Terugblik op de IPU door… Atsma en Gerkens



Op 6 juni 2023 hebben Joop Atsma (CDA) en Arda Gerkens (SP) afscheid genomen van de Eerste Kamer. Daarmee zijn ook hun IPU-activiteiten tot een einde gekomen. In de onderstaande interviews vertellen de oud-senatoren over hun drijfveren voor en ervaringen bij de IPU. Deze interviews zijn gehouden in het kader van de IPU-nieuwsbrief van juni 2023.


Terugblik op de IPU door Joop Atsma

Wat waren in het begin uw beweegredenen om actief te worden voor de IPU?

'Wat mij vooral aanspreekt is dat daardoor tastbaarder wordt wat er in de wereld gebeurt en je een bredere blik krijgt. Het beeld dat we hier hebben is in werkelijkheid totaal anders dan als je een keer een IPU-conferentie meemaakt. Moet je je voorstellen, er zijn delegaties uit 160 tot 170 landen die in een grote vergaderzaal zitten en eigenlijk alle onderwerpen die op het terrein van de wereldpolitiek spelen kunnen aankaarten.

Wat je ziet in een IPU-conferentie is dat eigenlijk alle grote onderwerpen langskomen: van de oorlog in Oekraïne tot de wereldwijde aanpak van een gezondheidscrisis als COVID en de klimaatcrisis. Alles wat op het wereldtoneel gebeurt komt op de IPU langs. Wat mij vooral aanspreekt is dat alle landen die dat willen de mogelijkheid hebben om op de conferentie een opvatting neer te leggen, alle landen die aanwezig zijn krijgen spreektijd in zowel de hoofdsessie, in de plenaire vergadering, als in deelsessies, die vooral op thema’s gericht zijn. Dan krijg je toch wel een duidelijk beeld van hoe de verhoudingen op het wereldtoneel zijn en wat standpunten zijn van verschillende landen.

Dat sprak mij in het begin enorm aan omdat ik geen weet had hoe dat zich uitrolde. En ik ben toen ook heel erg verrast over de emoties die in discussies werden gelegd. Pak het Israëlisch-Palestijns conflict of de aanpak van overstromingen, orkanen, hongersnood. Al die onderwerpen komen langs. Als je dan in zo’n vergadering als Nederlands parlement je mening kunt geven, dan is dat bijzonder.’

Wat aan de IPU spreekt u het meest aan?

‘Bijna alle andere grote organisaties, zoals de VN, zijn opgericht door regeringen. De IPU is echt opgericht op initiatief van - en volledig bemensd door - vertegenwoordigers van parlementen. Dat maakt het toch wel wat anders. Dus je hoort in een IPU-vergadering niet de regeringsleiders en ministers, maar collega’s in andere parlementen. Dat is het unieke van IPU. Wat ook gebeurt is dat bij sommige onderwerpen een beroep wordt gedaan op parlementen om elkaar te steunen en ideeën uit te wisselen. Zo hebben we ooit als Nederland, toen zich een grote natuurramp voltrok in Centraal-Afrika, dit onderwerp geagendeerd, wetende dat wij veel ervaring hebben op het gebied van watertechnologie en hoe je om kunt gaan met een overschot aan water. Vervolgens zie je ook dat landen zich daarbij aansluiten, maar ook bijvoorbeeld op Nederlandse bedrijven een beroep doen omdat ze ter plekke horen wat Nederland kan. Toen hebben we zelf het initiatief genomen om in actie te komen voor de aanpak van wateroverlast.

Een ander heel bijzonder punt van de IPU is dat het een soort vakbond van parlementariërs is. Wereldwijd zitten er meer dan 1000 parlementsleden over veel landen verdeeld die hun werk niet kunnen doen omdat ze gevangen zitten, hun mening niet mogen geven, gewoon van de aardbodem zijn verdwenen of anderszins. De IPU maakt zich sterk voor iedereen die letterlijk de mond gesnoerd wordt en probeert parlementariërs ook weer aan het werk te krijgen. De vakbondsfunctie van de IPU spreekt mij ook enorm aan. Er zijn op dit gebied ook concrete resultaten behaald. Dat door een aantal vertegenwoordigers van de IPU, soms ook samen met regeringen, druk wordt uitgeoefend op de betreffende overheid. Het is gebeurd dat parlementariërs daardoor weer vrij komen en weer hun werk mogen doen. Onder leiding van het IPU-apparaat wordt er altijd gedegen onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld de werkelijke reden waarom een parlementariër in zijn of haar land niet meer mag functioneren. Dat is niet alleen bijzonder maar ook heel dankbaar werk.’

Welke van uw IPU-activiteiten vond u het meest bijzonder?

‘Ik ben lang voorzitter en delegatieleider van Nederland geweest. Dat was bijzonder. Als delegatieleider heb ik er altijd naar gestreefd om tijdens een IPU-conferentie – zeker als het in een land ver weg is – te zorgen dat we in contact kunnen komen met Nederlandse bedrijven die in het betreffende land gevestigd zijn. Op deze manier kun je ook van Nederlanders hun visie horen over wat er gebeurt in het land waar ze gevestigd zijn. We hebben ook altijd de strategie gehad dat we ons van tevoren zoveel mogelijk laten informeren. Natuurlijk door de griffie, maar als het zou kunnen ook door de Nederlandse ambassadeurs die in het betreffende land actief zijn. In andere gevallen hebben we contact gezocht met de ambassadeurs van de betreffende landen die in Nederland zitten.

Zo hebben we een tijd geleden de Rwandese ambassadeur in Den Haag bij ons gehad om ons bij te praten over wat er in Rwanda op dit moment speelt. Op deze manier hopen we echt goed voorbereid naar IPU-conferenties te gaan.

De delegatieleden kunnen zich inhoudelijk eigenlijk met alles bemoeien. Daarom proberen we als delegatie vooraf een taakverdeling te maken. Tijdens de conferentie gebeurt het ook altijd dat landen proberen contact te zoeken. Zo kwamen de Saoedies vorig jaar naar ons toe om te praten over de olie-problematiek. Als landen een boodschap willen afgeven, of een beroep op Nederland willen doen, dan zoeken ze je wel op. En omgekeerd geldt dat natuurlijk ook.’

Welke boodschap die u met de delegatie heeft willen afgeven is u het meest bijgebleven?

‘Dat was de aanpak van de enorme noodkreet vanuit onder andere Burundi en Malawi om iets te doen aan de watersnood daar. Toen hebben wij het initiatief genomen om het onderwerp op de agenda te krijgen van de grote conferentie en dat is gelukt. Dan moet je je voorstellen dat iedereen voorafgaand aan de conferenties onderwerpen mag indienen. Dus je moet eerst inhoudelijk “de strijd aangaan” met collega’s van andere landen die ook onderwerpen willen agenderen voor het belangrijkste thema van de IPU-conferentie. Dat vond ik zelf het mooiste voorbeeld van wat je kunt doen. Vervolgens werden ook in het verloop van het jaar na de IPU-conferentie alle parlementariërs die hebben deelgenomen aangeschreven met de vraag wat parlementariërs concreet met bepaalde thema’s hebben gedaan. Het ene land heeft kennis beschikbaar gesteld, het andere land heeft geld beschikbaar gesteld. Dat was een van de meest pregnante voorbeelden van dat je iets kunt agenderen.

Daarnaast hebben we zoveel bijzondere ervaringen opgedaan, van Zuid-Afrika tot Indonesië, dat je eigenlijk alleen daarover al een boek kunt schrijven over wat je ziet en meemaakt. Dan zie je niet alleen de grote tegenstellingen in de wereld qua opvattingen, maar ook qua armoede en welvaart.’

Ik kijk uit naar dat boek, hopelijk gaat dat komen. Heeft u ten slotte nog een andere boodschap voor de Kamerleden over de IPU?

‘Als Kamerlid heb je niet alleen een verantwoordelijkheid voor Nederland, maar ook voor de rest van de wereld. Het is uniek dat je die met anderen mag delen. Neem bijvoorbeeld de COVID-pandemie: in Nederland hebben we hier maanden over gedebatteerd en opvattingen gedeeld, maar niet alleen in Nederland wordt het wiel uitgevonden. Dat hebben ze in heel veel landen in de wereld. Het is mooi om deze ervaringen met collega’s te kunnen delen. De IPU heeft zich ook actief opgesteld om zoveel mogelijk informatie die naar buiten komt te delen met iedereen. Om iets actueels te noemen: in Nederland wordt er veel onderzoek gedaan naar long-covid. Dan denk ik dat dit bij uitstek een onderwerp is dat je heel breed internationaal zou moeten oppakken. Via de lijn van de IPU zouden Kamerleden hierin een rol kunnen spelen. In elk geval weet je dat het niet alleen in Nederland een zorgpunt is, maar in veel andere landen. Ook dit is iets wat je zou kunnen meenemen in de afweging.’


Terugblik op de IPU door Arda Gerkens

Wat waren in het begin uw beweegredenen om actief te worden voor de IPU?

‘Ik werd door Joop Atsma gevraagd of ik het interessant vond. En toen heb ik het natuurlijk overlegd met mijn toenmalige fractievoorzitter, Tiny Kox. Hij zei: “Ik vind het wel interessant, ga eens kijken of het wat is en hoe het werkt.” Dat ben ik dus gaan doen en ik ben vrij snel gegrepen door het “virus”, moet ik zeggen.’

Hoe zou u dat “virus” omschrijven?

‘De IPU is een vrij unieke organisatie. Het is een parlementaire assemblee, dus eigenlijk een vereniging van parlementariërs, die niet handelen volgens een mandaat. Alle anderen hebben dat wel, door bijvoorbeeld verdragen die eraan ten grondslag liggen. Daarnaast is het wereldwijd. Dat maakt de dynamiek totaal anders dan bijvoorbeeld de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, die veel politieker is. Het gaat veel meer over de vraag: “hoe kun je elkaar helpen om democratischer te zijn als land of parlement?” Er zit ook veel emotie bij, omdat er veel culturele verschillen zijn. In plenaire vergaderingen zie je die heel sterk, maar buiten die vergadering om is het zo mooi om elkaar te vinden. Of we nu uit Afrika, Azië of Europa komen, je ziet toch altijd overeenkomsten en dingen waar we als parlementariërs beiden mee worstelen. Dat vind ik heel mooi om mee te maken.’

Dat “virus” had u schijnbaar goed te pakken want u bent al snel in het bestuur gekomen van de Commissie inzake Democratie en Mensenrechten…?

‘Ja, dat was de eerste stap. We hadden eerder Nico Schrijver, die in het bestuur van de hele IPU-organisatie zat. Hij ging weg want hij ging naar de Raad van State. Wij vonden dit ook jammer vanwege de mooie positie die hij binnen de IPU had. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: “laten we doen wat we kunnen om te kijken of we weer die positie kunnen krijgen als Nederland.” Een van die dingen was dat ik mij hiervoor aanmeldde. Toen werd ik gekozen en werd ik ook meteen vicepresident, wat heel leuk was. Daarna ben ik ook nog president geweest van de geopolitieke 12PLUS Groep, de groep van westerse landen. Daarna ben ik geëindigd als lid van het Comité van de mensenrechten van parlementariërs.’

Welke van deze posities vond u het meest bijzonder om te mogen bekleden?

De laatste, het Comité van de mensenrechten van parlementariërs vond ik heel indrukwekkend. Ik vond het dan ook jammer dat ik het niet langer heb kunnen doen. Ik vond het verder heel eervol om voorzitter te zijn van de 12PLUS Groep en heb heel veel geleerd en heel fijn samengewerkt, maar mijn hart lag echt bij de laatste commissie. Het was heel bijzonder werk, maar het was ook echt een fantastisch team met hele bijzondere mensen uit alle delen van de wereld. Die mis ik nog steeds een beetje. De laatste vergadering had ik wel zoiets van: “ik ga mijn IPU-familie zo missen!”

Welke van de landen die u heeft bezocht in het kader van de IPU is u het meest bijgebleven?

‘Het meest indrukwekkende land was Rwanda, waar we ook gesproken hebben over de genocide. Maar ook met mensen die bezig zijn met programma’s om onderlinge haat en polarisatie tegen te gaan. Toen dacht ik: “goh, die mensen zouden we ook eens in Nederland mogen uitnodigen, misschien kunnen we daar wat van leren!”’

Welk land zou volgens u het volgende gastland moeten zijn van de voorjaarsconferentie van de IPU?

‘Wat hier altijd lastig aan is, is dat we soms ook in landen komen waar de hoeveelheid democratische rechten heel laag is. Natuurlijk worden daar terecht soms door mensen vraagtekens bij gezet: “moet je dat wel doen?” Tegelijkertijd is dat precies wat je als IPU wil doen, namelijk die landen naar een hoger democratisch niveau krijgen. Dat kun je juist bereiken door in die landen het gesprek aan te gaan over de vraag wat er wel goed gaat en wat niet. Ik merk wel dat sommige landen er heel serieus mee bezig zijn en kleine stapjes zetten.

Vanuit onze westerse blik denken we misschien dat we niet snel genoeg gaan. Maar het helpt wel. Misschien is een mooi voorbeeld hiervoor dat we vanuit onze 12PLUS Groep een bijeenkomst wilden organiseren over LHBTIQ+. Dat kon niet in het land waar we het in eerste instantie wilden organiseren, want daar mochten we niet over dit onderwerp praten. Vervolgens ontstond er een hele heisa over in de organisatie. In die discussie sprak ik een vrouw, een Afrikaanse parlementariër, die zei: “ik wil er wel wat mee, want ik vind wel dat jullie een punt hebben. Maar ik vind het heel lastig, want als ik thuis kom dan denken mijn kiezers er heel anders over. Dus help mij om stappen te zetten in de goede richting en heb begrip voor waar ik vandaan kom en dat ik het ook thuis moet kunnen uitleggen.” En dat is dus de kracht van de IPU: je hoeft geen grote stappen te zetten, maar het gesprek beginnen, dit met elkaar kunnen onderkennen dat dit de situatie is, is al een hele grote vooruitgang.’

Heeft u ten slotte nog een andere boodschap voor de Kamerleden over de IPU?

‘Als politici zijn we vaak erg resultaatgericht: what’s in it for me ? Dat is vrij zakelijk. Ook omdat politici naar de eigen kiezers in het land terug moeten kunnen gaan. Maar als mens heb je ook een politieke ontwikkeling. En die kant wordt erg wakker geroepen in de IPU. Dankzij mijn deelname aan de IPU ben ik erg gaan nadenken over vragen als: wie ben ik als politica, waar sta ik voor, hoe spaarzaam zijn we met onze democratische waarden in onze landen? Dat is echt van toegevoegde waarde. Dat wordt misschien niet zo ervaren als: ik kom na een conferentie thuis en morgen is het allemaal anders in de wereld. Maar het is wel van: ik kom thuis en ik snap een beetje meer van de stappen die ik moet zetten om alles anders te maken in de wereld.’


Lees hier de IPU-nieuwsbrief van juli 2023


Deel dit item: