Verslag van de vergadering van 23 april 2019 (2018/2019 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.26 uur
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Binnenkort wordt de nieuwe Gedragscode Integriteit vastgesteld. Dat is een belangrijke eerste stap. In onze nieuwe Gedragscode is afgesproken dat wij ook bij een plenaire inbreng nevenfuncties melden die in de context van de behandeling relevant kunnen zijn. Ik geef dus maar meteen het goede voorbeeld: ik meld in dat kader dat ik ook commissaris bij een woningbouwcorporatie ben.
Voorzitter. Als je op Google zoekt naar "oplevering woning" — wat ik deed ter voorbereiding van dit debat — dan kom je terecht in de wondere wereld van mensen die een nieuw huis kopen. Op de website van de Vereniging Eigen Huis lees je bijvoorbeeld wat de koper van een nieuw huis allemaal moet controleren bij de oplevering. En dat is nogal wat. Ik citeer: "komt er water uit de kranen, spoelt het toilet goed door, werkt het fornuis, functioneert het hang- en sluitwerk?" Het advies van de Vereniging Eigen Huis luidt, en ik citeer: "Probeer dit soort onderdelen van de woning tijdens de oplevering uit. Heb je te weinig kennis van bouwregelgeving, dan is het verstandiger om een deskundige mee te nemen." Het is natuurlijk de omgekeerde wereld dat je als consument het opgeleverde huis zelf, maar beter nog met een deskundige, van top tot teen moet controleren op gebreken, omdat je anders, als die gebreken zich op een later moment openbaren, niet meer kunt aankloppen bij de aannemer. Zo hebben we dat voor andere producten die we in Nederland kopen, niet geregeld. We nemen ook geen computerdeskundige mee naar de winkel om te kijken of de pc wel op alle onderdelen goed werkt.
Het voorliggende wetsvoorstel verstevigt de positie van consumenten en opdrachtgevers. Die wijziging komt erop neer dat aannemers zich minder makkelijk van de aansprakelijkheid jegens de opdrachtgever kunnen bevrijden dan onder het huidige recht. Dit geldt ook voor fouten van door hem ingeschakelde derden waarvoor de aannemer aansprakelijk is in verhouding tot de opdrachtgever.
De heer Van Hattem i (PVV):
U doet nu een beetje voorkomen alsof er op dit moment eigenlijk helemaal niks is geregeld bij de oplevering van woningen. Zeker voor particulieren zijn er wel degelijk mogelijkheden om te voorkomen dat je achteraf met de gebakken peren zit. Woningborg is bijvoorbeeld een kwaliteitsgarantie die mensen kunnen afsluiten. Men kan ook voor een bescheiden bedrag iemand inhuren om bij de oplevering mee te lopen. Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden binnen het huidige stelsel om iets aan te pakken. Ziet u niet dat die mogelijkheden er al liggen? En wat maakt dit wetsvoorstel dan zo'n verbetering dat het noodzakelijk is om het hele stelsel overhoop te halen?
Mevrouw Fiers (PvdA):
Wij denken — dat is de laatste zin van de paragraaf waarmee ik bezig was — dat dit een prikkel oplevert voor bouwers om meer kwaliteit te leveren. Wij denken dat door het spoor te verzetten en door de aansprakelijkheid op die manier in te regelen, de kwaliteit van de bouw, zoals de wet ook heet, een flinke impuls kan krijgen. Ik kom daar zo meteen nog even op terug bij het onderdeel verzekeringen.
De heer Van Hattem (PVV):
Op zich kan die aansprakelijkheid daar inderdaad een impuls aan leveren, maar de wet betekent ook dat het hele stelsel van bouw- en woningtoezicht dat door de gemeente wordt uitgeoefend, helemaal op de schop gaat en dat juist die essentiële rol van de overheid verdwijnt. We hebben dan een klein stukje betere wettelijke consumentenbescherming, die nu in de praktijk al op een andere manier wordt geregeld. Is het het waard om dat stelsel daarvoor helemaal overhoop te halen?
Mevrouw Fiers (PvdA):
De heer Van Hattem gaf in zijn bijdrage aan dat je een eenduidige verantwoordelijkheid moet hebben. Hij pleit ervoor om het te houden zoals het nu is. Onze analyse is dat het huidige systeem op die manier niet goed werkt, omdat de verantwoordelijkheid voor het goed opleveren van een product hoort bij degene die het product maakt. Die moet daar ook zelf een toetsing op doen. Ik kom zo terug op de keuze die hier voorligt. Belangrijk is dat iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid heeft in dit systeem. Met deze wet wordt dat wat ons betreft op een gelijkmatige manier en duidelijk voor iedereen geregeld.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
U blijft een beetje weg van het aspect van het bouw- en toezicht dat echt bij de overheid zou moeten liggen. U blijft maar hameren op het aspect dat de verantwoordelijkheid nu bij de bouwer wordt gelegd. Prima, maar bij het bouw- en woningtoezicht verdwijnt dan die essentiële factor van controle, van toezicht en van technische kennis die een gemeente behoort te hebben. Dat is juist het probleem waar we tegen aan gaan lopen als deze wet wordt ingevoerd.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Volgens mij ben ik duidelijk geweest. Wat ons betreft kiest dit systeem voor een heel duidelijk onderdeel: de bouwer is verantwoordelijk voor de kwaliteit die de bouwer levert en de overheid ziet toe. Dat is voor een belangrijk deel in het convenant uitgewerkt.
Dan kom ik op het tweede deel. De totstandkoming van deze wet kent een lange geschiedenis. Dit lange voortraject toont meteen de complexiteit van de bouwwereld en de verschillende, soms tegenstrijdige, belangen bij het bouwproces. Dit lange voortraject maakt ook direct duidelijk dat de bouwpraktijk in Nederland niet met één wetswijziging veranderd wordt; daar is veel meer voor nodig. Ik kom daar zo meteen nog op terug. Maar eerst alvast de vraag aan de minister of zij bereid is om deze Kamer tot aan het moment van de invoering jaarlijks een voortgangsrapportage te geven. In de vorige inbrengen zijn daar ook regelmatig vragen over gesteld. Er moet nog veel gebeuren. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat goed kunnen blijven volgen.
Mijn fractie is van mening dat het nu tijd is om duidelijkheid te geven over de politieke wil om het nieuwe stelsel daadwerkelijk in te voeren, zodat alle betrokkenen definitief de omslag kunnen maken naar het nieuwe stelsel en hun achterban, in aanloop naar de invoeringsdatum, daarop kunnen voorbereiden. Maar, zoals gezegd, zijn we er met dit wetsvoorstel nog lang niet. Er moet op weg naar de feitelijke invoering van de wet en daarna nog veel gebeuren, door veel verschillende partijen en soms met tegenstrijdige belangen. Het is dus van belang om heldere piketpalen te slaan voor het vervolgtraject. Het recente bestuursakkoord met de VNG geeft op een aantal onderdelen invulling aan de voorbereiding op de implementatie van deze wetgeving, waarin de gemeenten een belangrijke publieke rol hebben en behouden. Ik kijk daarvoor even naar de heer Van Hattem. Wij vinden dit een hele goede stap.
De leden van de PvdA-fractie willen aandacht vragen voor drie belangrijke punten voor het vervolg. Allereerst de erkende technische goedkeuringen, de zogenaamde ETG's. Je wordt een halve bouwdeskundige als je je verdiept in de onderwerpen. ETG's zijn te vergelijken met gestandaardiseerde onderdelen van een IKEA-bouwpakket en kunnen een flinke bijdrage leveren aan het beperken van de risico's en de kosten van de kwaliteitsborging. ETG's zijn een impuls om de faalkosten in de bouw, die hoog zijn, terug te dringen. Hiervoor is in 2017, tijdens het debat in de Tweede Kamer, Kamerbreed een motie aangenomen.
De minister geeft in antwoord op onze schriftelijke vragen aan dat ze met betrokken partijen aan de slag gaat zodra er politieke duidelijkheid is over het wetsvoorstel. Dit brengt ons op twee vragen aan de minister. Kan de minister aangeven wat haar inzet wordt bij dit overleg over de ETG's? En is de minister bereid om een toetsbare norm te stellen of af te spreken? Want met een duidelijke norm op dit belangrijke onderdeel van de kwaliteitsontwikkeling kan de geplande evaluatie ook goed gemonitord worden.
Dan de tweede vraag. De uitvoering van de nieuwe wet valt of staat met de verzekerbaarheid van de risico's. Ook daar zijn veel vragen over gesteld, ook via allerlei mails. In artikel 665a, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt dit nu geregeld. De minister heeft in antwoord op onze vragen gesteld dat zij met verzekeraars in overleg gaat, zodra er duidelijkheid is over het wetsvoorstel. De fractie van de PvdA vindt het meer dan wenselijk dat er voor elk bouwproject een verzekerde garantie kan worden afgesloten, die de gebruiker van het geleverde product ontzorgt en voor een deel de schade vergoedt die is geleden. Deelt de minister deze stelling? Voorziet zij problemen hiermee? Zo ja, welke en hoe denkt ze deze op te lossen?
Tot slot, als derde punt, nog een vraag over de uitvoeringskosten van het nieuwe stelsel. In het debat met deze Kamer over de wet heeft de voorganger van deze minister expliciet benadrukt dat de invoering van het stelsel een besparing gaat opleveren in verband met het voorkomen van dubbele werkzaamheden. In het bestuursakkoord met de VNG heeft de minister afgesproken dat op dit onderdeel van de evaluatie: "de mate waarin de invulling van de taken van het bevoegd gezag en de kwaliteitsborgers op kosteneffectieve wijze is gevoerd, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van de leges en de door de kwaliteitsborgers gehanteerde markttarieven." Kan de minister aangeven hoe zij die kosteneffectiviteit wil beoordelen en of zij daarbij een expliciete norm voor ogen heeft?
De PvdA vindt dat met deze wet het fundament van het bouwwerk gelegd wordt. Het is belangrijk voor alle partijen dat er nu eindelijk duidelijkheid komt over dit fundament, zodat kan worden gestart met het bouwen van de rest van het bouwwerk, maar het bouwwerk is nog niet klaar. Op weg naar de wetsinvoering moet nog veel werk worden verzet. Het hoogste punt is nog niet bereikt, dus helaas nog geen pannenbier.
Wij kijken uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Fiers. Het woord is aan de heer Lintmeier.