Verslag van de vergadering van 30 mei 2023 (2022/2023 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.18 uur
De heer Frentrop i (Fractie-Frentrop):
Dank u wel, voorzitter. Ik had geen spreektijd aangevraagd in de derde termijn omdat ik in de eerste twee termijnen alle redenen al heb genoemd waarom ik de Wet toekomst pensioenen een slechte wet vind. Het gaat vooral over de onteigening van aanspraken en over de te grote risico's voor gepensioneerden.
Maar ik zou de minister toch nog willen bevragen over de Grondwet. Vorige week is door collega Kox, die heel opmerkzaam was, geconstateerd dat de procedure rondom het wetsvoorstel in strijd was of kon zijn met de procedure zoals voorgeschreven in de Grondwet, dat er een tweederdemeerderheid nodig was. Daar heeft de minister heel snel op kunnen reageren, want de 22ste heeft zij ons al een briefje geschreven waarin staat dat die grondwettelijke, hogere drempel geen bezwaar is. Zij gaf daarvoor twee argumenten. Eentje was "het zijn alleen wetstechnische veranderingen" en de tweede was "het is geen wijziging in geldelijke voorzieningen". Dat was snel en het was het antwoord van de minister.
Nu hebben we een week later, met Pinksteren, een brief gekregen van drie hoogleraren, die de brief van de minister ook hebben gelezen en die — als ik het beleefd mag zeggen — gehakt maken van de argumenten van de minister. Zij zeggen namelijk: wetstechnisch of niet doet er niet toe, het gaat gewoon over de zaken. De wet maakt geen onderscheid tussen wetstechnisch of niet. En over het argument van de geldelijke voorzieningen zeggen de hoogleraren: het is onmiskenbaar geldelijk. Nou, "onmiskenbaar": voordat je een professor het woord "onmiskenbaar" in de mond hoort nemen, moet er wel wat aan de hand zijn.
De hoogleraren concluderen in een brief aan ons, de Eerste Kamer — dat is een beetje vreemd — dat de regering het wetsvoorstel eigenlijk zou moeten intrekken. Mijn vraag aan de minister is, want ik geloof niet dat dat al echt aan de orde is geweest: wat vindt zij van die brief van deze drie hoogleraren? En heel specifiek: wat is er onjuist aan het betoog van professor Bovend'Eert, professor Sillen en professor Voermans? Waar hebben zij ongelijk? Dat zou ik graag in het antwoord van de minister horen.
Mijn tweede vraag richt ik aan onze Voorzitter. Straks, althans vanavond, gaan wij hoofdelijk stemmen en dan gaan we briefjes tellen. Na die telling zegt de voorzitter altijd: dat betekent dat dit voorstel is aangenomen. Hij zou ook kunnen zeggen "verworpen", maar hij zegt waarschijnlijk "aangenomen". Mijn vraag aan de Voorzitter is: hoe weet hij dat? Hoe weet hij dat het is aangenomen? Hoe denkt de Voorzitter te voorkomen dat hij straks in strijd met de Grondwet handelt? Al dan niet op basis van het gevoelen van een meerderheid van deze Eerste Kamer, maar dat vind ik geen voldoende reden om in strijd met de Grondwet te handelen. Die vraag richt ik dus aan de Voorzitter.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Frentrop. Wenst een van de andere leden in deze derde termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schorsen wij voor een pauze.