeg het afgelopen jaar te maken met geweld. Ook interseksepersonen, zo'n 85.000 in Nederland, ondervinden problemen bij opleiding, werk en vrije tijd. Ze worden ongewild arbeidsongeschikt verklaard, gepest op school en uitgesloten voor bepaalde beroepen. Geen wonder dat veel transgender- en interseksepersonen kampen met gevoelens van depressie en eenzaamheid.
Voorzitter. De Partij voor de Dieren pleit al jaren voor aanpassing van artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling. Wij willen de initiatiefnemers daarom bedanken dat zij deze wetswijziging mogelijk hebben gemaakt. Wij zijn blij dat discriminatie van transgender- en interseksepersonen nu expliciet verboden wordt. Voor werkgevers, zorgaanbieders, scholen, woningbouwverenigingen, warenhuizen en mensen zoals Johan Derksen wordt het nu overduidelijk dat discriminatie op grond van genderidentiteit, genderexpressie en geslachtskenmerken onacceptabel is.
Voorzitter. Transgenderpersonen kunnen hun ervaringen met discriminatie melden bij het discriminatiepunt van Transgender Netwerk Nederland (TNN) of bij een antidiscriminatievoorziening (ADV). Toch blijkt dat in de praktijk maar weinig te gebeuren. Bij het TNN kwamen in 2017 maar zeventien meldingen binnen. En van de ruim 4.000 discriminatie-ervaringen die werden gemeld bij de ADV's, hadden er maar 62 betrekking op transgenderpersonen. Ook bij de politie werden maar weinig incidenten gemeld. Zelfs degenen die te maken kregen met seksuele intimidatie of fysiek geweld, deden meestal geen aangifte of melding. Wij vragen ons af hoe dit komt. Is bij transgenders niet bekend dat zij aangifte of een melding kunnen doen? Of zien ze er simpelweg geen heil in? Hebben de initiatiefnemers daar een beeld van? Graag een reactie.
Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 700 kinderen geboren met een afwijking in de geslachtskenmerken. Deze interseksekinderen voldoen niet aan het standaardbeeld van jongens en meisjes. De oplossing van artsen is al jarenlang het corrigeren van deze zogenaamde afwijkingen. Vaak gebeurt dit als de kinderen nog heel jong zijn. Interseksekinderen worden op die manier zoveel mogelijk veranderd in gewone jongens of meisjes. De keuze voor deze onomkeerbare behandeling wordt veelal door de ouders genomen op advies van de behandelend arts en therapeuten. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar er is daarna vrijwel geen weg terug. De Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa roept lidstaten op interseksepersonen te beschermen in de nationale gelijkebehandelingswet. Met de voorgestelde wetswijziging wordt daaraan in ieder geval een begin van uitvoering gegeven. Tegelijkertijd horen wij graag wat er nog meer gebeurt om artsen, therapeuten en ouders te stimuleren het beeld los te laten dat interseksepersonen gefixt zouden moeten worden. Hebben de indieners daar meer inzicht in?
Voorzitter. De aanvragen voor een geslachtsveranderende operatie zijn de laatste paar jaar verviervoudigd. Dat heeft gevolgen voor de waslijsten: die zijn lang, te lang. Bij het VUmc staan al bijna 500 minderjarigen op de wachtlijst, die meer dan een jaar moeten wachten op behandeling. Voor volwassenen is die wachttijd zo'n twee jaar. Daardoor blijven transgenderpersonen te lang zitten met een lichaam dat niet bij hen past en waar ze iedere dag letterlijk mee rond moeten lopen. Een op de vijf transgenders heeft ooit een zelfmoordpoging gedaan. Het Transgender Netwerk Nederland vreest dat het aantal zal oplopen. Hebben de initiatiefnemers zicht op de maatregelen waarmee de wachttijden kunnen worden teruggedrongen en psychisch leed kan worden voorkomen?
Voorzitter, ik rond af. Een Duits gezegde luidt: hoe krapper de kooi, hoe mooier de vrijheid, een uitspraak die ons bij de Partij voor de Dieren uit het hart gegrepen is. De samenleving verandert en steeds meer mensen voelen zich niet thuis in het geslacht waarmee ze geboren zijn. Hoewel de acceptatie en emancipatie van transgender- en interseksepersonen verbetering laat zien, moet er nog veel gebeuren voordat iedereen, ongeacht gender of seksuele voorkeur, zichzelf kan zijn. De wetswijziging die vandaag voorligt, is een stap in de goede richting.
Ambassadeurs als fotomodel Loiza Lamers, schrijver Maxim Februari en rockzangeres Rianne van Dorst laten de politieke samenleving zien wat er mogelijk is als je je bevrijdt uit het hokje waar je ten onrechte in was gestopt, wat je kunt bereiken als buitenkant en binnenkant na een lang proces eindelijk op elkaar aansluiten. Loiza, Maxim en Rianne wijzen de weg voor degenen die nog aan het begin van die transitie staan. Het is aan ons om hen te steunen in een proces dat veel moed en doorzettingsvermogen vereist. De wetswijziging van vandaag zorgt voor erkenning en rechtszekerheid. Na vandaag mag er geen twijfel over bestaan dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn als man, als vrouw en alles daartussenin.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Kuiper.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Voorzitter. Allereerst ook namens mijn fractie een woord van waardering voor het werk van de indieners en voor dit initiatiefwetsvoorstel, waarvan de uitkomst vandaag ongetwijfeld door veel mensen met grote belangstelling tegemoet zal worden gezien.
Voorzitter. Volgens artikel 1 van de Grondwet is discriminatie op grond van geslacht niet toegestaan. Onder de reikwijdte van dit artikel vallen zonder enige twijfel ook intersekse- en transgenderpersonen. Dat is verdisconteerd in de Algemene wet gelijke behandeling. Het College voor de Rechten van de Mens heeft dat in 2014 bevestigd, door aan te geven "dat wanneer iemands genderidentiteit in het geding is die buiten de binariteit van man en vrouw valt, er een beroep kan worden gedaan op de gelijkebehandelingswetgeving."
Voorzitter. De indieners van dit wetsvoorstel zijn van mening dat de rechtszekerheid voor betreffende personen is gebaat bij een explicitering van het brede spectrum aan variaties als het gaat om discriminatie op grond van geslacht. Dat is van belang voor betrokkenen zelf en versterkt hun maatschappelijke positie. Deze wet voegt weliswaar materieel niets toe aan vigerende wetgeving, maar verduidelijkt wel de reikwijdte en betekenis van de Algemene wet gelijke behandeling.
Voorzitter. Mijn fractie begrijpt deze beweging. Het gaat erom, de beschermende functie van de wet voor vaak kwetsbare mensen te versterken. Voor mensen die zich anders weten of voelen, die worstelen met hun sekse- en genderidentiteit moet uiteraard alle ruimte zijn. Het zou onrechtvaardig zijn hen achter te stellen, te passeren bij benoemingen of bij een baan, apart te zetten vanwege geslachtskenmerken of de door hen gevoelde genderidentiteit, hen te medicaliseren of juist de toegang tot zorg en medicatie te problematiseren.
Voorzitter. Wat mijn fractie betreft, kan deze explicitering van wat we bedoelen met het niet toestaan van discriminatie op grond van geslacht uitgesproken worden en vastgelegd bij deze wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling. Dat zal inderdaad kunnen leiden tot meer begrip en acceptatie. Mijn fractie zal dit voorstel daarom positief bejegenen, al zullen er als consequentie hiervan ook nog wel lastige vragen te stellen zijn. Het feit dat mensen zich een interseksepersoon weten of niet kunnen bepalen of ze man of vrouw zijn, wil niet zeggen dat dat onderscheid zelf niet langer zinvol of wezenlijk is. Het zou nogal wat betekenen als het onderscheid tussen man en vrouw niet meer gehanteerd zou kunnen worden in het maatschappelijk verkeer of niet toegekend zou kunnen worden bij geboorte.
Voorzitter. Wij begrijpen het wetsvoorstel zo dat er in aanvulling op het onderscheid tussen man en vrouw ruimte moet zijn voor een categorie intersekse en transgender. De wetgever gaat uit van het biologisch onderscheid in het algemeen. Deze wetgeving nuanceert die binariteit tussen man en vrouw, maar houdt die voor het geheel van de wetgeving wel in stand. We hebben het hier over de Algemene wet gelijke behandeling, en niet over allerlei andere wetten. Zie ik dat dus goed? Is dat de bedoeling van de indieners? Deze vraag stel ik ook aan de minister. Daar ligt voor ons de juridische en maatschappelijke reikwijdte van de uitspraak die wij vandaag doen.
Voorzitter. Mijn fractie hoopt dat deze wet eraan bijdraagt dat mensen met hun sekse- en genderidentiteit zich veilig en vrij kunnen voelen in onze samenleving. Daarom bejegenen wij dit wetsvoorstel positief. Dank u wel.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
We zijn iets eerder klaar dan gepland. Ik zou dus eerder verder kunnen gaan met het volgende wetsvoorstel, ware het niet dat woordvoerders naar commissies moeten. Dus het is helaas niet anders, ik moet de vergadering formeel schorsen tot 16.10 uur, maar ik zou eigenlijk liever schorsen tot 16.00 uur. Zullen we kijken of dat lukt? Mevrouw Fiers heeft daar geen probleem mee. Meneer Van Hattem kan zijn app niet openen, wat natuurlijk ook een probleem is. Meneer Lintmeijer, heeft u een probleem als we om 16.00 uur verdergaan? Meneer Köhler, u ook niet? Dan is de vergadering geschorst tot 16.00 uur.
De vergadering wordt van 15.42 uur tot 16.00 uur geschorst.