Plenair Kox bij behandeling Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten



Verslag van de vergadering van 21 april 2020 (2019/2020 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. In normale tijden is een minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al geen luxe, zou je kunnen zeggen. In tijden van crisis hebben we de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heel erg hard nodig. De minister is uitstekend vervangen, maar ik ben toch blij dat we nu weer met "het origineel" zaken kunnen doen. Ik hoop ook dat we zaken zullen kunnen doen.

Ik heb al bij eerdere wetsvoorstellen gezegd dat op dit moment de regering niet handelt op basis van het regeerakkoord maar op basis van wat het beste is voor het land en de burgers van dit land in deze ongekende en onbekende crisis. Daarom stelt het parlement ook veel vertrouwen in de regering en in de voorstellen van de regering. Dat doen we ook weer met dit wetsvoorstel, dat denk ik niet alleen in de Tweede Kamer maar ook hier met algemene stemmen aangenomen zal worden, ook al is nog lang niet alles duidelijk en waren er nog wel meer wensen aan de overkant en hier over hoe het wetsvoorstel ook vormgegeven had kunnen worden.

Maar, zoals gezegd, in tijden van crisis moet de regering handelen — het coronavirus wacht ook niet — en moet een parlement bereid zijn om ruime steun te geven aan onze regering. Maar dan moet het me toch van het hart dat de minister wel erg weinig robuust is met het nemen van begeleidende maatregelen op dit punt. Waar we andere ministers echt grote en forse stappen zien zetten, is deze minister naar de mening van mijn fractie toch wel aan de zuinige kant.

Laat ik een aantal voorbeelden noemen. Waarom is de verlenging maar zo kort? Het ziet ernaar uit dat we waarschijnlijk al in mei een vervolgwetsvoorstel moeten krijgen. Had dat niet beter wat langer gekund?

Een tweede punt is het volgende. Als we willen voorkomen dat huurders in onaanvaardbare problemen komen, was het dan niet verstandiger geweest om te zeggen: komend halfjaar wordt niemand uit huis gezet, tenzij er sprake is van criminele activiteiten? Nu is de uitspraak van de minister dat zij erop rekent dat verhuurders zich zullen weten te gedragen. Ik heb veel vertrouwen in veel verhuurders, maar ik heb niet alle vertrouwen in alle verhuurders. Dat betekent dat er toch problemen te voorzien zijn die voorkomen hadden kunnen worden met een robuustere maatregel van de kant van de regering.

Dan een derde opmerking. Waarom is er op dit moment nog geen ruimte voor verhuurders om huurschuld kwijt te schelden en de huur te verlagen? Ik begrijp dat de minister in onderhandeling is met de Autoriteit woningcorporaties, maar is daar al enig resultaat? Dat zou toch een voor de hand liggende, robuuste stap zijn geweest.

Over de vierde stap is al eerder gesproken. Waarom is er nu niet gekozen voor een tijdelijke huurstop? Als de regering erop mag rekenen dat het parlement — coalitie en oppositie — ruimhartig kijkt naar voorstellen, dan vind ik ook dat als de bijna voltallige oppositie in de Tweede Kamer en misschien wel de voltallige oppositie in deze Kamer een voorstel doen om te komen tot een tijdelijke huurstop, zij daar serieus naar moet kijken. Wij doen dat voorstel, omdat we weten dat als er problemen ontstaan, die in een grotere mate zullen ontstaan bij de huurders, omdat er onder de huurders nu eenmaal een grotere groep bewoners is die het eerst kwetsbaar zijn voor sociaal-economische teruggang. We weten — en de minister weet dat natuurlijk het allerbeste — dat onderzoek van het Nibud heeft laten zien dat er nu al 800.000 huurders zijn die al een dusdanig hoge huur betalen dat ze niet in staat zijn om de basisuitgaven te doen en dat bijna de helft van de huurders niet beschikt over de minimale buffer die volgens het Nibud nodig is.

Dan is het geen hogere wiskunde om te denken dat, als er klappen gaan komen, en die gaan er komen, die bij de huurders waarschijnlijk het allereerst, het allersnelst en het allerhardst neerslaan. Vandaar nogmaals mijn vraag aan de minister: waarom niet komen tot een tijdelijke huurstop? Als we die mogelijkheid grijpen, dan geven we in ieder geval enige ruimte aan een hele groep Nederlanders die hoogstwaarschijnlijk het eerst in de problemen komt. Daarover wil ik, vanwege het debat, al in eerste termijn een motie indienen.

De voorzitter:

Door de leden Kox, Koffeman, Van Strien, Van Rooijen, Gerbrandy, De Boer en Crone wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gezien de grote risico's die voortvloeien uit de huidige coronacrisis;

gezien de precaire situatie waarin nu al een aanzienlijk deel van de huurders van woonruimten verkeert;

ervan uitgaande dat die situatie zich in de komende periode eerder zal verslechteren dan zal verbeteren;

verzoekt de regering als noodmaatregel een tijdelijke huurstop mogelijk te maken voor zowel de sociale sector als de vrije sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (35431).

De voorzitter:

Ik verzoek om de motie rechts van u op het bankje neer te leggen. Er is een interruptie van de heer Van der Linden.

De heer Van der Linden i (FvD):

Ik heb nog een vraag aan de indiener. De kwestie is net ook al even besproken, maar hoe ziet de heer Kox de term "mogelijk maken"? In principe is het toch voor iedere verhuurder mogelijk om een huurstop in te voeren? Het staat iedere verhuurder toch vrij om te zeggen: u heeft het moeilijk, zeker de sociale woningbouw, dus ik geef u een huurstop?

De heer Kox (SP):

Dat staat iedere verhuurder inderdaad vrij, maar het staat een heleboel verhuurders ook vrij om zo veel te vragen als ze maar willen, bijvoorbeeld in de vrije sector. De andere verhuurders staat het vrij om tot bepaalde grenzen een huurverhoging te vragen. Dat kan op basis van de gemiddelde huursomstijging, 2,6%, maar het kan ook op basis van de maximaal redelijke huur, tussen de 5% en de 6,5%, iets ruimer dus. Die mogelijkheden zijn er allemaal, maar ik wil graag dat de minister de mogelijkheid onderzoekt om met verhuurders een tijdelijke huurstop af te spreken. In de praktijk heeft een fiks aantal corporaties die beslissing zelf al genomen. Andere corporaties hebben een zeer beperkte huurverhoging doorgezet, maar er zijn ook particuliere verhuurders die heel grote huurstijgingen doorzetten. We leven op dit moment in een tijd van generieke maatregelen omdat die eenvoudig door te voeren zijn. Laten we daarom aan de minister vragen om het mogelijk te maken dat er een tijdelijke huurstop wordt ingevoerd.

De heer Van der Linden (FvD):

Dus ik kan de motie zo uitleggen dat er een oproep aan de minister wordt gedaan om vooral in gesprek te gaan met de sector om te kijken hoe de kwetsbare mensen waarover de heer Kox spreekt, kunnen worden ondersteund.

De heer Kox (SP):

Maar dan wel concreet, in de vorm, zoals ook de Tweede Kamer vroeg, via een tijdelijke huurstop. Dat is dus een permanente regeling. Die werkt niet door voor volgend jaar. Voor dit jaar gaat het om het mogelijk maken van een tijdelijke huurstop. Deze Kamer heeft niet het recht om een wet te amenderen, maar wel het recht om de minister te adviseren om dat te doen. Als we de huren dit jaar niet zouden verhogen, dan geven wij een groot deel van de Nederlandse bewoners die bijna zeker als eerste in de problemen komen, een beetje een buffer. Zoals gezegd, het Nibud vindt al dat de helft van de huurders die buffer niet heeft. Laten we daar voorzichtig mee zijn. Dat is het idee van de motie. Zoals gezegd, aan de overkant kreeg die de steun van alle fracties van de oppositie, op collega Van Haga na, maar die zit zelf een beetje in de branche. Ik kan mij voorstellen dat hij niet tekende. Alle andere oppositiepartijen hebben wel getekend. Als wij voortdurend voorstellen van de regering overnemen die de gevolgen van de crisis bestrijden, dan vind ik dat de regering ook voorstellen van een groot deel van de oppositie over zou mogen nemen.

De voorzitter:

De heer Van der Linden, de derde.

De heer Van der Linden (FvD):

Tot slot. Dat is duidelijk. De inhoud is ook duidelijk, maar het ging mij met name om de term "mogelijk maken". Is dat in gesprek gaan, of is dat ook het opleggen van verplichtingen?

De heer Kox (SP):

Over de modaliteiten moet de minister beslissen, want wij beschikken niet over het recht van amendement, maar de boodschap is duidelijk. Het dit jaar niet laten doorgaan van de huurverhoging zou buitengewoon goed zijn voor een groot deel van dat deel van de bevolking dat in de eerste linie staat als deze gezondheidscrisis sociaal-economische gevolgen krijgt.

De heer Schalk i (SGP):

Ik neem aan dat ook vanaf de interruptiemicrofoon de minister welkom terug geheten mag worden. Ik heb een vraag ter verheldering aan de heer Kox. Met name door de heer Crone werd geanticipeerd op de in te dienen motie, waarbij hij aangaf dat er een stok achter de deur moet zijn en dat er bevriezing moet kunnen komen. Ik heb, net als de heer Van der Linden, heel goed gehoord dat u sprak over een mogelijkheid tot en niet een verplichting tot. Ik zou wel heel graag even geëxpliciteerd zien of dat inderdaad uw bedoeling is, namelijk dat we niet als Kamer iets opleggen. We kunnen niet amenderen, heeft meneer Kox terecht gezegd. Maar volgens mij luistert het dictum van de motie heel nauw.

De heer Kox (SP):

Inderdaad kunnen wij niet amenderen, zoals collega Schalk zegt. Dus deze Kamer kan niet zeggen: de huurverhoging moet bevroren worden. Dat heeft geen zin, want daar gaat deze Kamer niet over. Maar deze Kamer kan wel tegen de minister zeggen: kijk naar de gegevens en zie waar de klappen het eerst neer zullen komen; weet dat het niet verhogen van de huur in ieder geval, bijvoorbeeld in de ogen van het Nibud, ruimte zou bieden om die kwetsbare groep huurders in een kleine buffer te geven voor wat nog gaat komen. We weten niet wat er gaat komen. Dus de Kamer roept de minister op om al het mogelijke te doen om te kijken of er zo'n huurstop kan worden afgesproken. Wij kunnen haar niet opdragen om dat te realiseren; daar zijn meer partners voor. Maar de minister heeft mogelijkheden. We leven in een tijd van noodwetgeving, dus de minister heeft mogelijkheden om te zeggen: alles afwegende, vind ik dat dit moet gebeuren.

De heer Schalk (SGP):

Wat de heer Kox zegt, bevestigt mij in de positieve houding die ik ten opzichte van de motie heb: we gaan het niet verplichtend voorleggen aan de minister via deze motie, maar we vragen haar om de mogelijkheden te onderzoeken en waar mogelijk eventueel te gebruiken.

De heer Kox (SP):

De richting van de motie moet wel duidelijk zijn. De richting van de motie is, te bezien of een tijdelijke huurstop inderdaad gerealiseerd kan worden. Maar ik ben het met collega Schalk eens: de minister gaat daarover; deze Kamer gaat er niet over.

De heer Van der Burg i (VVD):

Voor de helderheid: we kunnen de minister niks verplichten, vandaar ook een motie. Maar het is wel de intentie van de SP om het verplichtend op te leggen aan de hele sector. Dat heb ik toch juist?

De heer Kox (SP):

De intentie van de indieners van de motie is om te doen wat in de motie staat. Zoals collega Van der Burg heeft gezien, gaat het om een hele brede groep fracties. Die correspondeert ook met bijna de helft van de Tweede Kamer, dus het is niet een SP-voorstel. Het is aan de minister om na te gaan hoe zij dat zou kunnen realiseren. Wij kunnen haar niet verplichten, want wij kunnen de wet niet amenderen.

De heer Van der Burg (VVD):

Maar stel dat de minister aangeeft: ik ga in gesprek met de verschillende sectoren, zowel particulier als de corporaties. En stel dat zij op een gegeven moment aangeeft: een deel van de partijen is bereid om tot een huurverlaging of een huurstop over te gaan, maar een deel doet dat niet, en het is aan de sector. Hoe reageert u daar dan op? Want ik kan alleen u aanspreken en niet de mede-indiener.

De heer Kox (SP):

Als de minister deze motie, mocht die worden aangenomen, straks omarmt, dan doet zij daarmee dus wat deze Kamer wil, maar ook een groot deel van de Kamer aan de overkant. Dan heb ik er alle vertrouwen in dat we, als de minister ons komt informeren over hoever het ermee staat, daar verder over kunnen praten. Nog een keer: het is aan de minister en niet aan deze Kamer. Maar tot nu toe —- dat heb ik ook gezegd — vind ik het te weinig robuust dat de minister zegt: ik vertrouw erop dat verhuurders dit wel zullen gaan doen. Dat is te weinig.

De heer Crone i (PvdA):

We moeten heel precies zijn in wat we nu willen. Dat is denk ik het belangrijkste. We willen die huurbevriezing. We kunnen dat niet wettelijk afdwingen. Dat is ook evident. Met "de stok achter de deur" heb ik het volgende bedoeld. Stel, de minister zoekt dit uit en komt tot de conclusie: goh, een heleboel verhuurders doen het niet, kiezen wél voor die huurverhoging en bevriezen de huren niet. Stel dat dit een hoog percentage van de verhuurders is. Dan wordt niet bereikt wat de indieners willen. Dan kan de minister, denk ik, zelf wel alle instrumenten verzinnen die nodig zijn om dan een stok achter de deur te zetten; dat hoeven wij niet per se te verzinnen. Maar ik vraag ook aandacht voor de omgekeerde situatie. Mijn mailbox stroom ook vol, net als waarschijnlijk die van de minister, met al die verhalen over die hoge stijgingen. Dan kan de minister toch niet met droge ogen zeggen: ik heb een beroep gedaan op mensen, op verhuurders, maar die doen het niet? Dan zal ze toch vanzelf ook wel ingrijpen, denk ik. Ik zou het als een soort inspanningsverplichting zien, maar gericht op resultaat. Ik wil dus ook wel een vorm van resultaatsverplichting.

De voorzitter:

Wat is uw vraag aan de heer Kox?

De heer Crone (PvdA):

Of hij het niet te zwak wil maken? Hij begon met te zeggen: dit is niet van de SP, dit is van allemaal. Ik vraag hem of hij het ermee eens is dat er toch wel een resultaat uit moet komen.

De heer Kox (SP):

Zoals ik al zei: de richting van de motie is duidelijk, net zo goed als de uitspraak aan de overkant duidelijk was. Hierin wordt uitgesproken: dit zouden we willen. Maar wat deze Kamer niet kan, is zeggen: zo moet het. En dus leggen we dit bij de minister neer. Ik hoop dat als deze motie wordt aangenomen, de minister de motie niet van haar af schuift, maar omarmt. En ik hoop dat ze daar dan mee aan de slag gaat. Dan hebben we er alle vertrouwen in en dan zijn we een stap verder dan we nu zijn.

De voorzitter:

Meneer Van der Burg, u heeft al drie keer over deze motie geïnterrumpeerd. Ik geef u nog één keer de kans.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik wil toch een kleine correctie aanbrengen. De heer Kox zei zojuist: de uitspraak van de overkant is duidelijk. Maar ik meen toch dat de uitspraak aan de overkant het verwerpen van deze motie was? In die zin is hij duidelijk, maar hij is anders dan de heer Kox hier uitlegt en suggereert. Bent u dat met mij eens, meneer Kox?

De heer Kox (SP):

Ik ben het volledig met u eens dat inderdaad aan de overkant alle oppositiepartijen minus Van Haga vóór de motie hebben gestemd, maar de coalitiepartijen hebben er niet voor gestemd. Dat betekent inderdaad dat daar voor een meerderheid twee stemmen ontbraken. Maar ik kan ook tellen, en ik zie dat de kans bestaat dat hier in deze Kamer de motie wél wordt aangenomen. Dan is een groot deel van het parlement aan beide zijden ervoor. Ik vraag de minister om dan te zeggen: fijn, ik heb de richting begrepen, ik omarm de motie en ik ga kijken wat ik ermee kan doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox.

Wenst een van de leden nog het woord in de eerste termijn? Dat is niet het geval. Ik hoor dat de minister graag een schorsing van vijf minuten wil.