Verslag van de vergadering van 5 november 2019 (2019/2020 nr. 5)
Aanvang: 14.14 uur
Status: gerectificeerd
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen) (34997);
en van:
-
-de brief van de minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 11 april 2019 inzake aanbieding van de voorhang van het ontwerpbesluit experiment gesloten coffeeshopketen (34997, letter D);
en van:
-
-Ontwerpbesluit experiment gesloten coffeeshopketen (met nota van toelichting).
De voorzitter:
Dames en heren, we stellen voor om het debat te hervatten. We zijn nog in afwachting van de minister van Justitie en Veiligheid, maar we hebben een beetje een strakke agenda, dus we hopen dat hij zo binnenloopt.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik zet even de stemmingsbel aan in verband met de maidenspeech van mevrouw Bezaan.
Ga uw gang, mevrouw Bezaan
Mevrouw Bezaan i (PVV):
Dank u, voorzitter. Laat ik beginnen met de heren Van Wely, Dittrich en Janssen namens de PVV-fractie van harte te feliciteren met hun maidenspeech. Dit geldt uiteraard op voorhand ook voor de heren Meijer en Recourt.
Voorzitter. We bespreken vandaag de Wet experiment gesloten coffeeshopketen. Dit wetsvoorstel beoogt de regulering van cannabis. Er is de afgelopen jaren al veel gezegd en geschreven over dit onderwerp. De wet komt er in het kort op neer dat de overheid eigenhandig een bij wet verboden product zelf gaat produceren op een soort van overheidsplantages, waar de allerbeste wiet en hasj geproduceerd wordt, om zo ervaring op te doen met het decriminaliseren van de levering aan coffeeshops.
Wij zien helemaal niets in dit experiment. Het nog altijd accurate rapport van de commissie-Van de Donk concludeerde dat de Nederlandse productie vooral voor de buitenlandse markt en juist niet voor de coffeeshops bestemd is. Wij vinden het dan ook volstrekt onzinnig dat het experiment in het leven is geroepen vanwege de problemen omtrent veiligheid en criminaliteit binnen het huidige gedoogbeleid. Drugs en criminaliteit zijn en blijven twee handen op een buik. Dit experiment gaat daar niets aan veranderen.
Het gedoogbeleid is niets anders dan falend beleid. De Partij voor de Vrijheid vindt het dan ook volstrekt onverantwoord dat de overheid nu zelfs verder wil gaan, verder op de weg van de selectieve omgang met eigen wet- en regelgeving, verder op de weg van het blijven normaliseren van drugs. Want daar hebben we het inmiddels over. Nederland is ongeveer het enige land ter wereld waar onderscheid gemaakt wordt tussen softdrugs en harddrugs, maar we kunnen amper nog spreken over softdrugs. Het THC-gehalte van softdrugs is sinds 1976 van 0,4% naar bijna 20% gestegen met alle gevolgen van dien voor de verslavende werking en de volksgezondheid. Mijn collega van het CDA noemde dat net ook al.
Een overheid moet betrouwbaar zijn, het beste in zijn burgers naar boven halen en er geen beleid op na houden dat tegenstrijdig is of zelfs ronduit hypocriet. Erken dat het gedoogbeleid niet werkt; tuig niet een of ander experiment op om maar niet met het eigen falen geconfronteerd te worden. Decennialang is onze jeugd opgegroeid met het idee dat cannabisgebruik een onschuldig gebeuren is. De overheid staat het toch toe? Ouders hebben lijdzaam moeten toezien hoe eenvoudig drugs te verkrijgen zijn. De gevolgen van dit beleid zijn niet te onderschatten. De website van de stichting Moedige Moeders laat het leed dat gepaard gaat met het gebruik van drugs, op indringende wijze zien.
Uit onderzoek blijkt dat 75% van de Nederlandse bevolking een variant van het gen 5-HTT heeft. Dit gen maakt gevoelig voor depressies. Het gebruik van cannabis versterkt deze symptomen. Daarnaast blijkt uit wereldwijd onderzoek dat met name jongeren die voor hun zeventiende levensjaar cannabis gebruiken, anderhalf keer zo veel kans maken om depressief te worden als anderen die dit nooit gebruikt hebben of hiermee na hun zeventiende levensjaar zijn begonnen.
Helaas mag mijn familie zich inmiddels scharen onder de groep van ervaringsdeskundigen. Vorig jaar is mijn 15 jaar oude neefje Quintus overleden. Quintus was een lekker jong met zijn hele leven nog voor zich. Op een gegeven moment begon hij stiekem te blowen en uiteindelijk, bleek later, zelfs zeer regelmatig. Het hoe en waarom doen nu niet ter zake, feit is dat Quintus depressief gedrag begon te vertonen. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in de beëindiging van zijn nog jonge leven. Ik hoef u hopelijk niet uit te leggen wat een impact dit gehad heeft op mijn familie en met name op de vader en moeder van Quintus. Zij verloren hun enige kind.
Voorzitter. Kinderen zouden hier niet aan moeten worden blootgesteld. Levens worden verwoest, gezinnen kapotgemaakt, maar de overheid wil dat dus nog verder faciliteren door een grotere rol binnen de cannabisindustrie op zich te nemen. De Partij voor de Vrijheid is altijd tegen de regulering van cannabis geweest. Wij zien dat het huidige gedoogbeleid de normalisering van drugsgebruik heeft versterkt en de problemen met drugscriminaliteit op ernstige wijze heeft vergroot. Dit experiment zal dan ook amper tot geen effect hebben op de decriminalisering van de levering aan coffeeshops.
Naast het produceren van staatswiet gaat de overheid binnen de deelnemende verkooppunten van deze staatswiet actief pleiten voor het verminderen of zelfs voorkomen van het gebruik van cannabis. Niet logisch, voorzitter. Eerder zeer inconsequent. Stop ermee voordat er straks weer amper een weg terug is. Kies voor een consequent beleid van actieve ontmoediging.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Blijft u even staan, mevrouw Bezaan. Hartelijk gelukgewenst met uw persoonlijke maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
Na uw studie aan de Hoge Hotelschool van Maastricht bent u Nederlands recht gaan studeren, eerst een jaar aan de Universiteit van Maastricht, daarna aan de Universiteit van Amsterdam, de stad waar u bent geboren.
Als jurist heeft u bij meerdere bedrijven gewerkt, waaronder Holland Master Ships Beheer B.V. Momenteel werkt u bij MAQSfood International B.V. Zoals de naam al zegt, is dat bedrijf werkzaam in de voedingsmiddelenindustrie. U zegt over uw werk: "Ik houd van de inhoud en verafschuw onnodige regel- en wetgeving die niet aansluit op de praktijk".
Naast uw werk als bedrijfsjurist bent u bestuurder bij enkele besloten vennootschappen, onder andere op het gebied van vastgoedexploitatie. Als inwoner van Blaricum zat u in de redactie van het dorpsblad met de poëtische naam Hei & Wei, met een korte "ei", passend bij de naam van de streek waarin het dorp ligt.
Enige jaren was u eigenaar van het bedrijf Spiribiza dat retreats op Ibiza verzorgde met aandacht voor het welzijn van brein, lichaam en geest. U volgde daarvoor ook cursussen op het gebied van parapsychologische wetenschappen, psychic science, aan het Arthur Findlay College in het Verenigd Koninkrijk.
Sinds 2015 bent u volksvertegenwoordiger namens de Partij voor de Vrijheid. U werd toen Statenlid én fractievoorzitter van de PVV in de provincie Noord-Holland. In maart 2019 bent u opnieuw gekozen in de Provinciale Staten en drie maanden later als lid van de Eerste Kamer.
Uw motto is: "Wie strijdt kan verliezen, maar wie niet strijdt heeft al verloren." Het strijdtoneel van vandaag is de plenaire vergadering van de Eerste Kamer. U heeft zojuist de eerste stappen daarop gezet. Ik wens u succes bij het vervolg. Nogmaals hartelijk welkom.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Meijer.
De heer Meijer i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Ik sluit me natuurlijk namens de VVD-fractie aan bij de felicitaties aan degenen die een maidenspeech hebben gehouden: de heer Van Wely, de heer Janssen, de heer Dittrich, mevrouw Bezaan net en de heer Recourt zo meteen, veel succes. Ook u, voorzitter, feliciteer ik met uw eerste dag als waarnemend voorzitter op deze plek.
Voor mij is het ook de maidenspeech, en wat een passend en uitdagend onderwerp voor een maidenspeech. Passend, omdat het mij de gelegenheid geeft het voorliggende wetsvoorstel mede te toetsen aan mijn nog vrij recent achter mij liggende bestuurspraktijk. Juist de combinatie van die praktijkervaring en wetgeving, daarbij mede toetsend op uitvoerbaarheid, is voor mij een van de redenen waarom ik de Eerste Kamer zo waardevol vind. Niet alleen passend, ook uitdagend, omdat het onderwerp dat vandaag voorligt, uitlokt tot bredere beschouwingen. Dat bleek mij bij de voorbereiding in fractieverband. Dat bleek vorige week al bij de Algemene Politieke Beschouwingen, toen het al verschillende keren langskwam. En dat blijkt vandaag ook uit de bijdragen van diverse collega's.
Die bredere invalshoek is begrijpelijk. Sinds die ochtend van 18 september jongstleden waarop de advocaat Derk Wiersum werd geliquideerd, is de discussie over de aanpak van drugsgerelateerde criminaliteit in een andere fase beland. Het rapport De achterkant van Amsterdam en andere rapporten die vandaag hier geciteerd zijn, illustreren dat nog eens. Dat heeft zijn weerslag op de wijze waarop de VVD-fractie tegen het voorliggende wetsvoorstel aankijkt. In mijn fractie stond bij de bespreking niet zozeer de liberale invalshoek voorop en werd niet lacherig teruggekeken op eventuele eigen ervaringen met joints. In onze toets stond centraal hoe het voorgestelde experiment kan bijdragen aan de bestrijding van de met drugsgebruik en drugshandel samenhangende criminaliteit.
Mevrouw de voorzitter. Onze fractie heeft waardering voor de reactie van de minister van Justitie en Veiligheid op en sinds 18 september: een passende combinatie van ingehouden woede, betrokkenheid en daadkracht. In zijn recente brief over de contouren van een offensief tegen de georganiseerde criminaliteit wordt die lijn doorgetrokken. Daar kwam gisteren nog een extra incidenteel bedrag bij ter bestrijding van de ondermijnende criminaliteit. Het past ons niet nu met hem de gesuggereerde maatregelen in die brief door te nemen. Dat primaat ligt aan de overkant en daarover voert hij daar binnenkort ook verschillende debatten. Maar zeker ook gelet op de motie die de heer Rombouts heeft ingediend heeft, wil ik wel een paar dingen zeggen over wat ons toetsingskader is als eventuele maatregelen deze kant uit komen. Ook daarbij baseer ik mij op mijn eigen bestuurspraktijk, maar kijk ik met name in dit huis naar de uitvoerbaarheid.
Wat ons betreft staat bij die aanpak een integrale aanpak centraal. Het is niet alleen strafrechtelijk. Het is ook fiscaal, het is ook bestuursrechtelijk en het is nog veel breder. De heer Rombouts noemde verschillende andere branches die daarbij betrokken zijn. Ik ben zelf betrokken geweest bij de aanpak van de outlaw motorcycle gangs. Ik denk dat de minister kan zeggen dat door dat heel consequent breed aan te vliegen, daar toch voortgang is geboekt. De hele aanpak van de ondermijnende criminaliteit, die natuurlijk niet sinds 18 september in de steigers is gezet maar al langer loopt, is daarop gebaseerd.
Zo'n aanpak zal gepaard moeten gaan met begrippen als "continuïteit", "consistentie", "lange adem" en "verwachtingenmanagement". Deze problematiek los je niet binnen een paar jaar op met een project, maar vereist een brede en structurele aanpak. Wat dat betreft is het woord deltaplan in de motie van de heer Rombouts misschien op z'n plaats, hoewel we ook op dit punt voor inflatie moeten oppassen. Want voor je het weet is het ineens een topprioriteit.
De heer Rombouts vroeg om reacties op zijn motie. U kent ons toetsingskader en onze aanpak. Het lijkt wel een beetje op wat in de motie staat, maar ik wacht toch even de reactie van de minister af in hoeverre wat in de motie staat, van toegevoegde waarde is op wat hij zelf al in gang heeft gezet. Ik kom in tweede termijn terug op onze appreciatie van de motie.
De minister spreekt in zijn brief over een interventieteam. Wat mij betreft kan dat allemaal geweldig mooi zijn, als het maar niet betekent dat andere organisatieonderdelen die bezig zijn met de aanpak van de ondermijnende criminaliteit dan ineens denken dat ze een stapje terug kunnen doen. Zo'n interventieteam moet natuurlijk ook niet andere organisaties die met dit onderwerp bezig zijn leegzuigen.
Mevrouw de voorzitter. Vanzelfsprekend spelen bij de ontwikkeling van de drugsgerelateerde criminaliteit ook onze positie als doorvoerland en ons fiscale regime een rol. Die positie en dat klimaat brengen ook veel voordelen met zich mee. Ik wil daar niet aan tornen en ik wil deze breedte in dit debat ook niet opzoeken. Maar ik heb de les die Paul Scheffer recent in dit verband in de NRC trok, dat een open samenleving stoelt op rechtshandhaving, voor dit debat wel in mijn oren geknoopt.
Je kunt het onderwerp ook vanuit een kleinere schaal aanvliegen. De minister van Justitie en Veiligheid en ook de minister-president hebben er recent terecht op gewezen dat het ook de gebruikers zijn die dit systeem in stand houden. Ik zal dat niet ontkennen — ik kom daar zo nog even op terug — maar dat volstaat niet als antwoord op deze problematiek. Uit andere beleidsvelden is bekend dat gedragsbeïnvloeding ingekaderd moet worden en dat ook dat zeker een kwestie van lange adem zal zijn.
Ik kom terug bij het voorliggende wetsvoorstel. Het lijkt me vandaag zaak om niet zozeer naar anderen, maar vooral naar onszelf te kijken. Want is het niet de overheid, zijn wij het niet zelf die hier een grote verantwoordelijkheid hebben? Het voorstel ziet op experimenten binnen een systeem waarin de overheid zelf criminogene factoren heeft gecreëerd. Voor de VVD is de basisinvalshoek in dit debat om daar wat aan te doen. Het is toch zeer bijzonder dat wij met elkaar al bijna 50 jaar een gedoogconstructie in stand houden. Nu kent het begrip "gedogen" verschillende definities. Dat bleek vanochtend ook al. Het is handig als wij daar vandaag iets preciezer in zijn. Bestuursrechtelijk wordt gedogen vooral toegepast als er zicht is op legalisering op afzienbare termijn. Dat is met dit voorstel wat ons betreft niet aan de orde. In de volksmond is gedogen meer oogluikend toelaten. Dat heeft de laatste tijd een wat actievere en negatievere lading gekregen met het begrip wegkijken. Ook dat kan hier toch niet aan de orde zijn.
De gedoogconstructie in het coffeeshopbeleid is veel meer hybride. De voordeur is juist buitengewoon strak gereguleerd en daar wordt gelukkig ook strikt op gehandhaafd. We kennen de AHOJG-criteria en mijn ervaring is dat deze criteria behoorlijk werken. Straathandel wordt zo veel mogelijk voorkomen, 18-minners worden geweerd, overlast wordt voorkomen, geen handel in harddrugs enzovoort. Wat ons betreft wordt preventie aan deze criteria toegevoegd. Misschien kunnen we dan ook tot een eenvoudigere afkorting komen, want ik struikelde er net al over.
In de schriftelijke voorbereiding — veel dank trouwens aan de bewindslieden en de ambtenaren voor de zorgvuldige wijze waarop dit is gebeurd — is preventie door het kabinet zeer duidelijk benadrukt. Vorige week ontvingen we daarover nog een brief van de beide bewindslieden. Die aanpak ondersteunen we, maar het is een onderwerp dat wat ons betreft maar deels aan het experiment is gekoppeld en ook los van dit experiment verder vorm mag krijgen.
Mevrouw de voorzitter. Als het systeem aan de voordeur zo goed werkt, is het toch niet te begrijpen dat we aan de achterdeur nog steeds wegkijken. Dat heeft inmiddels geleid tot weer een volgende omschrijving van gedogen. Bij inbeslagnames van grote hoeveelheden drugs bestemd voor de achterdeur, komt de rechter tot uitspraken in de zin van: wel veroordelen, geen strafoplegging. Dat is toch wel uiterst ongemakkelijk voor de leden van de driehoek, die bij de handhaving en de opsporing hun verantwoordelijkheid proberen te nemen om de bevoorrading van coffeeshops uit de handen van de georganiseerde criminaliteit te halen.
Dat alleen geeft voor onze fractie al de noodzaak aan om met het onderwerp aan de slag te gaan. Door deze hybride constructie in ons coffeeshopbeleid wordt een crimineel circuit gecreëerd en in stand gehouden met uitwassen, zoals in mijn inleidende woorden geschetst. Maar ook met criminaliteit op veel kleinere schaal, die kwetsbare mensen treft die in afhankelijke posities verkeren en die invloed heeft op de leefbaarheid in minder sterke wijken. Het voorliggende voorstel om tot experimenten te komen, probeert daar wat aan te doen. Daarom beoordelen wij het voorstel in beginsel positief.
De dubbele doelstelling van het experiment, gezondheid en veiligheid, openbare orde en criminaliteitsbestrijding, is op zich natuurlijk positief. Maar dubbele doelstellingen maken een experiment meestal niet scherper. De VVD-fractie benadrukt de voortdurende aandacht voor gezondheid en kwaliteit binnen het coffeeshopbeleid, maar veel van die gezondheidsaspecten kunnen ook via de voordeur aangepakt worden. En dat gebeurt ook. In de schriftelijke voorbereiding bent u daarop ingegaan. Het experiment geeft wel extra mogelijkheden daarop te letten.
Terecht geeft u aan dat het experiment op zich geen aanzuigende werking op gebruikers moet hebben. Maar eventueel ernstige zorgen over deze aspecten bij collega's moeten wat ons betreft wel afgewogen worden tegen het ongemoeid laten van de criminaliteit, in samenhang met de achterdeur, als op deze gronden het wetsvoorstel niet gesteund wordt. Voor de VVD weegt het aanpakken van die problematiek bij de behandeling van dit wetsvoorstel het zwaarst.
Ons oordeel proberen we daarbij buiten een normatief afwegingskader te houden. Het gaat om reguleren. We beschouwen het niet als eerste stap naar legalisering, geen gejubel daarover, en ook niet als iets van: in de kern vinden we coffeeshops eigenlijk maar niks, dit voorstel leidt alleen maar tot normalisering. Nee, wij constateren dat er al tientallen jaren een systeem bestaat dat deels goed functioneert. We zouden op korte termijn ook niet zonder dat systeem kunnen, zonder dat dat tot erg veel overlast gaat leiden. We willen dat systeem dusdanig verder reguleren, dat criminogene factoren zo veel mogelijk gereduceerd worden. Dus geen legaliseren, geen normaliseren, maar reguleren, om de kwalijke gevolgen van ons gedoogbeleid te minimaliseren. Als wij dat vandaag, los van onze appreciatie van softdrugs in het algemeen, die ik van ieder respecteer, als gemeenschappelijke invalshoek kiezen, treft de georganiseerde criminaliteit misschien ook een georganiseerde overheid tegenover zich.
De VVD heeft waardering voor het instellen van een adviescommissie, de commissie-Knottnerus. In een later stadium komt er ook nog een onafhankelijke onderzoekscommissie bij de experimenten. Ook veel waardering voor het door hen al verrichte werk. Het is voor mij, in de voorbereiding op dit debat, erg waardevol gebleken. Het is dan ook zaak dat die commissies de ruimte krijgen om hun werk te doen. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat er spanning zit tussen de politieke basis van dit experiment en de wetenschappelijke begeleiding ervan. De SP wees daar net ook al op. Er wordt in de schriftelijke voorbereiding in onze ogen te vaak verwezen naar het regeerakkoord; een politiek document als reactie op inhoudelijke vragen. Ik doel dan met name op de omvang van het experiment. "Zes à tien (middel)grote gemeenten" staat er in het regeerakkoord. De enige vrijheid die het kabinet zich heeft gepermitteerd, is het schrappen van de haakjes rond middel.
Maar wij zijn hier in dit huis niet gebonden aan het regeerakkoord, zou ik tegen de regering willen zeggen. Vanochtend kwam dat in het debat met de ChristenUnie ook al aan de orde. Ik zou het op prijs stellen als de bewindslieden in hun beantwoording ook los van het regeerakkoord zouden kunnen antwoorden en dan met nadruk in zouden kunnen gaan op de opmerkingen van de Raad van State over de omvang van het experiment in relatie tot de hoge ambities en verwachtingen. De Raad van State doet dat in het verlengde van de commissie-Knottnerus en die teksten liegen er niet om. Er kunnen onvoldoende effecten worden gemeten om van zinvolle uitkomsten te kunnen spreken. De commissie beveelt een breder opgezet experiment aan.
Ik ken de argumenten van kabinetszijde: internationale afspraken en de beschikbare handhavingscapaciteit. Maar ik heb daar kanttekeningen bij. Eerst de internationale afspraken. Het kabinet stelt zelf dat de strijdigheid van het experiment met het geldend internationaal Europees recht afhankelijk is van de vraag of door middel van het experiment kan worden onderzocht of het een alternatief vormt voor het huidige beleid en daarmee belangen kan dienen die aan hetzelfde recht ten grondslag liggen, zoals de bestrijding van de criminaliteit. Maar als ik mij ten opzichte van internationale afspraken zou moeten verdedigen, doe ik dat liever met een stevig wetenschappelijk verhaal dat het alternatief ondersteunt, dan met een verwijzing naar de beperkte omvang van het experiment, in de hoop dat het oogluikend wordt toegelaten.
Dan het punt van handhaving. Ook het verhaal over de beperkte handhavingscapaciteit overtuigt ons niet. Voor ons is handhaving een zorgpunt. Het kabinet is in dit stadium nog redelijk vaag, want deelnemende gemeenten gaan waarschijnlijk te maken krijgen met een verstoorde markt. Onduidelijk is hoe bestaande leveranciers gaan reageren. Wellicht ontstaat er meer straathandel als het assortiment onvoldoende wordt bevonden. Gemeenten, uw partners, moeten bij de uitvoering van het experiment, bij de handhaving, bij juridische kwesties, voelen dat het Rijk hun bondgenoot is. Het Rijk is immers eerstverantwoordelijke voor het experiment. Kunnen de bewindslieden ons geruststellen dat met de deelnemende gemeenten zodanige afspraken worden gemaakt dat er tijdens het experiment geen discussies ontstaan over geld en capaciteit, maar dat kabinet en gemeenten zij aan zij staan in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?
U verwijst, als het om geld en capaciteit gaat in de nota naar aanleiding van het verslag, naar paragraaf 4 van de motie van toelichting op het ontwerpbesluit. Hebben de partners ook met die beschrijving ingestemd? En als het om handhavingscapaciteit gaat, is de omvang van de deelnemende gemeenten toch belangrijker dan het aantal? Stel dat Amsterdam, met 167 coffeeshops, was geselecteerd in plaats van Hellevoetsluis, was Amsterdam dan om reden van handhavingscapaciteit buiten het experiment gevallen?
Daarmee kom ik de afwezigheid van de vier grote steden in het experiment. Mooi trouwens dat een aantal middelgrote steden, zoals Almere, Tilburg, Breda en Groningen, inmiddels als zesde stad van het land, meedoen. Onze fractie vindt de afwezigheid van de G4 uit de Randstad voor de relevantie van het experiment toch wel erg teleurstellend. In die steden is sprake van een andere dynamiek. Van specifieke uitdagingen, zegt de commissie-Knottnerus. Een andere dynamiek dan bij verschillende van de geselecteerde gemeenten. Dan denk ik ook aan sterkere clustering van relevante problematiek en een hoger percentage gebruikers.
Wij vragen de bewindslieden om wat meer oplossingsgericht en welwillender om te gaan met het advies van de commissie-Knottnerus om verder te kijken op welke wijze het experiment in Utrecht zo veel mogelijk geïmplementeerd kan worden. Door de bewindslieden is dat, omdat niet alle coffeeshophouders binnen een gemeente mee willen doen, toch wel erg makkelijk afgedaan door te verwijzen naar de regelgeving die daarvoor geen ruimte biedt. Er zijn toch andere geografische grenzen denkbaar dan gemeentegrenzen? Betrokkenheid van de G4-gemeenten bevordert de externe validiteit van het onderzoek, met name de generaliseerbaarheid van verworven inzichten naar grotere steden, stelt de commissie-Knottnerus. Voor de VVD-fractie weegt dat advies zwaar en ik vraag de bewindslieden nadrukkelijk daarop in te gaan.
Op het punt van handhaving heb ik nog een vraag. In de voorwaarden voor het experiment lees ik dat deelnemende coffeeshophouders een handelsvoorraad voor een week mogen aanhouden. Als ik het rapport getiteld De achterkant van Amsterdam lees en aan het rekenen sla, kom ik op een voorraad van gemiddeld 30 kilo per week, terwijl in de door mij net zo bejubelde criteria 500 gram wordt aangehouden. Dat is een verschil van een factor 60. Het lijkt mij lastig om dit criterium in een niet-deelnemende gemeente te blijven handhaven.
Dan de vraag wanneer het experiment geslaagd is en wat er na afronding van het experiment gebeurt. De commissie-Knottnerus geeft daar behartigenswaardige beschouwingen over, waarbij wat zachtere bestuurlijke termen — maar daarom niet minder relevant — als "vereende krachten", "commitment vooraf" en "motivatie van stakeholders" worden genoemd. We zijn benieuwd naar de opvattingen van de bewindslieden daarover. Bedenk daarbij dat partners in het experiment — dat zijn de gemeenten en coffeeshophouders — zich bij het afwegen van hun meerjarige betrokkenheid, niet kunnen verschuilen achter teksten als: dat is aan een volgend kabinet. We horen graag wat bespiegelingen van het kabinet over de verschillende mogelijke scenario's bij het eind van het experiment. De VVD is zeer benieuwd of we bij een mislukt experiment, in welke zin dan ook, weer teruggaan naar het oude systeem van wegkijken en ook wat er gebeurt als het kabinet er niet in slaagt om binnen de termijnen die daarvoor staan, een besluit te nemen over het toekomstige beleid. De ervaring rond dit voorstel geeft aan dat voor besluitvorming over coffeeshopbeleid tijd nodig is. Maar voor de VVD geldt aan het eind van het experiment ook het eerder door mij genoemde uitgangspunt dat een open samenleving stoelt op rechtshandhaving. Maar om te handhaven, heb je wel eerst regels nodig.
Voorzitter. Ik wacht met belangstelling de reactie van de bewindslieden af.
De voorzitter:
Dank u wel. Blijft u even staan. Meneer Meijer, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets over uw achtergrond te vertellen.
Na uw studie planologie aan de Rijksuniversiteit Groningen werd u wetenschappelijk medewerker bij de RARO, de Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening. Na vijf jaar werd u plaatsvervangend secretaris van de RARO. Intussen was u in 1982 lid geworden van de gemeenteraad van Den Haag voor de VVD. Tussen 1989 en 2000 was u in de hofstad wethouder Verkeer en Vervoer, Openbare Werken en Monumentenzorg. Na achttien Haagse politieke jaren, waarvan u de laatste zes jaar locoburgemeester was, werd u in 2000 burgemeester van Zwolle. Tot u op 1 september jongstleden afscheid nam, was u met negentien jaar de op één na langstzittende burgemeester van Nederland in één gemeente.
Het moge duidelijk zijn: u houdt als bestuurder van de lange lijnen, wat niet voor niets ook de titel is van uw onlangs verschenen biografie. In uw werk in het openbaar bestuur houdt u de lange lijnen in het oog. Wat is op de lange termijn goed voor de stad, de regio en –- nu u Eerste Kamerlid bent –- het land? Maar enkele verkeersverbindingen zijn ook lange lijnen die heel concreet als een rode draad door uw carrière lopen. Zo is daar de tramtunnel in Den Haag, die uiteindelijk met fikse vertraging in 2004 openging. Over lange lijnen gesproken … U stond verder aan de wieg van de RandstadRail, die de oude Zoetermeer Stadslijn tussen Den Haag en Zoetermeer en de Hofpleinlijn, tussen Rotterdam en Den Haag, heeft vervangen. De stad Zwolle en omgeving maakte u veel beter bereikbaar door middel van de Hanzelijn.
Naast uw Kamerlidmaatschap bent u onder andere president-commissaris van de WILDLANDS Adventure Zoo in Emmen, voorzitter van de raad van toezicht van Kennispoort Regio Zwolle, van het Auditteam Voetbal en Veiligheid, van de Adviesraad Rotterdamsebaan in de gemeente Den Haag en van de Cultuurprijs Overijssel Provincie Overijssel.
Bij uw afscheid als burgemeester van Zwolle zei uw dochter dat u graag de regie in handen heeft, ook thuis. U regisseert zelfs Vaderdag, naar ik begrijp. Om regie te houden bent u in deze Kamer maar direct voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving geworden. Met de Invoeringswet Omgevingswet als cruciaal dossier kunt u uw jarenlang opgebouwde ervaring goed gebruiken om zaken in goede banen te leiden.
Nogmaals van harte welkom in deze Kamer.
Dan geef ik nu het woord aan de heer Recourt. Hij spreekt de laatste maidenspeech uit en na zijn inbreng zullen we schorsen om iedereen die een maidenspeech heeft gehouden te feliciteren. De heer Recourt heeft mij uitdrukkelijk gezegd dat hij instaat voor reacties op zijn inbreng aan het eind van zijn termijn. Ga uw gang.
De heer Recourt i (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik vind het een eer om hier vandaag te staan en ik realiseer me in wiens voetsporen ik treed en dat maakt het een nog weer grotere eer.
Het debat van vandaag is eigenlijk niet een echt debat, vanwege het grote aantal maidenspeeches en dat vind ik jammer. Toch respecteer ik ieders vrije keus en ik respecteer de traditie om maidenspeeches niet te interrumperen. Vandaar dat ik het compromis voorstel dat, mocht u vragen hebben, u ze vooral moet stellen aan het eind, want ik kan mij voorstellen dat een aantal van u het hartgrondig niet met mij eens zal zijn.
In de Tweede Kamer is er een tweede traditie, namelijk om aan het begin van de maidenspeech kort iets over jezelf, over iets wat je bezighoudt te vertellen. Ik hoor niemand in de Eerste Kamer dat overnemen, maar ik wilde dat toch maar doen, ook al introduceer ik daarmee misschien wel iets nieuws.
Wat mij erg bezighoudt, is herstelrecht, of misschien beter gezegd: herstellende rechtvaardigheid. Dat is waar ik warm voor loop in mijn werkzame leven. Wat is dat dan? Dat is de gedachte dat je het zo moet regelen dat conflicten het beste door partijen zelf opgelost kunnen worden. Als partijen zelf bij die oplossing betrokken zijn, dan wordt een conflict duurzaam en blijvend opgelost. Dat is vaak veel beter dan wanneer de overheid dat doet. De overheid moet als derde partij in herstelrecht overigens wel altijd betrokken zijn, maar met nadruk: als derde partij. De eerste twee partijen zijn de partijen zelf. Hoe effectief immers is een strafvonnis als de dader een paar weken later weer voor het hekje staat? Hoe legitiem is een echtscheidingsbeschikking als de voormalig echtelieden gewoon rollend over straat blijven gaan, vaak met hun kinderen als slachtoffers?
Er worden gelukkig veel initiatieven ontwikkeld in de richting van herstellen en een effectieve wijze van conflictoplossing: mediation in strafrecht, de buurtrechter enzovoort. Het is alleen allemaal nog wat voorzichtig en slecht juridisch geborgd, en dat moet beter. Herstelrecht gaat namelijk in de kern om een andere manier van kijken naar het oplossen van geschillen en de rol die de rechter daarbij kan spelen. Gebaande paden zijn niet altijd de beste paden.
Voorzitter. Ik kom bij het onderwerp van vandaag, en daar kan ik herstel niet direct aan koppelen. Ik had een bruggetje bedacht, maar kon het niet vinden. Vandaag gaat het namelijk over het gedogen van de verkoop van cannabisproducten. Daarbij gaat het in de eerste plaats niet om herstellen, maar om fundamenteel andere vragen. Vragen die bijvoorbeeld gaan over de effecten van het criminaliseren van een markt, in dit geval de cannabismarkt. Om vrij willekeurige redenen is het ene voor de gezondheid schadelijke product gecriminaliseerd — denk dus aan cannabis — waar het andere voor de gezondheid schadelijke product lijst II van de Opiumwet niet heeft gehaald. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan alcohol. Het debat over legalisering is een debat waarbij de praktijk in het dogmatische geweld heel vaak vergeten wordt. In dit licht ben ik heel blij dat dit kabinet heeft besloten te onderzoeken wat de effecten zijn van het legaliseren van een gesloten coffeeshopketen. Laten we de houdgreep waarin dit politieke dossier al decennia gevangen is, proberen te doorbreken met een experiment dat ons relevante gegevens uit de praktijk biedt.
Ik dank de ministers voor hun antwoorden op de drie, of misschien zelfs meer rondes schriftelijke vragen. Ik zal in dit afsluitende debat zo veel mogelijk proberen herhaling te voorkomen en mij beperken tot de hoofdlijnen en conclusies, ondanks de omstandigheid dat niet op alle vragen even bevredigend is geantwoord.
Allereerst het rechtstatelijke perspectief. Je kunt tijdelijke problemen rond de handhaving van een strafbaarstelling oplossen door het verbod even niet te handhaven en de verboden situatie hiermee tijdelijk te gedogen tot de tijd het probleem heeft opgelost. Denk aan parkeerplekken die zijn komen te vervallen door een bouwproject, waarbij er even niet wordt opgetreden tegen mensen die als gevolg daarvan fout parkeren. Dat is een tijdelijke situatie en gedogen is dan een passend beleidsinstrument.
Gedogen is ook een passend beleidsinstrument om te onderzoeken of problemen met een permanent verbod door tijdelijke pseudolegalisering kunnen worden verkleind. Gedogen is dan een experiment. Als blijkt dat het beter werkt, moet legalisatie volgen. Het onder voorwaarden gedogen van de verkoop van cannabisproducten aan particulieren is hier een voorbeeld van. Maar het is wel een problematisch voorbeeld, want door de verkoop van het eindproduct te gedogen maar de productie of inkoop hiervan te blijven vervolgen, breng je burgers in een positie waarin zij voor de gedoogde verkoop genoodzaakt zijn zaken te doen met de onderwereld. Dit kan slechts een tijdelijke situatie zijn. Vanuit rechtstatelijk perspectief kun je burgers niet min of meer permanent in deze juridische schemerzone houden waarin zij om hun gedoogde handel te kunnen voeren, gedwongen worden om strafbare feiten te plegen. Het is dus tijd om óf terug te keren naar het verbod en dat ook te handhaven, óf over te gaan tot echte legalisering.
In die zin moest ik, zelfs een beetje tot mij verrassing, ook Forum voor Democratie groot gelijk geven: je moet daar wel consequent in zijn. Legalisering kan vanuit rechtsstatelijk perspectief wat mij betreft dan ook niet anders zijn dan legalisering van de hele keten. Of gedoog als tussenstap de hele keten, maar stop met van ondernemers criminelen te maken. Deelt de minister van Justitie deze analyse en, zo nee, waar gaat deze volgens de minister dan mank?
Naar de mening van mijn fractie is legalisering van de hele keten van cannabisproducten wenselijk. Vanwege het eerdergenoemde rechtsstatelijk oogpunt, maar vooral vanwege de volksgezondheid. Er moet toezicht komen op het gebruik van cannabisproducten want deze producten kunnen schadelijk zijn. Tot zover zijn alle partijen het ook met elkaar eens. Toezicht op de kwaliteit en het gebruik hiervan is het beste te realiseren in een legale en gecontroleerde markt, zoals we dat ook met vele andere producten doen die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid. Dit is de ware winst van het experiment, en dit is waar we juist van mening verschillen met veel andere partijen, die denken dat we door een verbod het probleem oplossen.
Legalisering kan ook een bescheiden bijdrage leveren aan het terugdringen van de criminaliteit en overlast. De criminele markt wordt op z'n best met de binnenlandse vraag verkleind. Dat is ook zeker winst, maar de Nederlandse onderwereld produceert vooral voor de buitenlandse markt, zoals we vandaag al gehoord hebben. De steeds meer openlijk gevoerde strijd om de macht met de georganiseerde criminaliteit, iets waar de PvdA-fractie zich ook grote zorgen over maakt, zal niet gewonnen worden met legalisering. Toch legt de regering als reden voor het experiment juist de nadruk op dit element. Kan de minister nog eens toelichten welke winst op het gebied van veiligheid hij denkt te halen bij een geslaagd experiment? Voor de collega's die dit debat vooral hierover willen laten gaan, wil ik zeggen dat legalisering noch handhaving de onderwereld echt pijn zal doen. Dit urgente en ernstige probleem komt zeker nog in dit huis aan de orde, maar kan niet gekoppeld worden aan dit debat over de coffeeshops.
Collega Rombouts van het CDA vroeg daar ook naar, toen hij in eerste termijn zijn motie indiende. Hij vroeg of ik wilde reageren op die motie, of in ieder geval vast vragen wilde stellen voor de tweede termijn. Kan in die CDA-motie, op het moment dat dat deltaplan in werking treedt, een van de uitkomsten ook legalisering van de softdrugsketen, de coffeeshopketen, zijn? Of moeten we die motie vooral begrijpen in een stellig debat tégen legalisering? Ik heb nog een ander punt, om het nog iets meer toe te lichten. De koppeling met de coffeeshops wordt in de motie niet gemaakt, maar de motie is wel ingediend in het debat over coffeeshops. Op het moment dat die koppeling er expliciet of impliciet ligt, wordt het in ieder geval voor mijn fractie een stuk moeilijker om voor te stemmen, gezien het betoog dat ik zojuist hield, namelijk dat legalisering wat ons betreft een stip op de horizon is. De minister wil ik in dit geval vragen wat de motie doet, los van wat de minister nog niet doet of voornemens is te doen.
Voorzitter. Het experiment met een gesloten coffeeshopketen is een goede opmaat naar de uiteindelijke keuze tussen ingrijpen en legaliseren. Zoals eerder opgemerkt: gedogen kan niet tot in de oneindigheid. Het experiment is evident een politiek compromis. Dat is niet zo erg. Zo werkt Nederland. Wat wel erg is, is als het compromis een goed experiment in de weg zit. Ik heb getwijfeld of het experiment niet zo beperkt is dat het op voorhand geen reële kans van slagen heeft, of dat het slechts dient om een politiek probleem in de coalitie op te lossen. Maar goed, de tien gemeenten die meedoen, zijn divers genoeg en hebben voldoende omvang. Ik maak mij wel zorgen dat de omvang van het experiment te klein gehouden wordt, tegen het deskundigenadvies in, zonder dat hier valide argumenten voor worden gegeven. Verder zorgt de voorwaarde dat alle coffeeshops in een gemeente aan het experiment moeten meedoen ervoor dat de vier grote steden zijn afgevallen. Dat is een gemiste kans. Juist met een grote stad in het westen binnen het experiment is een meer representatieve uitkomst te verwachten. Wil de minister niet nog eens toelichten of hij bijvoorbeeld de stad Utrecht in het project kan betrekken?
Voorzitter. Nu het financieringsprobleem voor de telers hopelijk is opgelost met de uitspraak in kort geding van gisteren, kunnen de telers snel aan de slag. Dit kan in een andere gemeente zijn dan die waar het experiment plaatsvindt. De gemeente Lingewaard lijkt zo'n teeltgemeente te gaan worden. De coffeeshopgemeente krijgt ondersteuning op het gebied van deskundigheid, handhavingscapaciteit, een communicatietraject en juridische bijstand. Krijgen de teeltgemeenten, zodra deze bekend zijn, dezelfde vorm van ondersteuning? Is er ook extra politie-inzet voor de teeltgemeentes, als dat nodig mocht zijn?
Het buitenland vervolgens. Gelukkig zien we in steeds meer landen de ontwikkeling richting legalisering. Ook ik heb de vraag: hoe gaan landen als Canada en de VS om met de vermeende strijd met internationale verdragen? Op welke wijze kan de regering nu al voorbereidingen treffen, zodat bij een eventueel later besluit om het experiment voort te zetten deze vermeende strijd snel weggenomen dan wel verkleind kan worden? Wordt hierbij samenwerking gezocht met bijvoorbeeld landen in Europa als Spanje, Luxemburg en Oostenrijk, en eventueel andere landen waar legalisering in ontwikkeling is? Kan het experiment naar de mening van de regering überhaupt een vervolg krijgen anders dan op grond van nog meer wetenschappelijk onderzoek? Op welke wijze is er overleg georganiseerd met onze buurlanden om hun eventuele zorgen weg te nemen of juist hun interesse te wekken voor een dergelijk experiment? Is er nog overleg?
Bij een geslaagd experiment ligt het voor de hand om hier een vervolg aan te geven. Hoewel dit kabinet heeft aangegeven hier niet op vooruit te willen lopen, neemt mijn fractie aan dat een volgend kabinet het experiment direct aansluitend kan voortzetten, als het dat zou willen. Is dat mogelijk, zo vraag ik de ministers, in het licht van het huidige tijdpad?
Voorzitter, dan ben ik aan het eind van mijn betoog. De fractie van de Partij van de Arbeid is blij dat er eindelijk een stapje wordt gezet richting legalisering. Ik hoop dat de antwoorden van de ministers in dit debat ons vertrouwen in dit experiment nog verder kunnen laten groeien.
De voorzitter:
Dank u wel. Blijft u even staan. Meneer Recourt, mijn hartelijke gelukwensen met uw persoonlijke maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
U bent ooit begonnen aan een studie politicologie, die u niet afmaakte. In het Nederlands recht studeerde u vervolgens wel af, aan de Erasmus School of Law in Rotterdam. Met de politiek is het later helemaal goed gekomen.
Nadat u zes jaar als reclasseringswerker in Dordrecht had gewerkt, begon u in 1999 aan de opleiding tot rechterlijk ambtenaar in Amsterdam. Vijf jaar later werd u rechter in de rechtbank van Amsterdam en in 2006 maakte u de overstap naar het Gemeenschappelijk Hof van de Nederlandse Antillen en Aruba in Oranjestad. Sinds 1997 bent u voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.
Op 17 juni 2010 bent u beëdigd als lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. U diende "aan de overkant" verschillende initiatiefnota's en initiatiefvoorstellen in of nam die over van collega's. Vervolgens lagen de voorstellen hier in deze Kamer voor — met wisselend succes, dat wel. Zo verwierp deze Kamer, met één stem verschil, het voorstel om de strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke personen op te heffen. In 2012 stemde de Eerste Kamer vóór het voorstel om pelsdierhouderij te verbieden. De handhaving van het verbod wordt momenteel in deze Kamer behandeld en daarvoor levert u, als vanzelfsprekend, inbreng.
U viel op met uw kritiek op de uitgaven van het Koninklijk Huis bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling. In 2011 stelde u namens de PvdA voor om de macht van het staatshoofd in te perken. Volgens uw fractie moest de Koning niet langer voorzitter van de Raad van State zijn en geen rol meer spelen bij kabinetsformaties. Dat laatste was bij de formatie van 2012 voor het eerst het geval.
Nadat u in 2017 de Tweede Kamer verliet, bent u rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Amsterdam geworden. Sinds een jaar bent u ook voorzitter van de Stichting Jongerenrechtbanken Nederland.
Toen u zich vorig jaar mengde in de strijd om het lijsttrekkerschap van de Partij van de Arbeid voor de Eerste Kamer, verwees u in een campagnefilmpje naar uw achtergrond in de reclassering, de rechtspraak en de politiek. U zei: "Slechte wetten beschermen niet, maar maken van onrecht recht." Met de motivatie om dat tegen te gaan bent u lid van de Eerste Kamer geworden.
Nogmaals, hartelijk welkom.
De heer Recourt (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat alle leden die in de eerste termijn hun maidenspeech hebben gehouden, kunnen worden gefeliciteerd. Ik verzoek de heer Van Wely, de heer Dittrich, de heer Janssen, mevrouw Bezaan, de heer Meijer en de heer Recourt zich voor het rostrum op te stellen, zodat alle overige collega's u kunnen feliciteren, waarbij ik als voorzitter de eer heb om u als eerste te feliciteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Dijk.
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik zie dat een aantal collega's die hun maidenspeech hebben gehouden, al vertrokken is, maar vanaf deze plaats wil ik ze graag nogmaals van harte gelukwensen. Tegen de heer Van Wely, die ik nu niet zo gauw kan ontdekken, een schaakkampioen, zeg ik met een kleine kwinkslag: u zult wel ontdekken dat politiek net als schaken is; het is leven in geconcentreerde vorm. Dus geniet ervan.
Voorzitter. Is het niet wonderlijk? In onze samenleving neemt ons lichaam een belangrijke plaats in. Er goed, slank, vitaal, jong en gezond uitzien wordt als zeer belangrijk beschouwd. Lichamelijke schoonheid en gezondheid staan hoog genoteerd. De Bijbel spreekt trouwens ook met waardering over het lichaam. We mogen het lichaam niet verafgoden, maar ook zeker niet verachten. Het is geschapen door God en daarom mogen wij geen middelen gebruiken die het lichaam kunnen beschadigen. Dat geldt overmatig alcoholgebruik, maar ook roken of drugs.
Gelet op de wijze waarop in onze samenleving tegen lichamelijke gezondheid wordt aangekeken, zou je een grote afkeer van drugs verwachten, zelfs van iedere zweem ervan. Drugs werkt immers verslavend en kan meer kapotmaken dan je lief is. Maar er ligt nu een wetsvoorstel dat linksom of rechtsom juist leidt tot een zekere normalisering van drugsgebruik; een wetsvoorstel dat informatie moet opleveren om de zogenoemde achterdeur van de coffeeshop beter te reguleren. Dat is apart, want volgens mij zien we hier een kabinet dat tegen de maatschappelijke stroom in roeit, en dat niet rustig peddelend maar in razend tempo. Het hele land ligt stil vanwege de stikstofcrisis, maar deze smet uit het regeerakkoord wordt als een soort noodwet door het parlement gejast. Alleen de afschaffing van het referendum ging nog sneller. Nu bepleit de SGP zeker geen regering die als een windvaan meewaait met de publieke opinie, maar dit is wel heel cru.
Erkent de minister dat het denken over drugsgebruik aan het kantelen is, zoals al vaker is gezegd, mede naar aanleiding van het recent verschenen rapport De achterkant van Amsterdam en de moord op advocaat Derk Wiersum? Ik wil niet nalaten de minister van Justitie en Veiligheid te citeren. In het Algemeen Dagblad van 21 september 2019 zegt hij dat het klaar moet zijn met de normalisering van drugsgebruik. Ik citeer: "Iedereen die een pilletje slikt of een lijntje snuift, spreek ik aan, want je financiert misdadigers. Ik heb gezien hoe wijken onder druk staan van die criminelen. De mensen die zogenoemd recreatief gebruiken, staan lekker te hossen op hun pilletje. Die pillen worden gedraaid in wijken waar jij niet woont." Op de vraag of het gebruik in het uitgaansleven dan ook niet veel sterker moet worden tegengegaan, antwoordt de minister als volgt: "Dat doe ik ook. Ik spreek hen al jaren direct aan. Ik denk dat dit iets aan het veranderen is. Het kan niet zo zijn dat we roken en alcohol wel kunnen terugdringen maar drugs niet." Een heel mooi zinnetje: "De pendule van de drugstolerantie gaat gelukkig de goede kant op." Tot zover de minister van Justitie.
En dan onze premier Rutte in zijn wekelijkse gesprek met de NOS op 20 september 2019. De premier waarschuwde in dit interview niet alleen drugscriminelen maar ook gebruikers van drugs voor de gevolgen voor de maatschappij. Letterlijk zei hij: "Bij iemand die zijn eerste jointje rookt of een pilletje neemt op een dancefestival, begint de vraag, daarna komt het aanbod en uiteindelijk ontstaat de verschrikkelijkste criminaliteit met een omzet in Nederland van tientallen miljarden." Tot zover premier Rutte.
Bravo! Dit verwacht de SGP van onze regering. Zij moet principieel staan aan de kant van het leven, aan de kant van al die moeders die stukgaan omdat hun kinderen kapotgaan aan drugsgebruik. Ik verwijs naar het recente, omvangrijke onderzoek van het Trimbos-instituut over de ernstige consequenties voor de volksgezondheid. Tussen 2009 en 2018 zijn ruim 45.000 drugsgerelateerde incidenten geregistreerd in Nederland, zo blijkt uit de monitor. In 2018 ging het om 6.108 incidenten. Dat is een fractie van het werkelijke aantal incidenten omdat een grote meerderheid van de spoedeisendehulpposten en ambulancediensten informatie niet deelt. Is dat niet raar trouwens, zo vraag ik de minister. Kan dat anders?
Als de geciteerde bewindslieden hun uitlatingen serieus nemen, met mij constateren dat het denken over de normalisering van drugsgebruik lijkt om te slaan en zelf oprecht softdrugsgebruikers waarschuwen voor de gevolgen van hun drugsgebruik op de maatschappij, dan is er maar één uitkomst mogelijk: stop dit uiterst ongelukkige experiment. Met dit experiment geeft u immers een tegengesteld signaal, namelijk de boodschap dat softdrugsgebruik normaal is. Die normalisering krijgt met dit experiment nog een extra impuls, doordat het beeld wordt gevoed dat cannabis niet schadelijk is voor de gezondheid, omdat de overheid immers toeziet op de kwaliteit van dit door diezelfde overheid verboden product.
Als straks onverhoopt een meerderheid in de Eerste Kamer uitspreekt dat het toezicht op de kwaliteit van drugs een overheidstaak is, is het de hoogste tijd voor een nieuw staatscommissie; hopelijk heeft de heer Remkes nog wat ruimte in zijn agenda. Het is een overheidstaak om alle coffeeshops te sluiten, omdat ze een plaag zijn voor de volksgezondheid, een drama voor veel gezinnen en een lusthof voor criminelen. De wietsector is verweven met de onderwereld. Iedereen weet dat het huidige gedoogbeleid failliet is en ons land het imago van een narcostaat heeft gegeven. Niks blije hippiecultuur. Dit denken is zó jaren zestig.
Ik verwijs naar de bevindingen van de zogenaamd Moedige Moeders, die met een gebroken hart hebben moeten zien hoe hun kinderen aan de drugs raakten. Op welke wijze betrekt de minister deze vrouwen blijvend bij het experiment, mocht het onverhoopt doorgaan?
Ik verwijs ook naar de regulering van het prostitutiebeleid. Dat beleid is bedoeld om mensenhandel tegen te gaan, wat juist is toegenomen. Waarom doorgaan op dit slechte pad?
Uit de berichtgeving over de resultaten van de legalisering van teelt en verkoop van cannabis in Canada kan ik ook bepaald niet afleiden dat we op het goede spoor zitten. Ziet de minister dit anders? Krijgen we straks bovendien niet extra criminaliteit doordat de toegestane kweeklocaties — laten we ze staatsplantages noemen — zeer aantrekkelijke doelwitten worden voor georganiseerde criminaliteit? We kennen inmiddels het extreme geweld dat deze lieden toepassen. Moet daar dan onze schaarse politiecapaciteit naartoe, of zelfs ons leger? Is de minister er zeker van dat de georganiseerde criminaliteit op geen enkele wijze grip krijgt op het experiment?
Voorzitter. De SGP wil geen high society. Daarom vinden wij dit wetsvoorstel een heel slecht plan. Als we écht serieus hadden willen experimenteren, waarom werken we dan niet, parallel aan het experiment gesloten coffeeshopketen, een experiment uit voor een aantal gemeenten waar nú de verkoop van wiet wordt gedoogd, maar waar de verkoop van softdrugs dán wordt verboden en waarop dan streng wordt gehandhaafd? Zo kunnen we namelijk bezien wat dan de effecten zijn qua criminaliteit, veiligheid, overlast en volksgezondheid. Zou dat geen interessant vergelijkingsmateriaal opleveren?
De SGP hoopt van harte dat de internationale gemeenschap ons land tot de orde roept en ons houdt aan wat internationaal is afgesproken over de strijd tegen drugs. Hoe groot acht de regering op dit moment trouwens de kans dat er in internationale of Europese gremia tegen Nederland procedures zullen worden aangespannen?
Ik wacht de beantwoording met belangstelling af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord te voeren? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De eerste termijn van de kant van de regering van dit debat is gepland om 19.15 uur. Ik schors nu de vergadering tot 16.00 uur. Na de schorsing gaan we verder met het wetsvoorstel 35180, Goedkeuring van het op 6 februari 2019 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Noord-Macedonië. Vervolgens gaan we ervan uit dat we om 16.45 uur verder kunnen gaan met het antwoord van de regering en de repliek en de dupliek inzake het wetsvoorstel 34956 over de deactivering van de quotumheffing.
De vergadering wordt van 15.18 uur tot 16.01 uur geschorst.