Plenair Kox bij voortzetting behandeling Opneming bepalingen correctief referendum in Grondwet



Verslag van de vergadering van 19 januari 2021 (2020/2021 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kox i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank mevrouw de minister en de initiatiefnemer voor de antwoorden in eerste termijn. De inzet van mijn fractie in dit debat is te zien of er steun gegeven kan worden in eerste lezing aan een belangrijke grondwetswijziging. Dat is ons doel. Wij hechten aan die grondwetswijziging. Dat kan niet nieuw zijn, want dat vinden wij, maar ook veel andere partijen, sinds jaar en dag. Nu zich de gelegenheid voordoet, moeten we de wet toetsen. Is die uitvoerbaar? Dat moeten we vandaag doen.

De focus van dit debat ligt op één onderdeel van de wet. Er is eigenlijk, denk ik, in deze Kamer een ruime meerderheid om in eerste lezing dit wetsvoorstel goed te keuren, ware het niet dat sommige partijen zeggen dat er één onderdeel in het door de Tweede Kamer geamendeerde en geaccordeerde voorstel zit dat hen als een graat in de keel zit. Dat willen zij eruit. Ik kan die gedachte volgen. Nog sterker, zowel mijn partij in de Tweede Kamer als de initiatiefnemer in de Tweede Kamer en ik hier hebben verkondigd en blijven verkondigen dat de opkomstdrempel daar beter niet in kan staan, zeker niet van deze hoogte. Alleen, we hebben te maken met de eenvoudige realiteit dat die er wel in staat. Die is er ingezet door de Tweede Kamer en wij kunnen die er hier niet uithalen. Dat is evident. Wij hebben niet het recht van amendement. Volgens sommigen in deze Kamer is de drempel te hoog: collega Koole, collega Ganzevoort, collega Otten. Volgens de Raad van State is die hoog, maar te doen. Volgens de minister is die hoog, maar past die binnen de bandbreedte. Sommige partijen hier zeggen: hij is hoog, maar hij had nog wel een tikje hoger gemogen. Andere fracties zeggen: nou, hij is hoog, maar dat was ook precies wat wij wilden om steun aan deze wet te geven. Daar hebben we mee te maken. De vraag is dan: hoe los je dat op?

Collega Ganzevoort zei: waarom komt Kox nou pas in één keer als een duveltje uit een doosje met een voorstel? Wij allen kennen de Grondwet. Dat zal ik vooraf zeggen. Daar staat namelijk dat wij geacht worden, de wet te kennen. Maar ik ging er niet van uit dat in deze Kamer, die in meerderheid voor het wetsvoorstel is, een zo groot punt gemaakt zou worden, bijna een conditio sine qua non, van dat onderdeel. Als dat er niet uitgaat, overwegen zij een tegenstem. Dat veranderde de situatie. Toen heb ik gedacht, tijdens de schriftelijke voorbereiding en ook nu: het kan niet zo zijn dat onze grondwetgever daar geen oplossing voor heeft gevonden. Daar is een oplossing voor verzonnen. Of die oplossing toepasbaar is, dat weet ik niet, maar ze staat wel degelijk in onze Grondwet.

Ik heb aangekondigd dat ik het debat in de eerste termijn zou aanhoren en dat ik in eerste termijn aan de minister zou vragen wat haar opvatting daarover is. Zo heb ik het gedaan. We hebben nu een tweede termijn, zowel van deze Kamer als van de kant van de minister en de initiatiefnemer. Die vraag is: staren wij ons niet te veel blind op die ene mogelijkheid, een novelle, die in zijn aard ertoe leidt dat deze wet vier jaar uitgesteld gaat worden — vier jaar verliezen we dan — en is er een andere methode?

Die andere methode is er, namelijk: na de eerste lezing komt de tweede lezing. De grondwetgever heeft gezegd dat er twee lezingen van een grondwetswijziging nodig zijn, omdat we overijlen willen voorkomen, omdat we de kiezers tussendoor voor de Tweede Kamer een stem willen geven en omdat we uiteindelijk hele brede steun willen hebben. Mocht in de eerste lezing — daar kan het ook al — of in de tweede lezing blijken dat een tweederdemeerderheid voor een Grondwetswijziging te realiseren zou zijn, maar dat er een onderdeel in dat wetsvoorstel zit dat niet te pruimen is om aan die tweederdemeerderheid te komen, dan is daarvoor die bepaling opgenomen. De minister heeft dat ook bevestigd. Vervolgens is natuurlijk de vraag — dat is geen vraag die ik kan beantwoorden en zelfs de minister kan haar niet beantwoorden, want het is een vraag aan de Tweede Kamer — of, gezien de uitspraak van de kiezers en gezien de discussie in de Eerste Kamer en gezien de ontwikkelende wetenschappelijke inzichten, er toch reden zou kunnen zijn om één onderdeel uit die wet te halen. Of dat wel of niet kan? Ik heb het idee dat dat zou kunnen, maar ja, ik ben een staatsrechtgeleerde van de koude grond, daar heb je niet veel aan. De minister apprecieert het anders, maar daar zou naar gekeken kunnen worden.

Het zou, collega Ganzevoort en collega Koole, het zou natuurlijk wel iets opleveren. Want dat betekent dat gedurende de hele tweede lezing de Tweede Kamer zich hierover moet gaan uitspreken. Dan zijn er twee mogelijkheden. De eerste is dat de Tweede Kamer zegt: we waren toch duidelijk, wij willen deze opkomstdrempel, schei er toch mee uit, anders schaffen we jullie af. Dat is mogelijk. Maar zoals collega Van der Linden net ook al tegen me zei: er komen Tweede Kamerverkiezingen aan, wat leidt tot een andere samenstelling van de Tweede Kamer. Die Tweede Kamerverkiezingen gaan overigens niet over dit wetsvoorstel, maar dat wisten we al. Maar er komt wel een andere samenstelling van de Tweede Kamer, wat tot veranderende inzichten zou kunnen leiden. We kunnen niet uitsluiten dat er andere partijen en andere mensen in de Kamer worden gekozen en dat er meer voedingsgrond is voor de gedachte dat er eigenlijk iets is gebeurd wat niet zo best was, namelijk: een heel hoge uitkomstdrempel in de Grondwet opnemen. Dan hebben we ruimte.

Mijn voorstel is dus geen futiliteit, collega Ganzevoort, zo van: hij heeft ook eens de Grondwet gelezen en hij noemt eens een artikel. Ik wijs erop dat een probleem dat de collega's Ganzevoort, Koole, Otten, Nicolaï en heel veel andere leden van de Kamer hebben, hiermee misschien opgelost zou kunnen worden, zeker als we dat dan ook nog combineren met de mogelijkheid waarop de minister ons wijst: je kunt dit in eerste lezing aannemen, onderweg gaan naar de tweede lezing en al aanvullende wetgeving voorstellen. Want dan heb je in ieder geval straks een referendum, als het wordt aangenomen met een tweederdemeerderheid, en daarop aansluitend een gewijzigd referendum. Dan verliezen we geen tijd en krijgen we een referendum. We zullen het er allemaal over eens zijn dat dat niet perfect is als het niet wordt aangepast, maar dan verliezen we geen tijd. Dus ik vind dat een goedbedoelde en goedgemeende uitweg uit een probleem. Ik heb altijd als instelling gehad in de politiek: problemen maken is niet zo moeilijk, maar problemen oplossen en een uitweg zoeken is eigenlijk veel interessanter, zeker in deze Kamer.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het eind van uw inbreng?

De heer Kox (SP):

Ik heb nog twee minuten en 38 seconden. Ik zie dat er nog mensen iets aan mij willen vragen.

De voorzitter:

Ik ook. Ik ga de heer Van der Linden nu het woord geven.

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Dat haakt mooi aan bij dat probleem oplossen wat de heer Kox net betoogde. Ik ben daar ook erg voor. De indiener noemde mij praktisch ingesteld. Ik denk dat er een heel praktische oplossing is, en misschien zelfs een kans om beide heren aan elkaar te verbinden qua oplossingen. Waarom zou het niet mogelijk zijn om en-en te doen? Dus de motie, waar ik snel naar heb gekeken en waarvan ik al eerder wat heb gezien, zou kunnen. Het is nog twee maanden voordat er verkiezingen zijn. Er zijn een aantal partijen die bewogen moeten worden om te kijken of zij in de Tweede Kamer willen heroverwegen met die amendementen, maar dat zijn er echt niet zo veel. Waarom zou er geen route kunnen worden bewandeld waarin én wordt gekeken naar een novelle — kan dat nog aangepast worden — én, als dat niet lukt dan hebben we nog tot zeg begin maart om hier alsnog te stemmen, mocht dat echt niet leiden tot een andere uitkomst. Dan kan na de verkiezingen alsnog uw oplossing bekeken worden met die splitsing en die tweederdemeerderheid. Is er geen en-enoplossing?

De heer Kox (SP):

Ik denk van niet en ik zal uitleggen waarom. Maar als iemand mij kan helpen waarom het wel zo is, dan hoor ik dat graag. Als deze Kamer een novelle maakt — dat doet normaal gesproken de regering, maar in dit geval de indiener — en die neerlegt bij de Tweede Kamer, dan ligt daar een wetsvoorstel. Een novelle is een wetsvoorstel om de wet te wijzigen.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Een novelle wordt niet in deze Kamer gemaakt. Die wordt in de Tweede Kamer gemaakt door de initiatiefnemer en komt daar in stemming en dan hierheen. Zo heb ik het begrepen.

De heer Kox (SP):

De novelle moet door iemand gemaakt worden en in dit geval is dat door de initiatiefnemer. De minister is hier als adviseur. Als die novelle gemaakt is, dan is het een wetsvoorstel, ook al klinkt het anders. Het is een wetsvoorstel dat parlementair behandeld moet worden door de Tweede Kamer. Je kan niet een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer indienen en dan zeggen: als je niet binnen tien dagen besloten hebt, dan gaan wij weer gewoon verder. Dat is het probleem op dit moment. U zegt dat we nog tijd hebben tot 17 maart, maar de Tweede Kamer gaat 12 februari met verkiezingsreces. Die komt dan niet meer bijeen en kan dan dus niet meer beslissen over de novelle. Dan betekent die prachtige oplossing vier jaar vertraging, meneer Van der Linden. Dan hebben wij in de eerste vier jaar geen kans om tot een uitspraak te komen van beide Kamers dat wij een referendum krijgen.

Die vier jaar vertraging vind ik zonde, omdat naar mijn mening ook op die andere manier een oplossing gevonden kan worden. Die is: eerste lezing goedkeuren en dan gaan kijken wat je aan de tweede lezing kan doen, of je het daarover eens kan worden, ja of nee, en of je wel of niet aanvullende wetgeving gaat doen. Ik had graag gezien dat het zou kunnen, maar ik denk dat het niet gaat gebeuren, omdat de tijd zo kort is. Vragen om een novelle betekent dus de facto dat je zegt dat je de wetgeving vier jaar uitstelt en dat vind ik een te hoge prijs, mag ik wel zeggen.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik denk dat de heer Kox hier te veel denkt in problemen in plaats van in oplossingen. Die periode is weliswaar kort, maar zijn we zo bureaucratisch geworden dat zo'n kleine aanpassing afstemmen en een beetje vaart maken niet meer kan in vier, vijf weken tijd? Het gaat om één specifiek element. Als er na of tijdens dit debat wordt afgestemd, dan kan toch zo duidelijk worden of daar draagvlak voor is? Dan is het nog vier weken. Wat een huzarenstukje, net voordat het campagnereces is! De initiatiefnemer heeft aangegeven dat hij niet doorgaat. Hij kan er nog al zijn energie insteken. Ik denk dat die poging gewaagd kan worden. Dat betekent sowieso, volgens mij, maar dat vraag ik via de voorzitter aan u, dat de stemming over het voorliggende voorstel wordt aangehouden tot die novelle er is. Dat klopt toch? Dan wachten we met stemmen tot we weten of het een haalbare route is.

De heer Kox (SP):

Maar als er dan geen novelle is, kunnen we niet stemmen. En kunnen we niet stemmen, dan hebben we vier jaar lang geen wet. Dat is de grote valkuil die er is. Ik begrijp precies waarom de collega's Koole en Ganzevoort vragen om een novelle, omdat ze hopen dat er iets uit de wet gehaald kan worden wat er niet in hoort te zitten. Alleen, de tijd is te kort, dat gaat niet lukken en dan betekent het vier jaar vertraging. Je kan niet tegen de Tweede Kamer zeggen dat zij een oordeel moet geven over een novelle en ondertussen toch doorgaan met de wetgeving. Dan moet je wachten op de novelle. De enige oplossing, maar dat heb ik nog nooit zien gebeuren, zou zijn dat je een novelle indient, maar dan is het geen novelle, en dan tegen de Tweede Kamer zeggen dat zij twee weken de tijd krijgt om ja te zeggen en als zij niet ja zegt, dan gaan wij er wel over stemmen. Dat is nieuw staatsrecht. Ik ben wel voor verandering, maar bij nieuw staatsrecht krab ik mij toch wel op m'n kop of dat gaat lukken. Ik vrees dat het niet zal lukken. Dan zou er iets gebeuren wat collega Van der Linden zeker niet wil, namelijk dat de wetgeving met vier jaar op wordt geschoven, terwijl we die nu kunnen hebben. Als deze Kamer volgende week dinsdag ja zegt tegen dit wetsvoorstel, dan hebben we nog de mogelijkheden voor een tweede lezing, van aanvullende regelgeving en van een veranderende Tweede Kamer. Die hebben we allemaal zeker, gegarandeerd. Een novelle vragen is een loterij, en daar houdt collega Ganzevoort niet van. De minister heeft ook verteld dat de kans op voorhand niet erg groot is dat de Tweede Kamer gaat zeggen: o ja, we hebben dat wel besloten, maar we halen het er nu uit.

De voorzitter:

Meneer Van der Linden, tot slot.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Het zou wellicht een noviteit zijn, maar het zou kunnen, dus even aanhouden. We kunnen volgens mij op zeer korte termijn weten of het een haalbare route is via de Tweede Kamer. Als heel snel duidelijk wordt dat het absoluut niet haalbaar is, dan kunnen we volgens mij alsnog overgaan tot stemming.

De heer Kox (SP):

Ik ben altijd voor constructieve en creatieve oplossingen. Ik kan me dus voorstellen dat de initiatiefnemer ons voor de stemming van komende dinsdag een brief stuurt of hij denkt dat de weg van de novelle haalbaar is, op twee onderdelen. Eén: kan het in de tijd? Lopen we niet vier jaar vertraging op? En kan het op de inhoud? Is er een begin van een kans dat er een meerderheid voor is in de Tweede Kamer, terwijl op dit moment een minderheid dat vindt? Daar ben ik erg voor. Ik hoop ook dat de minister zelf nog even in een brief precies kan opschrijven wat artikel 135, lid 5 betekent en wat de mogelijkheden daarvan zijn. Dan hebben we die twee informatiebronnen erbij en dan kunnen we daar dinsdag een besluit over nemen.

De voorzitter:

De initiatiefnemer en de minister krijgen straks ook nog een tweede termijn. De heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik ben best gevoelig voor dat argument van die vier jaar. Dat snap ik wel. En we zouden het allemaal graag sneller willen, we hadden ze al eerder gewild enzovoort, enzovoort. Dus dat snap ik allemaal wel, maar de vraag is of dit nu ook voldoende is. En ik ben een beetje bang dat dit voorstel van de heer Kox ... Hij doet nu of hij heel erg verbaasd is over de standpunten tijdens dit debat, terwijl ik denk dat dit punt er bij de schriftelijke vragenronde ook al heel prominent was. We hebben niet voor niks die deskundigen gevraagd et cetera, en dat heeft mensen ook echt iets aan het denken gezet. Mijn punt was wel — en op dat punt denk ik dat hij ook iets te makkelijk aan de reacties voorbijgaat — dat dat idee van het splitsen van het voorstel van precies diezelfde tweederdemeerderheid afhankelijk is. En sterker nog: een novelle heeft nog maar een enkelvoudige meerderheid nodig, terwijl die splitsing een tweederdemeerderheid nodig heeft. Dat wil zeggen dat twee derde van de Tweede Kamer bereid zou moeten zijn om die uitkomstdrempel er volledig uit te slopen - nog afgezien van de vraag of dat wetstechnisch kan, waar de minister iets over zegt en waar de heer Schalk de Raad van State bij wil hebben. Maar dat is dan toch niet een serieus alternatief? Hoe de Tweede Kamer ook gaat veranderen na de verkiezingen, zal die dan opeens met een tweederdemeerderheid zeggen: doe maar geen uitkomstdrempel? Dat is toch niet iets wat we kunnen verwachten?

De voorzitter:

Meneer Kox, en graag enigszins beknopt.

De heer Kox (SP):

Collega Dittrich wees er al op dat het problematische van dit wetsvoorstel in de tweede lezing ligt: dan moet we een tweederdemeerderheid in twee Kamers halen. Of dat lukt? Tot op heden, met al onze avonturen rondom referenda, is dat niet gelukt. We kunnen niets aan die twee derde doen, dus dat zal er dan zijn. Dus uiteindelijk zullen wij een hele brede meerderheid in twee Kamers achtereenvolgend moeten krijgen. En daarvan is duidelijk dat dat niet het voorstel kan zijn dat u precies wil, dat ik precies wil, dat de ChristenUnie precies wil; dat is een compromis, zoals de initiatiefnemer heeft gezegd. Maar ik sluit niet uit, juist ook op basis van deze discussie — en inhoudelijk zijn we het heel erg eens over die opkomstdrempel — dat in de Tweede Kamer bij meerdere partijen het inzicht ontstaat dat dit misschien wel niet de slimste regeling was die de Tweede Kamer toegevoegd heeft, en dat dat misschien ook op een andere manier zou kunnen. Het hoeft niet per definitie in de Grondwet, je kan het ook op een andere manier doen. En dat geeft een kans in de tweede lezing, als we dan ook gaan praten over hoe de uitvoeringswet moet worden en of we nog aanvullende voorstellen hebben. Ik denk dat in die brede discussie ruimte zou kunnen ontstaan. We zouden het natuurlijk ook zo kunnen oplossen. Dan zoek ik niet de confrontatie, want daar hebben we niks aan, want we moeten een tweederdemeerderheid hebben, dus we moeten de consensus gaan zoeken. En daar ontkomen we niet aan. En als we het daar niet mee eens zijn, tja, dan hebben we een probleem met onze Grondwet. Die hebben wij niet geschreven, maar ik vind het eigenlijk wel een goed idee: als je de Grondwet wijzigt, moet je uiteindelijk een tweederdemeerderheid hebben, linksom of rechtsom.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Voorzitter, afrondend. Ik snap heel goed dat u zegt: die tweederdemeerderheid is nodig. Dat leidt er in mijn analyses toe dat dat amendement van die 40, dat er juist was om die tweederdemeerderheid te borgen, er dan niet uit gaat. Dus die route snap ik niet. En als de heer Kox van mening is dat de Tweede Kamer het na dit debat van vandaag — wat ik natuurlijk van harte hoop — echt opnieuw gaat heroverwegen, gaat nadenken over "was dit nou wel zo verstandig?", dan is een novelle toch precies de aangewezen weg?

De voorzitter:

De heer Kox, tot slot.

De heer Kox (SP):

Maar collega Ganzevoort schat, denk ik, met mij in dat de kans dat die novelle binnen nu en enkele weken aangenomen wordt in de Tweede Kamer, gering is. En als die daar blijft liggen, dan hebben we vier jaar vertraging. En dat is toch het probleem dat op tafel ligt. En we kunnen wel zeggen dat we een enkelvoudige meerderheid nodig hebben in de Tweede Kamer, maar als daar nu een element uit wordt gehaald dat het straks onmogelijk maakt — en daar heeft collega Dittrich ook op gewezen — dat we die tweederdemeerderheid halen, tja, dan hebben we onszelf toch een beetje voor de gek gehouden.

De heer Schalk i (SGP):

Het voordeel van een grote afstand van elkaar is dat je een beetje vanuit de verte kunt kijken naar wat er hier gebeurt. Op het moment dat er gesproken werd over een novelle door de heer Van de Linden, zag ik een vrij stevig nee schudden door de indiener, dus ik ben heel benieuwd hoe die daar zo meteen op gaat reageren.

Maar aan de heer Kox zou ik toch nog even die vraag willen stellen over dat idee van splitsen. U heeft de minister gehoord. Die is natuurlijk voorzichtig en dat begrijp ik, maar ze gaat zich zo meteen hopelijk nog wat duidelijker uitspreken. Even gewoon, meneer Kox, met uw ervaring, waarmee u weet hoe belangrijk het is dat je een compleet politiek debat hebt, zeker ook in de Tweede Kamer waar moties en amendementen worden gewogen, gewogen en uiteindelijk aangenomen, en je dan een compleet wetsvoorstel hebt ... Hoe kun je hier in deze Kamer proberen een debat te organiseren rondom de vraag: wie weet kunnen we ze daar ertoe verleiden om het te splitsen? Vindt de heer Kox dat echt een redelijk en reëel beeld?

De heer Kox (SP):

Ik probeer niet de Tweede Kamer te verleiden. Dan zijn er wel andere onderwerpen die misschien interessanter zijn. Ik wijs op een grondwettelijke mogelijkheid die bestaat. Deze Kamer, een deel van deze Kamer, zegt dat de Tweede Kamer nu iets moet gaan wijzigen wat ze eerder besloten heeft. Hoe groot onze verleidingskunsten ook zijn, dat gaat de Tweede Kamer in de komende twee weken niet doen. En als we dan wachten, moeten we vier jaar wachten op het referendum. Dat vindt u niet het grootste probleem, maar u kunt begrijpen dat degenen die voor het referendum zijn — dat is een meerderheid van deze Kamer en dat is een meerderheid van de andere Kamer — daar buitengewoon treurig over zouden zijn.

Mijn beperkte ervaring leert wel dat de tweede lezing het essentiële onderdeel van de wet is. Toen we in deze Kamer de initiatiefwet constitutionele toetsing, een voorstel van Femke Halsema, behandelden, stemde deze Kamer met een hele krappe meerderheid in met het wetsvoorstel, omdat verschillende fracties zeiden: "Het is een goed plan dat we willen steunen, maar er kleven toch veel problemen aan. Wat is het gevolg voor de Raad van State, wat is het gevolg voor de Eerste Kamer, enzovoorts? Daar moeten we toch nog goed over nadenken." Maar het voorstel kreeg in eerste lezing het voordeel van de twijfel. In dat geval heeft de tweede lezing niet geleid tot een oplossing. Maar dat is ook een oplossing, want toen heeft de Tweede Kamer geconstateerd: er komt gewoon helemaal geen tweederdemeerderheid voor dit voorstel. En toen heeft de initiatiefnemer ervan afgezien.

Ik denk dat als de wetenschappelijke inzichten werkelijk zo overtuigend zijn, als er een andere samenstelling van de Tweede Kamer komt, als de Tweede Kamer ons debat hoort, dat in ieder geval niet slecht is voor de kans dat er nog een keer in de Tweede Kamer gekeken wordt of er mogelijkheden zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Schalk, tot slot.

De heer Schalk (SGP):

Ja, misschien tot slot dan een opmerking, zodat het geen vraag meer hoeft te zijn. Los van de politieke wens van mijn partij en van de partij van de heer Kox denk ik dat we hier ook moeten zorgen voor zuiver staatsrecht. Dan is het ongelofelijk belangrijk dat we precies weten waar we het over hebben als het gaat over het splitsen van zo'n wetsvoorstel. Laat ik datgene wat de heer Kox zojuist vroeg dan ondersteunen. Hij vroeg de minister om voor volgende week in ieder geval in een brief ook te verwoorden op welke wijze zij aankijkt tegen dit voorstel rondom artikel 137 Grondwet.

De heer Kox (SP):

Dat lijkt mij een buitengewoon goede ondersteuning. Die informatie moeten we hebben. Dan kunnen we daarnaar kijken. Maar overeind blijft dat het de nieuwe Tweede Kamer is die als enige bevoegd is om te beslissen of en, zo ja, op welke manier een splitsing van een grondwetswijzigingsvoorstel in tweede lezing plaatsvindt. Ik zou zeggen: de mogelijkheid ligt er. Het is nog zeer de vraag of die gebruikt zal worden door de Tweede Kamer. Ik wil geen verwachtingen wekken. Maar ik zie dat het een betrouwbaardere, een zekerder weg is dan nu vragen om een novelle waarvan je de uitkomst eigenlijk al weet en waarvan je weet dat je vier vertraging oploopt met een wens van een meerderheid van deze Kamer en een meerderheid van de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Ik ga nu de klok weer aanzetten.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik doe een oproep aan de collega's. Dat mag ook aan het slot van je tweede termijn. Ik vind dat dit voorstel, na alle eerdere avonturen met een bindend correctief referendum, het verdient om in eerste lezing goedgekeurd te worden, omdat de meerderheid van deze Kamer dat eigenlijk vindt. Een deel van deze Kamer heeft problemen met een onderdeel van de wet. Dat kunnen wij niet veranderen. Daar gaat de Tweede Kamer over. Dat kunnen we niet op hele korte termijn afdwingen bij de Tweede Kamer. Ik zou zeggen: geef ons de tijd, maak gebruik van het feit dat juist de grondwetgever heeft gezegd dat er geen reden is voor overijling. Maak gebruik van de twee lezingen die je hebt. Laat de Eerste Kamerverkiezingen ertussen komen en zie dan of en, zo ja, hoe er in tweede lezing een oplossing te vinden is die uiteindelijk collega Verkerk, collega Otten, collega Nicolaï, collega Koole en misschien ook mijn persoon ervan kan overtuigen dat dat een redelijke oplossing is, dat we die kant op willen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan mevrouw Baay-Timmerman namens de fractie van 50PLUS.

En voor de Handelingen: ik denk dat meneer Schalk net met "voor volgende week" bedoelde dat de brief er voor volgende week dinsdag moet zijn.

De heer Schalk (SGP):

Ja.