Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.02 uur
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Voorzitter. Drie woordjes: handicap, seksuele gerichtheid. Daarover spreken we vandaag, en niet alleen vandaag. De initiatiefnemers, of eigenlijk hun voorgangers, hebben dit twaalfenhalf jaar geleden voorgesteld en er is sindsdien behoorlijk over gediscussieerd. Ook in deze Kamer is er bijna twee jaar geleden uitgebreid en gepassioneerd over gedebatteerd. Vandaag is de tweede lezing.
Inhoudelijk is het natuurlijk letterlijk hetzelfde als wat hier op 9 februari 2021 aan de orde was. Wat dat betreft zouden we gelijk kunnen gaan stemmen, maar dat doen we niet. Niet alleen omdat we recht willen doen aan de inzet van onze collega-volksvertegenwoordigers, die dit initiatief verdedigen namens de Tweede Kamer. Ook niet alleen omdat een grondwetswijziging bijna per definitie inhoudelijke behandeling verdient, en zelfs niet alleen om de aanwezigheid en de belangstelling serieus te nemen van mensen die zich herkennen in de drie woorden "handicap, seksuele gerichtheid". Nee, er is alle reden om het inhoudelijke gesprek vandaag voort te zetten, omdat een vermelding in de Grondwet belangrijk is, maar niet voldoende.
Over dat "belangrijk" wil ik heel kort iets zeggen en daarbij vooral ook de initiatiefnemers danken en prijzen. Bij de eerste lezing heeft mijn fractie benadrukt dat het hier vooral over normstelling gaat. Dat werd in de rest van het debat een beetje een discussie over het verschil tussen symboolwaarde en symboolwetgeving. Misschien is het woord "normstelling" dan toch echt wel beter. Want met deze toevoeging maken we als wetgever duidelijk dat discriminatie op grond van handicap of seksuele gerichtheid niet toelaatbaar is. Zeker, op geen enkele grond is discriminatie toelaatbaar. En ja, natuurlijk: met een kale versie van artikel 1 zou discriminatie ook niet toelaatbaar zijn. Maar het expliciteren van deze gronden geeft erkenning aan mensen die juist op deze punten in hun leven discriminatie ervaren.
In mijn dagelijks werk als onder andere Chief Diversity Officer bij de Vrije Universiteit hoor ik verhalen van studenten en van medewerkers die door een beperking of vanwege hun seksuele gerichtheid uitsluiting of discriminatie ervaren. Dat dit nu zo expliciet in artikel 1 wordt genoemd, kan doorwerken in gewone wetten en als zodanig ook echt concrete werking krijgen. Belangrijk dus, maar niet voldoende. Daarover heb ik vooral een aantal vragen aan de regering. Ik nodig de initiatiefnemers overigens van harte uit om ook op mijn vragen te reflecteren, maar ik wil vooral graag antwoorden van de regering.
Deze Kamer heeft in de afgelopen jaren een parlementair onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van antidiscriminatiewetgeving, want we hadden gemerkt dat het op papier wel mooi is, maar in de praktijk niet voorkomt dat mensen discriminatie tegenkomen, onderling, maar zeker ook van de kant van de overheid. Onderzoek naar de toeslagenaffaire, de politie, de Belastingdienst en recent nog Buitenlandse Zaken toonde steeds weer dat discriminatie en racisme institutioneel van aard zijn, dat wil zeggen dat ze structureel zijn ingebakken in onze systemen en in onze vanzelfsprekendheden. We hebben gisteren de indringende woorden gehoord van de minister-president over ons koloniale slavernijverleden. Ook daar gaat het niet alleen om excuses voor wat in het verleden gedaan is, maar vooral erom dat we in de toekomst dingen anders zullen moeten doen.
Voor dat soort verandering is meer nodig dan een paar extra woorden zoals nu in artikel 1. Dus, in de eerste plaats. Bij de eerste lezing is aan de orde gesteld dat de formulering "seksuele gerichtheid" ook in de Algemene wet gelijke behandeling zou moeten worden doorgevoerd. We hebben begrepen dat een conceptwetsvoorstel van die strekking in 2020 in consultatie is gegaan, maar daarna zijn we eigenlijk het spoor een beetje bijster geraakt. Dat kan aan ons liggen, maar voor de verheldering: wat is er van het conceptwetsvoorstel geworden? Wat is de regering op dit punt van plan?
In de tweede plaats. Omdat het hier gaat om een fundamentele normstelling, vraagt het niet alleen om mooie woorden en de mogelijkheid om juridisch aanspraak te maken op gelijke behandeling; het vraagt ook om concrete en proactieve actie van de regering en de maatschappelijke partners om die gelijke behandeling te realiseren. Welke stappen ziet de regering voor zich om gelijke rechten te realiseren voor mensen met een beperking en mensen met een niet-heteroseksuele gerichtheid? Welke acties zijn er nodig in de zorg, het onderwijs enzovoorts?
Even heel concreet: wat doet de regering bijvoorbeeld op het terrein van het openbaar vervoer? Bus- en treinvervoer worden, zeker na de pandemie, uitgekleed en in het bijzonder mensen met een beperking worden in hun mobiliteit beperkt. Wat vindt de regering bijvoorbeeld van het doelgroepenvervoer, waarbij mensen met een beperking 700 taxikilometers voor ov-tarief mogen afleggen en alles daarboven onbetaalbaar is? Dat is dus nog geen 13,5 kilometer per week. Moeten ze dan verder maar thuisblijven? Hoe kijkt de regering terug op het programma "Onbeperkt meedoen!"? Is dat klaar? Het is afgelopen, maar is het ook klaar? Was het succesvol? Welke vervolgplannen liggen er eigenlijk?
In de derde plaats. Zoals altijd wanneer deze onderwerpen aan de orde komen, vragen wij de regering naar de stand van zaken rond het Facultatief Protocol bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dus ook vandaag weer. Op 9 maart zei de minister in de Tweede Kamer dat het haar te lang duurde. Zij gaat erover, maar ze weet dat dat ook voor ons geldt: bij herhaling en al minstens sinds acht jaar, sinds de motie-Strik in 2014, dringt deze Kamer aan op versnelling, maar we worden voortdurend met kluitjes in het riet gestuurd. We zijn weer negen maanden verder. Als zelfs de minister ongeduldig wordt, zien wij graag voortgang. Hoe staat het ermee? Wat heeft de minister nodig om te slagen waar haar voorgangers faalden?
In de vierde plaats. Zeker als het gaat over grondrechten is de eenheid van ons Koninkrijk van belang. De Grondwet geldt niet alleen in Europees Nederland, maar ook in Caribisch Nederland. Wat doet de regering om ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius de rechten van burgers met een beperking en de rechten van burgers met een niet-heteroseksuele gerichtheid te verbeteren? Wat doet de regering eraan om daarbij niet alleen te zorgen voor goede regels, maar ook om daadwerkelijke inclusie en acceptatie te stimuleren?
Laten we het iets verbreden naar de rest van het Koninkrijk. Ik weet dat de Nederlandse Grondwet daar niet geldt, maar wij vormen als Koninkrijk wel een waardengemeenschap. Is de regering bereid om ook de andere landen in het Koninkrijk te bevragen over hun positie ten aanzien van discriminatie op grond van een handicap of een seksuele gerichtheid? Is zij bereid om de andere landen te ondersteunen bij concreet beleid, als er behoefte is aan die ondersteuning?
Voorzitter. Het zijn maar drie woordjes. Als je in een rolstoel zit, is het verre van eenvoudig om deze vergadering bij te wonen, ook al gaat het over jou. Ik kijk maar even naar boven. Dit gebouw is daar niet voor ingericht. Als je slechtziend bent, zit de maatschappij vol drempels en belemmeringen, waardoor je je weg vaak moeilijk kunt vinden. Als je te maken hebt met een psychische aandoening of een chronische ziekte, is het vaak erg ingewikkeld om echt mee te doen in de samenleving. Dan is het woordje "handicap" in de Grondwet opeens wel heel belangrijk. Als je bespot, mishandeld of buitengesloten bent omdat je toevallig niet past in een boy-meets-girlmodel, dan zijn die woordjes "seksuele gerichtheid" in de Grondwet opeens wel heel belangrijk.
Daarom bijzonder veel dank aan de opeenvolgende Kamerleden die vanaf 2010 hebben doorgewerkt om dit voor elkaar te krijgen. Dank aan alle maatschappelijke organisaties die vaak al veel langer actief zijn om de wetgeving zo ver te brengen dat er echt oog is voor discriminatie op grond van een handicap of een seksuele gerichtheid. Daarom ook mijn vraag aan de regering: gaat u de AWGB aanpassen? Wat gaat u doen om de rechten van mensen met een handicap en van lhbti-burgers te laten materialiseren? Hoe staat het met het Facultatief Protocol? Wat gaat de regering doen in Caribisch Nederland en de rest van het Koninkrijk? Want als deze grondwetswijziging de norm scherper stelt, dan zal de regering zelf als allereerste aan de bak moeten om zich aan die norm te houden. Dus nogmaals dank aan de verdedigers. We zien uit naar hun reflectie op onze vragen en we zien uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ganzevoort. Dan is woord aan de heer Dittrich van D66.