Verslag van de vergadering van 14 maart 2023 (2022/2023 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.48 uur
De heer Van den Berg i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag debatteren wij over een wetswijziging die het naamrecht moderniseert en ouders de mogelijkheid biedt om te kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam voor hun kinderen. Daarmee maakt het voorstel deel uit van een set van veranderingen in het personen- en familierecht waarover de afgelopen jaren is gedebatteerd. Een groeiende groep ouders zou hun kinderen graag een gecombineerde achternaam willen geven, zodat de verbinding tussen het kind en de beide ouders in de achternaam doorklinkt. In veel andere landen bestaat de mogelijkheid al om dat te doen, maar in Nederland tot op heden niet.
Voorzitter. Dit voorstel raakt aan twee van de kernwaarden van het liberalisme. In de eerste plaats raakt het aan de vrijheid. In Nederland moet je jezelf kunnen zijn en je leven kunnen inrichten zoals jij dat wilt. Daar hoort ook bij dat er de keuze is op welke manier de achternaam of -namen van de ouders overgedragen worden aan hun kinderen. Er zijn weinig zaken die zo nauw verbonden zijn met je identiteit als je naam, waarbij de voornaam of voornamen individueel zijn en de achternaam uiting geeft aan jouw verbinding met het familieverband waaruit je voortkomt. Onder de huidige wetgeving worden ouders gedwongen om een keuze te maken tussen de achternamen van beide ouders, terwijl allebei de ouders een even grote verantwoordelijkheid dragen voor het leven van het kind en dit ook graag terug zouden zien in de volledige naam van het kind. De VVD-fractie vindt het een goede zaak dat de keuzevrijheid van ouders bij het kiezen van de achternaam voor hun kinderen vergroot wordt.
De tweede liberale kernwaarde waaraan dit voorstel tot wetswijziging raakt, is de gelijkwaardigheid die tussen beide ouders bestaat of zou moeten bestaan. Op dit moment is het onmogelijk om een kind de achternaam mee te geven waarin de verbinding van het kind met beide ouders op gelijke voet tot uitdrukking komt. Je kunt voor de achternaam van een van beide ouders kiezen, maar de geslachtsnaam van de andere ouder blijft dan voor altijd onbenoemd. Niet zelden speelt dit gegeven een rol bij de keuze van partners om na hun huwelijk de eigen naam te blijven voeren of de naam van hun partner. Het argument dat het vervelend of onhandig is dat jij dan straks een andere naam hebt dan je kinderen, bijvoorbeeld in de contacten met de school of sportvereniging van je kind, heb ik de afgelopen jaren in mijn omgeving veel gehoord. Als uitkomst wordt er dan vaak gekozen om toch maar de naam van de partner te voeren, terwijl men eigenlijk hecht aan de eigen naam. In de meeste gevallen is het dan de vrouw die zich gedwongen voelt de naam van haar man te voeren ten koste van haar meisjesnaam. Door de mogelijkheid om straks de verbinding met beide ouders op gelijke voet in de achternaam tot uitdrukking te laten komen, wordt een wellicht kleine, maar in de ogen van mijn fractie onnodige en onterechte drempel voor partners, meestal vrouwen, weggenomen om hun eigen naam te blijven voeren wanneer zij kinderen hebben.
Voorzitter. Tijdens de behandeling van dit voorstel in de Tweede Kamer is veel gesproken over de duur van de overgangsregeling. Mijn fractie kan de overwegingen pro en contra een lange overgangsregeling goed volgen. Zonder overgangsregeling kunnen gezinnen waarin de kinderen reeds geboren zijn geen voordeel hebben van deze wet. Een te lange overgangsregeling brengt nadelen met zich mee, omdat de uitvoering dan ingewikkelder en kostbaarder wordt doordat het, in lijn met de huidige inzichten van de rechtspraak, juridisch en pedagogisch verantwoord is om kinderen vanaf 8 jaar door de rechter te horen bij familierechterlijke wijzigingen. De tussenweg, die door de meerderheid van de Tweede Kamer is omarmd — dat wil zeggen: een overgangsregeling voor kinderen die na 1 januari 2016 zijn geboren — ziet mijn fractie als wenselijk en redelijk.
Voorzitter. Wat de VVD-fractie betreft moeten alle rechtsgebieden, dus ook het personen- en familierecht, aansluiten bij de huidige tijd. Deze wetswijziging is daarin een stap in de goede richting en draagt bij aan de vrijheid en de onderlinge gelijkwaardigheid van partners die samen kinderen krijgen. Daarom zullen wij dit voorstel steunen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Berg.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank aan de heer Van den Berg voor deze mooie bijdrage. Ik hoor hem spreken over de gelijkwaardigheid die bestaat en zou moeten bestaan tussen partners, en de waarde van het op gelijke voet doorzetten van die verbinding in de achternaam. Maakt dat het in de ogen van de heer Van den Berg niet logisch dat je voor het geval dat ouders niet tot een keuze kunnen komen, een vangnet kiest waarin die beide namen terugkomen, in plaats van die van een van beide ouders?
De heer Van den Berg (VVD):
Ja. Ik heb uw bijdrage goed beluisterd, en ook de wisseling daarover die hiervoor al in het debat heeft plaatsgevonden. Ik heb mij in mijn inbreng beperkt tot het voorstel tot wetswijziging zoals het voorligt. Ik ben ook ingegaan op het amendement dat in de Tweede Kamer aangenomen is. Mijn antwoord op uw vraag is, los van het inhoudelijke, eigenlijk dat het in ons staatsbestel de bedoeling is dat wij hier wetsvoorstellen behandelen voor zover die aangenomen zijn door een meerderheid in de Tweede Kamer. Ik vind het institutionele argument dat wij ons daartoe beperken, hier zwaar wegen. Het is ook niet zo dat ik het onderwerp onbenoemd heb gelaten omdat het dus een onderwerp is dat toevallig niet in de wet staat. Maar het is besproken in de Tweede Kamer, er is over gestemd en er is kennelijk geen meerderheid in de Tweede Kamer die dit graag wil. Zoals ik al aangaf in mijn eigen bijdrage, vinden wij die gelijkwaardigheid tussen de beide partners een belangrijk element. Daarom zien wij deze wet ook als een stap in de goede richting daarnaartoe.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Als ik tussen de regels door luister, als dat kan, hoor ik dat de heer Van den Berg er nu niks over wil zeggen omdat het niet voorligt. Maar — mag ik zo vrij zijn? — ik hoor ook dat hij het als eerste stap ziet. Gezien de inhoud van zijn betoog kan ik mij zo voorstellen dat mocht een andere vangnetnorm met een dubbele achternaam hier ooit voor komen te liggen, die norm op de instemming van de VVD kan rekenen. Dit is niet zozeer een vraag, als wel een opmerking. Maar ik neem aan dat de heer Van den Berg die gaat tegenspreken als dat niet waar is.
De heer Van den Berg (VVD):
Ik hoor geen vragen in de interruptie van mevrouw De Boer.
De heer Recourt i (PvdA):
Dan heb ik nog wel een vraag, over hetzelfde onderwerp. Het gaat over de taakopvatting van de Eerste Kamer. Ik kan de heer Van den Berg helemaal volgen als hij zegt: het amendement is verworpen in de Tweede Kamer en wij hebben het recht van amendement niet, dus klaar. Nou hebben we natuurlijk wel bij uitstek de taak om te toetsen aan de Grondwet en verdragen. Als je nou zou moeten vaststellen dat een wet discriminatoir uitwerkt, is het dan wel de taak van de Eerste Kamer om daar wat aan te doen?
De heer Van den Berg (VVD):
Ik denk dat het inderdaad de taak van de Eerste Kamer is om te toetsen op basis van wat er voorligt. Dan kun je zeggen: misschien zitten daar elementen in waarover je verder zou moeten debatteren. Dat doen we hier dan ook. Ik vind wel dat als zoiets al expliciet aan de orde is geweest in de Tweede Kamer en daar dus heel duidelijk door middel van stemming geen meerderheid voor is, je daar dan ernstig rekening mee moet houden. Het politieke primaat ligt namelijk aan de overkant en die heeft zich daar al over uitgesproken.
De heer Recourt (PvdA):
Ja, maar dat is een beetje een vaag onderwerp. Ik noem een hele boude stelling, iets heel discriminerends. Vrouwen worden ontslagen bij hun huwelijk, als ze ambtenaar zijn. Dat is in 1956 afgeschaft, maar stel dat ze het in de Tweede Kamer in meerderheid weer zouden invoeren. Dan komt dat hier in de Eerste Kamer. Zegt u dan: daar ligt het primaat, dus dat gaan we doen?
De heer Van den Berg (VVD):
Dat is een ander geval, omdat een meerderheid zich daarvoor heeft uitgesproken. In dit geval is er een amendement ingediend. Daar is over gedebatteerd en het is niet aangenomen. Dat is een politiek feit, waar ik in mijn inbreng rekening mee heb gehouden. Het staat iedereen vrij om dat hier in de discussie mee te nemen. Ik heb in reactie op de interruptie van mevrouw De Boer gezegd dat ik dat goed beluisterd heb. Ik ben benieuwd hoe de minister daarop gaat antwoorden.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Recourt.
De heer Recourt (PvdA):
Stel dat we gewoon over deze wet gaan stemmen. We vragen de minister niet om een novelle, want dat houdt deze wet op. We vragen hem om te komen met een nieuwe wet, die de vangnetbepaling repareert. Zou dat de steun van de VVD kunnen krijgen?
De heer Van den Berg (VVD):
Ik heb mijn eigen inbreng beëindigd met de conclusie dat wij voor dit wetsvoorstel zullen stemmen. Wat er verder ingediend of aan de discussie toegevoegd wordt, bekijken wij dan graag.
De heer Van Dijk i (SGP):
Ik hoor mijn collega in zijn verhaal vooral twee pijlers omhooghouden: de gelijkwaardigheid van man en vrouw en de keuzevrijheid. Daar zei u hele stevige dingen over, in de zin van: zelf vormgeven aan het bestaan. Daar hoort dus ook de naamkeuze bij. Is die keuzevrijheid niet toch heel betrekkelijk? Ik zei dat ook in mijn bijdrage. Op het moment dat de huidige generatie kiest voor de dubbele geslachtsnaam, dwingen wij de volgende generatie om namen te laten vallen. Niks keuzevrijheid. Is het niet een doorn in het oog van de VVD dat je niet gewoon het aantal namen eindeloos kunt uitbreiden?
De heer Van den Berg (VVD):
Dank voor deze vraag. Ik heb in mijn inbreng niet gesproken over de gelijkheid tussen man en vrouw. Ik heb in mijn inbreng gesproken over de gelijkwaardigheid tussen twee ouders die samen kinderen hebben. Uw vraag gaat eigenlijk over: wordt de vrijheid niet beknot door het feit dat er in de volgende generatie weer een keuze moet worden gemaakt? Ik denk dat niet, want in de vraag zit eigenlijk al het antwoord: er is dan een keuze die gemaakt kan worden, voor de ene of de andere naam die doorgegeven gaat worden.
De heer Van Dijk (SGP):
Ja, een keuze in de zin dat je zult moeten gaan kiezen welke namen je laat vallen.
De heer Van den Berg (VVD):
Ja. En dat is nog steeds een toename van de vrijheid, omdat je die keuze kunt maken ten opzichte van de situatie van nu, waarin die keuze niet aan de orde zal zijn.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Dijk.
De heer Van Dijk (SGP):
Tot slot. Het is uiteindelijk toch wel een beknotting van de keuzevrijheid.
De heer Van den Berg (VVD):
In mijn ogen niet, omdat je in de volgende generatie de vrijheid hebt om een keuze te maken. Onder de huidige wetgeving heb je op dat moment geen keuze.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.