Verslag van de vergadering van 7 februari 2023 (2022/2023 nr. 18)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.39 uur
De heer Van Gurp i (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het is altijd een groot genoegen om in deze Kamer te mogen spreken over een initiatiefwetsvoorstel, want wetten maken is sisyfusarbeid. Ik heb altijd de grootst mogelijke bewondering voor de leden van de Tweede Kamer die omkomen in het werk voor al hun democratische taken die ze hebben en ook nog de gelegenheid zien om wetten te maken, die ook nog eens een meerderheid van die Tweede Kamer kunnen wegdragen, want anders kwamen ze niet hier. Een groot compliment dus. Dat compliment geldt uiteraard voor de Kamerleden die hier vandaag tegenover ons zitten, maar ook voor hun voorgangers die aan deze wet gewerkt hebben.
Kijk ik naar het wetsvoorstel dat nu voorligt, dan kan ik vrij kort zijn. Het initiatiefvoorstel behelst het invoeren van een uniform minimumuurloon. Als je erover nadenkt, is het eigenlijk heel vreemd dat we dat nog niet hadden. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik als leek, wat ik tot een paar jaar geleden was, altijd dacht dat het zo geregeld was dat het minimumloon gewoon was wat je toch ten minste moet krijgen. Ik heb me nooit gerealiseerd dat sommigen daar 40 uur voor moeten werken, anderen 36 uur en anderen 38 uur. Het is natuurlijk een beetje typisch. Het is ongelijk. Het is ook nog allemaal ingewikkeld in de handhaving. Het siert de partijen die het initiatief hebben genomen om te zeggen: "Nee, dat moeten we uniformeren. Dat doen we door naar een uurloon te gaan. Iedereen die werkt moet ten minste dit bedrag per uur hebben. De norm daarvoor baseren we dan op de normwerkweek van 36 uur, zodat niemand erop achteruitgaat en de mensen die een normwerkweek van 38 of 40 uur hebben er wel iets op vooruitgaan." Dat is mooi. Daar is ook politiek en maatschappelijk breed draagvlak voor. Ik heb daar straks nog een enkele opmerking over. Als ik kijk naar de stemmingen in de Tweede Kamer en de behandeling in onze commissie, dan ziet het er allemaal naar uit dat dat gedragen wordt. Dat zou mij met trots vervullen over deze Kamer.
Natuurlijk zijn er ook altijd nog vragen te stellen. Dan kom ik bij het tweede blokje aan. Ik dacht dat ik er twee had, maar het zijn er eigenlijk tweeënhalf, maar dat merken we vanzelf. Mijn eerste en enige vraag aan de initiatiefnemers gaat over de te verwachten zogenaamde overloopeffecten. Het minimumloon wordt genormeerd. Als je een werkweek hebt die langer dan 36 uur is, dan stijgt je loon dus, maar er zitten ook loonschalen boven. Die zullen allicht ook een beetje omhoog gedrukt worden daardoor. Het heeft dus een bijeffect op andere lage inkomensschalen. Op zichzelf vinden wij dat alleen maar wenselijk. Vanuit ons politiek perspectief worden mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te slecht betaald. Het is dus mooi als die lonen wat stijgen. Vanuit het oogpunt van werkgevers zijn er natuurlijk wel wat zorgen. Ook de petitie die ons is aangereikt, getuigt daarvan. Die zegt: het is allemaal leuk en aardig, maar wij moeten het ook nog kunnen betalen. Het is duidelijk dat onze partij er zeker voor zal kiezen om de mensen op de werkvloer dat loon te gunnen dat hen in onze ogen toekomt, wat uit deze wet ook voortvloeit. Graag horen wij een reflectie van de initiatiefnemers. Hoe zien zij dat? Hoe zien zij dat betaalbaarheidsvraagstuk voor het bedrijfsleven? Natuurlijk is het zo dat wat de werknemer meer krijgt, de werkgever meer moet betalen. Graag een reflectie daarop van de initiatiefnemers.
Dan kom ik meteen bij mijn subvraag aan de regering. Ik zeg nu heel makkelijk: natuurlijk zal wat de werknemer meer krijgt, de werkgever meer moeten betalen. Dat is uitgaande van een constante bruto-nettokloof, dus dezelfde lasten op arbeid. Wat de petitieaanbieders vragen, is natuurlijk ook nog denkbaar. Daar ben ik ook nog wel ontvankelijk voor. Zij zeggen: zou je nou die lasten op arbeid niet wat kunnen verlagen, waardoor het voor de werkgever netto hetzelfde blijft? U kent het politieke standpunt van GroenLinks over verschuiving van lasten van arbeid naar kapitaal. Dat lijkt me geen vraag die bij de initiatiefnemers thuishoort, maar een vraag die bij de regering thuishoort, dus graag een reactie van de minister daarop.
Mijn tweede vraag, die ook aan de regering gericht is, gaat over de bredere context van het minimumloon. De Europese richtlijn voor een toereikend minimumloon heeft ertoe aangezet dat we in Nederland stapsgewijs toewerken naar een minimumuurloon van €14. Die richting is goed. Die heeft ook onze steun. Maar de vraag is of het tempo en de normstelling wel hoog genoeg liggen. Dus: gaat het snel genoeg en is die €14 nog wel genoeg in de context van de enorme inflatie de we de afgelopen driekwart jaar gekend hebben, met alles wat dat voor iedereen met zich meebrengt? Zou dat geen €15 moeten zijn? Die vraag impliceert een antwoord van onze kant. Ik vraag dit ook omdat het minimumuurloon gekoppeld is aan de mediaan van de lonen. Die stijgen ook allemaal met 5% tot 10%. Zou je die beweging niet moeten maken, nog eens bovenop die beweging naar €14? Dus moet het niet sneller gaan en wat meer zijn? Mocht de minister zeggen dat ze daar niet voor voelt, dan is toch de vraag hoe dat zich dan verhoudt tot de meermaals gedane uitspraak van de minister-president dat de werkgevers meer moeten gaan betalen, zodat de werknemers meer gaan verdienen. Zou er dan ook niet eens een extra stapje bij mogen voor de mensen die het minst verdienen?
Voorzitter. Ik laat het bij deze hoofdlijn. Ik ben ook 27 seconden over mijn tijd. Ik ga op mijn plaats zitten. Ik ga met heel veel plezier luisteren naar het verhaal van mevrouw Vos van de Partij van de Arbeid, die dieper en beeldender op de materie zal ingaan dan ik heb gedaan.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gurp. Dan is het woord aan mevrouw Vos, namens de Partij van de Arbeid.