Plenair Gerkens bij debat met de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) over het rapport "Gelijk recht doen"



Verslag van de vergadering van 13 september 2022 (2021/2022 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Gerkens i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik spreek vandaag ook namens de fractie van de Partij voor de Dieren. Het is namens beide dat ik de commissie dank voor haar rapportages en voor het vele harde werken dat is gedaan. Ik wil ook de heer De Vos feliciteren met zijn maidenspeech.

De voorzitter:

Vos.

Mevrouw Gerkens (SP):

Sorry, de heer Vos. Dat stond hier ook. De Vos is een ander.

Voorzitter. Discriminatie gaat over uitsluiting, over iemand achterstellen op basis van zijn afkomst, geslacht, geloof of seksuele voorkeur of seksuele identiteit. Het gaat van grove schendingen van mensenrechten tot subtiele manieren om iemand buiten de normale orde van de dag te stellen. Het gaat over mijn kennis, die, toen hij mij een lift gaf naar het station, werd aangehouden, zoals hem zo vaak gebeurt, puur op basis van kleur. Het gaat over mijn beste vriendin met een fysieke beperking, die dagelijks wordt geconfronteerd met hoe de wereld haar beperkt. Het gaat vooral over ongelijkwaardige behandeling van mensen in de samenleving. De overheid speelt in dat proces zeker een belangrijke rol, die verder gaat dan normerende wetgeving.

Zo is diezelfde vriendin steevast haar eigen risico kwijt, puur en alleen omdat zij gezondheidspech heeft, terwijl haar kansen op een goed inkomen al een stuk lager zijn dan die van een gezond iemand. Zij betaalt dubbel. De zoon van ouders met een goed inkomen begint na zijn studie schuldenvrij aan een mooie baan, terwijl de ander jarenlang een schuld met zich meesleept. Een andere vader schaft met gemak een huis — een grachtenpand — aan voor zijn dochter als zij gaat studeren, terwijl een paar kilometer verderop een werkend stel wanhopig naar een betaalbaar huis zoekt. De secretaresse die op 55-jarige leeftijd haar baan kwijtraakt, ervaart op pijnlijke wijze dat zij te duur is geworden voor de samenleving, terwijl haar plek na 24 jaar vergaat. Tweedeling in de maatschappij is een dankbare voedingsbodem voor discriminatie.

Voorzitter. Het woord is vandaag veel genoemd: vooroordelen. Vooroordelen hebben we allemaal. Ze zijn nergens op gebaseerd, maar ze schieten regelmatig door ons hoofd als we een ander tegenkomen. Een vooroordeel is ook niet zo erg, zolang je je maar bewust bent van je vooroordelen en er niet naar handelt, ze toetst en kijkt wat ervan waar is. Vooroordelen kunnen we niet uitroeien, discriminatie wel.

Op de vraag wat de overheid kan doen aan discriminatie concludeert de commissie dat de overheid discriminatie niet met wetgeving kan bestrijden. Eigenlijk zegt de commissie daarmee dat de overheid niet zo veel kan doen. Dat lijkt mij een magere conclusie op de dag dat de Ombudsman concludeert dat de overheid jongeren met een beperking verder op afstand zet. De wetten die we maken en de uitvoering hiervan hebben wel degelijk invloed op onze samenleving. Ze kunnen in het ergste geval leiden tot institutionele discriminatie of racisme. De commissie ziet hier een rol voor de senaat en pleit ervoor om discriminatoire elementen te bestrijden door voortdurend de wet hierop te monitoren. En toch vrezen onze fracties dat hiermee niet de discriminatoire effecten van wetgeving voorkomen zullen worden.

We missen in de rapportage het fundamentele debat over hoe de ongelijkwaardigheid in onze samenleving door overheidshandelen is vergroot de afgelopen jaren. Want als jouw kind al tien jaar wacht op een woning en een ander er, vanuit een noodsituatie dus op zich zeer terecht, zomaar een krijgt, dan wringt dat. Als jij met hard werken maar moeilijk de eindjes aan elkaar kunt knopen en jouw bestuurder zijn salaris met 30% verhoogt, dan wringt dat. Als jouw huur hoger is dan de hypotheekkosten van dat fijne huis, maar je toch geen hypotheek kunt krijgen, dan steekt dat.

In onze samenleving heeft een klein deel het bijzonder goed en worstelt een steeds groter wordend deel. De koek die voor de groep te verdelen is, wordt steeds kleiner en dat werkt discriminatie in de hand. Door het onder druk staan van de koopkracht, het gebrek aan woningen en door studieschulden zijn veel mensen onzeker, bang of boos. Steeds minder mensen hebben wat te besteden. Door die groeiende onzekerheid, door zelfverrijking aan de top, extremisme en angstpolitiek groeien Nederlanders uit elkaar. Terwijl mensen geconfronteerd worden met racisme, discriminatie, verarming en uitsluiting probeert in toenemende mate een minderheid een verdeelde samenleving te creëren waarin het recht van de sterkste geldt. Eenieder die zijn oor te luisteren legt in de samenleving weet dat we helaas al een grens gepasseerd zijn. Ik wil vragen of de commissie heeft bekeken wat het effect is van de boodschap van een overheid die jarenlang heeft gezonden: zorg vooral voor jezelf. Als de zorgen bij mensen zo groot zijn, dan is het niet vreemd dat polarisatie de kop opsteekt. Hoe ziet de commissie dit?

Als de overheid de verschillen vergroot door in haar beleid en systemen de verschillen te benadrukken, door niet in te grijpen als vooroordelen oordelen worden, door de veilige haven van mensen weg te halen, door tweedeling te bevorderen, dan ontstaat er meer discriminatie. Dat zie je in dorpen waar gedemonstreerd wordt tegen buitenlanders. We zien het wanneer mensen in elkaar geslagen worden vanwege hun geaardheid en we zien het, zo zeg ik tegen de SGP, wanneer posters worden opgehangen om een wet tegen te houden die mensen aantoonbaar gelukkiger maakt. Zou Nederland geen prettiger land zijn om in te wonen als we een overheid hadden die niet de verschillen benadrukte, maar meer gelijkheid in haar beleid implementeerde, zo vragen wij de commissie.

Zou het streven naar een meer menselijke samenleving waarin niet het recht van de sterkste vooropstaat, maar waar we elkaar helpen als het wat minder gaat, waar de overheid staat voor gelijke kansen in plaats van tweedeling, waar het niet uitmaakt waar je wieg heeft gestaan omdat je gewaardeerd wordt om wat je kunt in plaats van wat je achtergrond is, niet leiden tot minder discriminatie? In zo'n samenleving voelen mensen zich veilig en dus minder bedreigd. Daar waar mensen zich minder bedreigd voelen, is er meer ruimte voor mensen die niet de norm zijn. Dat aspect blijft in onze ogen te weinig benadrukt in de rapportage van de commissie. Voor onze fracties geldt dat wanneer we discriminatie willen bestrijden, we eerst de ongelijkheid moeten bestrijden die er heerst in de samenleving. Onze vraag is of dit in een gesprek aan de orde is gekomen en op welke wijze dat naar voren is gekomen. Ik zie hier en daar wel wat quotes die daarop wijzen, maar ik zou er graag wat meer over willen weten.

Voorzitter. Een belangrijke oorzaak voor het uitsluiten van mensen is geen doelbewuste discriminatie. Het is onwetendheid. Ik kijk maar in deze zaal rond om te weten dat het onmogelijk is voor fracties om mensen met een rolstoel op de lijst te zetten. Hoe gaan zij in vredesnaam hier vergaderen? Ze passen gewoon niet in de zaal. Het is onwetendheid. Onwetendheid omdat de betrokken doelgroep niet is meegenomen in de ontwikkeling. Wanneer je immers goed ter been bent, zie je minder snel de beperkingen die de omgeving mensen met een fysieke beperking oplegt. Menige website van overheidsinstanties voldoet helaas niet aan de toegankelijkheidseisen, ondank het "pas toe of leg uit"-principe, waardoor niet iedere Nederlander op gemakkelijk wijze aan de informatie komt die hij nodig heeft. Het systeem van toeslagen, tegemoetkomingen, extra ondersteuning op nationaal of gemeentelijk niveau is ingewikkeld. Het systeem sluit per definitie mensen uit die onvoldoende kennis hebben van die systemen.

In dit kader zijn de opmerkingen van de commissie over toegang tot het recht terecht. De reden waarom de overheid zo blind is voor de discriminatoire aspecten in haar wetgeving en de uitvoering daarvan ligt in het feit dat het beleid nog altijd gemaakt wordt door mensen die, met verwijzing naar dit rapport, de norm zijn. Over het algemeen worden wetten en uitvoeringsregelingen nou eenmaal niet gemaakt en beoordeeld door mensen die geen hbo of wo-opleiding hebben, of die mindervalide zijn of een andere beperking kennen.

Voorzitter. Moeten we niet verdergaan dan inspraak, dan de burger betrekken bij het proces? Moet er niet gestreefd worden naar een echte representatieve afspiegeling van de samenleving bij de beleidsmakers? Heeft de commissie hier ook naar gekeken? Wat is haar visie hierop? Hoe kunnen we dat bewerkstelligen? Daarbij kijk ik ook naar onze eigen Kamer die in een bepaalde bevolkingsgroep zwaar oververtegenwoordigd is.

Ik wil verder kort een aantal aanbevelingen langslopen. Allereerst het rapporteren. Op zich is dat een goede manier om bewustwording te creëren, alhoewel wij ook de mening delen dat het geen paperassenmonster moet worden. Dan wordt er straks afgekruist dat er een invalidentoilet is, maar vergeet men te vermelden dat er drempels liggen op de weg ernaartoe. Het vraagt inderdaad ook om een cultuuromslag. Welke rol zou de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme hierin kunnen spelen? Heeft de commissie bekeken op welke wijze deze zou kunnen worden betrokken bij de advisering rondom wetgeving? Zou deze een rol kunnen spelen bij het verbeteren van klachtenprocedures?

Daarnaast willen de fracties zich aansluiten bij de opmerkingen die er gemaakt zijn over het gebruik van algoritmes en artificiële intelligentie. Er ligt wat ons betreft echt een taak voor deze Kamer om dit nauwlettend in de gaten te houden. Er komt op dit gebied verontrustende wetgeving aan uit Europa.

Meer moeite hebben wij met de aanbevelingen over taalgebruik. Er zijn zeker voorbeelden te noemen — ik kijk naar mevrouw Vos — waar de woordkeus echt anders kan en anders moet. Wanneer er inclusief beleid is, komt dat taalgebruik voor een groot deel vanzelf. En dan kunnen woorden als "laaggeletterden" nog steeds bestaan, simpelweg omdat zij aanduiden wat het is. Maar welke waarde wij aan dat woord geven, zal dan hopelijk in onze cultuur veranderd zijn.

Voorzitter. We kijken uit naar de antwoorden van de commissie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Gerkens. Dan geef ik het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.