Debat Afschaffen fusietoets in het funderend onderwijs



Dinsdag 9 juni debatteerde de Eerste Kamer met minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het wetsvoorstel Afschaffen van de fusietoets in het funderend onderwijs. Tijdens het debat is één motie ingediend. De Kamer stemt dinsdag 16 juni over het wetsvoorstel en de motie.

Doelstelling van het wetsvoorstel is volgens de minister schoolbesturen meer ruimte geven lokale samenwerking te zoeken en gezamenlijk in de regio een toekomstbestendig onderwijsaanbod te realiseren, waarbij de schoolbesturen de keuzevrijheid van leerlingen en ouders kunnen blijven borgen. Onder het funderend onderwijs wordt verstaan: het primair onderwijs (po), het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso) en het voortgezet onderwijs (vo).

Veel fracties waaronder FVD, GroenLinks, PvdA, PVV, SP en Fractie-Otten toonden zich kritisch over het wetsvoorstel. Met name de rol van de medezeggenschapsraden van de scholen en de menselijke maat stonden centraal in de kritiek. Voorstanders zoals VVD, D66 en ChristenUnie wezen juist op het voordeel dat het afschaffen van de fusietoets met zich meebrengt, namelijk minder bureaucratie. Zij zijn voorstander van het decentraliseren van de controle op voorgenomen fusies door de verantwoordelijkheid bij de lokale overheden te leggen, in plaats van bij de rijksoverheid.

Senator Nanninga (FVD) betoogde dat haar fractie de fusietoets ziet "als de waakhond voor de menselijke maat. Fusie kan soms nodig en nuttig zijn, maar moet geen geitenpaadje zijn voor het opheffen van scholen waarvoor geen bestaansrecht zou zijn." PvdA-senator Sent vroeg aan de minister wat wordt ondernomen om de medezeggenschapsraden goed te equiperen voor deze taak: "Hoewel de medezeggenschapsraad van bij een fusie betrokken school instemmingsrecht heeft, is het evenwel de vraag of de raad die verantwoordelijkheid ook aankan."

Senator Adriaansens (VVD) sloot zich aan bij de zorgen over de medezeggenschap: "De maatregelen van de regering gaan niet over het gedrag van de bestuurders richting de medezeggenschap. In hoeverre houdt de minister in de gaten dat medezeggenschap wordt ontwikkeld?" Desondanks toonde zij zich voorstander van het wetsvoorstel: "Ik geloof in een regelarme maatschappij zonder te veel bureaucratie. Het is ook goed dat (de verantwoordelijkheid) weer bij scholen zelf wordt gelegd."

SP-senator Van Apeldoorn wees op het argument van het kabinet is om met dit wetsvoorstel het verdwijnen van scholen in krimpregio's: "De vraag is, als er inderdaad een reëel probleem is in de krimpregio's, of we met het definitief afschaffen van de fusietoets niet het kind met het badwater weggooien en een bestaand probleem, namelijk ongewenste schaalvergroting, verergeren." Senator Van Kesteren (PVV) ging ook in op dit punt: "De fusietoets is allesbehalve een sta-in-de-weg voor bijvoorbeeld het samengaan van kleine scholen." Daarnaast vroeg hij de minister of hij de mening van de PVV deelde dat met de fusietoets grote islamitische scholen kunnen worden tegengehouden.

Volgens D66-senator Pijlman is afschaffen de 'verkeerde benaming'. Volgens hem legt dit wetsvoorstel de verantwoordelijkheid op een lager niveau: "Wij geloven erg sterk in dat vertrouwen." Hij wees er op dat het afschaffen van de toets fusies tussen bijvoorbeeld bijzondere en openbare scholen mogelijk maakt. Senator Bikker (ChristenUnie) zag 'goede bedoelingen, maar geen toegevoegde waarde' van de fusietoets. Wel vroeg zij de minister welke voornemens hij had voor het bevorderen van de menselijke maat.

GroenLinks-senator Ganzevoort en senator Otten (Fractie-Otten) sloten zich tot besluit ook aan bij de zorgen van de andere woordvoerders over het verdwijnen van de menselijke maat. Ganzevoort: "Hoe behouden we de menselijke maat in het onderwijs? Zit de noodrem zo in de weg (...) dat ermee moet worden gestopt?" Otten: "We moeten voorkomen dat er megalomane onderwijsorganisaties ontstaan. One size fits all-aanpak zoals dit wetsvoorstel is niet de oplossing."

Ganzevoort diende tevens een motie in - in het geval het wetsvoorstel zou worden verworpen - die betrekking heeft op de zogenaamde overlapeis: "Het versoepelen daarvan is belangrijk voor scholen op de Waddeneilanden." De motie verzoekt de regering bij eventuele verwerping van het wetsvoorstel de overlapeis voor de Waddeneilanden per separaat wetsvoorstel aan de Kamer voor te stellen en als spoedvoorstel aan te merken. Minister Slob ontraadde de motie.

In antwoord op de vragen van de Kamer zei minister Slob dat de medezeggenschapsraad in 'poll position komt. Dat is uiteindelijk het orgaan dat bepaalt.' Als zij tegen zijn dan gaat de fusie niet door, aldus de minister. Volgens Slob is hij op allerlei manieren bezig om kleine scholen overeind te houden, maar als het niet anders kan gaan ze op in een grotere scholengroep. De onderwijsinspectie heeft daarnaast een grotere verantwoordelijkheid gekregen, met name ook vanwege de schaalvergroting. "We kiezen er heel bewust voor om de afwegingen die gemaakt moeten worden ook lokaal te laten plaatsvinden," aldus Slob.

Over het wetsvoorstel

Doelstelling van dit wetsvoorstel is schoolbesturen meer ruimte geven de lokale samenwerking op te zoeken en gezamenlijk in de regio een toekomstbestendig onderwijsaanbod te realiseren, waarbij de schoolbesturen de keuzevrijheid van leerlingen en ouders kunnen blijven borgen.

Samenwerking tussen schoolbesturen is in sommige situaties noodzakelijk om een breed en divers onderwijsaanbod in stand te houden, bijvoorbeeld bij dalende leerlingenaantallen. Het biedt besturen bovendien mogelijkheden om kleinere scholen open te houden en zo het onderwijs voor de individuele leerling en leraar toegankelijk, herkenbaar en overzichtelijk te houden.

Verder regelt voorstel dat bij een institutionele fusie in het voortgezet onderwijs - wanneer het vereiste percentage overlap in voedingsgebieden niet gehaald wordt - de scholen enkel institutioneel kunnen fuseren als de vestigingen van de betrokken scholen in dezelfde of aangrenzende gemeente of gemeenten liggen.

Onder het funderend onderwijs wordt verstaan: het primair onderwijs (po), het (voortgezet) speciaal onderwijs (vso) en het voortgezet onderwijs (vo).


Deel dit item: