De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 14 september met minister Dekker voor Rechtsbescherming en minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over een evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen. De Kamer stemt dinsdag 28 september over het wetsvoorstel.
In 2019 bracht de Sociaal Economische Raad (SER) het advies 'Diversiteit in de top, Tijd voor versnelling' uit. Daarin werd geadviseerd om voor raden van commissarissen een ingroeiquotum in te voeren. Het wetsvoorstel komt voort uit dit advies. Grote naamloze en besloten vennootschappen worden verplicht om passende en ambitieuze streefcijfers te formuleren voor de verhouding tussen mannen en vrouwen in het bestuur, de raad van commissarissen en de subtop. Daarover dienen zij te rapporteren aan de SER.
Tijdens het debat was de Kamer kritisch over het voorgestelde mannenquotum, dat vanuit het idee van gelijke behandeling tegenover het vrouwenquotum komt te staan. Ook hadden veel fracties vragen over nut, noodzaak en rechtmatigheid van het wetsvoorstel en over het voorgestelde streefcijfer in plaats van een wettelijk vastgelegd percentage.
Impressie van het debat
GroenLinks-senator Karimi zei dat het 'eigenlijk bedenkelijk is, dat er een wet nodig is dat bedrijven dit realiseren.' Dat hadden ze volgens haar zelf al veel eerder moeten doen. Er zijn nog grote ongelijkheden. In de raad van bestuur van beursgenoteerde bedrijven is 13% vrouw. Karimi vroeg de regering wat de noodzaak is om het streefcijfer los te laten. Bedrijven moeten dit doen omdat het juist is," eindigde zij.
Volgens PvdA-senator Sent gaat de stijging van het aantal vrouwen op topfuncties te langzaam. Ze is het met de regering eens dat het belangrijk is om de top van het bedrijfsleven te veranderen, maar de problematiek is groter dan de man-vrouwverhouding. Sent bepleitte een breder beleid, waarin bijvoorbeeld ook de financiële zelfstandigheid van vrouwen en het grote aantal vrouwen dat deeltijd werkt, worden meegenomen.
PVV-senator Van Kesteren zei dat dit wetsvoorstel een voorbeeld van positieve discriminatie is. Hij wilde weten hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot artikel 1 van de Grondwet. Hij wees erop dat het advies van de SER spreekt van het aansporen van bedrijven. Dat is echt iets anders dan bedrijven ertoe dwingen, aldus Van Kesteren. Volgens hem maakt dit wetsvoorstel de verschillen tussen mannen en vrouwen juist extra groot en dat staat op gespannen voet met genderneutraliteit.
Volgens senator Prast (PvdD) heeft het bedrijfsleven heel lang de tijd gehad om vrijwillig voor een evenwichtiger balans tussen mannen en vrouwen te zorgen. Het wetsvoorstel erkent dat dwingend moeten worden ingegrepen om het formele recht van vrouwen op gelijke behandeling te realiseren. Vrouwelijke rolmodellen zorgen er ook voor dat mannen en jongens meer respect krijgen voor vrouwen, aldus Prast.
D66-senator Van der Voort wees erop dat het voor zijn fractie niet alleen om genderdiversiteit gaat. Volgens hem is diversiteit goed voor de besluitvorming in de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Het mannenquotum kan volgens Van der Voort niet los gezien worden van het vrouwenquotum. Hij vroeg de regering om opheldering over de inwerkingtreding van de wet, omdat er onduidelijkheid over de datum is.
CDA-senator Doornhof zei dat zijn fractie in het algemeen hecht aan het SER-advies. Bedrijven doen er alles aan om diversiteit te benutten en hun bedrijven te verbeteren. Omdat de resultaten mager zijn, begrijpt de CDA-fractie de keuze voor wetgeving om de cijfers te verbeteren. Positieve discriminatie moet gaan om gelijke geschiktheid, aldus Doornhof. Hij was echter niet overtuigd van de rechtmatigheid van het wetsvoorstel.
Ook VVD-senator De Blécourt zei dat met dit wetsvoorstel uitvoering wordt gegeven aan het SER-advies. In het huidige tempo duurt het nog twaalf jaar voor er in iedere raad van commissarissen een vrouw is benoemd. De VVD kan zich dan ook vinden in het wetsvoorstel. Het niet kunnen vinden van vrouwen kan geen antwoord meer zijn, volgens De Blécourt. Ze vroeg de ministers te reflecteren op de vraag of zij zullen toezien dat de bedrijven de wet wel naleven.
Senator Verkerk (ChristenUnie) zei dat zijn fractie voorstander is van het evenwichtiger maken van het aantal mannen en vrouwen in de top van het bedrijfsleven. De ChristenUnie is voorstander van gestelde vrouwenquotum, maar heeft staatsrechtelijke bezwaren tegen het voorgestelde mannenquotum. Het beginsel van gelijke behandeling vraagt dat strikt de hand wordt gehouden aan mogelijke uitzonderingen. Hij vroeg de regering een novelle te overwegen.
SGP-senator Schalk vroeg wat nu eigenlijk het doel is van het ondernemen. Kunnen die mensen zelf niet het beste bepalen wie het beste is voor de top van het bedrijf?, vroeg hij de regering. Hij had het gevoel dat dit wetsvoorstel het bedrijfsleven danig in de weg gaat zitten. Hij vroeg de bewindspersonen zich nog eens te beraden. De SGP-fractie ziet weinig in het wetsvoorstel.
Senator Nanninga (Fractie-Nanninga) zei dat haar fractie 'een broertje dood' heeft aan dit soort inbreuk op vrijheden. Ze noemde het wetsvoorstel beperkend en binair gedacht. Er wordt volgens haar niet gesproken over de geringe inzetbaarheid van de Nederlandse vrouw op de arbeidsmarkt. Wie vrouwen daadwerkelijk als gelijkwaardig behandelt, zal niet aan voortrekkerij doen, aldus Nanninga.
SP-senator Janssen bekeek het wetsvoorstel in het licht van de brede aanpak. De SP is groot voorstander van een gelijke arbeidsmarkt voor iedereen, niet alleen aan de top. Hij vroeg waarom de brede aanpak is uitgesteld. Janssen wees erop dat het twee quota betreft, die elkaar in evenwicht moeten houden en die ook afzonderlijk getoetst moeten worden. Dat verdient volgens hem meer aandacht.
Volgens 50PLUS-senator Baay-Timmerman is haar fractie groot voorstander van inclusiviteit, maar dan van alle groepen in de samenleving en op alle terreinen. Ze vroeg de ministers waarom het quotum niet in gehele private en publieke sector wordt ingevoerd. Baay wees op leeftijdsdiscriminatie die voor alle groepen een belemmering vormt. Het hele wetsvoorstel is gebaseerd op het uitgangspunt gelijke kansen krijgen als bestuurder of commissaris. Hebben vrouwen deze wettelijke sturing door de overheid wel nodig?
Beantwoording door minister Dekker en minister Van Engelshoven
Minister Dekker voor Rechtsbescherming noemde het 'teleurstellend' dat dit wetsvoorstel nodig is. Het bedrijfsleven heeft de afgelopen jaren te weinig gedaan aan een evenwichtiger verhouding. Hij had liever gezien dat de bedrijven dat wel hadden gedaan. Het wetsvoorstel heeft een beperkte omvang. Het zoomt in op een beperkt aantal beursgenoteerde bedrijven vanuit de gedachte dat zij een voorbeeldfunctie hebben. Het wetsvoorstel is volgens Dekker niet de magic button om deze problematiek op te lossen, maar het is wel een positieve bijdrage aan het grotere geheel. De bedoeling is dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in te voeren, indien de Eerste Kamer instemt met het voorstel.
Minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zei dat de afgelopen decennia verschillende maatregelen zijn genomen om te stimuleren dat er meer vrouwen aan de top komen, in de hoop dat bedrijven er mee aan de slag zouden gaan. Bij het gros van de bedrijven zat er maar weinig beweging in. Naast het wetsvoorstel zijn nog veel meer maatregelen nodig om de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verbeteren, zei Van Engelshoven. Met dit voorstel kan een grote stap worden gezet in genderdiversiteit in de top van het bedrijfsleven. In het wetsvoorstel is gekozen voor binaire gelijkheid. Dat betekent niet dat er geen aandacht moet zijn voor andere vormen van diversiteit, aldus Van Engelshoven.
Deel dit item: