Plenair Recourt bij behandeling Wet handhaving kraakverbod



Verslag van de vergadering van 23 maart 2021 (2020/2021 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.03 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Recourt i (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik ontwaar een soort wetmatigheid inmiddels. Hoe groter de complimenten aan de initiatiefnemers voor het nemen van hun initiatief, hoe harder de kritiek later in de bijdragen. Ook ik begin met een compliment; dat mag niet verrassen. Dus een woord van dank aan de initiatiefnemers en de medewerkers voor de snelle beantwoording van de vragen. Daarnaast mijn waardering voor het gebruikmaken van het recht van initiatief. Dat vergt energie, moed en doorzettingsvermogen en niet in de laatste plaats inhoudelijke verdieping en kennis. Ik hoop dat de nieuwe Tweede Kamer zich onder meer door deze wet laat inspireren om de inhoudelijke kant van het Kamerlidmaatschap goed te blijven vormgeven. Over de antwoorden van de vragen aan de regering is mijn fractie niet tevreden. Die zijn onder de maat. Van een soort omgekeerd dualisme bij initiatiefwetten — een regering die initiatiefwetten welwillend maar ook kritisch als medewetgever bekijkt — lijkt hier niet zonder meer sprake, nu de minister nauwelijks beargumenteerd wegdraait van het kraakheldere advies van OM en ZM om deze wet niet aan te nemen.

Het debat over kraken wordt vaak via ideologische lijnen gevoerd: woningnood tegenover eigendomsrecht, links tegenover rechts. Hoewel de huidige woningnood een van de meest urgente maatschappelijke problemen is, zal ik vandaag niet dat ideologische verschil met de initiatiefnemers opzoeken maar juist die andere, wellicht voor de Eerste Kamer belangrijkere, inhoudelijke kant van het wetvoorstel bevragen. Hoe zit het met de kwaliteit, de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van de wet? Ook in de schriftelijke vragenronde kreeg met name dit onderdeel veel aandacht. Mijn fractie heeft juist op dit punt grote zorgen. De kern van het wetsvoorstel is om de ontruimingstoets door de rechter vooraf uit het civiele recht te halen en onder te brengen in het strafrecht, met als doel tijdswinst. De rechter-commissaris in strafzaken zal volgens de initiatiefnemers binnen drie dagen een beslissing tot ontruiming kunnen geven. Dit zou mogelijk moeten zijn omdat de rc slechts een marginale toets hoeft aan te leggen en er voor die toets maar een beperkt aantal gegevens nodig is, vergelijkbaar met het geven van toestemming voor een telefoontap of huiszoeking.

De vraag is of dit klopt; andere sprekers hebben hier ook aan gerefereerd. Het wordt in de eerste plaats betwist door de vertegenwoordigers van de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, maar laten we zelf ook eens kijken wat er feitelijk achter die marginale dan wel volle toets door de voorzieningenrechter schuilt. Daarvoor heb ik een uitspraak opgezocht van de voorzieningenrechter Amsterdam van 1 april 2019. Ik citeer: "In gevolge artikel 8, lid 1, EVRM komt krakers een huisrecht toe op grond waarvan zij voorgenomen besluit tot ontruiming in kort geding ter toetsing kunnen voorleggen. (…) Het in artikel 8.2 EVRM besloten proportionaliteitsvereiste brengt mee dat de voorzieningenrechter heeft te toetsen of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker in concrete omstandigheden van het geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan." In dit geval viel die proportionaliteitstoets in het voordeel van de krakers uit, omdat het pand al vele jaren leegstond, ook nog na een eerdere ontruiming, en aan het woord van de eigenaar dat het pand nu echt verhuurd zou gaan worden, door de rechter geen geloof werd gehecht, mede omdat op de meest basale vragen aan de eigenaar geen antwoord gegeven kon worden.

Voor deze belangenafweging moet de rechter dus niet alleen de basale feiten gepresenteerd krijgen door de politie of de officier van justitie, maar deze feiten ook kunnen bevragen en toetsen bij de betrokken partijen, de eigenaar inbegrepen. Hij, maar vaker nog zij, moet die afweging bovendien goed motiveren. Hoe gaat de rechter-commissaris dit doen in drie dagen? Partijen moeten worden opgeroepen en moeten in staat zijn producties aan te leveren voorafgaand aan hun gehoor. De toets door de rechter-commissaris lijkt daarmee in het geheel niet vergelijkbaar met die van de telefoontap of huiszoeking, maar vraagt om een actief en dus tijdrovend onderzoek van de rc. Je kunt de bordjes wel verhangen van de voorzieningenrechter naar de rc, maar als je de toets zelf niet wezenlijk verandert, levert dit geen tijdswinst op. Verander je de toets wel fundamenteel — zo begrijp ik de initiatiefnemers overigens niet — dan is die in strijd met het EVRM en kan alsnog de voorzieningenrechter als rechter worden benaderd.

Voorzitter. Met de rechter en officier van justitie vrees ik daarom dat de beoogde tijdswinst bestaat uit wensdenken. Kunnen de initiatiefnemers, maar zeker ook de minister, dit bevestigen dan wel uitleggen waar mijn redenering volgens hen mank gaat?

Voorzitter. De proportionaliteitstoets is nieuw voor de rc. Het argument van de initiatiefnemers dat kraken strafbaar is en dat daarom de afweging van het huisrecht tegen de andere rechten logischerwijs in het strafrecht thuishoort, gaat niet op. Deze toets wordt van oudsher door de voorzieningenrechter gedaan en past daar procedureel en inhoudelijk ook goed, maar je kunt het desondanks natuurlijk wel zo regelen dat de rc dit in het vervolg gaat doen. Maar hoe wenselijk is dit? Het strafrecht is chronisch overbelast. Vele zeer ernstige zaken blijven door capaciteitsgebrek in de kast. Het strafrecht kent bovendien een door vele waarborgen gekenmerkte procedure; denk aan de vereisten aan oproeping of het zwijgrecht. Ook hier verwijs ik weer naar de deskundigen, die vrezen dat de hele strafrechtsketen van politie tot rechter substantieel zwaarder belast zou worden. Daar komt nog bij dat niet de huidige 30% van ontruimingen na 48 uur vooraf door de rechter worden getoetst, maar 100%. Dat is wellicht fijn voor de krakers, maar niet erg efficiënt. Mijn fractie vraagt de minister of hij de keuze om de civiele rechter te ruilen voor de strafrechter en hiermee de strafrechtketen nog zwaarder te belasten, een juiste vindt.

Voorzitter. De toets voor de rc is besloten. Kan de minister toezeggen dat hij zich in zijn overleg met de rechtspraak ervoor zou beijveren dat beslissingen van de rc op dit punt zo spoedig mogelijk zullen worden gepubliceerd op rechtspraak.nl, omwille van de openbaarheid en de toetsbaarheid?

Ik laat het bij deze voor mijn fractie belangrijke punten. De conclusie is dat een zorgvuldige toets tijd kost, welke rechter die ook uitvoert. Wederom van de deskundigen hebben we begrepen dat in 2019 het beleid zo is aangepast dat juist die tijdwinst al is geboekt binnen de huidige procedure en dat als gevolg hiervan niet langer sprake is van een kraakcarrousel. Wellicht is dit gebeurd onder de dreiging van deze initiatiefwet. Dan is dát het succes van het initiatief. Daadwerkelijk invoeren van de wet lijkt inmiddels echter precies het tegenovergestelde te bereiken dan wordt beoogd, namelijk geen tijdwinst en een zwaarder belaste strafrechtketen, die niet goed is toegerust op deze toets. Laten we hem daarom niet inzetten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.