Plenair Bakker-Klein bij behandeling Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen



Verslag van de vergadering van 10 juli 2023 (2022/2023 nr. 41)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Zo'n maidenspeech is best een spannend moment, maar het gaat wel over een thema dat mij na aan het hart ligt, namelijk de verbinding tussen de leefwereld van mensen en de systeemwereld van de overheid.

Voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, waardoor recht wordt gedaan aan nabestaanden en ex-partners die slachtoffer zijn geworden van de harde aanpak die in de achterliggende jaren is gehanteerd bij de kinderopvangtoeslag. Wat hun is overkomen, ziet de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag als ongekend onrecht. Onze fractie vindt het een goede zaak dat er voor deze groepen een specifieke regeling komt.

Voorzitter. Wij hebben de treurige verhalen gehoord over de situatie van ex-partners. Sommige ouders waren niet getrouwd maar wel toeslagpartner, en werden daarom jarenlang in alle schulden meegenomen. Toen bekend werd dat gedupeerde gezinnen aanspraak konden maken op de compensatie van €30.000 dienden ex-partners zelf af te spreken hoe de compensatie werd verdeeld tussen beiden. Daardoor bleven sommige ouders met lege handen en soms ook met schulden achter. Er werd €30.000 gestort op de rekening van de toeslagaanvrager en de ouders moesten er zelf uit komen.

De druk die op de gezinnen kwam te staan als gevolg van de toeslagenaffaire en de oplopende schulden heeft zijn weerslag gekend op vele huwelijken. Naast het verlies van bezittingen en werk, hebben veel gedupeerden ook hun huwelijk niet kunnen redden vanwege oplopende spanningen in het gezin. Een ander probleem voor ex-partners was dat zij niet af waren van hun schuldeisers. De gedupeerde aanvragers in de toeslagenaffaire hoefden geen overheidsschulden meer terug te betalen en kregen een afkoelingsperiode van een jaar, maar ex-partners konden van deze regeling geen gebruikmaken. Dat alles maakt dat onze fractie zich kan vinden in het doel achter dit wetsvoorstel, namelijk recht doen aan ex-partners van toeslagenouders en het erkennen van het hun aangedane onrecht.

Voorzitter. Wij willen de staatssecretaris bedanken voor de zorgvuldige beantwoording van onze vragen. Die vragen hadden vooral betrekking op onze zorg over de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Wij hebben nog een enkele aanvullende vraag, maar aangezien het vandaag ook mijn maidenspeech is, wil ik ook iets vertellen over de context van waarom ik hier sta.

Zoals u waarschijnlijk heeft gelezen op mijn persoonlijke pagina op de website van de Eerste Kamer, ben ik zeven jaar directeur geweest van Nierstichting Nederland. Al direct na mijn komst bij de Nierstichting werd ik geconfronteerd met schrijnende armoede onder nierpatiënten ten gevolge van hun ziekte. Zij waren vaak niet in staat om voldoende inkomen te verwerven en de bijstandsuitkering was in hun individuele situatie niet toereikend, omdat zij hoge kosten hadden in verband met hun ziekte. Die kosten konden oplopen naar €100 tot €150 per maand. De Nierstichting bood daarom individuele hulp, waaronder een structurele maandelijkse inkomensondersteuning van €130 voor nierpatiënten die van een bijstandsuitkering moesten rondkomen, de zogenaamde AKL, de Algemene Kosten voor Levensonderhoud.

Voorzitter. De Nierstichting wilde op een gegeven moment af van die vorm van AKL, want het kostte enorm veel geld en we vonden het eigenlijk ook een taak van de overheid om aan inkomensondersteuning te doen. Dus startten we een lobby bij de overheid om te proberen voor deze specifieke groep mensen inkomensondersteuning te realiseren. Die opvatting werd politiek breed gesteund, maar men vond wel dat dan alle chronisch zieken en gehandicapten voor compensatie van deze kosten in aanmerking moesten komen en dus niet alleen nierpatiënten. De uitkomst van deze discussie is u waarschijnlijk wel bekend: in 2009 trad de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in werking, met als doel om alle chronisch zieken en gehandicapten de benodigde compensatie te kunnen bieden in de meerkosten van hun chronische ziekte of handicap.

Maar wanneer was iemand nou chronisch ziek of gehandicapt? Vanaf het begin al bleek het lastig om daarvoor afbakeningscriteria te vinden. Het is geprobeerd in het medicijngebruik. Op basis daarvan zou kunnen worden vastgesteld wie een chronische ziekte had en wie niet. Op basis van die gegevens bleken er ongeveer twee miljoen mensen voor in aanmerking te komen. Later bleek dat het niet werkte, want er waren mensen die op basis van die gegevens niet in aanmerking kwamen, terwijl ze wel chronisch ziek waren, en er waren mensen die wel in aanmerking kwamen, terwijl ze eigenlijk helemaal geen kosten hadden door hun chronische ziekte. De wet werd dus een mislukking. Al in het eerste jaar werd duidelijk dat heel veel mensen niet tot die doelgroep behoorden en anderen dus wel. Ook een Taskforce Verbetering Afbakening WTCG lukte het niet om hierin verbetering aan te brengen. De wet is in januari 2014 weer afgeschaft en gemeenten moesten nu maatwerk leveren.

Intussen was wel de AKL bij de Nierstichting afgeschaft. Ik heb er persoonlijk echt heel veel moeite mee gehad dat ik dat heb gedaan; dat we de AKL om zeep hebben geholpen en dat nierpatiënten daardoor afhankelijk werden van de goede wil van gemeenten. Gemiddeld kregen nierpatiënten tussen de €150 en €350 per jaar als vergoeding van hun kosten, terwijl de Nierstichting €130 per maand betaalde. Het gevolg was dat ze opnieuw geconfronteerd werden met schrijnende armoede, met een aanzienlijke verslechtering van hun kwaliteit van leven en dat ze ook niet meer bij de Nierstichting konden aankloppen.

Voorzitter. Deze persoonlijke ervaring heeft mij ertoe gebracht om de twaalf jaar waarin ik namens het CDA wethouder mocht zijn in de gemeente Huizen, te combineren met een promotieonderzoek. Daarin heb ik vooral onderzocht hoe het komt dat het zo moeilijk is om als overheid te doen wat werkelijk van betekenis is. Dat onderzoek leidde in 2019 tot een proefschrift met als titel "Anders kijken". Daarin heb ik gezocht naar wat het betekent om een responsieve overheid te zijn. Responsiviteit is een complex begrip. Het is in de eerste plaats een relationeel begrip. Als we als overheid willen doen wat werkelijk voor de ander van betekenis is, dan zullen we ons er voortdurend van bewust moeten zijn dat we daarbij de relatie tussen de betrokkenen en mensen in de uitvoering — dus tussen betrokken burgers en uitvoerend professionals — centraal moeten stellen en van daaruit moeten kijken wat nodig is.

Voorzitter. Met deze kennis en ervaring in mijn rugzak ervaar ik het als een eer en een grote verantwoordelijkheid om nu, in mijn rol als lid van deze Kamer, te bezien wat de wetten die wij hier met elkaar goedkeuren, uiteindelijk betekenen voor de mensen voor wie ze zijn bedoeld en voor de professionals die dagelijks in de uitvoering met vaak goedbedoelde maar onuitvoerbare wetten worden geconfronteerd.

Dat brengt mij weer naar de voorliggende wet. Wij begrijpen uit de antwoorden van de staatssecretaris dat de hersteloperatie een complexe opgave betreft, waarbij er een balans dient te worden gevonden tussen enerzijds de snelheid die wij allemaal willen als het gaat om de compensatie van het leed dat ex-partners en nabestaanden nog dagelijks ondervinden en waarbij recht wordt gedaan aan de beginselen van gelijkheid en rechtszekerheid, maar waarbij anderzijds ook een zorgvuldig proces van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid in acht moet worden genomen. In deze Kamer toetsen we het wetsvoorstel vooral aan die laatste twee uitgangspunten, maar we zien ook het belang van de snelheid die geboden is om een regeling te treffen die recht doet aan de gedupeerde ex-toeslagenpartners. Net als destijds bij de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten bevat ook deze wet weer een algemene regeling die als gevolg zal hebben dat de ene burger overgecompenseerd wordt en de andere burger tekortkomt. Het verschil met toen is echter dat we het nu willens en wetens doen. We realiseren ons dus dat dit met de gekozen aanpak niet gaat worden voorkomen. Maar als we om deze reden niet voor het wetsvoorstel zouden stemmen, dan weten we ook dat er geen andere snelle oplossing voorhanden is en dat het leed van veel ex-partners dus zal voortduren. Dat is een dilemma.

Voorzitter. Uit de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris is ons duidelijk geworden dat er nog een verschil is met de toenmalige WTCG. Burgers die niet voldoende gecompenseerd worden, zoals destijds de nierpatiënten, kunnen ditmaal namelijk wel een aanvullende regeling krijgen. Er is ook sprake van het benutten van de mogelijkheid tot aanvullende ondersteuning en maatwerkoplossingen vanuit gemeenten.

Voorzitter. Ik heb nog een enkele aanvullende vraag aan de staatssecretaris. De onzekere factoren bij de uitvoering betreffen nog de vraag over het tijdpad dat kan worden gevolgd bij de opschaling en de vraag of er bij de UHT voldoende capaciteit kan worden aangetrokken. Bij het tijdpad van de uitvoering moeten alle dubbeltjes natuurlijk de goede kant op vallen. De Raad van State waarschuwt hier ook voor. Er moeten niet meer aanvragen bij komen dan geschat, niet meer bezwaren dan verwacht et cetera. Als dat het geval is, is dit hele proces weer vertraagd. Welke middelen wil de staatssecretaris inzetten als deze aantallen en inschattingen in de praktijk anders uitpakken?

Voorzitter. Op de website van de UHT zien we ook dat vooral wat betreft dat laatste, de vraag welke mensen worden ingezet, flink hoge eisen worden gesteld. Het moet bijvoorbeeld gaan om juristen met ten minste vier jaar ervaring. Is overwogen deze eis naar beneden bij te stellen en hiervoor bijvoorbeeld rechtenstudenten in te schakelen?

Ten slotte, voorzitter. Het vertrouwen van burgers in de overheid hangt nauw samen met de manier waarop de overheid in staat is om in de relatie met burgers te doen wat werkelijk voor hen van betekenis is. Het antwoord op de vraag in hoeverre de uitvoerende diensten bij de overheid, zowel landelijk als lokaal, in staat zullen zijn om de menselijke maat hierbij in acht te nemen, zal de komende jaren alleen maar belangrijker worden. We weten dat er gemeentes zijn, zoals de gemeente Almere, die een menselijker aanpak hebben gekozen bij de hersteloperatie. Ze werken daarbij goed samen met de UHT en met ervaringsdeskundigen, die zich in Almere overigens liever "herstelexperts" noemen. Daardoor wordt snelheid gecombineerd met zorgvuldigheid en wordt geluisterd naar de persoonlijke verhalen van de mensen om wie het gaat. Kan de staatssecretaris toezeggen dat bij de evaluatie van deze wet, of misschien ook tijdens het proces, mocht er heel veel vertraging zijn, kennis wordt benut uit de goede voorbeelden vanuit de uitvoering in zowel landelijke als gemeentelijke praktijken, daarbij gebruikmakend van kennis uit de wetenschap, maar ook van kennis uit de praktijk en kennis vanuit ervaringsdeskundigen? Dat gaat ons in de toekomst mogelijk helpen om beter voorbereid naar de uitvoerbaarheid van wetten te kijken waarbij de menselijke maat in het geding is.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bakker-Klein. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen?

In het Diakonessenhuis Naarden bent u opgeleid tot A-verpleegkundige en aansluitend in het OLVG in Amsterdam tot operatieassistent chirurgie. Tot 1989 werkte u als verpleegkundige en operatieassistent in Naarden en in het Academisch Ziekenhuis Utrecht. Aan de Universiteit Utrecht ging u vervolgens Nederlands en internationaal recht studeren én recht, bestuur en management. Zoals u zelf al vertelde, promoveerde u in 2019 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam in de bestuurskunde. U werkte als klachtenfunctionaris bij het Academisch Ziekenhuis Utrecht en als beleidsmedewerker bij de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. In 1999 werd u directeur van de Nierstichting. Sinds 2018 bent u voorzitter van de raad van bestuur van Movisie, het landelijk kennisinstituut voor sociale vraagstukken. Tijdens de coronapandemie heeft u als vrijwillig verpleegkundige gewerkt bij zorgorganisatie Careyn.

Voor het CDA werd u in 2002 gekozen als lid van de gemeenteraad van Huizen. Van 2006 tot 2018 was u wethouder en locoburgemeester. U was verantwoordelijk voor een behoorlijk aantal onderwerpen, namelijk onder andere financiën, zorg en welzijn, wonen, sport, grondzaken en sociale zaken. Daarvan gaan we hier dus veel plezier hebben. Ook was u lid van het partijbestuur van het CDA.

Uw motivatie om lid van de Eerste Kamer te worden, verwoordde u in het Noordhollands Dagblad als volgt, en ik citeer: "Dagelijks zie ik in de praktijk dat wetten niet aansluiten bij het leven van gewone mensen. Ik zal mij inzetten daar verandering in te brengen."

Dit deed u ook als wethouder. U constateerde dat het mensbeeld bij de overheid niet klopt, doordat te vaak wordt uitgegaan van wantrouwen. Als verantwoordelijke voor zorg en welzijn probeerde u dat om te keren, door mensen niet te controleren, maar door hun te vragen wat ze nodig hebben. Het blijkt dat mensen helemaal niet gaan voor het hoogst haalbare. Ze vragen wat echt belangrijk voor ze is, constateerde u. Het wetsvoorstel waarover we vandaag spreken, komt voort uit de toeslagenaffaire, waarbij dit vraagstuk bij uitstek speelde.

Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech. Ik verzoek u om weer plaats te nemen. We zullen u straks feliciteren.

Dan kondig ik nu de heer Holterhues aan voor zijn maidenspeech. Hij spreekt namens de ChristenUnie. Ik ga ook hier weer de maidenspeechbel laten klinken en geef met plezier het woord aan de heer Holterhues voor zijn maidenspeech. Aan u het woord, meneer Holterhues.