Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.19 uur
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, senatoren en inwoners van Nederland. Fijn om het woord te mogen krijgen voor de eerste plenaire bijdrage van BBB in de Eerste Kamer: een historisch moment. Door het indirecte kiesstelsel heeft het even geduurd sinds de Provinciale Statenverkiezingen op 15 maart, maar hier zijn we dan. Aangezien we als BBB nieuw zijn in deze Kamer geef ik u kort het gedachtegoed mee, zodat we snel van start kunnen gaan met de samenwerking aan een BBBeter Nederland, beginnend met de implementatie Europese klimaatwet.
BBB heeft niet voor niets niet alleen een groen logo; wij hebben ook een groen hart, een hart voor de natuur en alles wat in samenhang met deze natuur werkt en leeft. BBB-senatoren in de Eerste Kamer hanteren een groen denken. Dat is niet alleen groen voor de natuur en het klimaat, maar ook verkeerslichtgroen als het gaat om het bepalen wat er wel kan. Dus niet oversteken bij onduidelijkheid of risico, een soort voorzorgsbeginsel, zeg maar: in de Eerste Kamer een wet pas toestaan als die veilig is en ook kan.
Hierbij gebruiken wij ons nuchtere verstand en baseren wij ons op de wetenschap en feiten die voorhanden zijn om tot een toetsing van beleid te komen dat in balans, uitvoerbaar en duurzaam is. We zijn van mening dat polarisatie Nederland absoluut niet gaat helpen en daarom zijn we bereid om samen met alle partijen tot het best mogelijke beleid voor de inwoners, bedrijven en organisaties van Nederland te komen. We zijn gewend om elkaar te helpen en er open en transparant voor elkaar te zijn. Bij BBB noemen we dat noaberschap. We hebben op 15 maart veel vertrouwen van de kiezers gekregen en pakken deze verantwoordelijkheid zeker op. We doen dit met visie voor de lange termijn en met oog voor de problemen van nu.
Dat gezegd hebbende: voor ons ligt de implementatie van de Europese klimaatwet. Na bestudering van de stukken van dit wetsvoorstel zoals ze behandeld zijn in de commissievergaderingen van EZK van voor de installatie op 13 juni, zijn we verwonderd en hebben we enige twijfel over het maken van een juiste afweging. Graag neem ik u mee in onze gedachtegang. Klimaat is zeker een van de belangrijkste onderwerpen op de agenda van deze Kamer. Klimaat gaat niet alleen over nu, maar ook over het leven op aarde nadat wij allen, hier in deze Kamer, deze Kamer al hebben verlaten. Klimaat is ook iets waar veel mensen zich zorgen over maken. Zie niet alleen de demonstraties, maar vooral ook alle acties die bedrijven en inwoners van Nederland al nemen om hun CO2-voetafdruk te verminderen. Elektrische auto's, zonnepanelen, windturbines: u kent de voorbeelden.
Onze maatschappij ziet er al heel anders uit dan acht jaar geleden, toen het Parijsakkoord tot stand kwam, een akkoord tussen meer dan 190 landen met als doel, voor zover wij dat als mensen kunnen, de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2 graden Celsius in 2050 ten opzichte van het pre-industrieel tijdperk. We hebben het dan over het jaar 1750, toen de omvang van de wereldbevolking 10% was van wat die nu is en de broeikasgassen vooral door natuurlijke processen tot stand kwamen. Maximaal 2 graden dus, want door de opwarming smelten de poolkappen en daarom voorzien we een zeespiegelstijging die gevolgen heeft voor lagergelegen stukken land, natuur et cetera.
De Europese klimaatwet is afgeleid van het Parijsakkoord en heeft een doelstelling die zelfs nog ambitieuzer is dan het Parijsakkoord. Ze wil de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graad in plaats van 2 graden en vertaalt dat naar Europese gemiddelden voor een CO2-neutrale samenleving per 2050. Omdat grote landen buiten Europa, zoals India, nog een stijging van de CO2-uitstoot voorzien tot 2050, is het dus eigenlijk dweilen met de kraan open. Maar goed, wij pakken in Europa, in Europees verband onze eigen verantwoordelijkheid.
Klimaat is dus uiterst belangrijk en daarom is het goed om hier in deze Kamer vandaag de tijd voor te nemen. Dit wetsvoorstel gaat over drie aanpassingen in de Nederlandse Klimaatwet. Een is dus 55%, in plaats van 49%, CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Gisteren bleek overigens dat de Europese Rekenkamer onzeker is of deze doelstelling wel gehaald gaat worden. De Europese Rekenkamer zegt hierover: er is weinig bewijs dat de maatregelen werken en onvoldoende inzicht in de kosten en de effectiviteit. Daar voegt de Rekenkamer ook nog aan toe dat vanaf nu de uitstoot van de handel en de internationale lucht- en zeevaart daarin meegerekend zal worden. Ik heb daar zo meteen nog een gouden tip over voor de minister, maar die komt zo meteen.
De tweede aanpassing van de Nederlandse Klimaatwet is om de netto-uitstoot van broeikasgassen per 2050 tot 0 te reduceren, in plaats van met 95%, wat er nu nog instaat. We streven naar een negatieve broeikasgasemissie na 2050. De derde aanpassing betreft het treffen van passende maatregelen om deze reductie te realiseren.
In de voorbereiding hebben we dus ook de memorie van antwoord gelezen aan de commissie, de commissie inderdaad van voor onze installatie. Daar zijn een paar vragen over. Ik zal de minister de vragen ook elektronisch toezenden, zodat ze in ieder geval geborgd zijn. Die krijgt u na afloop van mijn maidenspeech.
In de memorie van antwoord staat bij vraag 1: "De reductiedoelen in de Nederlandse Klimaatwet mogen niet conflicteren met de doelen in de Europese klimaatwet." In antwoord 8 staat: "Dat maakt aanpassing van de Klimaatwet noodzakelijk." Vervolgens zegt u bij antwoord 9: "(Er is) alleen een EU-wijd plafond zonder doel per lidstaat. Daarom is het niet mogelijk om procentueel tot uitdrukking te brengen welke emissiereducties in Nederland moeten worden gerealiseerd om het EU-doel van 55% te realiseren." En bij 10 zegt u: er zal geen nationale doorvertaling komen van de EU-brede doelstelling van tenminste 55% reductie.
Ik hoor een telefoon. Ik zie dit als een interruptie, voorzitter. Bedankt voor de minuten extra zendtijd, meneer Crone.
Mijn eerst vraag aan de minister — ik heb er in totaal dertien — luidt daarom: lees ik hieruit een tegenstrijdigheid in de memorie van antwoord tussen de vragen 1 en 8 aan de ene kant en 9 en 10 aan de andere kant? De EU geeft zelf aan dat individuele lidstaten kunnen afwijken. Hoe kan het dan dat Nederland daar niet van afwijkt? Hoe zit het met het subsidiariteitsbeginsel?
Mijn tweede opmerking over de memorie heeft betrekking op de effectiviteit. In antwoord op vraag 5 zegt u: "het kabinet deelt niet de mening dat het nagestreefde ambitieniveau minder haalbaar zou zijn". Mijn vraag aan de minister is of hij nog steeds achter deze beantwoording van vraag 5 staat, met de wetenschap van de bevindingen van de Europese Rekenkamer zoals zo-even met hem gedeeld. Welk percentage reductie gaan we nu eigenlijk halen?
Dan met betrekking tot de kosten. Het zal u niet verbazen na de opmerking van vorige week in de Tweede Kamer dat we daar een vraag over hebben. In antwoord op vraag 6 zegt u: een reductie van 22 megaton in 2030 komt ongeveer neer op 10% reductie. Ik was even verbaasd. Ik vroeg me af waar die 10% vandaan komt. Want we hadden 49 en naar 55 is volgens mij een verschil van 6. Die 10 kwam even uit de lucht vallen voor mij. Maar goed, we gaan door. U zegt dan: daar heb ik 7,2 miljard euro voor nodig, het gaat om 720 miljoen per procent. Tevens zegt u in het antwoord op vraag 6 dat het ontwerp-Meerjarenprogramma Klimaatfonds een aantal percelen bevat: energie, 9 miljard, industrie en mkb, 3 miljard, en gebouwen, 7 miljard. Ik vraag de minister waar de ondersteuning voor landbouw en visserij in dezen zit. Is dat ten opzichte van die 28 miljard de resterende 7,5 miljard? Waar moet ik dat zien?
Dan hebben we nog de EU-verordening, zoals net door de voorzitter is opgenoemd. Daar staat in dat de uitstoot van broeigassen door de Unie tussen 1990 en 2019 al reeds met 24% verminderd is. Dus als we dan uitgaan van 49% of 55%, dan hebben wij nog maar 31% te gaan. Hoe verhoudt zich dit tot de resultaten van de Europese Rekenkamer?
De minister heeft dus inderdaad vorige week in de Tweede Kamer gedeeld dat de 122 maatregelen 22 megaton reductie opleveren en dat dat 28 miljard moet kosten. Dan hebben we het over 0,000036 — vier nullen zei de minister toen — graden resultaat. Waarbij opgemerkt dat dit volgens het IPCC een gemiddelde is. Als je rekening houdt met de ondergrens van het IPCC, dan is het slechts 0,000018, met vier nullen. In de memorie van antwoord kon nog geen hoeveelheid graden aangegeven worden. Het is goed dat die nu wel bekend is. Ik beschouw daarmee de opmerking in de Tweede Kamer van vorige week als aanvulling op deze memorie van antwoord. Dus de vraag aan de minister is: hoeveel procent moeten we nog reduceren ten opzichte van de 55% die de minister voor ogen heeft, wat is de kostenraming daarvan en waar bevindt zich de ondersteuning voor de landbouw en visserij? Dat met betrekking tot de memorie van antwoord.
De uitgangspunten. We hebben een zestal uitgangspunten meegenomen in onze afweging. Ik neem u even mee in onze gedachtegang.
Eén: klimaat en natuur. Klimaat en natuur zijn altijd al aan verandering onderhevig. We hebben meteorietinslagen, ijstijd en nog steeds hebben we een leefbaar klimaat. Het is dus grote onzin om te zeggen dat de natuur op omvallen staat. De natuur verandert, dat wel. Maar dat doet die al sinds het leven op aarde is. Hiermee is de biodiversiteit door miljoenen jaren heen veranderd en die zal ook blijven veranderen. Al lang geleden was er meer CO2 in de atmosfeer dan nu, zonder een evenredig hogere temperatuur. Het getuigt dan ook van enorme arrogantie om te denken dat wij mensen de natuur en het klimaat volledig kunnen beheersen. Overigens — ter nuancering — ontslaat dat ons absoluut niet van goed zorgen voor de aarde en het klimaat. We hebben als mensen immers rentmeesterschap over deze aarde. Ik zag bij de installatie dat driekwart de eed aflegde, dus deze mensen weten precies wat ik bedoel.
Wetenschappelijke kennis hebben we ook nog. Die is in ontwikkeling. We weten nog niet alles. Zo is de ecologische impact van windmolens, zonneparken en biomassa nog onvoldoende onderzocht. Maar laten we wel iets doen met de kennis die we wel hebben. De huidige doelstelling van 49% in 2030 lijkt me daarbij zeer ambitieus.
Internationale samenwerking en naleving. Hoewel de internationale samenwerking belangrijk is voor effectief klimaatbeleid, is er geen garantie dat alle landen dezelfde mate van inzet zullen tonen. Als sommige landen geen vergelijkbare klimaatmaatregelen nemen, kunnen de inspanningen van de EU op het gebied van emissiereductie en verduurzaming van de economie beperkt worden en geen effect hebben. Even voor uw informatie: vorige week heeft India 1.000 nieuwe vliegtuigen besteld; IndiGo 500 en Air India 470 met een optie op 70. Het is voornamelijk uitbreiding van de luchtvloot.
Een eerlijke verdeling van de reductiebijdragen door lidstaten. De EU heeft een klimaatdoel op Europees niveau geformuleerd van netto CO2-neutraal in 2050. Dat betekent een gemiddelde voor Europa. Individuele lidstaten kunnen dus eigen doelstellingen hebben. Dat is logisch, want Europese landen zijn verschillend. Zo heeft Nederland minder groene oppervlaktes dan Zweden om CO2 vast te leggen en heeft Nederland een veel grotere bevolkingsdichtheid die CO2 produceert. Waarom zou Nederland een-op-een aansluiten bij de Europese doelstelling? Heeft de minister een opt-out, een uitzonderingsverzoek bij de EU overwogen voor de aanscherping naar 55%? Met andere woorden, heeft de minister ook onderzocht of wij een uitzonderingspositie kunnen krijgen door onze Nederlandse situatie met relatief weinig groen per inwoner, ligging in een delta, een hoge bevolkingsdichtheid en de opvang van relatief grote hoeveelheden vluchtelingen? Nederland moet meedoen op basis van het loyaliteitsbeginsel. Mogelijk moeten we kijken in hoeverre we kunnen salderen met andere lidstaten. In hoeverre heeft de minister dit onderzocht?
Punt vijf van de zes uitgangspunten. Nederland draagt voor 0,4% bij aan de wereldwijde CO2-uitstoot. De trend is overigens neerwaarts, deels doordat we onze autonome CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking verlagen, maar ook doordat andere, grotere landen op een koers zitten van meer uitstoot, waardoor onze bijdrage relatief kleiner wordt. Dat Canada en landen in het Midden-Oosten gemiddeld op twee keer zo veel CO2-uitstoot per inwoner zitten als Nederland en de Verenigde Staten op anderhalf keer zo veel, zal ik hier verder buiten beschouwing laten. De doelstelling van 55% is goed als een stip aan de horizon, als een intentie. Maar dat nu in een wet verankeren, veronderstelt ook inzicht bij de minister in hoe de doelstellingen bereikt kunnen worden. Anders hebben we het hier over wensdenken, minister, zonder realiteitsgevoel. Het lopen door een snoepjeswinkel. Steeds vaker koppelen we jaartallen en doelstellingen en nemen we die op in wetten. Het is een zegen voor activisten en juristen en een vloek voor onze maatschappij. We zetten ons land, net als met stikstof, nog verder vast. Dus een vraag aan de minister: welke concrete maatregelen stelt de minister voor om de doelstelling van deze wet te realiseren?
Nederland verkeert momenteel in meerdere crisis. U kent ze waarschijnlijk allemaal, maar goed: we hebben het over asiel, wonen, zorgtoeslag, Groningengas, stikstof, klimaat, energie, koopkracht, et cetera. Deze drukken allemaal al zwaar op de maatschappij. Bedrijven en inwoners gaan hieronder gebukt en er is geen vooruitzicht dat deze op zeer korte termijn opgelost zullen zijn. Een verhoging van de CO2-reductie, van de doelstelling van 49% naar 55%, betekent nog een extra belasting voor onze inwoners met grote impact op de sociaal-economische situatie in ons land, bijvoorbeeld energiearmoede. Alleen de rijken kunnen zich elektrische auto's, warmtepompen et cetera veroorloven. En voor bedrijven: onze welvaart en concurrentiepositie komen onder druk te staan. En dan realiserende dat Nederland al op slot staat. Randvoorwaarden voor de CO2-reductie zijn nog niet gerealiseerd. We kunnen in deze hoedanigheid zeker geen normatief land zijn met deze discrepantie tussen ambitie en capaciteit om CO2-reductie te realiseren. Wij verzwakken onze economie, nemen onverantwoordelijke risico's voor onze inwoners en worden uiteindelijk het lachertje van Europa.
Desondanks blijft het lijken op een wedstrijdje verplassen van mensen en organisaties die zich willen profileren als natuurliefhebber. Overigens valt op dat het veelal welgestelden en theoretisch geschoolden zijn in Nederland met een spreekbuis ergens in de grachtengordel die aan deze vorm van greenwashing doen, mensen die wel met het vliegtuig op vakantie gaan naar Ibiza, naar Bali of naar hun vakantiehuisje op de Nederlandse Antillen. Mijn vraag aan de minister is of hij ook een onderbouwde kosten- en batenanalyse beschikbaar heeft van de beoogde effecten van dit wetsvoorstel.
In de regering en in de Tweede Kamer lijkt het dus op een snoepjeswinkel, waar partijen vooral graag iets willen, bijvoorbeeld minder vrijblijvendheid van deze ambities en nog ambitieuzere klimaatdoelen. Bij ons hier in de Eerste Kamer gaat het om het toetsen van wat ook werkelijk kan, op afstand van de coalitie en van de Tweede Kamer kijken naar de kwaliteit van het voorliggende wetsvoorstel. Dat doen we in de Eerste Kamer doorgaans door te kijken naar drie punten, u kent ze: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ik neem u in deze even mee in de toetsing van de BBB-fractie. Voorzitter, we zijn er bijna. Nog even rekken en strekken voor het laatste stukje.
Rechtmatigheid. Als het gaat om punt een, rechtmatigheid, dan hebben wij als BBB, hoewel voor sommige inwoners in Nederland de EU-verdragen en aanpassingen van Nederlandse wetten hierop anders aanvoelen, geen juridische en technische onrechtmatigheden in het voorliggende voorstel van de minister gevonden.
Bij de uitvoerbaarheid van de wetten hebben we als BBB-fractie wel onze twijfels. Het gaat om het doel. De Europese klimaatwet en het voorliggende wetsvoorstel zijn niet concreet. Het vermeldt alleen doelen. Het is werken met een blanco cheque. We zijn afhankelijk van de grillen van Europa geworden. Doelstellingen worden tussentijds veranderd, waardoor we aan het werken zijn met bewegende doelen. Het is onwerkbaar, doordat Nederland keer op keer deze wijzigingen in doelstellingen blindelings adopteert in eigen beleid. Nederland lijkt het braafste jongetje van de klas te willen zijn en daarmee normatief voor andere. Echter, we zien dat andere lidstaten daar realistischer in zitten.
Doordat we veel te ver zijn gegaan met de stikstofdoelstellingen en maatregelen daarvoor, gaat aansluiting bij de Europese klimaatwet Nederland nog verder op slot zetten. Dit kan er niet bij. Hadden we de stikstofwaanzin niet gehad, dan was er wellicht meer ruimte geweest. Maar dan nog is het de vraag of het verstandig is. Door deze wet goed te keuren, zetten we dezelfde juridische fuik op als met stikstof, dat door jurisprudentie verder aangesnoerd kan worden en uiteindelijk verstikkend is voor de Nederlandse inwoners en bedrijven. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om concessies te doen aan de stikstofdoelstellingen ter wille van de klimaatdoelstellingen en, in hoeverre er sprake is van samenwerking, er samenwerking is gezocht met inwoners en bedrijven van Nederland voor deze aangescherpte doelstellingen.
De randvoorwaarden voor de CO2-reductie zijn, zoals gezegd, nog niet gerealiseerd. We hebben het niet alleen over landbouw en transport, maar ook over het mkb en de gezondheidszorg: maatschappijbreed waar CO2-equivalenten en broeikasgassen vrijkomen. Richtlijnen en ondersteuning voor bedrijven en inwoners zijn nog niet concreet ingericht. Het zou verstandig zijn om eerst te werken aan de realisatie van de randvoorwaarden alvorens de Nederlandse maatschappij figuurlijk het CO2-bos verder in te sturen. Denk vooral aan het focussen op netcongestie, de beschikbaarheid van technici en materialen en het verminderen van het risico op elektrificatie van de Nederlandse samenleving. We worden erg kwetsbaar.
Het implementeren van de maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen kan aanzienlijke kosten met zich meebrengen, met name voor bedrijven en sectoren die sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Dit kan leiden tot economische kosten en mogelijk banenverlies. Volgens het CPB is een bindende nationale doelstelling van 55% in 2030 ook niet kostenefficiënt. Mijn vraag aan de minister: zijn de kosten van en regio's met de kans op banenverlies al in kaart gebracht en zijn er instrumenten voor een effectiviteitsmeting?
Vraag negen aan de minister. Landbouw, bijvoorbeeld de teelt van suikerbieten en bosbouw, legt netto CO2 vast en steden zijn netto CO2-uitstoters. Energiegebruik heeft een aandeel van 77%. Welke maatregelen voorziet de minister ervoor dat de inwoners die in de steden leven significant minder gaan uitstoten? En een vraag aan de minister: moeten we niet voor elke euro die we besteden aan CO2-reductie er ook één besteden aan klimaatadaptie? Want als de rest van de wereld niet de nodige inspanning levert, gaat de zeespiegel sowieso extra stijgen en zullen extreme weersomstandigheden, zoals de overstroming in Zuid-Nederland van 2021, ook vaker voorkomen. Daar moeten wij ons op voorbereiden. Mocht de minister besluiten tot een CO2-heffing — de gouden tip, daar komt ie! — op de import van voedsel van buiten de Europese Unie, bijvoorbeeld €0,01 per kilogram per kilometer, dan heeft de minister zowel een concreet instrument dat de CO2-voetafdruk verlaagt als een inkomstenbron om klimaatmaatregelen te betalen. Maar goed, in deze Kamer maken we geen beleid; we zijn er om te toetsen. Het is dus maar een tip.
Het effect op het concurrentievermogen. Bedrijven in de EU kunnen te maken krijgen met een verminderd concurrentievermogen ten opzichte van bedrijven buiten de EU, vooral in de landen waar minder strenge klimaatmaatregelen gelden. Dit kan leiden tot verplaatsing van industrieën naar regio's met minder strenge regelgeving, wat de emissiereductie in de EU mogelijk tenietdoet. De Europese klimaatwet streeft naar het bevorderen van innovatie en technologische ontwikkelingen om de transitie naar een koolstofarme economie te ondersteunen. De vraag aan de minister: heeft de minister inzage in de beschikbaarheid en effectiviteit van nieuwe technologieën op grote schaal en zijn deze snel genoeg inzetbaar om bij te dragen aan de bijgestelde doelstellingen?
We komen op punt drie van onze toetsing: is het ook handhaafbaar? Een vraag aan de minister: zou de minister informatie kunnen verschaffen over hoe de regering de handhaafbaarheid van de 55% reductie voor zich ziet? Het aangaan van en aansluiten bij verdragen boven nationale wetgeving is een bedreiging voor onze democratie en het vertrouwen in de politiek. Dat is op dit moment wel een punt waar we rekening mee moeten houden. Door de stikstofgekte die bij een groep in de maatschappij is ontstaan en door de juridische fuik waarin we terecht zijn gekomen, hebben we ons land al klemgezet, waardoor een verder aangescherpte norm van 55% reductie er niet bij kan. Hadden we dat niet gehad, dan hadden we meer kunnen doen wat betreft CO2. Momenteel plegen we dus roofbouw op onze samenleving, boeren, burgers en bedrijven. Met name burgers met beperkte financiële middelen en mkb-bedrijven kunnen alle maatregelen niet meer behappen en zijn op zoek naar de menselijke maat. Burgers voelen zich beperkt in hun vrijheid en handelen. Evenwicht tussen ambitie en haalbaarheid lijkt volledig zoek. De politiek boet met maatregelen als deze in op haar geloofwaardigheid, op het er zijn voor de inwoners van dit mooie land. Deze wet is niet het juiste instrument op dit moment en niet handhaafbaar. Het is daarom essentieel om te streven naar een evenwichtiger aanpak bij de implementatie van de Europese klimaatwet, waarbij rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische impact en de betrokkenheid van alle belanghebbenden. In de regel komt met een ambitie als deze de last te liggen bij de burgers, die meer gaan betalen voor energie. Deze wet is op dit moment te ambitieus en niet draagbaar voor burgers. Bovendien is onze infrastructuur, bijvoorbeeld het elektriciteitsnet, er niet klaar voor. Daar hebben we nog vele jaren voor nodig.
Ik citeer de minister nog een keer. Dan gaat het om punt 13 en punt 15 in de memorie van antwoord. De minister zegt dat het kabinet de grenzen opzoekt. Punt 15: "Wij zien dat wij hogere ambities moeten stellen, dus stellen wij het op 60% in plaats van 55%." Het blijft dus een beweegbaar doel en ik weet niet waar de minister naartoe wil. Wij hebben een grotere verantwoordelijkheid dan nu al voor 2030 er 6% bij te doen. We moeten nog een aantal crisissen oplossen en zorgen voor voldoende, veilig en duurzaam voedsel en welzijn voor onze inwoners. In dit geval moeten we een beroep doen op de proportionaliteit, op een redelijke verhouding tussen middelen en doelen.
Afronding; nog 2 minuut 40. Bij twijfel niet oversteken, zei mijn moeder altijd. Dat advies zou ik de minister ook willen geven. De twijfel is gebaseerd op de uitvoering die al piept en kraakt. Denk aan het ontbreken van gerealiseerde randvoorwaarden, de netwerkcongestie, de stikstofcrisis, maar ook de handhaafbaarheid. Zonder draagvlak zal de overheid opnieuw haar toevlucht zoeken tot dwangwetten, en dat wil niemand. Laten we onze verantwoordelijkheid als senator pakken. Gezond verstand: niet wat we willen — dat is de snoepjeswinkel van de Tweede Kamer — maar wat kan. Laten we het leggen langs de meetlaat van de Eerste Kamer, met visie voor de lange termijn en oog voor een evenwichtige en duurzame samenleving. Nederland is door de stikstofmaatregelen al op slot gezet. In een tijd met vele andere crisissen kan onze maatschappij dit niet dragen. De aanscherping die voor ons ligt van 49% naar 55% reductie voor 2030 kan er gewoon niet bij.
Voorzitter, dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Panman. Blijft u nog even staan als u wilt. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen.
U studeerde agrarische bedrijfskunde aan de Aeres Hogeschool in Dronten en vervolgens bedrijfseconomie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ook deed u de opleiding NIMA-B voor marketingmanagement. Vervolgens werkte u bijna twintig jaar als programma- en projectmanager en verandermanager bij Capgemini. De afgelopen tien jaar heeft u als manager en interim-manager gewerkt voor verschillende bedrijven, zoals MoveBeyond, Tata Steel Europe en meest recent nog Lely Industries, een bedrijf dat stalsystemen ontwikkelt om de stikstofuitstoot te verminderen.
Op 15 maart was u kandidaat voor de Provinciale Statenverkiezingen in Zuid-Holland. De acht zetels in het Provinciehuis waren niet genoeg, maar uw plek op de lijst voor de Eerste Kamer was dat zeker wel! Bij de Eerste Kamerverkiezingen op 30 mei kreeg u veel voorkeurstemmen van partijgenoten uit de provincies: goed voor twee Kamerzetels.
In uw jeugd was u voorzitter van de JOVD in Flevoland, dus uw politieke betrokkenheid is niet nieuw. In een interview zei u dat u nu opnieuw politiek actief bent geworden voor de BBB omdat u de verbinding wilt zijn tussen stad en platteland. Die verbinding bent u zelf al, aangezien u bent opgegroeid op het platteland van Flevoland en al 30 jaar in de Randstad woont. In hetzelfde interview spreekt u over het frame alsof boeren tegen de natuur zijn. Ik citeer: "Maar boeren leven van en met de natuur. Als we de scherpte ervan afhalen, en meer begrip voor elkaar hebben, kunnen we de problemen van het land beter en makkelijker oplossen."
Bij dit debat bent u daar alvast mee begonnen. Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. U kunt weer gaan zitten.
Op verzoek van de BBB-fractie schors ik de vergadering voor een kort ogenblik, zodat de fractie naar de fractievergadering kan gaan.
Zoals eerder gemeld, vinden de felicitaties in het kader van de maidenspeeches aan het einde van de eerste termijn plaats.