De Eerste Kamer heeft vandaag de motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over het keuzerecht voor een bedrag na stemming ineens aangenomen. Alleen de fracties van de VVD, PVV, D66, Fractie-Otten en OSF stemden tegen. De motie was ingediend tijdens het plenair debat op 12 januari 2021 met minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het wetsvoorstel Bedrag ineens, Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) en verlofsparen. Het wetsvoorstel zelf werd vorige week zonder stemming aangenomen.
De motie verzoekt de regering:
-
-de modaliteiten van het keuzerecht voor een bedrag ineens nader te preciseren en om ongewenste effecten te voorkomen, de regelingen zo nodig aan te passen, zoals bijvoorbeeld door een uitzondering van het bedrag ineens op de huurtoeslag;
-
-de invoering van het bedrag ineens tot 2023 uit te stellen om in de tussentijd een alternatieve uitvoering te zoeken die minder complex is, beter communiceerbaar en substantieel lagere uitvoeringskosten kent, en draagvlak heeft bij de uitvoeringsorganisaties;
-
-en de beide Kamers voor het slaan van het invoerings-Koninklijk Besluit hierover te informeren.
In het debat op 12 januari 2021 zegde minister Koolmees na kritiek van de Kamer op de uitvoerbaarheid van het onderdeel Bedrag ineens van het voorstel al toe de invoering van dat deel van de wet met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2023.
Deel dit item: