Verslag van de vergadering van 30 juni 2020 (2019/2020 nr. 34)
Aanvang: 13.43 uur
Status: gecorrigeerd
Stemming motie Staat van de rechtsstaat
Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over de staat van de rechtsstaat,
te weten:
-
-de motie-Nicolaï c.s. over het slavernijverleden (35300-VI, letter Y herdruk).
(Zie vergadering van 10 maart 2020.)
De voorzitter:
Ten slotte de stemming over de op 10 maart jongstleden aangehouden motie (35300-VI, letter Y) van de heer Nicolaï. Ik geef de heer Nicolaï graag het woord daarover.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel voorzitter. Ik wil de motie graag aanhouden. Vanmorgen heeft minister Ollongren een brief gestuurd aan de Eerste Kamer die ik zie als een eerste stap in de uitvoering van de motie. De motie zei niet wat er in Nederland moet worden ingevoerd, maar vroeg om een goed en gedegen onderzoek naar de mogelijkheid van de Franse oplossing, als ik dat zo mag zeggen. Uit de brief blijkt dat de minister dat serieus heeft genomen, dat het voorstel dat in de motie besloten ligt aan de dialooggroep wordt overgebracht met het verzoek om daar goed naar te kijken. En de minister heeft zelfs gezegd dat als dat onderzoek ...
De voorzitter:
Meneer Nicolaï, maakt u het niet te lang? Ik ga u onderbreken. Wilt u afronden alstublieft?
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik was met de afronding bezig. De minister heeft zelfs gezegd dat er financiën beschikbaar zijn als nader onderzoek meer budget vergt. Dat is de reden voor aanhouding van de motie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Nicolaï stel ik voor zijn motie (35300-VI, letter Y herdruk) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de stemmingen en dank ik de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor zijn aanwezigheid, maar niet dan nadat ik eerst de heer Van Dijk het woord gegeven heb.
De heer Van Dijk i (SGP):
Misschien mag ik een verhelderende vraag stellen? Ik heb de brief van de minister ook gelezen; een brief gericht aan de Eerste Kamer waarin voortdurend wordt gesproken in termen als "u verzoekt dit" en "u verzoekt dat". Ik kreeg de indruk alsof de minister dacht dat er sprake was van een al aanvaarde motie. Stel dat die verworpen was, wat hadden we dan gedaan? Kan daar helderheid over worden gegeven?
De voorzitter:
We kunnen een brief naar de minister sturen met deze vraag. Dat zullen we dan ook doen.