Plenair Lintmeijer bij behandeling Rechtspositie transgenderpersonen en interseksepersonen



Verslag van de vergadering van 5 maart 2019 (2018/2019 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.52 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen wil ik de initiatiefnemers complimenteren met hun werk voor dit wetsvoorstel, een voorstel dat niet alleen de grondslag versterkt om discriminatie tegen te gaan van mensen met een transgender- of een interseksepersoonlijkheid, maar dat ook voor veel mensen bijdraagt aan een maatschappelijke en in de wet geborgde erkenning van hun genderidentiteit of -expressie. Onze waardering gaat ook uit naar Keklik Yücel en Liesbeth van Tongeren die in een eerdere fase tot de initiatiefnemers behoorden.

Voorzitter. De meesten van ons zijn opgegroeid met het besef dat je mensen kunt opdelen in vrouwen en mannen. Zo lijkt het in de natuur nu eenmaal geregeld, maar wie verder kijkt, weet dat dit in de biologische wereld niet zo eenduidig is. Van ongeveer een half procent van de mensen is dit op de traditionele schaal niet zo helder vast te stellen en daarnaast is er een bijna even grote groep die zich niet thuis voelt in de gender die bij hun geboorte is vastgesteld: mensen met de uiterlijke kenmerken van man of vrouw, die zich omgekeerd meer vrouw of man voelen of dat ook weer omgekeerd. De samenleving weet er niet goed raad mee. We voelen ons er soms ongemakkelijk en handelingsverlegen bij. Het denken in óf man óf vrouw zit immers diep in de samenleving en ook in onze regelgeving verankerd.

Ik heb in mijn leven vele honderden formulieren ingevuld voor alle mogelijke doeleinden. En bijna altijd moet je om soms volstrekt onduidelijke redenen aankruisen of je man of vrouw bent. Zelf ben ik nog nooit een formulier tegengekomen die bij die vraag een hokje "weet niet/anders" of "niet van toepassing" als invulmogelijkheid had. Dat is waarschijnlijk niet uit onwil, maar veelal omdat we niet beter weten. Of eigenlijk moet ik zeggen, niet beter wisten. Want wetenschappelijk onderzoek leert dat het ingewikkelde samenspel van hormonen, chromosomen en anatomie dat onze geslachtskenmerken bepaalt, veel vaker dan gedacht tot meervoudige verschijningsvormen leidt.

Nu is het ontbreken van een invuloptie op een formulier bij het afsluiten van pakweg de inboedelverzekering misschien nog wel te overzien, hoewel ik de minister ook ga vragen om daar wat aan te doen, maar er zijn ook ernstiger situaties. De memorie van toelichting haalt terecht de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa aan. Deze laat zien dat stereotiepe beelden in bijvoorbeeld de zorg ertoe leiden dat in medische protocollen rechten als lichamelijke integriteit en zelfbeschikking van interseksepersonen niet worden geëerbiedigd. Nog los van dat er ook landen zijn waar intersekse als een aandoening wordt beschouwd en dat transgender veelal onbegrepen en veronachtzaamd blijft. In ons eigen land is er nog steeds een groot verschil in hoe artsen omgaan met intersekse en vinden nog altijd niet noodzakelijke operaties plaats of zijn er wachtlijsten. Het is hoe dan ook begrijpelijk dat de wetgever in actie komt. Niet dat wetgeving alle vraagstukken oplost, maar zij biedt wel een wettelijke basis voor het borgen van fundamentele rechten en een betere uitgangspositie om je eigen genderidentiteit te kunnen ontwikkelen.

Daarmee komt Nederland ook tegemoet aan een breed klinkende internationale oproep uit de Raad van Europa, het Europees Parlement en de VN om interseksepersonen te beschermen in nationale wetgeving en discriminatie expliciet te verbieden. Mijn fractie ondersteunt dat, maar er zijn nog wel een paar vragen.

De maatschappelijke noodzaak om de wettelijke positie van transgendermensen en interseksepersonen te versterken, is wat mijn fractie betreft onomstreden. Maar is er ook een juridische noodzaak? Strikt genomen bieden de huidige wetgeving en jurisprudentie volgens de Raad van State voldoende grond om elke vorm van ongewenste discriminatie op grond van geslacht tegen te gaan. De initiatiefnemers onderkennen dat ook. Mijn fractie kan meegaan in hun redenering dat als je nergens opschrijft dat geslachtskenmerken, genderidentiteit of genderexpressie geen reden tot discriminatie mogen zijn, de onbekendheid blijft. Zeker bij een onderwerp waarbij onbekendheid en onbegrip hand in hand gaan, zou het heel goed zijn voor de wetshistorie als de initiatiefnemers ook in deze Kamer nog eens ondubbelzinnig formuleren welke betekenis zij toekennen aan het creëren van deze juridische grondslag.

Onze vraag aan de initiatiefnemers en ook aan het kabinet is: hoe verder? De voorgestelde wijziging van artikel 2 luidt: "Onder onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van geslachtskenmerken, -identiteit, -expressie" et cetera. Het gebruik van het woord "mede" in de wettekst geeft aan dat de navolgende opsomming niet uitputtend of limitatief is. Kunnen de initiatiefnemers nog eens aangeven waarom zij voor deze vorm hebben gekozen en aan welke gendergerelateerde kenmerken zij in dit kader nog meer denken, zodat we dat ook in de wetshistorie kunnen vastleggen?

Dit wetsvoorstel strekt ter verduidelijking en moet er mede voor zorgen dat Nederland internationaal weer in de pas gaat lopen. Nu zijn internationale ranglijstjes voor mijn fractie niet op voorhand aanleiding om de wet aan te passen. Maar omdat de initiatiefnemers dit zo benoemen in de gewijzigde memorie van toelichting, roept het de vraag op of deze vorm van verduidelijkende wetgeving daadwerkelijk voldoet aan internationale standaarden, of dat daarvoor op meer plekken in de wet of de Grondwet nadere explicitering noodzakelijk is. Misschien nog belangrijker is dat man-vrouwdenken diep in onze samenleving en regelgeving zit verankerd. Zien de minister en de initiatiefnemers deze wetswijziging als voldoende, of zien zij andere wet- en regelgeving voor zich die aangepast zou moeten of kunnen worden in de nabije toekomst? Graag een reactie van de initiatiefnemers en de minister.

Ik zei zonet al: op veel formulieren moet je invullen wat je geslacht is, vaak onnodig. Mijn fractie vraagt dan ook aan het kabinet om zich in bredere zin in te spannen om dergelijke onnodige registraties van geslacht tegen te gaan en te voorkomen.

Tot slot. De wet communiceert zichzelf niet. Heeft de minister plannen om met deze wetswijziging als aanleiding de gelijke positie van transgender- en intersekspersonen ook verder aan de samenleving te laten zien, om daarmee hun maatschappelijke positie te versterken? Zo ja, hoe zou de minister dat kunnen doen? Zo nee, waarom niet? En wil de minister zich ook in internationaal verband inspannen om bijvoorbeeld de Europese antidiscriminatierichtlijn — die is bij mijn fractie ook wel bekend als de "Buitenwegrichtlijn" — te specificeren met een verbod op discriminatie op grond van intersekse of transgender?

Als altijd kijken wij uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan de heer Schalk.