Verslag van de vergadering van 3 oktober 2023 (2023/2024 nr. 02)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 9.39 uur
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De Tweede Kamer, onder aanvoering van beide indieners, nodigt de Eerste Kamer uit om voor het initiatiefwetsvoorstel over het bindend correctief wetgevend referendum te stemmen. De voorgangers van de indieners, de heer Van Raak en mevrouw Leijten, deden een aantal jaren geleden hetzelfde. Dat voorstel werd in de Tweede Kamer bij de tweede lezing afgestemd. Nu zeggen de indieners in het debat in de Tweede Kamer: laten we eerst eens ten principale kijken of de Tweede en de Eerste Kamer voor het instrument zijn, en dan volgt de uitwerking daarna wel. Dat voelt toch een beetje alsof je voor een feest bent uitgenodigd en bij de voordeur staat. Je kijkt door het raam naar binnen en ziet nog geen slingers hangen. Er zijn ook geen hapjes en je hoort geen muziek. Eigenlijk zie je ook nog helemaal niemand in de feestruimte. Je aarzelt, want als je aanbelt, gaat de deur open en moet je naar binnen. Zo is het ook met dit wetsvoorstel, want wat we vandaag bespreken regelt eigenlijk niet zo heel veel. De belangrijke onderdelen volgen in een nader wetsvoorstel, dat nog niet voorligt. In dat toekomstige wetsvoorstel zal bijvoorbeeld de kwestie van de hoogte van de opkomst of de uitkomstdrempel moeten worden beslecht. Daarover hebben we hier in de Eerste Kamer urenlang gedebatteerd op 19 januari 2021.
Ik las de brief van de indieners van 6 februari van dit jaar aan de Tweede Kamer. Daarin schrijven ze dat ze de voorstellen van de commissie-Remkes over de voorwaarden waaronder dat referendum moet worden kunnen gehouden, zullen overnemen. Namens de fractie van D66 kan ik zeggen dat we dat in beginsel steunen; een goed plan. Te zijner tijd zullen we, wanneer we dat wetsvoorstel voor ons hebben liggen, daarover nader komen te spreken, maar in beginsel steunen we de voorstellen van de commissie-Remkes daarover.
Over het idee van een bindend correctief wetgevend referendum wil ik toch even opmerken dat D66 al sinds jaar en dag voorstander is. Ik kijk even waar de heer Kox zit. Ah, tegenwoordig zit hij daar. De heer Kox refereerde er ook al even aan: in 1999 had het tweede paarse kabinet op voorstel van D66 het correctief wetgevend referendum in het regeerakkoord staan. Toen kwam het voorstel in de Eerste Kamer, toen nog op de oude locatie. Er moest een tweederdemeerderheid gevonden worden. De heer Wiegel, senator voor de VVD, heeft toen tegengestemd. Op één stem na was er daarmee geen tweederdemeerderheid voor het correctief wetgevend referendum en verdween het in de parlementaire prullenbak. De D66-ministers hebben toen hun ontslag ingediend. Andere ministers volgden. Lijmpoging van de voorzitter van de Eerste Kamer, de ex-voorzitter moet ik zeggen, de heer Tjeenk Willink. Uiteindelijk ging dat kabinet toch door.
Ik geef met dit voorbeeld alleen aan dat voor D66 het bindend correctief wetgevend referendum een belangrijk onderdeel is van de democratie. Wij zien het als een noodrem — dat is ook al eerder gezegd — voor de bevolking om tegen een door het hele parlement aangenomen wet in het geweer te komen. De bevolking kan dan voor- of tegenstemmen. Wij zien het als een aanvulling op de representatieve democratie en wij denken dat het een bijdrage kan leveren aan het vermeerderen van het vertrouwen van de bevolking in de overheid. Daarom staat het ook weer in ons nieuwe conceptverkiezingsprogramma.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Kox.
De heer Kox i (SP):
Collega Dittrich verwees naar de legendarische Nacht van Wiegel. Natuurlijk, de man heeft er alles aan gedaan om altijd beroemd of berucht te blijven. Maar mag ik collega Dittrich er ook op wijzen dat, zoals ik al zei in mijn eerste inbreng, de overige VVD-senatoren voor die wet stemden? Dus ja, wij zullen ons altijd blijven herinneren dat Wiegel "tegen" zei, maar ik denk dat het ons meer zou kunnen inspireren als wij ons realiseren dat andere buitengewoon waardevolle senatoren van de VVD toentertijd "voor" zeiden, op basis ook van een afspraak die gemaakt was in het Paarse kabinet. Een tijdlang waren VVD-senatoren voor het bindend correctief referendum. Misschien moeten we net wat minder aandacht besteden aan het orakel dat nu alweer ergens anders woont, en wat meer aandacht aan de liberalen die het wel begrepen hadden. Misschien kunt u daarop reageren.
De heer Dittrich (D66):
Ik vind het mooi dat de heer Kox dit nog eens onderstreept, maar ik haal mijn inspiratie toch meer uit het initiatiefvoorstel dat nu voorligt. Ik wil ook eigenlijk meer naar de toekomst kijken dan naar het verleden. Maar het is goed dat u nog eens verder hebt verfijnd wat er in 1999 is gebeurd.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Dittrich (D66):
Wat zegt u?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Ik druk weer op het knopje start.
De heer Dittrich (D66):
Ik vervolg mijn betoog door even terug te gaan naar dat feest waar ik mee begon. Als die voordeur opengaat en wij naar binnen gaan, springen we niet meteen op de dansvloer, want we leven natuurlijk wel in een tijd — mevrouw Roovers had het daar uitgebreid over — van populisme, een tijd waarin feiten niet meer doorslaggevend en leidend zijn, waarin buitenlandse mogendheden en belangengroepen met geld en via onlineacties het instrument van een correctief wetgevingsreferendum naar hun hand kunnen proberen te zetten. Dat gebeurt ook in de praktijk, overigens niet alleen bij referenda, maar überhaupt.
Ik zou een ander voorbeeld willen geven, namelijk dat van Slovenië. Dat gaat echt over een correctief wetgevingsreferendum. De regering had daar voorgesteld het huwelijk open te stellen voor paren van gelijk geslacht. Het parlement had die wet aangenomen. Toen begon een klein groepje in de samenleving handtekeningen te verzamelen. Ze werden financieel gesteund door Amerikaanse religieuze groeperingen. Daar zijn rapporten over uitgebracht. Er is een referendumcampagne gevoerd en in die campagne werden allerlei onwaarheden gepresenteerd. Mensen werden bang gemaakt volgens een Amerikaans script.
Uiteindelijk heeft, toen het referendum werd gehouden, 54% van de Sloveense bevolking tegen dat wetsvoorstel gestemd. Dat was in 2015. Daarna heeft het Sloveense hooggerechtshof in 2022 gezegd dat de wetgeving die ze hadden, discriminerend werkte. Uiteindelijk is het huwelijk opengesteld en is dat ingevoerd. Ik zou graag een reflectie willen hebben van beide indieners en van de minister op hoe dit soort onwenselijke situaties tegengegaan kan worden als je een "ja" of een "nee" hebt over een referendum, over een wetsvoorstel dat voorligt. Ik hoor graag wat hun visie daarop is. Daar moeten we natuurlijk, met zijn allen overigens, een antwoord op vinden.
Nou is voor D66 dus het correctief wetgevingsreferendum van belang, maar wij zien ook andere mogelijkheden, andere vormen van directe democratie, die daarnaast, los van het correctief wetgevingsreferendum, kunnen bestaan en die de representatieve democratie kunnen versterken. Wij zijn enthousiast over burgerfora: een groep burgers verdiept zich een tijd lang in een onderwerp, hoort alle voors en tegens en komt dan met een zwaarwegend advies. Dat is veel diepgaander dan alleen een ja of een nee tegen een aangenomen wet die referendabel is. In Ierland zijn daar goede ervaringen mee opgedaan.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Ik hoor D66 nu opnieuw over die burgerfora spreken of die burgerberaden, zoals ze ook weleens worden genoemd. De heer Dittrich zegt "dat is directe democratie", maar het blijft altijd wel een select deel van de bevolking dat wordt uitgenodigd om daarin mee te praten. Zou het dan niet veel consequenter te zijn om aan het advies van zo'n burgerberaad ook meteen een referendum te koppelen, om te kijken of het daadwerkelijk in de samenleving zo geaccepteerd wordt en daarmee ook echt een vorm is van directe democratie?
De heer Dittrich (D66):
In Ierland hebben ze een soort tussenvorm. Daar heb je eerst een burgerforum, zoals het daar heet. Dat zijn mensen die via loting bij elkaar komen en als het ware als een jury opgesloten worden in een gebouw en alle voors en tegens bespreken. Dat kan wekenlang duren. Er worden ook deskundigen naar voren gehaald. Uiteindelijk geven zij een zwaarwegend advies — en dan komt het — in Ierland in een referendum. Dan is het advies aan de bevolking in het referendum conform de uitslag van het burgerforum. Daar is dus die koppeling gemaakt en dat levert in Ierland in ieder geval positieve resultaten op. Ik sluit dat dus helemaal niet uit.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is in ieder geval goed om te horen, want nu wordt eigenlijk het burgerberaad of het burgerforum als een soort middel gezien dat directe democratie stimuleert. Maar uiteindelijk is het referendum pas het echte sluitstuk van een dergelijk traject, zou ik willen zeggen. Stel dat dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen, dit correctief bindend referendum. Zegt D66 dan eigenlijk nog steeds: ook als dat niet zo is, dan moeten we het referendum wel in kunnen zetten, ook in andere vormen, om zulk soort burgerberaden of wat voor adviezen dan ook van directe democratische vormen van draagvlak te kunnen voorzien?
De heer Dittrich (D66):
Niet noodzakelijkerwijs, maar ik sluit het helemaal niet uit. Ik kan me voorstellen dat dat dan ingevoerd wordt. Dat is een andere situatie dan toen het raadgevende referendum werd afgestemd, want toen was er dus helemaal geen burgerforumconstructie aan de voorkant. Maar met zo'n verzwaarde constructie zou je je dat kunnen voorstellen. Die voorstellen wachten we dan met belangstelling af en dan zullen we daar onze mening over geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u een interruptie van de heer Nicolaï.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga nog even terug naar het betoog van de heer Dittrich over de desinformatie en misinformatie. Ook mevrouw Roovers heeft er al over gesproken. Onze fractie deelt de bezorgdheid. Ik heb daar ook veel vragen over gesteld. Moet ik nou de vraag van de heer Dittrich zo verstaan dat zijn fractie eigenlijk zegt: met het oog op die gevaren, op die manipulatie die kan plaatsvinden met dat soort des- en misinformatie, hebben we vraagtekens of een referendum wel kan? Want ja, dan zou ik aan de heer Dittrich willen voorleggen: die desinformatie en misinformatie kan ook verkiezingen beïnvloeden. En ik neem toch niet aan dat we zullen zeggen: we moeten voorzichtig zijn met verkiezingen.
De heer Dittrich (D66):
Dat is een goede vraag. Ik dacht ik 'm al beantwoord had in mijn verhaal. Wij zien het risico, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je daarom afziet van een bindend correctief wetgevingsreferendum. Daarom heb ik ook gezegd dat we met z'n allen na zullen moeten gaan wat we kunnen doen, hoe we ons teweer kunnen stellen tegen desinformatie, tegen fakenieuws, tegen buitenlandse krachten die proberen invloed uit te oefenen. Met een referendum waar je ja of nee tegen zegt, is dat je wat makkelijker voor te stellen dan wanneer het gaat over verkiezingen waar verschillende partijen bij betrokken zijn en waar we dan na afloop proberen om een kabinet te formeren.
Voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Een ander voorbeeld waar wij enthousiast over zijn en waarbij je burgers meer kan betrekken bij de democratische rechtsstaat, is het recht op een burgeramendement. Burgers kunnen dan tijdens de behandeling van een wetsvoorstel in de Tweede Kamer handtekeningen verzamelen en zeggen: wij willen dat wetsvoorstel op een bepaalde manier veranderen. Dat zou ook een manier zijn om meer invloed te geven aan burgers. Dan zit je ook aan de voorkant en niet meer aan de achterkant. Daar is ook al over gesproken door voorgaande sprekers.
Voorzitter. Als ik het weer over dat feestje heb, is een andere reden waarom we niet meteen gaan swingen op de dansvloer dat je toch moet zeggen dat het volgende risico bestaat. Stel dat het correctief wetgevingsreferendum wordt ingevoerd, dat succesvol is en er veel referenda komen. Daar heb ik op zichzelf niks op tegen, maar dan krijg je natuurlijk wel een beetje de sfeer dat de meerderheid plus één bepaalt wat er gaat gebeuren. Dus 51% bepaalt het lot van een aangenomen wet. Dat zou weleens op gespannen voet kunnen staan met onze verworvenheden in de democratische rechtsstaat. Hoe kijkt de minister daartegen aan en hoe kijken de indieners daartegen aan? Zoals het nu is, kennen wij natuurlijk coalitievorming. We sluiten compromissen en zoeken naar consensus. We houden rekening met belangen van minderheden. We bouwen bruggen en zoeken verbinding; zo wordt het allemaal genoemd. Die politieke cultuur die we in Nederland hebben, zou onder druk kunnen komen te staan als heel veel van die correctieve wetgevingsreferenda worden gehouden. We zien namelijk in andere landen helaas dat die "winner takes all"-mentaliteit de manier waarop wij in Nederland de democratie vormgeven onder druk zet, omdat minderheden dan bijvoorbeeld niet meer meetellen. Dan verwijs ik naar landen als Turkije, Hongarije, en — wat nu heel actueel is — Israël onder premier Netanyahu. Minderheden tellen daar niet mee. Ik zou toch willen zeggen: die kant zouden we niet op moeten in Nederland, want we moeten iedereen vrijlaten, maar niemand laten vallen. Daarom graag een reactie van de minister en de indieners op dit mogelijke risico. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we daarom tegen een correctief wetgevingsreferendum zijn.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik moet allereerst vaststellen dat in een land als Israël de minderheden nog altijd veel beter behandeld worden dan in de omliggende landen. Sterker nog, het is de enige democratie in het Midden-Oosten. Maar ik kom even terug op wat de heer Dittrich van D66 zojuist zei. Hij zei: we leven in een tijd van populisme. Ik zou eerder zeggen: we leven in een tijd van regentendom, wat juist referenda noodzakelijker maakt dan ooit. Maar hij zei er ook bij: er werden vanuit het buitenland allerlei campagnes gevoerd om bijvoorbeeld het Oekraïnereferendum te beïnvloeden. Is de heer Dittrich er ook mee bekend dat er vanuit de Open Society Foundations twee ton is uitgegeven om het ja-kamp van het Oekraïnereferendum te beïnvloeden? En is de heer Dittrich het dan met me eens dat er wellicht aan beide zijden van het politieke spectrum bij zo'n referendum zulk soort campagnes plaatsvinden? Hoe kijkt hij tegen dat aspect aan?
De heer Dittrich (D66):
Het woord "Oekraïnereferendum" heb ik helemaal niet gebruikt. Dat was een van de andere sprekers. Maar ik wil wel graag op uw vraag reageren. Ik kan me een interview herinneren met onze voormalige collega-senator Henk Otten over dat Oekraïnereferendum en over de Russische beïnvloeding, ook financiële beïnvloeding, richting sommige politici. De AIVD heeft er ook een rapport over geschreven. Dus daar is wel degelijk een gevaar te zien. Dat moeten we met z'n allen voor ogen houden en we moeten met z'n allen erover nadenken hoe we dat kunnen voorkomen. U zegt "maar bij dat Oekraïnereferendum zijn ook vanuit andere kanten financiële donaties gedaan"; dat zou heel goed kunnen.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moeten we wel vaststellen dat het geen eenzijdig verhaal is. Ik hoor de heer Dittrich expliciet waarschuwen voor populisme. Maar is er vanuit zulk soort meer regenteske stromingen niet evengoed of misschien wel een veel groter gevaar voor de betrouwbaarheid van verkiezingen en referenda waar te nemen? Dit zijn namelijk vaak veel meer geïnstitutionaliseerde organisaties die een dermate grote invloed kunnen hebben op het proces dat daar juist extra waakzaamheid nodig is.
De heer Dittrich (D66):
Ik moet zeggen dat ik niet helemaal begrijp wat u bedoelt met "regenteske stromingen". Dat moet u echt even verhelderen, want anders kan ik geen antwoord op uw vraag geven. Ik zie ondertussen dat de klok gewoon doorloopt; dat kan niet de bedoeling zijn, denk ik.
De heer Van Hattem (PVV):
De klok moet inderdaad tijdig worden gestopt voor deze interruptie.
Met "regenteske stromingen" bedoel ik het volgende. Bij zo'n referendum heb je vaak een regeringskamp. Dat hebben we bijvoorbeeld gezien bij het referendum over de Europese grondwet. De Nederlandse regering zei duidelijk: wij zijn voor die Europese grondwet. Als organisaties zich extra gaan mengen in dat kamp en ook het regeringsgeluid laten doorklinken, dan wordt dat een extra factor, zeker als ze geïnstitutionaliseerd zijn. Voor tegenkrachten in een democratisch veld wordt het dan extra lastig om daar iets tegenover te kunnen zetten.
De heer Dittrich (D66):
Wat wij als D66 al in een eerder stadium hebben voorgesteld — ik heb dat overigens niet in mijn spreektekst staan, omdat ik anders te veel in herhaling zou vallen — is het inbouwen van bepaalde waarborgen in zo'n campagne: een level playing field, zoals het wel wordt genoemd. Allerlei argumenten moeten naar voren kunnen komen. Wat dat betreft heeft het correctief bindend referendum wel het voordeel dat je de wetsbehandeling al hebt gehad. Als het goed is zijn daarbij in het openbaar in het parlement argumenten voor en tegen het wetsvoorstel opgevoerd. De referendumvraag is dan waarschijnlijk vrij makkelijk: bent u voor of bent u tegen de aangenomen wet? Dan is er al een bepaald kader van argumenten. Dan moet je er nog steeds op bedacht zijn dat krachten van buitenaf dit proces proberen te beïnvloeden. De vrijheid van meningsuiting moet je natuurlijk wel in acht nemen. Er zijn echter wel degelijk mogelijkheden om na te gaan of er niet op een onrechtmatige manier invloed wordt uitgeoefend.
De voorzitter:
Afrondend de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Afrondend, voorzitter. Dan kunnen we, zeker gelet op wat de heer Dittrich zojuist zei, met elkaar concluderen dat deze wet in ieder geval voldoende voldragen is om zo'n proces te kunnen vormgeven.
De heer Dittrich (D66):
Met "deze wet" bedoelt u het initiatiefwetsvoorstel? Ik kan, voor zover u dit nog niet had begrepen uit mijn bijdrage tot nu toe, de einduitslag alvast verklappen voor de D66-fractie: wij zijn voor dit initiatiefwetsvoorstel.
De voorzitter:
Mevrouw Roovers heeft een interruptie.
Mevrouw Roovers i (GroenLinks-PvdA):
Ik zou een suggestie willen meegeven voor het vervolg van het debat. Dan gaat het om de onrechtmatige beïnvloeding van het publieke debat. De suggestie is om een onderscheid te maken tussen enerzijds grote economische krachten die met heel veel geld een bepaald kamp sponsoren en anderzijds het verspreiden van desinformatie, het in elkaar zetten van fakefilmpjes in een trollenfabriek in Leningrad of door een regering. Dat lijken mij twee totaal verschillende vormen van verstorende informatie. Dat wilde ik even meegeven voor het vervolg van het debat.
De heer Dittrich (D66):
Ik denk dat dat een heel belangrijke aanvulling is. Dank u wel.
De heer Schalk i (SGP):
Allereerst wil ik mijn verbazing uitspreken over het feit dat de heer Dittrich zojuist alleen Israël, de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten, noemde in relatie tot de behandeling van minderheden. Ik denk dat andere staten daar heel wat minder goed met de minderheden omgaan en ik denk dat hij dat ook wel met mij eens is. Maar ik heb een andere vraag. De heer Dittrich gaf zojuist aan dat D66 waarschijnlijk wel voor deze wet zal stemmen. Ik heb hem echter uitstekende argumenten horen noemen om bezorgd te zijn over de uitvoering en de manier waarop dit allemaal zijn beslag moet krijgen. Deze Kamer is toch geroepen om te kijken naar de uitvoering? Is dit niet een blanco cheque?
De heer Dittrich (D66):
Of het niet een blanco cheque is? Zei u dat? Of zei u "check"?
De heer Schalk (SGP):
Is het niet een blanco cheque — een check misschien ook — als je zegt: we gaan alvast maar stemmen voor deze grondwetswijziging en de rest zien we later wel?
De heer Dittrich (D66):
Ook dat vind ik wel een goede vraag. Daarom had ik mijn metafoor van het feest bedacht. Ik heb nog een klein stukje tekst. Volgens mij komt u daarmee aan uw trekken, dus als u het goed vindt, vervolg ik mijn betoog. Daarmee sluit ik ook af.
Ik heb de volgende vraag aan de indieners, maar ook aan de minister. Gesteld nu dat er een meerderheid is in de Eerste Kamer die dit grondwetwetsvoorstel gaat accorderen, gesteld ook even in tweede lezing. Dan hebben we een correctief wetgevingsreferendum in de Grondwet. Dan komt vervolgens de uitvoeringswet, het wetsvoorstel. In deze tekst, die we vandaag bespreken, staat dat dat ook met een tweederdemeerderheid moet. Ik vind het overigens logisch dat dat erin staat, maar goed. Dan zou je dus de situatie kunnen hebben dat we wel een correctief wetgevingsreferendum aannemen, dus dat het in de Grondwet komt, maar dat we die tweederdemeerderheid niet halen bij de uitvoeringswetgeving, terwijl dit grondwetsvoorstel onder andere is gedaan om het vertrouwen van de bevolking in de overheid en in de manier waarop we politiek bedrijven te vergroten. Dan krijg je dus de situatie dat er een papieren correctief wetgevingsreferendum in de Grondwet staat, maar dat er de facto nooit een referendum kan worden gehouden, omdat er geen tweederdemeerderheid voor de uitvoeringswetgeving is. Mijn vraag aan de indieners en aan de minister zou zijn om eens te reflecteren op wat dat dan zou doen met het vertrouwen van de bevolking in het correctief wetgevingsreferendum.
De voorzitter:
Gaat uw gang, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
De laatste vraag die de heer Dittrich stelt aan de indieners, was ik van plan om aan hem te stellen. Dan geef je de burgers het gevoel dat er iets kan gaan gebeuren, maar moeten uitvoeringswetten zo meteen met een tweederdemeerderheid worden aangenomen. Is dat niet een papieren tijger? Is dat niet een eerste poging om zeg maar het wantrouwen dat al zo diep is nog sterker te maken?
De heer Dittrich (D66):
Dan kan ik meteen het slot van mijn bijdrage houden, als antwoord op deze goede vraag van de heer Schalk. Het is alsof u mijn tekst gelezen hebt, terwijl u naast me zat. Wij staan positief en sympathiek tegenover het correctief wetgevingsreferendum, maar terug naar dat feest: dat feest is natuurlijk nog lang niet begonnen. Wij hebben wel zin in dat feest en we willen ook graag meehelpen om de slingers op te hangen, zodat er een tweederdemeerderheid kan komen die mee wil doen aan het feest. Want wat is er nou mooier, meneer Schalk, dan het feest van de democratie?
De voorzitter:
Ik hoop op nog een korte interruptie van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik vraag mij toch nog altijd af waarom de heer Dittrich vandaag niet zelf het feestvarken is. We hebben natuurlijk gezien dat in de nacht van Wiegel het voorstel destijds is afgeschoten, maar daarna is het behoorlijk passief geweest van de kant van D66. Althans, de laatste twee voorstellen zien we nu met dank aan de SP hier liggen. Waarom is dit niet actiever vanuit D66 opgepakt? De heer Dittrich komt nu wel met een aantal kritiekpunten op de wet die nu voorligt, maar waarom is er vanuit D66 dan niet zelf het initiatief genomen om met een voorstel te komen dat wel aan uw kritiek zou voldoen?
De heer Dittrich (D66):
Zoals u hebt gezegd en zoals ik zelf ook al heb gezegd, hebben we in het verleden zelf die initiatieven genomen. Toen we in de regering zaten, hebben we het in het regeerakkoord afgestemd. Nu is de SP bezig en dat ondersteunen wij. Wij zien dat er een steeds breder draagvlak komt, dus laten we hopen dat er dan ook een tweederdemeerderheid gaat komen in zowel de Tweede als de Eerste Kamer voor het correctief wetgevingsreferendum. Wie dan uiteindelijk het initiatief neemt, vind ik helemaal niet zo relevant. Wij steunen in dit geval de SP-indieners met hun pogingen om een bindend correctief wetgevingsreferendum in te voeren.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik ben het geheel met de heer Dittrich eens dat dit alle steun verdient en ik hoop ook op een tweederdemeerderheid, maar het is natuurlijk wel zo dat het zonde is dat dat initiatief in de tussenliggende bijna 25 jaar van de kant van D66 niet zelf is opgepakt. Het is wel jammer om te zien dat er nu toch fundamentele kritiek wordt geuit op het voorstel dat er, als het van de kant van D66 was opgepakt, misschien anders uit had gezien. Dan was die kritiek niet nodig geweest. Ik vraag me dan af hoe D66 het had gedaan als D66 zelf wel het initiatiefvoorstel had gedaan. Hoe had de wet er dan ongeveer uitgezien?
De voorzitter:
Dat lijkt me een heel lange vraag. U hoeft daar niet op te antwoorden, want we hadden volgens mij al afgesproken dat het de slotvraag van de heer Van Hattem was.
De heer Dittrich (D66):
Het slotantwoord is dat het echt zo'n als-danvraag is dat ik die niet ga beantwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Talsma van de ChristenUnie.