Behandeling Aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en vervallen maximale inkomensgrenzen



Verslag van de vergadering van 5 maart 2019 (2018/2019 nr. 20)

Aanvang: 16.03 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen) (34940).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van wetsvoorstel 34940, het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend, oftewel de Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Hattem.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u, voorzitter. De lengte van de officiële titel van deze wet, zoals zojuist ook voorgelezen, zegt eigenlijk al genoeg. Nogmaals: de wijziging van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend, oftewel de Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen. Uit deze lange titel blijkt dat in dit wetsvoorstel door de minister twee voorstellen zijn samengepakt die wat de PVV betreft beter apart behandeld hadden kunnen worden. Het eerste voorstel, het voorstel tot het schrappen van de maximale inkomensgrenzen, kan de PVV zeker steunen. Dat voorkomt dat huurders die door een geringe stijging van het inkomen net boven die maximale inkomensgrens uit komen, daardoor hun volledige huurtoeslag kwijtraken, zelfs als het €1 te veel is. Het kan niet de bedoeling zijn dat huurders door een stijging van hun inkomen er feitelijk op achteruitgaan. Daarom is deze wijziging, ook gesteund door de Woonbond en Aedes, een goed voorstel.

Voor het schrappen van de kan-bepaling ligt het wat de PVV betreft anders. Voor wie het schrappen van de maximale inkomensgrenzen geen gevolgen heeft, betekent het schrappen van de kan-bepaling een lastenverzwaring. Als de bijstandsontwikkeling achterblijft bij de huurprijsontwikkeling, kan dit door de kan-bepaling gecompenseerd worden door een lagere stijging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag. Met het schrappen van de kan-bepaling zal voortaan alleen nog gekeken worden naar de gemiddelde huurstijging, waardoor de eigen bijdrage dus zal gaan stijgen. De PVV kiest voor onze huurders en daarmee niet voor hogere maar juist voor lagere huren. De PVV kan daardoor het schrappen van de kan-bepaling zeker niet steunen. Het blijft onduidelijk hoe groot de effecten kunnen zijn voor de portemonnee van onze huurders, zeker gelet op de mega-investeringen in verduurzaming die dit kabinet-Rutte wil doordrammen om zijn klimaatutopie te verwezenlijken. In de nadere memorie van antwoord gaf de minister aan: "Het is niet exact te voorspellen wat de effecten op de gemiddelde reguliere huurstijging zullen zijn vanwege investeringen door woningcorporaties in nieuwbouw en ingrijpende renovatie." Vanwege het Sociaal Huurakkoord wordt volgens de minister een eventuele doorwerking van hogere investeringen op deze gemiddelde huurstijging beperkt. Ook een beperkte gemiddelde huurstijging is nog steeds een huurstijging. Kan de minister nader duiden hoe beperkt die stijging zal zijn? Is dit net zo beperkt als de leugens over de stijging van de energierekening, waarmee dit kabinet-Rutte onze burgers heeft opgezadeld?

Kan de minister ook nog ingaan op eventuele effecten op de gemiddelde huurprijs door toenemende schaarste van huurwoningen, met name veroorzaakt door de massa-immigratie? In de periode 2014-2017 zijn 53.831 sociale huurwoningen aan statushouders weggegeven. Dat is vrijwel evenveel als het aantal in de periode 2014-2016 bijgebouwde en aangekochte sociale huurwoningen. Dat zijn er namelijk 52.100. Wat betekent deze schaarste voor onze Nederlandse huurders?

Voorzitter. Vanwege het schrappen van de kan-bepaling en daarmee het openzetten van de deur voor huurstijgingen kan de PVV dit voorstel niet steunen.

Tot zover mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Ik geef het woord aan de heer Lintmeijer.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Lintmeijer i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Het voorliggende wetsvoorstel gaat over twee wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag, met elk een ander effect op de portemonnee van groepen huurders. Zoals al eerder gezegd, betreurt ook mijn fractie het dat we beide voorstellen niet afzonderlijk kunnen wegen. Volgens de minister in de memorie van antwoord en ook eerder in de Tweede Kamer zijn de wijzigingen elk op zich beperkt, waardoor het efficiënter is er één wetsvoorstel van te maken. We zullen niet nog een keer naar de bekende weg vragen, maar stellen wel vast dat het jammer is dat het kabinet die keuze maakt. Voor mensen met huurtoeslag telt de efficiency van het wetgevingsproces nu eenmaal minder dan wat ze aan het eind van de maand overhouden om boodschappen te doen. Is de minister dat met de fractie van GroenLinks eens?

Maar nu het kabinet deze keuze voor twee voorstellen in één wetswijziging maakt, ontkomen we er niet aan om af te wegen waar we het zwaarst aan tillen. Concreet: weegt het laten vervallen van de maximale inkomensgrenzen op tegen het schrappen van de kan-bepaling bij de indexering van de eigen bijdrage?

Voorzitter. Ik ga eerst in op het vervallen van de maximale inkomensgrenzen. Feitelijk gaat het hier om het afbouwen van de huurtoeslag in een langere inkomensbandbreedte in plaats van het hanteren van een harde grens. Het effect van de harde grens is nu dat wie er in inkomen €1 overheen gaat, zijn volledige huurtoeslag verliest. Het overgaan op een bandbreedte met een geleidelijke afbouw betekent dat mensen die nu na loonsverhoging of het vinden van een baan in één keer hun huurtoeslag kwijt kunnen zijn, in de nieuwe situatie met een geleidelijke verlaging te maken krijgen. Dat is positief. Het voorkomt dat je bijvoorbeeld vanuit bijstand en werkloosheid een baan vindt en er dan netto op achteruit zou gaan. Dit deel van het wetsvoorstel kunnen we dan ook steunen.

De pijn bij de fractie van GroenLinks maar ook, nog belangrijker, bij huurders zit 'm in het schrappen van de kan-bepaling. Bij het bepalen van de jaarlijkse verhoging van de eigen huurbijdrage wordt nu nog de voor de huurder gunstigste indexering gekozen: óf het percentage van de netto bijstandsontwikkeling óf de groei van de huurprijsontwikkeling. Het kabinet wil met dit wetsvoorstel alleen nog maar naar de huurprijsontwikkeling kijken. Het noemt twee argumenten: het maakt de wet eenvoudiger en het is logischer om naar de huurontwikkeling te kijken dan naar de ontwikkeling van de bijstand. Want, zegt de minister, naar het inkomensplaatje kijken we één keer per jaar al integraal met de totale koopkrachtplaatjes bij de begroting. Ik kom daar straks nog even op terug.

Voorzitter. Dit onderdeel van de voorgestelde wetswijziging raakt de mensen met de laagste inkomens in Nederland. Vindt de minister dat wenselijk? Volgens het kabinet gaat het om kleingeld. Maar voor wie van een minimumuitkering moet rondkomen, bestaat kleingeld niet. Dat betoogde mijn fractie ook al eerder bij het schrappen van de hele kleine pensioentjes van een paar euro. En om zulk kleingeld gaat het in dit geval niet. Zonder kan-bepaling zouden mensen met een laag inkomen gemeten vanaf 2006 nu €19 meer eigen bijdrage betalen. Vanaf 2021 — nu stappen we naar de toekomst — komt daar met het schrappen van de kan-bepaling ruim €2 bij. In een tijdsbestek van zo'n vijftien jaar is het effect dus ruim €20 structureel per maand op basis van historische gegevens. Dat is voor mensen met een minimuminkomen geen kleingeld, maar elke maand een tas verse groente en fruit van de markt.

Voorzitter. Hoe wegen we nu de plus versus de min in dit wetsvoorstel? Wij wegen het zwaarst de effecten voor de laagste inkomens. Voor mensen met een laag inkomen tellen de euro's het meest. Het kabinet wil in dit wetsvoorstel niet kijken naar de koopkracht, want daar is een ander moment voor. Wij doen dat wel. Voor mensen met bijvoorbeeld een uitkering tellen de hogere btw, de duurdere zorgverzekering, de stijging van de kabel- en internettarieven en de hogere energierekening flink op. Dat is de groep die er ook in de inkomensplaatjes van het kabinet het minst, 0,8%, op vooruitgaat. De nieuwe koopkrachtplaatjes van het CPB, die we vanochtend via de media even hebben gezien, laten zien dat die cijfers nog steeds kloppen. Mijn fractie is er niet gerust op dat het op die manier goed uitpakt voor de laagste inkomens.

Ook macro gezien is voor huishoudens het negatieve effect van de kan-bepaling groter dan het positieve effect van de andere maatregel. Het schrappen van de kan-bepaling levert al in 2022 een effect van 138 miljoen minder op het budget van de huurtoeslag. Het schrappen van de harde inkomensgrens kost 70 miljoen. Er is wat mijn fractie betreft dus budgettaire ruimte om de huurders die dit straks gaat treffen, te compenseren. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

Voorzitter. Als we nu de balans opmaken, dan valt die negatief uit. Wij vragen de minister nog eens met onze afweging mee te kijken en zijn benieuwd naar haar reflectie daarop.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Lintmeijer. Ik geef het woord aan de heer Köhler.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Köhler i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het wetsvoorstel dat we nu bespreken, regelt twee wijzigingen in het systeem van de huurtoeslag die geen relatie met elkaar hebben en daarom naar de mening van mijn fractie beter apart aan ons hadden kunnen worden voorgesteld. In de eerste plaats worden de harde maximale inkomensgrenzen om in aanmerking te komen voor huurtoeslag geschrapt en vervangen door een geleidelijke afbouw voor meerpersoonshuishoudens met een jaarinkomen van tussen de €30.000 en €36.000. Is het nu nog zo dat je, als je bijvoorbeeld doordat je op een hogere trede in je loonschaal terechtkomt en €30 per maand meer inkomen krijgt, in een klap €100 aan huurtoeslag kunt verliezen, met het voorliggende wetsvoorstel wordt deze misstand door een geleidelijke vermindering van de huurtoeslag voorkomen. Dat vindt de SP een goed voorstel.

In de tweede plaats wordt voorgesteld om de eigen bijdrage in de huur min de huurtoeslag anders te gaan indexeren. De wettekst spreekt overigens over de eigen bijdrage in de huurtoeslag, maar dat is volgens mij niet correct. Het gaat om de eigen bijdrage in de huur, dus de huur na aftrek van de huurtoeslag. Het kabinet stelt voor om de eigen bijdrage in de huur niet meer te indexeren met het laagste percentage van ofwel de ontwikkeling van de nettobijstandsuitkering ofwel de gemiddelde huurstijging in de sociale sector, maar om voortaan alleen nog uit te gaan van het laatste: de gemiddelde huurverhoging. Mijn fractie heeft hiertegen grote bezwaren. De eigen bijdrage in de huur zal door de nieuwe norm voor de jaarlijkse indexatie waarschijnlijk extra omhooggaan. Als deze norm in het verleden was toegepast, was de huur in de periode van 2006 tot en met 2016 met €19 per maand extra omhooggegaan, na aftrek van de huurtoeslag. Vorig jaar, dit jaar en waarschijnlijk ook volgend jaar is er geen verschil, maar de jaren daarna gaat de nieuwe wijze van indexeren de huurder naar verwachting enkele euro's per maand in zijn nadeel schelen.

De minister zegt in de memorie van antwoord dat er op de lange termijn niets over te zeggen is. Daar ben ik het niet mee eens. Deze maatregel is in het regeerakkoord terechtgekomen omdat die structureel 138 miljoen euro per jaar aan bezuiniging op de huurtoeslag zou gaan opleveren. Dat kost ontvangers van huurtoeslag, allemaal mensen met lage inkomens, op termijn ongeveer €60 per jaar. Ik vraag de minister of zij deze cijfers kan bevestigen en hoe zij dit gevolg van het wetsvoorstel beoordeelt.

De SP-fractie vindt deze lagere ontwikkeling van de huurtoeslag een slechte zaak, temeer omdat de huurtoeslag voor velen nu al nauwelijks of niet toereikend is. Oorspronkelijk beoogde de huurtoeslag, die toen nog met een duidelijker term "individuele huursubsidie" heette, het maximeren van de nettohuur op een bepaald percentage van het inkomen, de zogenaamde normhuur. Inmiddels betaal je, als je huurtoeslag krijgt, €17 per maand meer aan eigen bijdrage in de huur dan de normhuur. Bovendien verdwijnen er steeds meer huurwoningen uit het goedkoopste segment, onder de pakweg €420 per maand, en gaan die naar het segment tot grofweg €600. Daarin moet je door de zogenaamde kwaliteitskorting in de huurtoeslag een hogere eigen bijdrage in de huur betalen.

Maar het slechtst af zijn de mensen met lage inkomens en met recht op huurtoeslag die in een woning met een huur van tussen de ongeveer €600 en €730 per maand wonen. Het deel van de huur boven de grofweg €600 per maand wordt namelijk niet gecompenseerd door de huurtoeslag. En het gaat hier niet om een kleine groep; er zijn in ons land meer dan een half miljoen huishoudens die als zogenaamde "dure scheefwoners" worden omschreven. Hun eigen bijdrage in de huur is duidelijk te hoog voor hun inkomen, maar de regering neemt helaas nauwelijks maatregelen om deze "dure scheefwoners" tegemoet te komen; zij komt nu wel met een voorstel dat hun probleem alleen maar vergroot.

Voorzitter. Het kabinet noemt enkele argumenten waarom zijn voorstel redelijk zou zijn, maar die zijn volgens ons niet steekhoudend. In de eerste plaats zegt de regering dat koppeling van de eigen bijdrage in de huur aan de ontwikkeling van de nettobijstandsuitkering oneigenlijk zou zijn omdat de koopkracht van mensen met een minimuminkomen al op een andere manier op peil wordt gehouden. Dat argument klopt niet. In de eerste plaats is er geen enkele wettelijke regeling die de koopkracht van mensen in de bijstand of met een ander laag inkomen garandeert. Van jaar tot jaar zijn er ad-hocmaatregelen om die koopkracht in stand te houden; door de jaren heen blijft de koopkracht van mensen met de laagste inkomens achter bij die van anderen. De huurtoeslag is juist bedoeld om te zorgen dat je niet een steeds groter deel van je lage inkomen aan huur kwijt bent. Daarom is de koppeling van de eigen bijdrage in de huur aan de ontwikkeling van de nettobijstandsuitkering niet oneigenlijk, maar een kernpunt van het systeem. Je zou nog kunnen betogen dat er een betere vorm van koppeling aan de ontwikkeling van de lage inkomens zou moeten komen, maar een koppeling aan gemiddelde huurstijging, die de stijging van de lage inkomens doorgaans te boven gaat, doet afbreuk aan het systeem van huurtoeslag.

In de tweede plaats doet de minister voorkomen dat het toch redelijk is om de verhoging van de eigen bijdrage in de huur voor ontvangers van huurtoeslag gelijk te trekken met de verhoging van de huur voor anderen in de sociale sector. Maar dat gaat eraan voorbij dat andere huurders ook de gemiddelde huurverhoging niet betalen. Het is immers slechts een gemiddelde. Zo verhogen de woningcorporaties de huur met niet meer dan de inflatie. Dat gaan ze ook de komende jaren doen. De particuliere verhuurders van sociale woningen hebben de huren vorig jaar verhoogd met de inflatie plus 1,5%. En zolang dat wettelijk is toegestaan, helaas, zullen particuliere verhuurders de huren jaarlijks met meer verhogen dan de woningcorporaties. De gemiddelde huurstijging zal dus in de hele sociale sector hoger zijn dan de huurstijging bij de woningcorporaties. En door de indexatie die in dit wetsvoorstel wordt geregeld, zal de eigen bijdrage in de huur voor huurders van corporaties die een huurtoeslag nodig hebben, sterker stijgen dan de huur van de andere huurders bij woningcorporaties, hoewel die een minder laag inkomen hebben. Dat, zeg ik de minister, is niet rechtvaardig. Ziet zij dat anders? Hoe motiveert zij dat dan?

Voorzitter. Al met al ziet de SP-fractie veel bezwaren tegen dit onderdeel van het wetsvoorstel. Er is geen enkel argument voor, tenzij het doel van het kabinet is dat het op de huurtoeslag kan bezuinigen. De minister ontkent dit. Toch wil mijn fractie haar eindoordeel pas na de reactie van de minister geven. Het is immers niet onmogelijk dat zij alsnog met argumenten komt die ons overtuigen. We zijn daarom extra benieuwd naar haar antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Köhler. Ik geef het woord aan mevrouw Fiers.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Fiers i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met de regering een compliment te maken namens de PvdA-fractie, een compliment voor de eerste helft van het voorliggende wetsvoorstel. Het kabinet stelt hierin namelijk voor om de harde inkomensgrens voor de huurtoeslag te laten vervallen, waardoor de huurtoeslag geleidelijk minder wordt naarmate het inkomen stijgt. Dit voorkomt aan het einde van het jaar een armoedeval voor veel mensen en het onnodig terugbetalen van veel toeslagen. Als oud-wethouder Wonen van Eindhoven heb ik regelmatig huurders gesproken die met deze problematiek te maken hadden. Dat verdient dus een compliment. Graag meld ik hier ook expliciet dat ik op dit moment nog commissaris ben bij een woningbouwcorporatie. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt een algemeen publiek belang gediend, voor de huurders, en nadrukkelijk geen privébelang. Ook in de hoedanigheid van commissaris herken ik de problematiek van de harde inkomensgrenzen voor de eigen bijdrage aan de huurtoeslag. Dit eerste deel van het wetsvoorstel is dus een goed plan, zo oordeelt de fractie van de PvdA.

Voorzitter. Dan de tweede helft van het wetsvoorstel: het afschaffen van de kan-regeling. Deze regeling is relevant voor 1,4 miljoen huishoudens in Nederland die jaarlijks huurtoeslag ontvangen. Die huishoudens ontvangen door die kan-regeling automatisch een gematigde indexering van de eigen bijdrage. Die gematigde indexering is hard nodig in onzekere tijden, waarin het dagelijks levensonderhoud duurder wordt en dit nadrukkelijk ook rechtstreeks gevoeld wordt door mensen. De PvdA-fractie vindt het juist nu belangrijk om die eigen bijdrage aan de huur niet te snel te laten stijgen. Daarom is het heel jammer dat deze twee wetswijzigingen niet separaat worden voorgelegd aan de Eerste Kamer; de collega's hebben er ook al aan gerefereerd. Dit ondanks het feit dat op 17 maart 2015 in deze Kamer de motie-Hoekstra met algemene stemmen is aangenomen, waarin het kabinet is verzocht om zich in het vervolg te onthouden van een koppeling van wetsvoorstellen, omdat de Eerste Kamer dan niet in de mogelijkheid is om een separaat politiek eindoordeel te vellen over de eigenstandige wetsvoorstellen. Daarom de vraag aan de minister — ik doe toch nog maar een poging — waarom zij niet handelt in lijn met de motie-Hoekstra.

Dan terug naar de kan-regeling. Die zorgt dus voor een automatische matiging van de eigen bijdrage aan de huur, omdat deze altijd het laagste indexeringspercentage kiest van de twee percentages, van de verwachte huurprijsontwikkeling of de netto bijstandsontwikkeling. Het kabinet wil deze keuzemogelijkheid laten vervallen en voortaan standaard kiezen voor de verwachte huurprijsstijging. Door die kan-regeling af te schaffen zal de eigen bijdrage aan de huur de komende jaren sneller stijgen dan zonder die afschaffing. De keuze voor de laagste indexering verdwijnt immers?

Uiteraard willen we als leden van de Eerste Kamer inzicht hebben in de financiële effecten van deze wetsaanpassing. Effecten van wetgeving beoordelen is immers een van onze kerntaken? In antwoord op vragen van meerdere fracties geeft het kabinet aan dat dit eigenlijk niet te voorspellen is in verband met de vele variabelen die daarmee samenhangen. We hebben ook schriftelijk gevraagd om terug te kijken in de tijd. In antwoord daarop heeft het kabinet kenbaar gemaakt dat we als de kan-regeling eerder was afgeschaft, bijvoorbeeld in 2006, te maken hadden gehad met een andere percentuele stijging, namelijk 16% in tegenstelling tot de 26,4% die het nu was. Dat is dus een fors verschil; van 10%.

Dit roept bij ons de vraag op waarom er gekozen wordt voor deze maatregel. Is het een verkapte bezuiniging op de huurtoeslag? Dat is niet het geval, zo stelt de minister in antwoord op eerdere vragen. Dan is echt de vraag welk probleem hiermee wordt opgelost. Het kabinet antwoordt in de memorie van antwoord op deze vraag, ik citeer: "Hiermee wordt voorkomen dat een specifiek woningmarktinstrument ingezet wordt voor algemene inkomensreparatie." (...) "Hiermee is de jaar op jaar-ontwikkeling van de huurtoeslag beter voorspelbaar en niet afhankelijk van maatregelen en ontwikkelingen buiten het woondomein. Dit biedt ook meer duidelijkheid voor burgers." Einde citaat.

Wij vragen de minister welke burger op dit soort regeltechnische duidelijkheid zit te wachten. De fractie van de PvdA is van mening dat burgers vooral geïnteresseerd zijn in het eindresultaat, namelijk het uiteindelijke percentage waarmee die eigen bijdrage al dan niet geïndexeerd wordt. Burgers hebben naar onze inschatting toch vooral belang bij het laagst mogelijke percentage. Deelt de minister deze aanname? Zo niet, kan zij dan uitleggen waarom niet?

Voor het kabinet staat de oplossing voor het probleem dat ontstaat door het afschaffen van de kan-regeling al klaar; dat zijn namelijk de jaarlijkse koopkrachtplaatjes. Daar wordt heel veel mee opgelost, stelt het kabinet. Echter, deze zijn gebaseerd op gemiddelden en puntenwolken; we hebben er de laatste tijd veel over gehoord in de media. Al zouden ze gemiddeld kloppen, dan gelden ze natuurlijk nooit precies voor individuele mensen en gezinnen.

Graag een reflectie van de minister op die koopkrachtplaatjes, als antwoord op het afschaffen van die kan-regeling. Kan de minister bevestigen dat koopkrachtplaatjes inderdaad geen garantie geven voor matiging van de eigen bijdrage, zoals de kan-regeling wel doet? Welke specifieke koopkrachtreparatie heeft zij voor ogen ter compensatie van de afschaffing van de kan-regeling? Kan de minister uitleggen waarom zij in deze tijd van stijgende energierekeningen en duurdere boodschappen nu ook de automatische matiging van die huurbijdrage wil afschaffen? Vindt de minister deze maatregel verantwoord, met de kennis van het historisch effect, in deze tijd van toenemende kosten voor het primaire levensonderhoud? En zo ja, waarom?

Voorzitter. Samengevat is het grootste bezwaar van de PvdA-fractie tegen het afschaffen van de kan-regeling misschien wel het duidelijkst te maken aan de hand van een spreekwoord — met excuus voor de Partij voor de Dieren, maar die is er niet, dus die hoort het ook niet — namelijk: beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. De kan-regel is dan die ene vogel, die huurders de zekerheid geeft van een matiging van de indexering van de eigen bijdrage aan de huur. Die zekerheid wordt met dit voorstel ingeruild voor tien mooie vogels in de lucht, namelijk de koopkrachtplaatjes. Die zijn heel mooi om naar te kijken, maar grote kans dat zij aan je voorbijvliegen en dat je dan als huurder het nakijken hebt.

We zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister op de gestelde vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Fiers. Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan constateer ik weer dat we sneller door de eerste termijn van de kant van de Kamer heen zijn dan was gepland.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Het lastige is dat we even moeten kijken in hoeverre de initiatiefnemers van het andere wetsvoorstel al klaar zijn voor hun antwoord in eerste termijn. Dat hangt ook af van de commissievergaderingen. Laat ik maar een gok doen, op gevaar af dat dadelijk iedereen boos op mij is. Ik schors de vergadering tot 16.50 uur.

De vergadering wordt van 16.30 uur tot 16.53 uur geschorst.