Verslag van de vergadering van 11 mei 2021 (2020/2021 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.24 uur
De heer Van Gurp i (GroenLinks):
Het is niet erg uitnodigend, voorzitter, om nog een keer van beurt te ruilen als ik daarmee geplaatst word in een fractie die ik hoog acht, maar toch vrij ver van mij politiek verwijderd acht.
Voorzitter. Ik heb een algemene opmerking, een vraag en nog iets over een droom; in die volgorde. Mijn opmerking is dat we een mooi debat hebben gevoerd. Ik zeg dat er maar bij voor die collega's die bij aanvang van dit debat wat sceptisch waren, en dan druk ik me nog zwak uit. Het was ook een echt Eerste Kamerdebat. We hebben met elkaar heel serieus, heel grondig en heel reflectief geprobeerd te analyseren; het monteren en demonteren van wetgeving en de daarop gebaseerde uitvoeringspraktijk die de interbestuurlijke verhoudingen bepaalt en soms ook moeilijk maakt. Ik vind dat het debat op deze manier gevoerd in het hart van deze Kamer thuishoort. We hebben dat gedaan en daarbij hoort in mijn opvatting, ook in deze Kamer, practice is best, omdat de waarheid altijd alleen maar in het volle leven te vinden is.
Dan heb ik als tweede punt nog een vraag om het even precies te weten, zodat ik niet naar huis ga naar mijn vrouw en me afvraag of ik het wel helemaal goed begrepen heb. Die vraag gaat over de opschalingskorting. Ik heb de minister horen zeggen: de opschalingskorting hebben we al geschrapt voor 2020 en 2021, en als het aan mij ligt, gaat die er helemaal af. Ik heb de Kamerbrieven gelezen, maar ik zit niet in de commissie dus ik kan het mis hebben. In de Kamerbrieven heb ik gelezen dat niet de opschalingskorting geschrapt is deze twee jaar, maar de oploop van de opschalingskorting. De opschalingskorting is zo'n 500 of 600 miljoen op dit moment en loopt op tot 975 miljoen. De oploop is in 2020 70 miljoen geweest en in 2021 90 miljoen. Ik wil graag weten wat er nou geschrapt is, de opschalingskorting of de oploop van de opschalingskorting, en wat zou u willen gaan schrappen in de toekomst. Is dat de opschalingskorting, dan hebben we het over bijna een miljard, maar is dat de oploop van de opschalingskorting, dan hebben we het misschien nog maar over 200 miljoen. Dat scheelt nogal, dus voordat meneer Raven of ikzelf of meneer Van der Linden al te gelukkig naar huis gaat en vervolgens merkt dat we een loer gedraaid zijn — dat zal zeker niet de bedoeling zijn — wil ik weten of ik het goed begrepen heb en wat de feiten zijn. Dat kunt u ongetwijfeld zo uitleggen en daar zal ik geïnteresseerd naar luisteren.
Het derde punt gaat over een droom. Ik kom erop omdat u het zelf over dromen had en zei: ik blijf dromen. Ik vind dat een mooie eigenschap en ik doe dat ook. Gedurende zo'n lang debat heb je zelf ook nog weleens een moment of zo'n flits waarop je denkt dat je droomt. Mij overkwam dat — ik begin prozaïsch — bij het debat waar het ging over dat de situatie vastzit en losgetrokken moet worden. Dat de situatie vastzit en dat er niet ineens iets over ons is gekomen, blijkt wel uit het feit dat in november 2015 234 wethouders van financiën een brandbrief schreven: zo kan het niet langer. We zitten in een al zes jaar grondig vastgelopen verhouding. In die verhouding spelen alle partijen een rol. Ik wijs geen schuldigen aan, alle partijen spelen een rol. Daarom vond ik het voorstel van de Raad voor het Openbaar Bestuur zo mooi. De heer Rombouts legde het in een variant daarvan ook voor. Hij zei: zou het nou niet goed zijn om een speciale functionaris, om niet het zware woord "rijkscommissaris" te gebruiken, aan te stellen en die met een totaalplan te laten komen. Hij staat buiten de verhoudingen, moet een redelijk mandaat hebben en moet zo snel mogelijk aan het werk gaan. Daar moeten we niet mee wachten. Hij moet met een totaalplan komen om die vastgelopen verhoudingen vlot te trekken. Het is een hartstikke mooi en sympathiek voorstel. Ik steun dat ook volledig.
En dan begint mijn droommoment. Ik dacht dat ik de minister hoorde zeggen: dat is niet nodig, want die is er al. Ik dacht dat ik iets gemist had. De minister zei toen volgens mij: dat ben ikzelf. Toen flitste Münchhausen door mijn hoofd. Dat kan toch niet waar zijn, dacht ik. We zijn een jaar of zes, zeven geleden in een moeras terechtgekomen en we moeten eruit. Dat weten we allemaal. We weten alleen niet hoe, want anders hadden we dat allang gedaan. Hoe zorgen we dan dat er vanaf buiten een buitenboordmotor komt die daarbij helpt? En dan zegt de minister dat zij haar eigen buitenboordmotor is. Dat vind ik erg ingewikkeld om te begrijpen. Ik ben niet altijd voorstander van allerlei aparte organen, maar in dit geval heb je echt iemand nodig die niet de minister zelf is, die immers een heel belangrijk onderdeel van die driehoek is waarbinnen de verhoudingen zijn vastgelopen. Ik vond dat een beetje hallucinerend.
Het werd nog ingewikkelder toen de heer Rombouts opstond. Ik dacht: die gaat zeggen "ja, maar minister, dat is toch Münchhausen?" Toen dacht ik hem te horen zeggen: minister, u heeft mij volledig overtuigd. Nou ken ik de heer Rombouts al zo'n kleine 30 jaar en ik acht hem zeer hoog en wijs, maar ik kan me dat niet helemaal voorstellen. Ik kan me niet voorstellen dat iemand van buiten die het allemaal eens grondig gaat bekijken, kan samenvallen met de persoon van de minister zelf die zich in het hart van de verhoudingen bevindt.
Ik vraag dus nu aan u of ik het goed heb gehoord. Ook vraag ik via de voorzitter aan collega Rombouts, die na mij spreekt — daar heb ik bij het ruilen wel even rekening mee gehouden — of hij wil overwegen om zijn voorstel aan te houden, want dat lijkt me buitengewoon wijs om te doen.
Dat was het, voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gurp. Nou begrijp ik waarom u vlak voor de heer Rombouts wilde spreken. Het was een cliffhanger, eigenlijk. We zijn benieuwd.
Dan geef ik het woord aan de heer Rombouts namens het CDA.