Plenair Essers bij behandeling Novelle Belastingplan 2021



Verslag van de vergadering van 14 december 2020 (2020/2021 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Essers i (CDA):

Voorzitter. We leven in onzekere tijden. Dat geldt ook voor het belastingrecht, zoals ook weer eens blijkt uit de onderhavige novelle. Ook bij fiscale wetgeving is het niet voldoende dat de regering en een meerderheid van de Staten-Generaal het eens zijn over een wetsvoorstel. Er zal ook rekening moeten worden gehouden met de gedragsrechtelijke en, zoals in dit geval, de EU-verplichtingen die Nederland heeft. Er kan maar beter van tevoren naar de EU-gevolgen worden gekeken, omdat correcties achteraf tot ongewenste gevolgen kunnen leiden. Vandaar dat het verstandig is dat de regering de BIK alsnog voorlegt aan de Europese Commissie, zij het dat het natuurlijk wel aan de late kant is.

In het onderhavige geval spelen twee EU-rechtelijke bepalingen een rol. De staatssteunbepalingen van artikel 107 en 108 van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie én de bepaling inzake vrijheid van vestiging, artikel 49 van dat verdrag. In de behandeling van de novelle tot dusverre lopen deze bepalingen nogal eens door elkaar heen. Ik merkte dat ook in de bijdrage van collega Vendrik.

Allereerst de staatssteunprocedure. Aangezien het bij de BIK gaat om een nieuwe staatssteunregeling, moet deze sowieso worden aangemeld dan wel genotificeerd bij de Europese Commissie. Daarbij wordt de hele BIK-regeling beoordeeld. Aangezien het een crisismaatregel is die bovendien generiek van aard is, nemen wij aan dat de Europese Commissie aan deze regeling haar goedkeuring zal geven. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, dan kan de BIK niet doorgaan. Mocht de regeling desalniettemin toch worden ingevoerd, dan moet het door de ondernemers genoten voordeel worden terugbetaald. Zoals gezegd kan die kans als erg laag worden ingeschat. Meestal stelt de Commissie nog een aantal extra voorwaarden waar we dan aan kunnen voldoen, maar in dit geval verwacht ik dat niet.

Dan de procedure rondom de eventuele strijdigheid met de vrijheid van vestiging. Dan gaat het wel om de beoordeling van die fiscale eenheid. Die kwestie speelt indien een fiscale eenheid de BIK aanvraagt. Dat de vrijheid van vestiging wordt belemmerd door de uitsluiting van buitenlandse vennootschappen van de fiscale eenheid, staat wel vast. Indien immers een van de fiscale eenheid deel uitmakende vennootschap naar het buitenland vertrekt, kan deze vennootschap geen aanspraak meer maken op de BIK, omdat in het buitenland gevestigde dochtervennootschappen geen deel mogen uitmaken van een Nederlandse fiscale eenheid. De vraag is of er een afdoende rechtvaardiging bestaat voor deze belemmering. Deze zou moeten worden gezocht in de coherentie van de BIK-regeling. De BIK-tegemoetkoming is als crisismaatregel bedoeld om binnenlandse investeringen naar voren te halen in de tijd en te stimuleren. Daarbij past niet dat investeringen in het buitenland een BIK krijgen. Dit is naar onze mening een zeer pleitbaar standpunt. Het is dan ook te hopen en te verwachten dat de Europese Commissie dat standpunt zal overnemen.

In dat geval kan de BIK dankzij de novelle ook door een fiscale eenheid worden toegepast. Mocht dat niet zo zijn, dan zorgt de onderhavige novelle ervoor dat de fiscale eenheid geen gebruik kan maken van de BIK. Maar ook als de Europese Commissie zegt dat de BIK door een fiscale eenheid kan worden toegepast en buitenlandse investeringen dus niet kwalificeren voor die BIK, is er nog geen absolute zekerheid dat de BIK volledig wordt uitgesloten voor buitenlandse investeringen. Bedrijven hebben immers het recht om hiertegen in beroep te gaan en te procederen. Uiteindelijk zal het Hof van Justitie van de Europese Unie hier dan over moeten beslissen. Zo'n beslissing heeft overigens geen absoluut terugwerkende kracht, maar geldt dan voor de nog openstaande aanslagen.

Zelfs met novelle is er dus geen absolute zekerheid dat de BIK alleen voor Nederlandse investeringen wordt toegekend. Maar zoals gezegd, is het volgens ons irreëel om te denken dat die absolute zekerheid nu met een novelle zou kunnen worden verkregen. De novelle zorgt er in ieder geval voor dat de kans wordt opgehouden dat de fiscale eenheid de BIK kan toepassen. Aangezien wij de kans dat dit zal lukken, zonder dat de poort wordt opengezet voor het toepassen van de BIK op buitenlandse investeringen, als zeer reëel inschatten, steunen wij deze novelle. Daarmee wordt immers zowel optimaal recht gedaan aan de belangen van het bedrijfsleven dat gebruik wenst te maken van de fiscale eenheid in het kader van BIK als aan het EU-recht. Graag vragen wij de staatssecretaris in zijn antwoord aan te geven of hij onze analyse deelt.

De voorzitter:

Is dat het einde van uw betoog?

De heer Essers (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Dank u. De heer Crone.

De heer Crone i (PvdA):

Dank aan de heer Essers voor zijn professorale bijdrage, want ik kan dit goed volgen. Maar misschien ben ik een slechte leerling, want ik heb uw antwoord nog niet gehoord. U heeft in uw achterban vast ook koekenbakkers. De ene koekenbakker heeft een fiscale eenheid — niks buitenlands, hè? — en de ander niet. Kwalificeren ze nou beiden, of niet? Want ik zie een onderscheid, en een nadeel voor de fiscale eenheid in Nederland.

De heer Essers (CDA):

Ja, ik snap uw punt. Dat is ook de reden dat wij ernaar streven om die fiscale eenheid in die BIK op te nemen. Maar we moeten ons wel realiseren dat degenen die opteren voor fiscale eenheid, ook opteren voor een andere behandeling. En als je niet voor de fiscale eenheid opteert, dan heb je die behandeling van fiscale eenheid niet. Voorbeeld, een vennootschap met verliezen: heb je geen fiscale eenheid, dan kun je die verliezen alleen maar met eigen winsten verrekenen; heb je wel een fiscale eenheid, dan kun je het verrekenen met winsten van een andere vennootschap. Dus als je dat met elkaar gaat vergelijken, ga je appels en peren met elkaar vergelijken.

De heer Crone (PvdA):

Nee, het waren koekenbakkers, geen appels en peren. Maar ik meen dit nu serieus. Het gaat dan toch, in uw achterban, om die twee bakkers: naast elkaar, allebei in de straat, allebei moeilijk, allebei willen ze versneld een nieuwe oven hebben. En de een kan dat met een subsidie van de BIK doen, want die heeft geen fiscale eenheid, en de ander niet. Dus om de buitenlanders erbuiten te houden, pakt u nu de Nederlanders.

De heer Essers (CDA):

Ja, that's life. Kijk, de inzet is om de fiscale eenheid te laten kwalificeren voor de BIK, waardoor uw probleem wordt opgelost. Overigens, mensen die niet voor een fiscale eenheid opteren, die moeten dan ook de consequentie daarvan ervaren. En als onverhoopt — ik acht de kans klein — toch wordt gezegd, hetzij door de Commissie, hetzij door het Hof van Justitie, "sorry, maar als u de fiscale eenheid meeneemt, dan betekent dat dat die BIK op een buitenlandse investering moet worden verstrekt", dan is de consequentie — en daar kiest die novelle voor — dat je dan die fiscale eenheid eruit haalt. Dat is jammer, maar we hebben wel ons best gedaan om dat resultaat te bereiken.

De voorzitter:

De heer Crone, derde.

De heer Crone (PvdA):

Ja, voorzitter, en ik probeer het daarmee ook af te ronden. Ik stel dus vast dat het CDA erkent dat het óf een buitenlandlek is óf een Nederlands lek; want dan krijgt die Nederlandse fiscale eenheid het niet, pech gehad. En wat doet u dan met die 400 miljoen die overschiet?

De heer Essers (CDA):

Nee, wij kiezen niet voor een buitenlands lek; dat proberen we nou net te voorkomen. Door die goedkeuring van de Commissie, en naar we hopen ook die van het Hof van Justitie, proberen we nou net dat buitenlandlek te voorkomen.

De heer Crone (PvdA):

Nee, excuus, u kunt niet van twee walletjes eten. Het is óf een buitenlandlek dichten, maar dan schaadt u ook die Nederlandse bakkers die een fiscale eenheid hebben. U kunt niet alleen het buitenland buiten de deur zetten en het binnenland niet.

De heer Essers (CDA):

Tja, dit is een beetje retoriek. Maar als de Commissie ja zegt tegen het voorstel van Nederland, dan hebben we geen buitenlandlek en hebben we gewoon de behandeling die we voor ogen hadden van bedrijven die in een fiscale eenheid zitten. Degene die daar niet in zitten, die hebben daar kennelijk voor gekozen. En die kunnen dan niet optimaal voor die BIK kiezen, die moeten dan hun activiteiten herstructureren. Er is dan geen ongelijkheid.

De heer Crone (PvdA):

Die hebben dan zeker pech gehad.

De heer Essers (CDA):

Nou, die moeten de consequenties van hun keuze dan accepteren.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter. Is de heer Esser het met mij eens ...

De voorzitter:

De heer Essers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Sorry? Kwam de "s" niet door?

De voorzitter:

Drie s'en. De eerste twee wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Essers ...

De heer Essers (CDA):

Ik weet waar u het over hebt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is de heer Essers het met mij eens dat zo'n route van zo'n novelle, vlak voordat de markt sluit, geen schoonheidsprijs verdient?

De heer Essers (CDA):

Ik denk niet dat er iemand is die hier een schoonheidsprijs voor gaat claimen; dat is gewoon niet zo. Kijk, het begon natuurlijk al met het aan elkaar koppelen van de BIK en het Belastingplan. Dat vond ik ook niet gelukkig. Als je gelooft in je regelingen — en ik denk dat er alle reden is om daarin te geloven — dan kun je daar ook een apart wetsvoorstel van maken. We hebben ook de motie-Sent gesteund. Dit is echt zo'n voorbeeld van twijfel: past dit nou wel binnen het Europees recht of niet? Er is heel veel discussie over de vraag hoe die fiscale eenheid met die uitsluiting van die buitenlandse vennootschappen zich verdraagt met die vrijheid van vestiging. Nou ja, je hebt argumenten voor en je hebt argumenten tegen. Je wilt die regeling zo snel mogelijk realiseren; het is een crisisregeling. Tja, en dan krijg je dit resultaat. Nou, beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. We zijn nog op tijd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is de heer Essers het met mij eens dat dit echt een hele grote uitzondering moet blijven? En dat wij als Eerste Kamer toch ook het signaal aan het kabinet moeten geven: zo doen we dit voortaan niet meer?

De heer Essers (CDA):

Nou ja, ik vind dat zware woorden. Kijk, dit is een oprechte regeling, bedoeld om de coronacrisis enigszins tegemoet te komen, om investeringen naar voren te halen en indien mogelijk te verstevigen, te versterken, te stimuleren. Dat daar door die tijdsdruk allerlei complicaties aan zitten, hebben we gezien en daarvan moeten we leren. Ik hoop dat we nooit meer voor dit soort crisissen komen te staan en dat zal wel niet. We moeten toch iedere keer weer die Europese toets bloedserieus nemen: bij twijfel, niet inhalen. Ik ben blij dat er nu alsnog niet wordt ingehaald.

De voorzitter:

De heer Vendrik, derde.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het was een oprechte vraag, die ik niet voor niets stelde, juist precies hier in de Eerste Kamer, en zeker ook aan de heer Essers, toch een beetje het fiscaal geweten van dit huis. Hier in de Eerste Kamer letten we toch net even iets meer dan aan de overkant op zaken als uitvoerbaarheid, transparantie, snappen wat we met elkaar aan het doen zijn, de vraag of Europa akkoord gaat en het feit dat er nog een zekere ordentelijkheid is in het fiscale wetgevingsproces. En dat de politieke opportuniteit der dingen niet altijd maatgevend is. Zou het niet verstandig zijn in dit debat, juist in dit debat, om ook die boodschap af te geven?

De voorzitter:

De heer Essers, tot slot.

De heer Essers (CDA):

Ik ben het helemaal eens met de heer Vendrik. Dat hebben we ook gedaan, vind ik. Vorige week hebben we uitvoerig gediscussieerd, ook over de BIK, want het gaat om een desinvesteringsregeling, en over het punt dat het misschien te liberaal was zoals er tot nu toe tegen aangekeken is. Nou, dat wordt gerepareerd. We hebben het ook gehad over dit Europese aspect. Dat is ook door de NOB naar voren gebracht. Ik vind dat wij als Kamer echt ons best hebben gedaan, de Eerste Kamer maar ook de Tweede Kamer, om deze regeling zo goed mogelijk te krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Is de staatssecretaris in de gelegenheid om direct te antwoorden? De broekriem wordt aangehaald. Ik schors voor vijf minuten.