Verslag van de vergadering van 9 november 2021 (2021/2022 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.41 uur
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Voorzitter. Op Valentijnsdag 2017 — ik herinner het me nog — debatteerden wij in deze Kamer over de invoering van een lerarenregister. Nu we vandaag over de afschaffing spreken, leek het me aardig om enig zelfplagiaat toe te passen, zij het met deze bronvermelding. Ik zei toen onder meer: "Wie de stukken over het lerarenregister tot zich neemt, raakt welhaast ontroerd door alle goede bedoelingen. Het gaat erom de professionele ruimte van de leraar beter te erkennen en de kwaliteit van het beroep van leraar steviger te verankeren door professionele standaarden te ontwikkelen en een lerarenregister, waarbij leraren zelf een belangrijke stem hebben in het bepalen van de kaders en criteria.
Je zou dus verwachten", zo zei ik, "dat de regering met haar voorstel veel steun heeft weten te verwerven in het veld, maar in plaats daarvan zeggen leraren: wij zijn hier niet per se op tegen maar willen niet dat het wordt opgelegd terwijl er geen draagvlak is. We willen niet dat daarmee onze keuzevrijheid bij de professionalisering wordt ingeperkt, en we willen vooral niet dat dit in de plaats komt van al die andere zaken die nodig zijn om het onderwijs te verbeteren, zoals kleinere klassen, minder lesuren en meer bevoegde leraren."
Ik vroeg daarna ook hoe de staatssecretaris — die ging daarover in die periode — het voor elkaar heeft gekregen om een plan, waar in theorie iedereen voor is en waar de vrijwillige variant van het lerarenregister redelijk breed omarmd leek, zo te laten ontsporen dat het vandaag lijkt alsof er massale weerstand is tegen het hele voorstel. Aan het eind van dat debat zei ik: "We willen de staatssecretaris graag meegeven dat we niet alleen de uitwerking met argusogen zullen volgen, maar ook dat het succes van deze hele route staat of valt met de mate waarin hij dan wel zijn opvolger erin slaagt, de beroepsgroep ook echt mee te krijgen. Het zal wat dat betreft nog van de inzet en de stuurmanskunst van de regering afhangen of het ook echt gaat werken." Einde citaat, en dat is ook goed, anders gaan we ons vervelen, want u heeft dit wellicht allemaal ook teruggelezen, net als ik.
Uiteindelijk heeft mijn fractie in 2017 ingestemd met het voorstel. Vierenhalf jaar later is vanuit de Tweede Kamer het initiatief genomen om het nooit feitelijk ingevoerde register nu ook maar uit de wet te halen. Al teruglezend in die debatten constateer ik dat de redenen om het nu te schrappen ook toen al bediscussieerd zijn, dat de intenties van het lerarenregister breed gedeeld werden, maar dat ook toen al heel breed de vraag leefde of aan de randvoorwaarden voor de invoering wel kon worden voldaan. Zou het wel lukken om er een register van te maken van en voor leraren? Zou het wel lukken om het draagvlak zo te vergroten dat het een vanzelfsprekendheid zou worden voor de beroepstrots van leraren? Zou het wel lukken om het toen al dreigende en steeds meer reële lerarentekort en de bijbehorende werkdruk op te lossen, zodat de nascholingsverplichting ook realistisch was?
In 2021 moeten we constateren dat de beroepsgroep het register niet is gaan zien als iets van henzelf, dat het te veel als speeltje van bureaucraten en technocraten werd gezien, dat het lerarentekort alleen maar opliep, en dat het stelsel kraakt in zijn voegen, waardoor het voor ouders, kinderen en leraren soms onvoldoende kan voorzien in hun behoefte.
Voorzitter. In de afweging van deze intenties en aarzelingen stemden sommigen voor en anderen tegen, maar er was in de analyses volgens mij een grote mate van overeenstemming. Het leek mij goed om dat zo aan het begin van dit debat nog eens op een rijtje te zetten, omdat de wezenlijke vraag voor ons tweeledig is. Die vraag is — het spijt me, heren — niet een vraag aan de initiatiefnemers. Ik bedank hen graag voor hun inzet, maar eigenlijk is het vooral het opruimen van een mislukt project van de regering. Ik stel mijn vraag dan ook aan de minister.
In de eerste plaats vragen wij de minister om te reflecteren op de vraag waarom het niet is gelukt om draagvlak op te bouwen. Hoe kan het dat een voorstel dat door het parlement werd aanvaard, omdat het in belangrijke mate van en voor leraren zelf zou zijn, uiteindelijk niet kon worden ingevoerd omdat diezelfde leraren zich er niet in herkennen? Wat is er in die vier jaar gebeurd? Vooral, wat is er in die vier jaar niet gebeurd, waardoor het register zozeer in het moeras is gelopen dat nu het parlement zelf er de stekker uit moet trekken? Ik vraag dat ook omdat we er een beetje een nare smaak aan hebben overgehouden dat we hebben ingestemd met het voorstel met als essentiële kanttekening dat de regering de beroepsgroep mee zou moeten krijgen. Ik steek de hand in eigen boezem: misschien waren we wel naïef door te denken dat de regering dat zou willen en kunnen realiseren. Maar als dat zo in het debat is uitgewisseld, hoe kan het dan dat het zo faliekant mislukt is? Graag een reflectie van de minister.
De tweede vraag gaat over de randvoorwaarden. Met of zonder lerarenregister blijft de vraag levensgroot op tafel liggen wat er nodig is om leraren voor de klas te krijgen met voldoende tijd om hun werk goed te doen en voldoende ruimte om zichzelf optimaal te ontwikkelen. De uitdagingen zijn alleen maar groter geworden, zo lazen wij in de meest recente Staat van het Onderwijs van de inspectie. Natuurlijk heeft de regering wel het een en ander gedaan, maar kennelijk is het onvoldoende effectief. Sterker nog, zelfs een goede monitoring van het probleem van het lerarentekort blijkt al ingewikkeld. Hoe kijkt de minister terug op zijn inzet op dit dossier? In deze politieke periode vraag ik: wat zou zijn opvolger moeten doen om meer resultaat te boeken? Misschien helpt het hem of haar als we die lessen alvast kunnen meegeven. Die vraag is namelijk uiteindelijk urgenter dan het hele lerarenregister.
Voorzitter. Ten slotte wil ik nog wel een opmerking maken over de wat wonderlijke vertoning in de schriftelijke beantwoording van de vragen van deze Kamer. Het vrijwillige lerarenportfolio kan volgens de initiatiefnemers worden voortgezet in een private vorm, maar volgens de minister zou het bij aanvaarding van deze initiatiefwet moeten worden stopgezet. Dat leek bij nadere vragen van deze Kamer vooral een retorisch argument om het verzet tegen de initiatiefwet te stimuleren. Bij navraag door de Kamer heeft de minister namelijk veel preciezer aangegeven hoe het wel zit en wat er wel en niet zou kunnen. Ik denk dat dat aansluit bij wat de initiatiefnemers hopen, namelijk dat de regering die transitie wil ondersteunen. Mijn laatste vraag aan de minister is dan ook: is hij bereid om bij aanvaarding van deze wet con amore en proactief mee te werken aan een doorstart van het vrijwillige lerarenportfolio?
Wij zien uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ganzevoort. Dan is het woord nu aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.