T03192

Toezegging Splitsingsrecht bij grondwetswijzigingen (35.129)



De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kox (SP), toe haar een brief te sturen over het splitsingsrecht bij grondwetswijzigingen, met inbegrip van het historische perspectief.


Kerngegevens

Nummer T03192
Status voldaan
Datum toezegging 19 januari 2021
Deadline 22 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Grondwet
Splitsingsrecht
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Raak Opneming in de Grondwet van bepalingen inzake het correctief referendum (35.129)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 20, item 9 - blz. 45

De heer Kox (SP): Ik hoop ook dat de minister zelf nog even in een brief precies kan opschrijven wat artikel 135, lid 5 betekent en wat de mogelijkheden daarvan zijn. Dan hebben we die twee informatiebronnen erbij en dan kunnen we daar dinsdag een besluit over nemen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 20, item 9 - blz. 69-70

Minister Ollongren: Dan het belangrijke vraagstuk van het splitsen. Er is al meermalen gezegd dat er een brief komt — ik meen dat dit een vraag was aan mij — maar ik zal het eerst even zo duidelijk mogelijk uitleggen. Als de Kamer daar prijs op stelt, leg ik dat vanzelfsprekend nog vast in een brief. Het splitsen is een mogelijkheid die de Grondwet biedt aan de Tweede Kamer, zoals ik ook in de eerste termijn heb gezegd, met tweederdemeerderheid over onderwerpen die fysiek kunnen worden afgesplitst van het hoofdvoorstel. Bij de uitkomstdrempel zie ik die mogelijkheid niet, want die staat in artikel 89d. Je kunt dat artikel niet afsplitsen en apart behandelen, want dan amputeer je het grondwetsvoorstel. Er staat dan niets meer over de rechtsgevolgen van het referendum. Het is dus een hoofdzaak van het wetsvoorstel.

De heer Van Raak heeft gelijk als hij zegt dat het uiteindelijk aan de Tweede Kamer is. De Tweede Kamer is bevoegd tot het splitsen, en niet het kabinet en niet de Eerste Kamer. Uiteindelijk komt het oordeel dus toe aan de Tweede Kamer. Dat wil ik opschrijven in een brief als u daar prijs op stelt. Die brief zal dan exact deze informatie bevatten.

De heer Kox (SP): Mijn fractie en ook andere fracties stellen daar prijs op, zeker als de minister dan — dankzij haar geweldige ambtenarenapparaat — ook nog even kijkt wat de regering destijds heeft gezegd over de aard van het splitsingsartikel en waarom dat splitsingsrecht niet aan deze Kamer is gegeven. Dat komt omdat de toenmalige regering zei dat het splitsingsrecht verwant is aan het amendementsrecht. Het amendementsrecht ligt bij de Tweede Kamer en het splitsingsrecht ligt bij de Tweede Kamer. En omdat de Eerste Kamer niet het recht van amendement heeft, kan het niet bij ons liggen. Dat betekent dat de grondwetgever heeft voorzien dat dit een mogelijkheid is om een wetsvoorstel in tweede lezing, en ook al in eerste lezing, aan te passen. Volgens mij, maar dat kan de minister dan aan haar experts vragen, was een van de overwegingen dat als een wetsvoorstel in tweede lezing tweederdemeerderheid zou kunnen halen maar er een onderdeel in zit dat dat belemmert, het dan het recht van de Tweede Kamer is om dat onderdeel niet in de weg te laten staan van een positieve besluitvorming. Ik hoop dat de minister daar ook naar kijkt. Er zijn geen boeken vol over geschreven, maar er is meer over geschreven dan alleen dat er splitsing mogelijk is, maar dat het wel niet zal kunnen.

Ik heb nog een laatste vraag aan de minister. Zij zegt: als je dat er uithaalt, dan amputeer je het wetsvoorstel. Daar kan ze helemaal gelijk in hebben. Ik zou zeggen dat als je artikel 89a, 89b en 89c pakt en vervolgens het artikel dat zegt dat de rest allemaal nader in de wet wordt geregeld, dat ook een volwaardige grondwetsbepaling zou kunnen zijn. Maar nog een keer: ik heb hier absoluut de wijsheid niet in pacht. Maar ik zou de minister willen vragen om te kijken naar de wetsgeschiedenis en naar de interpretatie. Waarom is dit wetsvoorstel er gekomen? Waarom ligt die mogelijkheid bij de Tweede Kamer en niet bij de Eerste Kamer? Dan zie ik met nog grotere belangstelling die brief tegemoet.

Minister Ollongren: Ik ben natuurlijk bereid om het door de heer Kox gevraagde historische perspectief in de brief op te nemen. Waarom komt het toe aan de Tweede Kamer en niet aan de Eerste Kamer? Dat voeg ik dan toe. Maar ik wijs hem er wel op dat het artikel waarover het gaat, artikel 89d, het bindende karakter bepaalt. We praten hier over een grondwetsvoorstel voor een correctief bindend referendum. Zonder dat artikel is het rechtsgevolg weg. Daarmee kan ik niet anders dan zeggen dat het echt essentieel is voor het voorstel dat er ligt. Maar u krijgt uiteraard de brief, aangevuld met hetgeen de heer Kox verzocht.

De heer Kox (SP): Ook hier geldt dat als de minister of ik het allemaal zelf hadden kunnen schrijven, we het niet op deze manier hadden opgeschreven. Maar hier geldt ook dat er meer bepalingen in onze Grondwet staan die in tekst niet zo heel veel om het lijf hebben. Ik noem maar de benoeming van de burgemeester. Dat was toch echt maar een zinnetje, maar daar zat een heel denkframe achter. Ik denk dat er een interpretatie mogelijk is: artikel 89a, 89b en 89c, gecombineerd met het algemene artikel, zou ook een volwaardig grondwetsartikel kunnen zijn. Daar moet naar gekeken worden. En uiteindelijk is het aan de Tweede Kamer om te oordelen of ze daar gebruik van wil maken.

De voorzitter: Minister, denkt u dat u in de gelegenheid bent om de brief voor het weekend aan de Kamer te doen toekomen, bijvoorbeeld voor vrijdag 18.00 uur, zodat de fracties tijd hebben om erover na te denken?

Minister Ollongren: Ja, daar zal ik mijn best voor doen.

De voorzitter: Dank u wel.


Brondocumenten


Historie