Parlementair jaar 2023/2024, 15e vergadering
Aanvang: 10.30 uur
Sluiting: 22.56 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Bruijn
Tegenwoordig zijn 53 leden, te weten:
Aerdts, Bakker-Klein, Baumgarten, Belhirch, Van den Berg, Bezaan, Bruijn, Crone, Dessing, Dittrich, Fiers, Van Gasteren, Geerdink, Goossen, Van der Goot, Griffioen, Van Gurp, Van Hattem, Holterhues, Huizinga-Heringa, Janssen, Janssen-van Helvoort, Jaspers, Kaljouw, Karimi, Klip-Martin, Kluit, Van Knapen, Kroon, Lagas, Marquart Scholtz, Van Meenen, Meijer, Nanninga, Nicolaï, Van den Oetelaar, Oplaat, Panman, Perin-Gopie, Ramsodit, Recourt, Van Rooijen, Roovers, Rosenmöller, Schippers, Talsma, Thijssen, Van Toorenburg, Visseren-Hamakers, Vogels, Vos, De Vries en Van Wijk,
en de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van maandag 15 januari 2024. Ik heet de leden, de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die deze vergadering via de livestream volgt, van harte welkom.
De voorzitter:
Ingekomen zijn berichten van verhindering van de leden:
Kox, wegens ziekte;
Doornhof, wegens verblijf in het buitensland;
Van Apeldoorn, wegens deelname aan de voorzittersbijeenkomst van de Conferentie van de commissies voor Europese aangelegenheden, COSAC.
Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen) (36333).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 36333, Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken, de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen.
Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Griffioen namens de BBB-fractie.
De heer Griffioen i (BBB):
Goedemorgen allemaal: Kamerleden, voorzitter, griffiers, iedereen die hier aanwezig is en meekijkt en iedereen die meekijkt maar niet hier aanwezig is. Ik heet ook de staatssecretaris welkom. Misschien kan ik meteen een ordevoorstel doen, namelijk dat wij in het vervolg op maandag vergaderen, want dan hebben we heel veel belangstelling vanuit het land. U gaat waarschijnlijk zeggen dat we dat niet gaan doen, maar ik wil iedereen bedanken voor alle belangstelling.
Ik ga starten met wetsvoorstel 36333, Regels inzake wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken, in de wandelgangen "de spreidingswet" genoemd. De spreidingswet is na de val van het kabinet zowel door de Tweede als de Eerste Kamer niet controversieel verklaard. Daarom beginnen wij vandaag in deze Kamer de plenaire behandeling van de spreidingswet. Opvang en integratie van asielzoekers en het beperken van de instroom van asielzoekers zijn al jarenlang onderwerpen met sterk uiteenlopende meningen in de maatschappij. Uit recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat burgers primair een vermindering van de instroom van asielzoekers en een oplossing voor het woningtekort voor alle inwoners willen.
Voorzitter. In juni 2022 heeft de regering de noodtoestand uitgeroepen over de instroom van asielzoekers. Het kabinet is gevallen over het onderwerp "asiel". De burgers van Nederland zouden dan verwachten dat de regering al in 2022 zou hebben gehandeld conform de ernst van de noodsituatie. Dat heeft de regering niet gedaan. Wat de regering wel heeft gedaan, en daarbij gaat het om maar een klein onderdeel van het hele asielprobleem, is dat zij de spreidingswet in het leven heeft geroepen. Deze wet is eigenlijk niet veel meer dan een soort verhuiswet. We verhuizen asielzoekers van bijvoorbeeld Ter Apel naar vele andere gemeenten in Nederland en bouwen meer azc's. Dat doet de BBB-fractie denken aan de veelgehoorde informatiecampagne van Rijkswaterstaat over hoe je bij werkzaamheden aan de weg van A naar B kunt komen. Er zijn vele wegen naar Rome. Voor de spreidingswet zijn er veel alternatieve wegen. De kernvraag in het debat vandaag is of de spreidingswet zodanig doelmatig en uitvoerbaar is dat daarmee een begin kan worden gemaakt met een structurele oplossing voor de grote tekorten en onvolkomenheden in de keten van opvangvoorzieningen voor de in Nederland zijnde asielzoekers. Daar komt nog bij dat het misschien, als de instroom niet beperkt wordt, toch een beetje dweilen met de kraan open blijft.
Voorzitter. Gezien de complexe asielproblematiek hecht de BBB-fractie eraan te benadrukken vandaag in deze Kamer een inhoudelijk debat te willen voeren. We moeten het vandaag in het debat hebben over de vele vraagstukken en problemen die samenhangen met de doelmatigheid en de uitvoering van de wet. Namens de BBB-fractie zal ik enkele aandachtspunten kort samenvatten.
Met deze wet krijgt de minister de mogelijkheid, de bevoegdheid, om in fase 2 van de wet de verdeling van asielzoekers per gemeente in een provincie vast te stellen. Daarmee wordt de gemeenteraad, de lokale volksvertegenwoordiging, door het medebewind van de minister buitenspel gezet. Hoe verhoudt zich dat met de Grondwet en de algemene uitgangspunten van democratie in Nederland?
Met de wet ontstaat een spanningsveld tussen de commissarissen van de Koning en de burgemeesters. Enerzijds verwachten de commissarissen van de Koning als voorzitters van de provinciale regietafels dat burgemeesters en wethouders in de provincies vrijwillig meedoen aan het spreiden van asielzoekers over de gemeenten in de provincie. Anderzijds wordt de herbenoeming van de burgemeesters beoordeeld door diezelfde commissaris. In hoeverre staat dat op gespannen voet met de onafhankelijkheid van de commissaris inzake de herbenoeming van de burgemeester?
Conform de wet treedt de commissaris van de Koning op als rijksorgaan. In hoeverre zal de commissaris vanuit zijn extra verantwoordelijkheid als rijksorgaan zijn bevoegdheid aan de provinciale tafel aanwenden en tegen de achtergrond van de spreidingswet invloed uitoefenen op dit complexe dossier en de verdeling van asielzoekers, statushouders en Oekraïners over de provincie?
De heer Dittrich i (D66):
Ik druk het knopje in. Ja, hij doet het nu. Ik wil even terug naar de lokale autonomie. Ik hoorde u zeggen dat de spreidingswet de gemeentelijke autonomie aantast. U had het ook over de Grondwet. Maar is het niet zo, vraag ik via de voorzitter, dat colleges van burgemeester en wethouders via de burgemeester aanwezig zijn bij de provinciale regietafels, meedenken, meepraten, mee onderhandelen en dan terugrapporteren aan hun gemeenteraad?
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen u, meneer Dittrich: ja, dat is waar. Dat gebeurt in de fase van 1 februari tot 1 november. Als de wet wordt aangenomen, krijgen B en W's in een provincie acht maanden de tijd om onder leiding van de commissaris te overleggen om in die provincie te komen tot een goede verdeling van de opgave die er is. Maar als ze er niet uitkomen, kan de minister een aanwijzing geven en dan wordt de gemeenteraad buitenspel gezet. Dat is pas in de tweede fase.
De heer Dittrich (D66):
Ja, maar in onze Grondwet staat ook dat dat kan: een medebewindtaak aan een gemeente geven. Dat gebeurt op andere terreinen ook. Nederland zou onbestuurbaar worden als elke gemeente haar eigen beleid zou kunnen voeren. Op een gegeven moet de rijksoverheid dus kunnen zeggen: medebewind, jullie moeten meewerken aan wat landelijk democratisch in de Tweede en in de Eerste Kamer is besloten. Dat is toch niet een antidemocratische houding van de spreidingwet?
De heer Griffioen (BBB):
De lastigheid is dat het hier niet gaat om bijvoorbeeld het plaatsen van twaalf lantaarnpalen, waar niemand iets van vindt. Het gaat hier over mensen die misschien in je gemeente komen wonen in een azc. De vraag is ook in hoeverre het draagvlak bij de bewoners daarin wordt meegenomen. Op het moment dat die eerste fase niet tot een overall oplossing leidt, kan de minister mogelijk een aanwijzing geven. Dan word je als gemeente eigenlijk voor het blok gezet. Ja, dat is een lastigheid die erin zit; niet in het begin maar mogelijk wel later. Dat heb ik alleen even willen aanstippen als een probleem.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Ja, tot slot. Er wordt nu al gepraat aan de provinciale regietafels. Gemeenten doen daaraan mee. Te weinig; daarom is de spreidingswet nu natuurlijk voorgesteld. Maar denkt u dat dit systeem zo heel anders is dan wat wij gewend zijn in Nederland? Dit is toch gewoon een soort formaliseren van het polderen: er samen proberen uit te komen, solidair met elkaar zijn en dus de regio ook een beetje ontlasten? Mijn vraag aan de heer Griffioen is of de BBB-fractie dan niet vindt dat Groningen en Oost-Nederland veel te veel moeten opvangen in vergelijking met andere regio's in Nederland. Zou de BBB-fractie juist niet willen meedenken over hoe regionaal een betere spreiding tot stand kan komen?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Griffioen.
De heer Griffioen (BBB):
Ik ga geen waardeoordeel geven over de vraag of gemeenten wel of niet meedoen. Ik hoorde vanmorgen op het nieuws dat uit onderzoek blijkt dat 111 gemeenten in Nederland niet meedoen en helemaal niets opvangen. Dan kun je zeggen: als die dat nu wel hadden gedaan, hadden we hier helemaal niet hoeven te staan. Maar dat is dus de situatie. Die vrijwilligheid is nog niet in het hele land geregeld. Aan de andere kant weet iedereen dat Groningen heel veel doet ten opzichte van andere provincies en dat er in de Randstad iets minder wordt gedaan. Dus ja, wij begrijpen wel dat die spreiding belangrijker wordt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Griffioen (BBB):
In artikel 9 van de wet is vermeld dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies kunnen worden gedaan indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Deze specifieke uitkeringen voldoen niet aan criteria zoals opgenomen in de Financiële-verhoudingswet. De Raad van State is in zijn advies over de wet behoorlijk kritisch geweest over deze uitkeringen. Toch zijn de uitkeringen in de wet gehandhaafd, zij het met een wijziging door het amendement op stuk nr. 72 waarmee het getrapte proces van de bonus- en verdeelsystematiek uit de wet is gehaald. De wet geeft de mogelijkheid om overlastgevers, met name kansarme asielzoekers in Ter Apel en Budel, te spreiden over Nederland. Het draagvlak bij de inwoners van Nederland neemt af wanneer kansarme asielaanvragers uit veilige landen zorgen voor veel overlast in de vorm van winkeldiefstallen, auto- en woninginbraken, intimidatie, overlast en agressie. Een belangrijke vraag uit de samenleving is hoe deze overlast is te voorkomen. Een herkenbare zorg is dat kinderen tot 12 jaar van asielzoekers en statushouders makkelijk kunnen worden opgevangen in het primaire onderwijs in de grote steden en minder makkelijk in de kleine plaatsen. Bij spreiding over Nederland komt er voor deze kinderen druk op het onderwijs, met name in gemeenten met een tekort aan leerkrachten.
Uit hoofdstuk 2, artikel 5 van de wet blijkt dat de definitieve verdeling over de gemeenten eind 2024 bekend is. In hoofdstuk 3, artikel 6 is opgenomen dat gemeenten daarna twee jaar de tijd hebben om opvangvoorzieningen te realiseren. De vraag is op welke termijn veel opvanglocaties al eerder beschikbaar kunnen zijn. Als deze opvanglocaties er immers al waren, dan hadden die ook zonder deze spreidingswet, onder het fungerend beleid, aan asielzoekers en statushouders beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer nieuwe locaties gerealiseerd worden door de sturing vanuit de spreidingswet, kunnen die effecten pas na drie jaar geheel zichtbaar zijn en zou pas dan de volledige uitvoering van de wet gerealiseerd kunnen worden. Omdat de wet niet meer gewijzigd kan worden, zal de evaluatie onder artikel 12, lid 2 van de wet sowieso moeten plaatsvinden na vier jaar. De BBB-fractie begrijpt dat twee jaar na de inwerkingtreding qua tijd zeer beperkt is om een volledig beeld van het functioneren van de wet te schetsen. Wanneer de wet op 1 februari 2024 in werking zou treden, zouden de eerste verdeelbesluiten uiterlijk op 31 december 2024 komen. Daarna moet de realisatie nog plaatsvinden. Na twee jaar is de cyclus zoals voorzien in de wet pas eenmaal doorlopen. Kan de staatssecretaris hierop reageren? Hieraan gekoppeld heb ik nog twee vragen aan de staatssecretaris. Bevestigt de staatssecretaris dat de wet zodanig is vormgegeven dat er pas sprake is van echte impact van deze wet op de gang van zaken vanaf circa twee jaar na de inwerkingtreding van de wet, en dat de wet daarmee geen oplossing biedt op korte termijn? Erkent de staatssecretaris dat het beleid inzake de beperking van instroom op de tafel van het nieuwe kabinet ligt?
Gezinshereniging is een heikel punt. Het kabinet is zelfs over dit onderwerp gevallen. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de wet de motie-Brekelmans/Van den Brink aangenomen om terug te gaan naar het beleid zoals dat er was tussen 2019 en 2021, en het nareisbeleid voor jongvolwassenen terug te brengen naar het nareisbeleid conform de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. Dan mijn vragen aan de staatssecretaris. Kan de regering toezeggen dat naast het terugbrengen van het nareisverbod voor jongvolwassenen conform de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn, ook gekeken kan worden naar de aanstaande Europese kaders? Ziet de regering de wenselijkheid van het ontwikkelen van wetgeving die helder aangeeft welke criteria in Nederland in aansluiting op het Europees recht zouden moeten gelden om gezinshereniging af te kaderen als voor een gezin, dus voor ouders en kinderen?
Voorzitter. Er is onvoldoende aandacht voor het zo volledig en tijdig mogelijk in kaart brengen van alle aspecten van de uitvoering teneinde een helder zicht te krijgen op de door de BBB-fractie voorziene onvolkomenheden, alsmede de daadwerkelijke effecten voor het oplossen van het probleem in de keten. De BBB-fractie constateert dat er met de spreidingswet op middellange termijn geen enkel zicht is op een snelle oplossing van het acute probleem dat de spreidingswet beoogt op te lossen. Veel Nederlanders hebben grote zorgen over asielzoekers die een verblijfsstatus krijgen en dan onder de Huisvestingswet vallen. Vervolgens krijgen zij soms met voorrang een huis toegewezen ten koste van vele jonge mensen.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb collega Griffioen de laatste maanden meegemaakt als iemand die buitengewoon betrokken is geweest bij dit dossier. Hij heeft zich heel goed ingewerkt in en voorbereid op dit debat. In relatie daartoe heb ik een vraag. Collega Griffioen begon zijn betoog ermee dat hij graag in wilde gaan op de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van de spreidingswet. Nu hij verdergaat met gezinshereniging en zo, denk ik dat dat gedeelte van het betoog is afgerond. Mijn vraag aan de heer Griffioen is: hoe ziet hij nu eigenlijk de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid van de COA-wet, die op dit moment de basis vormt voor de opvang van asielzoekers?
De heer Griffioen (BBB):
Dank voor uw vraag. Via u, voorzitter, zeg ik tegen mevrouw Karimi dat ik nog steeds heel betrokken ben; dat blijft zo. Wel is die doelmatigheid een heel acuut probleem. De wet lost niet het acute probleem op. De doelmatigheid op korte termijn is dus lastig. Dat gaat pas echt over een aantal jaren werken. Het kan best zo zijn dat in de vrijwillige fase een aantal dingen voor elkaar komen. Het kan ook zo zijn dat dat niet gebeurt. Dat weten we nog niet. Wat betreft de uitvoerbaarheid: er zitten een heleboel uitvoeringstechnische problemen aan. Ik heb er een aantal genoemd. Ik was zeker niet volledig. U weet ook dat we in de commissie I&A in totaal iets van 350 schriftelijke vragen hebben gesteld en antwoorden hebben gekregen. Er is dus een heel palet van aspecten die hieraan vastzitten.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag was: hoe gaat het nú eigenlijk? Want wij waren in Stadskanaal; de heer Griffioen was er ook.
De heer Griffioen (BBB):
Ja.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben hier experts gehad. Alle uitvoerende organisaties zijn hier geweest, gemeentes, het IPO en commissarissen van de Koning; volgens mij zitten er daar ook twee op de publieke tribune. Zij zeggen allemaal dat het uitvoerbaar is en zeggen tegen de Eerste Kamer: neem deze wet aan, want we hebben deze nodig; anders gaat de crisis gewoon voortduren. Wat is dan het antwoord van de BBB op die vraag?
De heer Griffioen (BBB):
Vindt u het goed dat ik daar zo direct aan toekom in plaats van nu? Het is namelijk een belangrijk onderdeel van mijn betoog.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is prima als ik dan inderdaad ook hoor wat het antwoord van de BBB op die vraag is.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, en mocht u dan niet tevreden zijn, dan zie ik u graag weer daar bij de microfoon.
Wanneer statushouders onder de verantwoordelijkheid van het COA in azc's blijven wonen omdat er geen andere mogelijke beschikbaarheden zijn, ontstaat bij het COA een veel grotere opvangopgave. Dat is vandaag de dag de realiteit. Op dit moment wonen 16.000 statushouders in azc's. Dat legt een grote druk op de taak van het COA en van de gemeente met betrekking tot de asielopvang. Dat is een taak die niet bij het COA hoort. Het wordt statushouders onmogelijk gemaakt om te wonen in de gemeente waar zij moeten integreren en waar zij werk moeten zien te vinden.
Voorzitter. Dit onderwerp raakt aan de kern van het probleem van overvolle azc's en noodopvanglocaties. Het is een boodschap aan het nieuwe kabinet om hier oplossingen voor te vinden. Doordat het COA 16.000 statushouders opvangt, is er een grote verstopping in de keten ontstaan, namelijk bij de azc's naar direct een eigen woonruimte binnen een gemeente. 16.000 asielzoekers kunnen niet terecht bij hun eerste azc-opvang, omdat die opvangplaatsen bezet blijven door statushouders.
Bovendien is het opvangen van statushouders geen wettelijke taak van het COA, zoals gezegd. We kunnen constateren dat het op dit moment nog niet goed geregeld is wanneer de tijdelijke huisvesting van statushouders door gemeenten en sociale huisvesters binnen bestaande kaders via de bestaande Huisvestingswet loopt.
Omdat het COA al een lange tijd kampt met een gebrek aan opvangcapaciteit voor asielzoekers en tegelijkertijd statushouders onvoldoende kunnen doorstromen naar reguliere gemeenten, worden als proef doorstroomlocaties ontwikkeld. Hierin trekken de ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken, en Economische Zaken en Klimaat gezamenlijk op, zodat statushouders vanuit de plekken die ze nu bezet houden, uit de asielopvang kunnen gaan stromen en dan al kunnen starten met inburgering in de gemeente. Dat geeft gemeenten meer tijd de bestaande woningvoorraad uit te bereiden. Dit beleid is al min of meer van toepassing op de opvang van Oekraïners.
Er is heel veel vraag van jonge mensen die nog op de zolderkamer bij hun ouders wonen, om óók in aanmerking te komen voor een plek om te wonen. Dat kan ook een doorstroomlocatie zijn. Het is dus een opdracht aan de minister van Binnenlandse Zaken om de doorstroming in de keten weer op gang te krijgen, zodat alle statushouders vanuit azc's geplaatst worden. De minister van Binnenlandse Zaken moet een oplossing bieden waardoor een spreidingswet niet meer nodig is. Als de minister zijn taak serieus neemt en zorgt voor voldoende woonruimte voor alle inwoners, is de spreidingswet niet meer nodig.
Dan mijn vragen aan de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het budget dat gemeenten per statushouder gaan krijgen voor de genoemde doorstroomlocatie hetzelfde budget is als het budget per Oekraïner in de gemeentelijke opvang? De budgetten voor noodopvang en crisisnoodopvang zijn opgenomen in de begroting van het COA. Kan de staatssecretaris meewerken aan het ontschotten van budgetten per ministerie om dit mogelijk te maken?
Voorzitter. Het is belangrijk dat statushouders perspectief wordt geboden. Als asielzoekers hebben zij waarschijnlijk meer dan een jaar, en mogelijk meerdere jaren, in onzekerheid gezeten over hun toekomst. Die toekomst kan het snel leren van de Nederlandse taal en het krijgen van werk zijn. Dat is de start naar perspectief. Dat voorkomt ook dat deze groep mensen een uitkering van de Staat blijft ontvangen en dat deze mensen de Staat heel veel geld blijven kosten. Ze doen dan ook de arbeidsparticipatie toenemen, en dat is goed voor de economie. Als dit gerealiseerd kan worden, wordt de veel gevoelde en ervaren onvrede in de maatschappij fors minder. Dan een vraag aan de staatssecretaris: kan de regering toezeggen een uitvoeringsregeling te maken over de kosten en opbrengsten van de tussenlocaties, de kosten van de realisatie van de doorstroomlocaties, de exploitatiekosten, de uitvoeringskosten en de huuropbrengst?
Voorzitter. Veel gehoord is de opmerking dat de spreidingswet niet de oplossing van het probleem is. De BBB-fractie concludeert dat deze opmerking juist is. Het probleem is dat het COA de wettelijke taak heeft om asielzoekers op te vangen. Het COA voldoet met kunst- en vliegwerk aan deze taak. Daarbij zijn elke dag ad-hocingrepen nodig om aan de opgaven te voldoen. Ik heb het over kortetermijnbeslissingen en noodoplossingen voor asielzoekers, statushouders en inwoners die voor het draagvlak van de bevolking negatieve effecten hebben. De kosten van opvang en noodopvang bedragen inmiddels miljarden. De verwachting van het COA is dat die kosten in 2024 richting 5 miljard gaan. De belangrijkste vraag is nu: wat is de oplossing van het probleem? Wat moet het kabinet regelen? De oplossing hiervoor is aangegeven: stop de verstopping; zorg ervoor dat de keten zodanig georganiseerd wordt door het COA dat er geen statushouders meer door het COA opgevangen hoeven te worden. Dan hoeft de gemeente Westerwolde niet tegen het COA te procederen. Dan is de crisisnachtopvang in Stadskanaal niet meer nodig. Dan eisen de inwoners van Uden niet meer via de rechter een dwangsom van de gemeente omdat er mogelijk een azc komt. Dan hoeft de staatssecretaris niet meer bijna elke dag te telefoneren met commissarissen van de Koning en met burgemeesters met de vraag of er nog ergens plaats is voor noodopvang.
Voorzitter, tot slot. Als wij in Nederland in staat zijn de statushouders vanaf januari 2025 vanuit de azc's te verhuizen naar de toegewezen gemeenten, is er geen belang bij en geen noodzaak voor de spreidingswet. Dat maakt dat veel uitvoeringsproblemen die verbonden zijn aan de spreidingswet, zich niet voordoen.
De voorzitter:
Maakt u uw verhaal af. Daarna krijgt mevrouw Van Toorenburg het woord.
De heer Griffioen (BBB):
Het verstrekt draagvlak in de maatschappij. Het omvangrijke budget dat het COA nu uitgeeft aan de kosten voor noodopvang, voor crisisnoodopvang, kan aangewend worden voor statushouders en andere woningzoekenden. Dat geldt ook voor de eigen Nederlandse jonge mensen die nog steeds op een zolderkamer wonen en die zolderkamer bij hun ouders al zijn ontgroeid. Die kunnen eigenlijk ook naar tussenlocaties, als we daarmee doorgaan. De BBB-fractie wil met nadruk aangeven dat het tijdig doorstromen van statushouders meer recht zal doen aan de signalen van UNICEF, UNHCR, VluchtelingenWerk en de Kinderombudsman als het gaat om de veiligheid en ontwikkeling van jonge asielzoekers.
Voorzitter. De BBB-fractie realiseert zich terdege dat asielopvang van statushouders en wonen in het algemeen altijd onze aandacht zullen vragen. De BBB-fractie is zich ervan bewust dat deze richting, die van ontstopping van de keten, een forse inspanning vergt van het nieuwe kabinet, van lokale overheden en van uitvoeringsorganisaties. Het vergt ook overleg tussen ministeries om dit echt voor elkaar te krijgen. Als het lukt om de huisvestingsvraagstukken van statushouders buiten het COA-domein op te lossen, is dat het begin van de oplossing van het probleem en is de spreidingswet overbodig.
Voorzitter. Ik sluit af met een citaat van Godfried Bomans: "Men gaat op reis om thuis te komen." De BBB-fractie zou in het kader van dit debat willen zeggen: zorg ervoor dat statushouders niet langer vastzitten in azc's en dat we voor alle inwoners een thuis kunnen bieden.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Griffioen.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
De heer Griffioen stelt een aantal vragen aan de staatssecretaris en wil toezeggingen. Ik denk dat we met elkaar de druk iets moeten opvoeren ten aanzien van de toezeggingen. Ik zou hem dus de volgende vraag willen stellen. Vindt hij het met de CDA-fractie noodzakelijk om de komende drie jaar — hij geeft terecht aan dat het soms allemaal wat lang duurt — een viertal dingen heel serieus in de evaluatie mee te nemen? Aan de ene kant is dat het vastklikken van de plekken die er al zijn, waardoor je eigenlijk nauwelijks spreiding hebt. Wij willen zien wat daarop gebeurt. Aan de andere kant is er het punt dat er pas volledig wordt uitbetaald als 75% van de toegezegde plekken bewerkstelligd is. Dat is natuurlijk ook een heel rare eis. Ook is de kleinschaligheid eigenlijk niet geborgd en is verdunning best een risico. Is de heer Griffioen het met het CDA eens dat wij toezeggingen moeten hebben op die punten om op een positieve manier naar deze wet te kunnen kijken?
De heer Griffioen (BBB):
Als BBB-fractie hebben wij nagedacht over hoe we hiermee omgaan. Wat is nou een oplossing voor het land? Wij zijn ervan overtuigd dat als de statushouders uit de azc's worden geplaatst, en dus in tussenlocaties komen, de spreidingswet eigenlijk niet nodig is, omdat er dan voldoende ruimte is in de azc's. Dan gaan er namelijk 16.000 mensen uit. Dus wij zitten op een andere visie. Wij willen heel graag in overleg met de regering kijken of het voor elkaar te krijgen is dat op de termijn van een jaar een heleboel statushouders in die tussenlocaties kunnen gaan wonen. Die locaties moeten dan wel snel ontwikkeld worden. Op die manier haal je de doelmatigheid naar voren, want je zorgt echt voor een structurele oplossing, en hoef je niet een, twee, drie jaar te wachten tot het allemaal volledig werkt. We gaan dan dus niet over de boeg van de spreidingswet, maar over een andere boeg, namelijk die van de ontstopping.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is een heel interessante redenering; daar kunnen we ons heel erg goed in vinden. Alleen bespreken vandaag de spreidingswet. Daar zitten een aantal dingen in waarvan je je afvraagt of die nodig zijn. Dat hoorden we in Stadskanaal en dat horen we overal. Als we deze vier stevige toezeggingen er nog bij kunnen krijgen, zouden we dan niet een veel beter uitvoerbare wet krijgen?
De heer Griffioen (BBB):
Of zou je moeten zeggen: we erover gaan nadenken of de wet misschien helemaal niet meer hoeft als de statushouders weggaan? Dat is de tweedeling waar we op staan.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik moet zeggen dat ik een beetje in verwarring ben over het standpunt van de BBB. De BBB-fractie in de Provinciale Staten van Groningen heeft namelijk in de vergadering van 20 december een motie ingediend met daarin een noodoproep aan andere gemeenten en medeoverheden om te helpen bij de opvang van asielzoekers. Ik vraag mij af hoe dat standpunt van de BBB zich verhoudt tot het standpunt van de heer Griffioen.
De heer Griffioen (BBB):
Er moeten twee dingen gebeuren. Het zou heel goed zijn als gemeenten onder leiding van de commissaris heel veel overleg voerden om het acute probleem op te lossen, zodat je kunt stoppen met noodlocaties en noodopvanglocaties. Maar het zijn er zo veel dat je dat helemaal niet makkelijk voor elkaar krijgt. Wil je het echt oplossen, dan zul je dus die asielzoekers uit de azc's moeten halen. Dat is ons standpunt. Dan komt er ruimte. Dát is de echte oplossing.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Ik begrijp dan toch de verwarring niet die nu ontstaat tussen statushouders en asielzoekers bij de heer Griffioen. In het debat in de Provinciale Staten van Groningen ging het namelijk toch echt over een noodoproep om asielzoekers ook op te nemen in andere gemeenten en andere provincies dan alleen Groningen. We moeten de provincie Groningen toch niet probleemeigenaar maken van een nationaal probleem dat gecreëerd is?
De heer Griffioen (BBB):
Nee, dat ben ik helemaal met u eens. Maar ja, ik blijf het zeggen: als er ruimte komt in azc's, dan komt er ook ruimte in Ter Apel. Dat is immers een opvanglocatie. Mensen uit Ter Apel kunnen dan naar een azc dat er is. Natuurlijk is het heel nodig dat er heel acuut nog steeds, elke dag, overleg is om dingen voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Perin-Gopie.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Concludeer ik dan goed dat de BBB-fractie in de Eerste Kamer van mening is dat de provincie Groningen en Ter Apel gewoon probleemeigenaar mogen blijven van het probleem van de asielzoekersopvang en dat de fractie van de BBB in de Provinciale Staten van Groningen daarover een andere mening heeft?
De heer Griffioen (BBB):
Ik ben niet bij de PS-vergadering in Groningen geweest, dus ik weet niet wat daar gebeurd is. Maar wij begrijpen heel goed dat er een heel groot probleem in Groningen is. Wij zijn ook heel begaan met wat er in Groningen gebeurt. Eigenlijk is Groningen een voorbeeld voor Nederland. Het is ook nog een provincie die last heeft gehad van bevingsschade. Toch zeggen de meeste andere provincies niet: jullie doen het zo goed, wij gaan een deel van jullie lasten overnemen. Dat gebeurt gewoon niet. Als dat niet vrijwillig gebeurt, ja, dan is die spreidingswet nodig, met alle ins en outs die daaraan vastzitten. Want dat gaat een oplossing bieden. Maar als je die statushouders weghaalt, is die oplossing nóg beter. Dat is de tweesplitsing.
De voorzitter:
Dan was, denk ik, de heer Dittrich aan de beurt. Maar nu eerst de heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor de heer Griffioen aan het eind van zijn betoog zeggen: "Dan is de spreidingswet overbodig". Maar nu hoor ik de heer Griffioen van de BBB zeggen: "De spreidingswet biedt dan een oplossing". Is de heer Griffioen het met mij eens dat de spreidingswet eigenlijk überhaupt overbodig is?
De heer Griffioen (BBB):
Nee. Dat is niet de mening van onze fractie. De spreidingswet is overbodig als de statushouders uit de azc's gaan.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar we spreken nu niet over een als-dansituatie. We spreken over een situatie waarin deze wet nu voorligt. Die wet komt er dan in de komende jaren, als die zou worden aangenomen. U heeft daar een beslissende stem in, en u heeft de mogelijkheid om daar nu iets aan te doen. De vraag is nu dus niet wat er gaat gebeuren met die statushouders. De vraag is: wat gaat er gebeuren met die spreidingswet? Is het niet zo dat de spreidingswet geen echte oplossing biedt, maar het probleem juist groter maakt, door de asielinstroom nog meer te faciliteren in Nederland?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dat hoor je vaak: de instroom van asiel. We hebben het nu over de spreidingswet. Dat is dan bij wijze van spreken de voorkant van de medaille. De achterkant is dan de instroom. Maar deze wet gaat niet over de instroom. We begrijpen heel goed dat die koppeling gemaakt wordt, maar de wet gaat daar niet over. We kunnen het daar dus niet echt over hebben.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ja, tot slot. Hoe staat BBB nu eigenlijk ten aanzien van de spreidingswet? Ik hoor de heer Griffioen er namelijk heel veel kritiek op uiten. Maar ik heb eerder, onder anderen van uw partijleider, gehoord dat de BBB toch tegen deze wet zou stemmen. Hoe staat u er nu in? Want dit is toch een vrij essentiële wet, die de toekomst van Nederland bepaalt op het gebied van migratie en integratie.
De heer Griffioen (BBB):
Ik denk dat wij als Eerste Kamerleden van BBB onze eigen afweging maken. Wij proberen een oplossing te schetsen die het misschien mogelijk maakt dat die spreidingswet niet nodig is. Dat is wat wij proberen te doen.
De heer Dittrich (D66):
Ik begrijp dat in de redenering van de BBB-fractie het uitplaatsen van statushouders erg belangrijk is. Als die uitgeplaatst worden, zou er namelijk ruimte in de azc's ontstaan voor asielzoekers. Heb ik dat zo goed begrepen?
De heer Griffioen (BBB):
Dat is juist.
De heer Dittrich (D66):
Dan is mijn vraag: wie is er in Nederland eigenlijk op tegen dat statushouders, zo snel als mogelijk is, woonruimte krijgen in gemeenten?
De heer Griffioen (BBB):
Daar zou niemand op tegen zijn, ware het niet dat er te weinig woonruimte is.
De heer Dittrich (D66):
Dan is de volgende vraag natuurlijk als volgt. De oplossing die u biedt is geen oplossing voor het probleem waar de regio's in Nederland, bijvoorbeeld Groningen, mee te maken hebben. Er moet namelijk nu iets gebeuren. Het is echt heel urgent. Wat de BBB-fractie nu voorstelt, is heel goed. Ik ben het ermee eens: statushouders moeten uitgeplaatst worden. Maar dat lost het probleem van de regio's niet op. Dan blijft de vraag aan de BBB-fractie dus: hoe tackelt de BBB het probleem dat we hebben met de vastzittende opvang voor asielzoekers?
De heer Griffioen (BBB):
Nou, dat is denk ik wel een heel interessante vraag. Als we in staat zijn en als het ook echt gaat lukken om op redelijk korte termijn veel statushouders uit azc's te krijgen, dan kunnen we ook tegen het land en het platteland zeggen: "Let even op. De druk op jullie wordt minder, want dit is in gang gezet." Dan krijg je ook meer medewerking. Dan zullen gemeenten waarschijnlijk wat makkelijker meewerken, omdat ze weten dat de druk niet heel hoog wordt. Dat is wel een groot voordeel ten opzichte van die gemeenten laten denken: ik doe nu een aantal dingen, maar misschien moet ik morgen nog meer doen. Dat risico is dan weg.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Tot slot. De staatssecretaris en het demissionaire kabinet zijn druk bezig om die statushouders uit te plaatsen. Ik ben het met u eens dat dat helemaal niet vlot gaat, maar het voorstel van de BBB-fractie lost het probleem van Ter Apel, Budel en andere azc's, namelijk dat het vastzit, niet op. U komt dus eigenlijk niet met een oplossing voor het probleem. Het aannemen van de spreidingswet is de enige oplossing die nu voorligt en echt realiseerbaar is. Ik vraag het dus toch nog een keer: is het in uw redenering niet ook belangrijk om, naast het uitplaatsen van statushouders, de spreidingswet aan te nemen? Wellicht komt het, als de statushouders uitgeplaatst worden, helemaal niet tot dwang van gemeenten.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dat kan. Je kunt ook zeggen: we gaan die spreidingswet aannemen, want dan hebben we de druk op de gemeenten om dat vrijwillig voor elkaar te krijgen per provincie. Je kunt tegelijkertijd gaan werken aan het ontwikkelen van tussenlocaties waar statushouders naartoe kunnen en kunnen integreren en waar onze eigen jonge mensen kunnen gaan wonen. Dan heb je aan twee kanten een oplossing. Als dat goed werkt, heb je op zich die wet niet meer nodig. Ik treed in herhaling, maar zoals ik net ook zei: als de druk eraf gaat, zullen gemeenten meer bereid zijn om tijdelijk mee te werken, omdat ze kunnen zien dat het probleem opgelost wordt. Dat is iets anders dan een spreidingswet, waarbij het misschien twee à drie jaar duurt voordat het allemaal echt geëffectueerd is. Qua doelmatigheid kan dit dus wel sneller zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
De heer Griffioen snijdt een groot probleem aan: het woningtekort. Mensen zeiden het al: wonen op zolderkamertjes; statushouders vinden geen plek. U zegt: als we dat probleem oplossen, gaat de doorstroom van de azc's ook sneller. Maar het probleem is juist dat we dat probleem niet hebben opgelost. Dat is een van de grote problemen van deze tijd: hoe zorgen we ervoor dat er voldoende woningen zijn? U zegt: als we dat oplossen, is de spreidingswet niet nodig. Maar dat is zo'n ingewikkeld probleem. Daar hebben we niet volgende maand een oplossing voor, ook niet met een nieuw kabinet, zeg ik u maar vast. Het probleem van de volgelopen azc's blijft dus bestaan. U heeft het over de tijd die het kost voordat de spreidingswet een oplossing biedt, maar hoelang denkt u dat het duurt voordat uw route een oplossing biedt? Jaren en jaren. Ik zou zeggen: zowel de spreidingswet als het woonprobleem oplossen. We moeten er hard aan werken om de statushouders ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Die komt.
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Laten we ervoor zorgen dat de statushouders sneller door kunnen stromen én dat de druk op asielcentra en op Groningen afneemt. Vindt u dat ook niet?
(Hilariteit)
De voorzitter:
Ik wil graag een kort antwoord, meneer Griffioen. Mevrouw Huizinga heeft een deel van haar spreektijd al gebruikt in de eerste termijn. Gaat uw gang.
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen u dat wij dat ook vinden. Maar in ons betoog gaat het niet primair om meer woningen. Het gaat primair om de medewerking van de regering om doorstroomlocaties te ontwikkelen. Het gaat dus niet over huizen — huizen zijn een groot probleem — maar bewust over doorstroomlocaties. Ga kantoorpanden ombouwen tot wooneenheden voor statushouders en jonge mensen. Dat is een tussenoplossing: een doorstroomlocatie. Ga daar echt aandacht aan geven. Ik ben het helemaal met u eens dat woningen lastig zijn. Dat gaan we niet even snel oplossen. Daarom is dat ook niet ons idee. Ons idee is dus de tussenlocaties. Een heleboel panden in Nederland staan leeg. Ontwikkel ze naar woonruimte. Er komen na de coronatijd steeds meer kantoorpanden leeg te staan. Doe daar wat mee. Gemeenten zitten ook met problemen rondom lege panden. Ga daar iets van maken. Dat is misschien een tussenoplossing.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik snap het. Ik vind het ook een interessant idee, maar ik denk echt dat u die oplossing te licht inschat. Ik zou denken: pleit voor beide, dus én een spreidingswet én tussenwoningen. Zou dat ons probleem, het probleem van Nederland, niet het snelst oplossen?
De heer Griffioen (BBB):
Wellicht.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Dit debat begint voor mij heel raar, want ik was het eens met de vraag van meneer Dittrich, overigens niet met zijn conclusie, maar wel met zijn vragen. Tussenlocaties om statushouders snel te laten doorstromen, dat is een beetje als zeggen dat we de armoede oplossen door iedereen geld te geven. Het werkt wel, maar het is niet heel realistisch. Er is al een zodanige woningnood dat de optie van tussenlocaties ... Er worden al jongeren in kantoorpanden gezet et cetera. Er is toch helemaal geen ruimte voor de plannen die de BBB hier voorstelt?
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen mevrouw Nanninga dat ik me niet kan voorstellen dat er in Nederland geen kantoren omgebouwd kunnen worden, waardoor er 16.000 mensen kunnen worden opgevangen. De kantoorvoorraad is vele malen groter. Natuurlijk moet je nadenken over waar je dat gaat doen, want dat kun je niet overal doen. Het hoeven ook niet alleen kantoorpanden te zijn. Het kunnen ook andere gebouwen zijn. Er zijn meters genoeg. Dat is het probleem niet.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik vind dit een "gratis bier"-oplossing van de BBB. Maar oké, stel dat we dat doen. Feit blijft dat alle overlast die met asiel- en statusopvang gepaard gaat ... In feite is het een soort dwangwet, maar dan met andere panden. Dan gaan we overal in het land mensen in kantoorpanden huisvesten die niet goed integreren, die een enorm beslag leggen op de verzorgingsstaat, die een groot beroep doen op de uitkeringen et cetera. In hoeverre lost dit het asielprobleem in Nederland op? Wat de BBB hier voorstelt, is alleen maar het faciliteren van meer instroom. Toch?
De heer Griffioen (BBB):
Hebt u het nu over statushouders of asielzoekers?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Uw plan gold voor statushouders. Toch?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, klopt.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dan heb ik het over statushouders.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, maar dat zijn primair niet de overlastgevers. Dat zijn mensen die toestemming hebben om in Nederland te blijven. Die moeten gaan werken, die moeten een bijdrage gaan leveren en die moeten belasting gaan betalen in plaats van dat ze een uitkering krijgen of op kosten van de samenleving blijven leven. Dat kost nu heel veel geld. Dat is niet de groep waar we de meeste aandacht aan moeten besteden. Dát zijn de asielzoekers.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Griffioen (BBB):
Statushouders moeten integreren in de gemeente waaraan ze zijn toegewezen. Dat geldt voor alle 342 gemeenten in Nederland. Dat staat in de Huisvestingswet. Dus daar ligt niet het probleem.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dan is meneer Griffioen van de BBB niet goed geïnformeerd. Een statushouder kost de Nederlandse samenleving gemiddeld, gedurende zijn hele levensloop, netto ongeveer achtenhalve ton. De integratie gaat slecht, dus dat is niet zo'n goed idee.
Maar goed, mijn derde en laatste vraag zal ik besteden aan een ander punt, namelijk de wat zwalkende koers van de BBB ten aanzien van de dwangwet. In het proces hiernaartoe heb ik leden van uw fractie zich heel positief horen uitlaten over deze wet. Gezien de ferme taal in de Tweede Kamer en ook van andere fracties in de provincies, namelijk dat men deze wet absoluut, koste wat het kost, niet in werking wil laten treden, ben ik benieuwd of het gevoelen in uw fractie hier hetzelfde is, zeker als we hoofdelijk gaan stemmen.
De heer Griffioen (BBB):
Dat gevoelen is in onze fractie niet zo; laat ik daar duidelijk over zijn.
Ik kom even terug op een eerdere opmerking van u. Ik ben het niet met u eens dat een statushouder €800.000 kost. Dat is niet de bedoeling. Die mensen worden geacht te gaan werken en te integreren. Ik kan me niet voorstellen dat alle statushouders in Nederland nooit gaan werken en altijd een uitkering zullen krijgen totdat ze 80 jaar zijn. Daar kunt u mij niet van overtuigen.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat is ook niet zo.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg.
De heer Griffioen (BBB):
Nee, maar dat is wel wat u zei.
De voorzitter:
Mevrouw ... Nee, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Het is een gemiddelde. Zo zijn de feiten.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg, met het verzoek om nog één vraag te stellen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil het voorstel van BBB echt heel erg goed snappen. Er wordt op dit moment met stoom en kokend water gewerkt aan beperkte huisvesting voor jonge mensen en statushouders in kantoorpanden, in oude scholen en op allerlei plekken. Zegt de BBB nu dat statushouders voorrang moeten krijgen boven alle andere mensen die woonruimte zoeken? Want dat zou de consequentie zijn als je die ruimte niet gecreëerd hebt. Er zijn hele interessante leden binnen de BBB die volgens mij vlekken in hun nek krijgen van deze redenering. Denk aan Purmerend. Ik geloof dat jonge mensen daar veertien jaar moeten wachten voordat ze een woning krijgen. Gaat de heer Griffioen nu zeggen: we geven zo de statushouders voorrang op die gecreëerde woonruimte?
De heer Griffioen (BBB):
Voorzitter, via u zeg ik tegen mevrouw Van Toorenburg dat ik het woord "voorrang" niet heb gebruikt in mijn betoog. Wij hebben juist een koppeling willen maken. Als je ontstopping voor elkaar wilt krijgen, moeten de statushouders uit de azc's. Het is heel goed om te kijken of we met heel veel spoed en druk tussenlocaties kunnen ontwikkelen. Ik heb een aantal keer gezegd: dat geldt ook voor de jonge mensen in Nederland die nog thuis op de zolderkamer wonen. Wij willen dus een koppeling maken.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Toorenburg. Ik heb u gevraagd om één vraag te stellen, want dit is uw tweede interruptie. Ik moet ook de voortgang bewaken. Mevrouw Karimi, dit is ook uw tweede interruptie, dus één vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik wil mij graag aansluiten bij het antwoord dat collega Griffioen gaf aan mevrouw Huizinga. U zei: wellicht is de oplossing die we nodig hebben inderdaad de spreidingswet en moeten we, natuurlijk, investeren om statushouders uit de asielopvang te krijgen. Ik zou graag nu van u willen horen hoe sterk dat "wellicht" is. Want ja, als Eerste Kamer kunnen we de wet één keer aannemen of afstemmen. Maar als we hem aangenomen hebben — en de stem van uw fractie is heel belangrijk in dit debat — dan hebben we het in de hand. Dan kunnen we iets met de asielopvangcrisis. Bent u het met mij eens dat de spreidingswet wel nodig is om de huidige opvangcrisis het hoofd te bieden?
De voorzitter:
De heer Griffioen en dan de heer Janssen.
De heer Griffioen (BBB):
Wellicht kan het zonder, om het woord "wellicht" maar te gebruiken. Wat ik eerder zei: als je inderdaad voor elkaar krijgt dat statushouders uit azc's gaan, creëer je ruimte. Dan is er minder druk op de opvangnoodzaak.
De heer Janssen i (SP):
Ik wil toch nog een poging doen om misschien dichter tot de heer Griffioen te komen. Ik zal namelijk ook in mijn eigen bijdrage, op enig moment later vandaag, veel aandacht besteden aan de doorstroom en de uitstroom. Want instroom zonder doorstroom en uitstroom leidt onvermijdelijk tot problemen. Zou het niet zo zijn dat de angst van de heer Griffioen en BBB erin zit dat we de spreidingswet nu nodig hebben, maar dat we er niet meer van afkomen als we hem eenmaal hebben, ook als het probleem op enig moment is opgelost? Stel dat er een horizon, een tijdelijkheid, aan de spreidingswet zit, zodat hij ook gewoon weer weggaat op het moment dat de problemen onder controle zijn en we een oplossing gecreëerd hebben voor de doorstroom en uitstroom. Zou dat niet een oplossing zijn die het "wellicht" van de heer Griffioen misschien wat zou versterken?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dan krijg je mogelijk een soort van openeindconstructie; dan weten we helemaal niet meer waar we aan toe zijn. Dan hebben we een wet die we misschien een keer weer gaan intrekken. Wat zijn daar dan de criteria voor? Zo ligt het nu niet voor. Deze wet is er niet om tijdelijk te zijn. Dit is een definitieve wet, waarbij de regering elke twee jaar opnieuw bepaalt hoe de verdeling moet zijn. Kijk naar Europa: er ligt een soort van conceptprincipebesluit dat Europa over twee jaar de grenzen wil sluiten. Tja, als iedereen dat weet, krijgen we de komende jaren natuurlijk best nog wel veel instroom. Dus natuurlijk gaat het ook over de instroom, maar deze wet gaat over het plaatsen van mensen. En als we hem aannemen, is hij permanent.
De heer Janssen (SP):
Ja, maar de vraag is of hij permanent moet blijven. Dat is dus mijn vraag aan de heer Griffioen. Deze wet gaat namelijk over meer. Hij gaat bijvoorbeeld over een vaste voorraad. We moeten wegblijven bij de problemen van 2016 en 2017 — daar moeten we van geleerd hebben — dus we moeten een basisvoorraad hebben. Als er geen instroom is, kan die gedeeltelijk ook voor andere groepen gebruikt worden, zodat we er ook maatschappelijk nut van hebben. Als het nou onder controle blijft, dus als die voorraad er is, als we van 2016 en 2017 hebben geleerd en we nu een andere situatie hebben, dan kan de spreidingswet gewoon ophouden te bestaan. Dan hebben we namelijk de controle terug die we op dit moment missen. Ik zie het dan misschien wat positiever in dan de heer Griffioen, maar ik zou hem toch willen verzoeken om er nog eens over na te denken of dat geen oplossing zou kunnen zijn.
De heer Griffioen (BBB):
Nou, dat is misschien wel een suggestie. Om nog maar eens op het woord "wellicht" terug te komen: als je inderdaad voor elkaar krijgt dat de statushouders uit de azc's komen, en je de spreidingswet zou aannemen, dan kun je misschien op termijn zeggen dat het zo goed werkt dat de wet weg kan. Dan kan een nieuwe regering de wet weer intrekken. Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn.
De heer Janssen (SP):
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kaljouw van de VVD-fractie. Het is haar maidenspeech. Het goede gebruik is dat er dan niet geïnterrumpeerd wordt.
Mevrouw Kaljouw i (VVD):
Voorzitter. Het is een grote eer om in uw Kamer mijn eerste en ook laatste maidenspeech te mogen houden. Ik had eigenlijk anders willen beginnen. Ik had eigenlijk willen beginnen met "amice collegae", want dat ben ik zo gewend uit de gezondheidszorg. Maar een fractiegenoot van mij, die mijn tekst las, belde me op en zei: "'amice' moet wel met een s, want dat is meervoud". Hij dacht dat ik de s vergeten was. Maar dat was het niet: mijn spellingscontrole maakte er steeds "amuses" van. Om nou te voorkomen dat ik u allen bij mijn eerste optreden aanspreek met "amuses", heb ik het achterwege gelaten.
Ik kan mij voorstellen dat u denkt "schiet nou maar op, dan kunnen we dat debat verder voeren", maar niet dan nadat ik wat woorden aan het volgende heb gespendeerd. Voor u staat een trotse Zeeuw. Vreemd, want ik ben geboren in Bergen op Zoom. Mijn vader voer als officier op de Holland-Amerika Lijn. In die tijd, ik spreek over 1950, duurde zo'n reis gemakkelijk een jaar. Mijn moeder was uitgerekend in juni 1956. U begrijpt het al. Mijn vader zat op zee, dus reisde mijn moeder naar Bergen op Zoom, naar haar zus, voor de bevalling. De rest is geschiedenis; mijn roots liggen in Zeeland.
Mijn hele carrière is gevormd in de zorg. Mijn moeder was verpleegkundige en mijn grote voorbeeld. Ik heb in alle hoeken en gaten van de gezondheidszorg gewerkt. Tien jaar aan het bed, op de intensive care, en later in directie- en bestuurlijke functies: de zorg zit in mijn bloed.
"Luctor et emergo": u kent vast de uitdrukking. "Ik worstel en kom boven", in spreektaal. Letterlijk betekent het: "Ik worstel en ontzwem". Dat heeft weer alles te maken met de ligging van Zeeland: altijd de strijd met het water. Storm, overstromingen, bombardementen, en altijd het water. Mijn oma heeft mij als kind verteld dat zij in 1953 dacht dat er in de nacht van 31 januari op 1 februari paarden over de weg, geplaveid met klinkers, aan kwamen stormen. Maar dat waren geen paarden, dat was het water dat de keien oprolde; en Zeeland verdronk. De Deltawerken waren het gevolg. Wij Zeeuwen zijn goed met water en wereldwijd bekend met de bestrijding ervan.
Ik heb een periode aan de rivier de Lek gewoond, en ook daar bedreigde het water soms de bebouwde gebieden. Rijkswaterstaat bedacht Ruimte voor de Rivier, een megaproject, uitgevoerd door goed samenwerkende overheden met de waterschappen in de lead, dat door spreiding van het probleem een oplossing biedt. Mijn collega Klip kan u hierover als oud-dijkgraaf alles vertellen.
Er viel niks te kiezen. Het water gaat waar het water wil. Dit hebben we de laatste weken goed kunnen zien. Alleen meebewegen, samenwerken, afstemmen, solidariteit en slimme toepassingen houden het land leefbaar. Zo zouden we ook moeten kijken naar asielbeleid. Alleen de dijken ophogen is zinloos. Met alleen spreiden pak je het probleem ook niet in z'n geheel aan. De uitdaging zit 'm in een doordachte combinatie van instroombeperking en spreiding. En zo kom ik op de voorliggende spreidingswet, een wet die letterlijk noodgedwongen tot stand is gekomen. Het is een wet die in het leven geroepen is omdat niet alle gemeenten in staat bleken om een fair share voor hun rekening te nemen waar het gaat om asielzoekers in procedure of statushouders.
Voorzitter. Vluchtelingen zullen blijven komen en we zullen hen moeten blijven opvangen. Dat moet op een nette, beschaafde manier gebeuren, maar het is geen blanco cheque. Mijn fractie is van mening dat zo spoedig mogelijk moet worden ingezet op strengere toelatingseisen en dus forse instroombeperking. Mijn fractie is tevreden over de aandacht die hiervoor is bij de staatssecretaris, en nu ook bij de formerende gesprekken in het kader van een toekomstige coalitie. Mijn fractie bedankt ook de ambtenaren die een groot aantal vragen — dat heeft u zojuist gehoord — onder grote druk hebben beantwoord.
Mijn fractie is tevreden over het migratieakkoord dat recent door de Europese Unie is gesloten. Dit vindt mijn fractie een hoopvolle eerste stap. Straks worden migranten uit veilige landen aan de buitengrenzen van Europa gestopt en volgt er een flitsprocedure. Migranten uit veilige landen worden gescheiden van asielzoekers uit oorlogs- en conflictgebieden en worden ondergebracht in gesloten opvangkampen. Hiervan hoort mijn fractie graag de appreciatie van de staatssecretaris. Met andere woorden: gaat dit lukken? Hiernaast worden asielzoekers uit oorlogs- en conflictgebieden eerlijker verdeeld over Europa. Echter, de uitvoering van dit migratieakkoord zal nog een paar jaar op zich laten wachten. En het is niet genoeg; het moet meer, beter en sneller.
In mijn fractie zijn zorgen waarvan ik hoop dat de staatssecretaris ze weg kan nemen. Zou de staatssecretaris aan mijn fractie willen toezeggen dat er op zeer korte termijn strengere toelatingseisen en dus forse instroombeperking te realiseren is? Kan de staatssecretaris de procedures versnellen door de uitzetting van asielzoekers die heel weinig kans maken op een verblijfsvergunning? Zou de staatssecretaris uit willen leggen waarom dit niet van de grond komt?
Voorzitter. Het valt niet te ontkennen dat er een groot probleem is. Op dit moment stagneert de doorstroom ernstig en zodoende verblijven er 16.000 statushouders in opvangcentra. Ter Apel biedt onderdak aan 2.500 asielzoekers, terwijl er maar 2.000 plaatsen zijn. En ook dat aantal van 2.000 is al opgerekt, want het betreft eigenlijk 1.600 tot 1.800 plaatsen. Dit is een onhoudbare situatie. 85% van de mensen die zich melden bij Ter Apel, krijgen een status, zo leren de cijfers ons. De gemiddelde duur van zo'n proces, van aanmelder tot statushouder, is 2,2 jaar en voor alleenreizende minderjarige vreemdelingen is dat 5 jaar.
Vooral deze laatste groep is kwetsbaar, én problematisch. Steeds meer kinderen en jongeren worden vooruitgestuurd om gezinshereniging te bewerkstelligen. Zou de staatssecretaris willen toezeggen om asielzoekers die weinig kans maken op een verblijfsvergunning, elders onder te brengen in de periode dat de versnelde procedure wordt uitgevoerd? Wat is daarvoor nodig en wat is de termijn waarop dat zou kunnen? Als we in staat zouden zijn om 16.000 statushouders in bijvoorbeeld flexwoningen te plaatsen, dan is al een groot deel van het probleem opgelost. Op dit moment lukt dat niet omdat niet alle gemeenten deze flexwoningen willen plaatsen.
Ook hierover maakt mijn fractie zich zorgen. De nood op de woningmarkt is immers eveneens hoog. Er kan heel gemakkelijk verdringing gaan plaatsvinden wanneer 16.000 statushouders een woning toegewezen krijgen. Mensen in ons land maken zich hier hele grote zorgen over. Welke mogelijkheden en/of instrumenten ziet de staatssecretaris nog meer, boven op de bestaande maatregelen om de doorstroom van statushouders vanuit de asielopvang te vergroten en te bespoedigen? Wat kan hij hier voor toezeggingen op doen? Heeft de staatssecretaris oog voor het gevaar van verdringing op de woningmarkt? Kan hij daar misschien ook een reflectie op geven?
Voorzitter. De wet die wij vandaag behandelen, gaat over een evenredige en eerlijke spreiding van asielzoekers in Nederland. De wet beschrijft als het ware een zo goed mogelijk gestroomlijnd verdelingsproces. In de eerste stap, die negen maanden duurt, wordt het aantal opvangplekken berekend en bekendgemaakt. Daarna wordt het aantal opvangplekken in twaalf provinciale opvangopgaven verdeeld. Dat gaat op basis van inwoneraantallen en de SES-WOA-score, de sociaal-economische statusscore welvaart, opleiding en arbeid. In de wet wordt een gefaseerde financiële prikkel geïntroduceerd. Gemeenten worden financieel gestimuleerd om asielzoekers te plaatsen. In de eerste fase vindt dat plaats op basis van vrijwilligheid. Voor zover er dan nog niet voldoende plekken beschikbaar zijn, treedt de tweede fase in werking. In deze fase worden de overige plekken verdeeld op basis van inwoneraantal en sociaal-economische status. Hierbij wordt ook meegewogen hoeveel asielzoekers een gemeente in het verleden al heeft opgenomen. Exemplarisch is het voorbeeld van Noord-Brabant. Zij staan voor een opgave van 11.684 asielzoekers, te realiseren in 2025. Dat verloopt niet goed genoeg. Zij hebben een fairshareverdeling gemaakt op basis van meerjarige productieprognoses van het ministerie van Justitie en Veiligheid, maar ook die komt onvoldoende van de grond. De praktijk blijkt weerbarstig.
Voorzitter. Aan de andere kant zijn er echter ook voorbeelden. In Flevoland hebben Urk en Lelystad geen asielopvang, maar wel relatief veel Oekraïners. Daar staat tegenover dat Almere, Zeewolde en Dronten weer meer asielzoekers opvangen. Als samenwerkende regio leveren ze 117% van hun taakstelling. Zo kan het dus ook. Mijn fractie zou graag willen vragen welke veranderingen in gedrag, acties en opstelling de staatssecretaris verwacht in het licht van deze wet. Met andere woorden, zullen Noord-Brabant en vergelijkbare provincies ander gedrag gaan vertonen? Zo ja, waarop baseert de staatssecretaris dat dan?
Op basis van de aangenomen amendementen in de Tweede Kamer is de wet op drie punten aangepast. De fase van vrijwilligheid is verlengd, met de bedoeling de kans op eventuele dwang in de tweede fase te voorkomen. Dat is het amendement-Van den Brink. De verdeling van het aantal asielzoekers op basis van het inwoneraantal is uitgebreid met de SES-WOA-sleutel. Dat is het amendement-Van Dijk. Hierbij gaat het dus om de sociaal-economische status, welvaart, opleidingsniveau en arbeidsverleden. Tot slot is het interbestuurlijk toezicht belegd bij de minister van Justitie en Veiligheid. Dat is het amendement van Ceder en Koekkoek. Ten aanzien van elk van deze amendementen heb ik een vraag aan de staatssecretaris.
In de Tweede Kamer is het amendement-Van den Brink aangenomen. Dat leidt dus tot een verlenging van de vrijwillige fase. Ik zou de staatssecretaris willen vragen waarom hij denkt dat het verlengen van de vrijwillige fase tot meer draagvlak leidt. Dan de verdeling van de asielzoekers op basis van inwoneraantallen, uitgebreid met de SES-WOA-sleutel. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om een reflectie op de causaliteit tussen SES-WOA en de hoeveelheid opvangplaatsen en hoe hij de relatie met het draagvlak in de gemeenten ziet. In de Tweede Kamer is tot slot het amendement-Ceder/Koekkoek aangenomen, dat gaat over het interbestuurlijk toezicht bij de minister van Justitie en Veiligheid laten. In de beantwoording van de eerste schriftelijke ronde wordt gesteld dat indeplaatsstelling als handhavingsinstrument beschouwd kan worden, terwijl tegelijkertijd opvangplaatsen zo veel mogelijk op basis van vrijwilligheid worden geboden. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen of hij denkt dat dit voldoende is, in het licht van toezicht en handhaving.
Voorzitter. Ik zei het al: de nood is hoog. Veel commissarissen van de Koning en burgemeesters bepleiten snelle invoering van deze wet. Ze zitten met de handen in het haar, de gereedschapskist is leeg, de nood is hoog. En in watertermen: dat staat inmiddels boven de lippen. Maar ook hierover zijn in mijn fractie zorgen gerezen. Die zorgen betreffen de al dan niet aanzuigende werking van deze wet. Ook de Raad van State onderschrijft de noodzaak tot een effectief, robuust en duurzaam wettelijk stelsel waarmee kan worden voorzien in een eerlijkere en evenwichtigere verdeling van asielzoekers. Dat de raad de noodzaak van de wetgeving onderschrijft, laat onverlet dat hij kanttekeningen plaatst bij de wijze waarop het wetsvoorstel is ingericht en bij de uitvoerbaarheid daarvan. De voorgestelde systematiek acht de raad onnodig complex. De raad verwijst in zijn advies naar de Huisvestingswet. Spreiding over 342 gemeenten leidt volgens mijn fractie alleen maar tot versnippering van de begeleiding en de benodigde faciliteiten. Maar ook de IND-afhandeling zal dan trager verlopen, zo stelt de IND. Mijn fractie is van mening dat de spreiding over clusters of in regionaal verband veel meer effectief zal zijn.
Ook stelt de raad dat besluitvorming in twee fasen en de daarmee gepaard gaande financiële prikkels niet bijdragen aan het effectief bereiken van de doelstellingen van deze wet. Het bevordert de interbestuurlijke verhoudingen niet. Mijn fractie kijkt ook hier anders tegen aan. Interbestuurlijke verhoudingen bestaan bij de gratie van samenwerking en afstemming. Dit moeten we aan de provincies en de gemeenten overlaten. We moeten hen in staat stellen om gezamenlijk en eerlijk de asielopvangproblemen het hoofd te bieden.
Voorzitter. 15% van de asielzoekers komt niet in aanmerking voor een status. Zij zouden dus zo snel mogelijk moeten kunnen terugkeren naar het land van herkomst. Regelingen die Nederland op dit moment een aantrekkelijker eindstation maken dan onze buurlanden, zouden in lijn gebracht moeten worden met het strengere beleid van de EU-lidstaten. Daarmee maken we in de ogen van mijn fractie een eind aan het probleem van de aanzuigende werking. Ik zou de staatssecretaris willen vragen of hij nog mogelijkheden ziet: waar zijn wij ruimhartiger dan andere lidstaten en kan hij daar iets aan doen? En hoe gaat hij dat dan aanpakken?
Voorzitter. De voorliggende wet lost niet alle problemen op, maar helpt wel in de ogen van bestuurders. De wet is slechts een schakel en een middel in een noodzakelijk goed georganiseerde keten van stappen gericht op beheersbaarheid. De spreidingswet is een reparatie aan de achterkant. Mijn fractie wil inzetten op strengere toelatingseisen, een directe aanpak voor asielzoekers die heel weinig kans maken op een verblijfsvergunning, en een versobering van de mogelijkheid tot gezinshereniging tot het niveau waartoe wij ons door middel van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens verplicht hebben.
Hiernaast wil mijn fractie inzetten op het vergroten van de uitvoeringskracht van het COA en de IND, zowel kwalitatief als kwantitatief. Ook hierover heeft mijn fractie een vraag aan de staatssecretaris. Welke ideeën heeft de staatssecretaris over de uitvoeringsorganisaties? Hoe kunnen ze versterkt worden? Zit daar wel voldoende urgentie?
Ook wil mijn fractie zo snel mogelijk woonruimte beschikbaar hebben voor de 16.000 statushouders. Die statushouders willen zelf ook liever vandaag dan morgen uit die opvangsituaties. Voor hen is een slechte doorstroom ook een groot nadeel. Het is belangrijk dat ze zo snel mogelijk hun leven kunnen oppakken en een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Bovendien ontstaat zo de broodnodige doorstroom in de opvangcentra.
Tot slot vraag ik aandacht voor de professionals die dagelijks emotioneel en fysiek overbelast in de asielcentra werkzaam zijn. Deze mensen moeten we koesteren. Ik vraag ook aandacht voor de 100 bestuurders, die hier wekelijks de helft van hun tijd aan spenderen.
Voorzitter. Samenvattend. Mijn fractie is, om nogmaals in watertermen te spreken, niet over één nacht ijs gegaan. We hebben gesproken met partijen, bestuurders, betrokkenen en experts. Wat zij nodig hebben, zo stellen zij, op een enkeling na, is een steuntje in de rug. Zij zien de voorliggende wet als dat steuntje in de rug. Alleen al het feit dat de wet er zou komen, geeft lucht. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat er per direct een positieve werking van uitgaat, in de zin van minder weerstand en meer draagvlak. We hebben bezoeken afgelegd bij Ter Apel, de IND en het COA, de noodlocatie in Biddinghuizen en de overlooplocatie in Stadskanaal. Dat alles hebben we gedaan om een goed beeld te krijgen.
Voorzitter. De voorliggende wet is moeders mooiste niet. Mijn fractie vindt de behandeling ervan dan ook een enorme worsteling. Een eerlijke verdeling van opvangplaatsen in gemeenten is belangrijk. Maar we kunnen en mogen niet voorbijgaan aan het belang van instroombeperking. Zonder deze beperking is spreiding dweilen met de kraan open. We kunnen en mogen ook niet voorbijgaan aan de noodzaak om asielzoekers die heel weinig kans maken op een verblijfsvergunning zo snel mogelijk te laten terugkeren. Het kan toch niet zo zijn dat Ter Apel geterroriseerd wordt door een kleine groep, die geen enkele kans maakt op een verblijfsvergunning? Dit moet in de ogen van mijn fractie zo snel mogelijk worden opgelost. Ook al gaat deze wet niet over statushouders, de gestagneerde doorstroom is een belangrijk onderdeel van het probleem.
Voorzitter. Nederland is in staat gebleken het water te vriend te houden, niet door het in wijn te veranderen en ook niet door het naar de zee te dragen, maar door het te reguleren. Dát moeten we met ons asielbeleid doen. Mijn fractie hoopt dat de staatssecretaris onze zorgen kan wegnemen. Wij wachten de beantwoording, ook in de tweede termijn, af. Daarna zullen wij onze mening opmaken. Wij horen graag van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kaljouw. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Staat u mij toe iets van uw achtergrond te schetsen.
U bent opgeleid tot ic-verpleegkundige. U promoveerde in 1998 op een onderzoek naar behoeften van familieleden van intensivecarepatiënten. In de zorg is het blijven opleiden van medisch personeel van groot belang. U zette zich daarvoor in, onder andere als directeur van de academie van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein en als manager van CAMERA, het Centrum voor Organisatie & Ontwikkeling, van de Antonius Mesos Groep. Ook was u voorzitter van Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. Van 2015 tot 2023 was u bovendien voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit, de NZa, waarbij u zich ervoor inzette om kwalitatieve zorg toegankelijk en betaalbaar te houden. Sinds drie maanden ben u werkzaam als zzp'er en geeft u strategisch advies in de gezondheidszorg.
Tijdens de coronapandemie zei u in een interview dat u als voormalig verpleegkundige de adrenaline weer door uw bloed voelde jagen. Ik citeer: "Je wilt het liefst erbij zijn en het groene pak weer aantrekken en naar de intensive care om aan de slag te gaan." U realiseerde zich echter dat u waarschijnlijk in de weg zou lopen en was blij toen u gevraagd werd om vanuit de NZa het opstarten van de reguliere zorg te coördineren. Die was in de eerste weken van de pandemie volledig tot stilstand gekomen. Dat werk deed ertoe. Zo voelde u dat. U kon iets bijdragen. U kon iets betekenen.
Op de website van de VVD schrijft u dat u zich in de Eerste Kamer wilt inzetten voor een economisch gezond land waarin mensen veilig kunnen werken en leven, maar ook voor een land waarin de mensen naar elkaar omkijken. Sinds uw installatie als senator op 13 juni 2023 werkt u als volksvertegenwoordiger aan dat Nederland.
Nogmaals van harte gefeliciteerd met uw maidenspeech.
Ik geef thans de collega's de gelegenheid u te feliciteren met uw maidenspeech, maar niet dan nadat ik u als eerste feliciteer. Dan verzoek ik u zich op stellen voor het rostrum voor de felicitaties.
Ik schors de vergadering voor een kort ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Voorzitter: Vos
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi van de fractie van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn felicitaties en gelukwensen aan mevrouw Kaljouw voor haar maidenspeech. Ik wens alle medewerkers van onze Kamer, collega-senatoren, de staatssecretaris en zijn ambtenaren die talrijke vragen uitgebreid hebben beantwoord — waarvoor veel dank — het allerbeste voor 2024. Ik hoop dat dit debat de start markeert van een jaar waarin wij bijdragen aan meer vertrouwenswaardigheid van politiek en overheid in ons land.
De wereldwijde vluchtelingensituatie is schrijnend en urgent. Volgens de UNHCR waren in 2022 wereldwijd ruim 108 miljoen mensen op de vlucht voor vervolging, oorlog en geweld. In hetzelfde jaar deden ruim 35.000 mensen een eerste asielaanvraag in Nederland. We sluiten ons aan bij de woorden van de burgemeester van Groningen, die stelt dat Nederland geen asielcrisis heeft, maar wel een zelf gecreëerde opvangcrisis, een crisis die willens en wetens in stand wordt gehouden.
Tijdens dit debat zal het veel over getallen gaan; ik begon er zelf ook mee. We moeten wel onthouden dat achter deze cijfers mensen schuilgaan, mensen zoals u en ik. Iedereen kan in een situatie terechtkomen waarin oorlog, dictatuur of een noodsituatie heerst, waardoor men genoodzaakt kan zijn buiten het eigen land bescherming te zoeken.
Tijdens een vergadering van de Parlementaire Assemblee van de OVSE in 2022, een paar maanden na het begin van de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, sprak een Oekraïense collega over zijn verbijstering dat hij nu over miljoenen gevluchte Oekraïners sprak. Dat is iets wat hij zich een halfjaar eerder nooit had kunnen voorstellen. Internationale afspraken en verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag en de EU-Richtlijn Tijdelijke Bescherming zijn reacties op gruwelijke gebeurtenissen uit het verleden. Het Vluchtelingenverdrag was een reactie op de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog en de EU-richtlijn kwam in 2001 tot stand als reactie op de ervaringen met oorlogen op de Westelijke Balkan. Deze internationale afspraken zijn cruciaal en betekenisvol voor het leven van mensen.
Ik heb hier het document, vergelijkbaar met een paspoort, dat ik als vluchteling en statushouder in 1984 heb ontvangen. Dat is nu 40 jaar geleden. Op de voorzijde staat vermeld dat het gebaseerd is op de Conventie van 28 juli 1951, het Vluchtelingenverdrag, getekend in Genève. Dit verdrag heeft de levens van miljoenen mensen beschermd, waaronder het mijne en dat van mijn kind. Internationaal recht is geen loze belofte, geen dode letter, maar concreet en van blijvende betekenis in het leven van mensen.
Voorzitter. We bevinden ons na veel procedureel overleg en een zorgvuldige voorbereiding in de laatste fase van de behandeling van de spreidingswet. Dit wetsvoorstel beoogt een stabiele, menswaardige opvang te regelen voor asielzoekers die op basis van internationale verplichtingen in Nederland verblijven en recht hebben op opvang. Het moet een eind maken aan de zelfgecreëerde opvangcrisis in Nederland. De soepele opvang van meer dan 100.000 Oekraïners sinds 2022 toont aan dat Nederland, mits er politieke bereidheid is en de lasten eerlijk verdeeld worden, kan bouwen op de inzet van duizenden mensen uit alle lagen van onze samenleving. Zij zetten gezamenlijk hun schouders eronder en bewijzen dat Nederland een dergelijke taak uitstekend aankan.
We spreken over een zelfgecreëerde opvangcrisis vanwege het enorme tekort aan duurzame opvangplaatsen en de oneerlijke verdeling daarvan over het land. De noordelijke en oostelijke provincies bieden de meeste opvang, terwijl de rijkere gemeenten in de Randstad onverschillig blijven. Het is duidelijk dat deze crisis voorkomen had kunnen worden. Waarschuwingen over het sluiten van opvanglocaties en bezuinigen werden genegeerd. In 2016/2017 trok het COA de plannen voor meerdere asielzoekerscentra terug, nadat er al afspraken met de betrokken gemeenten waren gemaakt. Deze beslissing volgde op de verwachting van een afnemend aantal vluchtelingen in de jaren 2016 en 2017. Deze gang van zaken heeft aanzienlijk bijgedragen aan de afname van het vertrouwen van het lokaal bestuur in het COA en de rijksoverheid.
Vele rapporten en adviezen, zoals het rapport Pieken en dalen van de adviescommissie migratie uit 2006, pleitten al voor buffers in de opvangcapaciteit en een stabiele financiering van het COA. Maar deze oproepen zijn lang genegeerd door opeenvolgende kabinetten. De huidige chaos is veroorzaakt door de combinatie van moeizame huisvesting van statushouders — daar is door collega's al aan gerefereerd — waardoor nu ruim 16.000 statushouders in de asielopvang verblijven, lange procedures bij de IND en een structureel tekort aan opvangplaatsen. Ter Apel, het enige aanmeldcentrum in het land — in Budel kunnen asielzoekers zich immers niet direct melden — is helaas het treurige symbool geworden van de falende asielopvang. Een excuus aan de inwoners van Ter Apel is op zijn plaats. Zij voelen zich in de steek gelaten door landelijke bestuurders en politici die deze crisis hebben laten voortduren. De inwoners ervaren ook weinig solidariteit van andere gemeenten in het land met uitzondering van de buurtgemeenten in hun provincie.
De vrijwilligheid in het huidige opvangsysteem leidt tot een oneerlijke verdeling. Een aanzienlijk deel van de gemeenten in Nederland zegt telkens nee als het COA aanklopt. Slechts 72 gemeenten, dus ongeveer een kwart van alle gemeenten, bieden reguliere opvangplaatsen aan. Vanochtend maakte RTV Noord op basis van een analyse van COA-cijfers bekend dat 111 gemeenten in de afgelopen twaalf jaar niets hebben gedaan aan de opvang van asielzoekers. Dit resulteert in een schrijnende en inhumane situatie in Ter Apel, zoals blijkt uit meerdere rapporten van de inspectie en de Ombudsman. Ik heb het nog niet eens over de mensonterende taferelen die zich voordeden in de zomer van 2022. Bovendien bestaat bijna de helft van de opvanglocaties uit tijdelijke noodopvang en crisisopvang zoals sporthallen en tenten, die niet voldoen aan de eisen van leefbaarheid, veiligheid en beheersbaarheid.
Ik citeer uit de brief van de directeur van UNICEF Nederland die illustreert wat dit voor gevolgen heeft voor kinderen, de meest kwetsbaren. "De onhoudbare situatie in Ter Apel brengt grote gezondheids- en veiligheidsrisico's met zich mee, met name voor kwetsbare kinderen. Duizenden kinderen verblijven al twee jaar zonder perspectief en vaak zonder goede begeleiding in tijdelijke opvang, die voor hen niet geschikt is. Alleenstaande kinderen in tijdelijke opvanglocaties worden geconfronteerd met een gebrek aan onderwijs, zorg, privacy en activiteiten en zij moeten continu verhuizen, waardoor zij steeds verder in een sociaal isolement raken."
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor mevrouw Karimi van GroenLinks-PvdA een heel verhaal houden dat er excuses zouden moeten worden gemaakt richting Ter Apel, maar het probleem dat daar speelt wordt juist veroorzaakt door politici zoals van GroenLinks-PvdA. Zij zorgen ervoor dat die asielinstroom onverkort in stand blijft en steeds maar groter wordt doordat zij het netwerk van asielactivisten en asieladvocaten, de hele asielindustrie maar in stand houden. Zouden daar geen excuses voor moeten worden gemaakt? Zou die asielinstroom niet moeten worden beperkt en stop moeten worden gezet in plaats van dit maar in stand te houden? Ligt daar niet het probleem, bij politici zoals die van de PvdA en GroenLinks?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Nee.
De heer Van Hattem (PVV):
De reactie van mevrouw Karimi is kenmerkend. Zij zegt gewoon nee en gaat verder met het vergroten van het probleem, namelijk het in stand houden van de asielindustrie. Dat is wat er gebeurt. Er worden voortdurend pleidooien gehouden om die opvang mogelijk te maken. Nu wordt het afgeschoven op andere Nederlandse gemeenten. Zou het niet juist het begin van een oplossing zijn om te zorgen dat het niet meer dweilen met de kraan open is en dat die grenzen verder gesloten worden voor de instroom van nog meer asielzoekers?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik zal in mijn verdere betoog ook aangeven dat ik het heel belangrijk vind dat het aantal vluchtelingen wereldwijd naar beneden gaat. Ik wens niemand een situatie toe — ik hoop dat de heer Van Hattem ook nooit in zo'n situatie zal terechtkomen — waarin hij of zij huis en haard moet verlaten en moet vluchten. Ja, we moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat oorlogen en onderdrukking ophouden, zodat mensen zich niet gedwongen zien om te vluchten. Maar zoals ik mijn betoog begon, zijn er 108 miljoen mensen op de vlucht, waarvan er in 2022 35.000 naar Nederland zijn gekomen. Dat is 0,03%. Dat betekent dat er van ieder miljoen mensen 300 naar Nederland komen en dus 999.700 níét. 70% van de vluchtelingen wereldwijd blijft in de buurlanden. Dat zijn de feiten, meneer Van Hattem.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Inderdaad, opvang in de regio is wel de oplossing, maar feit is ook dat door zo'n pleidooi als mevrouw Karimi hier houdt om ervoor te zorgen dat er toch mensen met vele tienduizenden naar Nederland blijven komen, de opvang in Ter Apel en in alle andere plaatsen blijft overlopen. Dat is nou juist de crux; daar ligt nou juist het probleem. Zij zegt wel dat oorlogen en dergelijke moeten ophouden, maar je zit gewoon met een heel grote migratiestroom en die kan Nederland gewoon niet aan. Is mevrouw Karimi het met mij eens dat Nederland op een gegeven moment pas op de plaats moet maken en moet zeggen: dit kunnen we niet meer aan; we moeten hier niet meer voortdurend de grenzen openhouden voor nog meer asielinstroom?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Alle aannames die de heer Van Hattem doet, kloppen gewoon niet en zijn feitelijk onjuist. De grenzen zijn niet helemaal open. Die asielzoekers komen via gevaarlijke reizen. Als de grenzen open zouden zijn, zouden ze in het vliegtuig stappen en hiernaartoe komen, maar dat is niet het geval. Dat zijn gewoon ongelofelijk demagogische verhalen, die de heer Van Hattem en de PVV blijven vertellen. Die hebben niks met de realiteit van de situatie te maken.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Als we het toch over de realiteit van de situatie moeten hebben, denk ik dat we de realiteit van de situatie even onder ogen moeten zien, namelijk dat Nederland deze instroomaantallen niet aankan. Dat kan ruimtelijk niet, want er zijn letterlijk geen huizen. Het kan financieel niet. Ik noemde net al even de uitkeringsafhankelijkheid van statushouders, dus niet van asielzoekers maar van statushouders — ik zal daarop in mijn bijdrage terugkomen — en de grote druk die zij leggen op zorg, op allerlei voorzieningen en op speciaal onderwijs. Ik noem ook de culturele druk die het met zich meebrengt, de gestegen misdaad et cetera. Nederland kan dit niet aan. Solidariteit is een keuze. Mijn vraag aan GroenLinks-PvdA is dan de volgende. Wij staan hier, verkozen namens alle Nederlanders. De solidariteit van JA21 ligt bij die mensen, wier veiligheid onder druk staat, wier verzorgingsstaat onder druk staat, wier waarden onder druk staan. Waar ligt de solidariteit van GroenLinks-Partij van de Arbeid?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is een heel interessante vraag van mevrouw Nanninga. Eigenlijk beweert zij met haar betoog dat alle problemen die wij hebben, bijvoorbeeld in de publieke voorzieningen, bijvoorbeeld het woningtekort, problemen in het onderwijs en de gezondheidszorg en noem maar op, allemaal de schuld zouden zijn van de asielzoekers. Dat is gewoon niet waar. Dat is niet waar.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik denk dat dit onbedoeld een heel duidelijk antwoord is van mevrouw Karimi. Als het nodig is om mijn woorden te verdraaien en iets te zeggen wat ik helemaal niet heb gezegd, is het duidelijk dat zij geen passend antwoord heeft op mijn vraag. Waarvan akte. Dan heb ik nog een vraag, een beetje in lijn met de ondervraging door de heer Van Hattem. Hoeveel is dan nog genoeg? Ik hoor altijd maar: meer, meer, meer; meer spreiding, meer opvang, meer zielige mensen. Wees nou eens concreet. Bij linkse partijen, bij de welkombrigades, mis ik altijd wanneer de grens nou eens is bereikt voor mensen die alsmaar meer, meer, meer instroom en opvang willen faciliteren. Kunt u daar een aantal aan hangen? Moet het per jaar een stad zijn zo groot als Leiden? Dat hebben we al. Moet het per jaar een stad zijn zo groot als Rotterdam? Er is toch wel een bovengrens voor partijen die denken dat de opvang hier maar eindeloos door kan gaan, waarvan zelfs uw partij moet zeggen: nou, dit kunnen we echt niet meer bolwerken met z'n allen?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben hier geen discussie over migratie. Wij hebben hier geen discussie over de vraag hoeveel mensen er moeten binnenkomen of niet moeten binnenkomen. We hebben het hier over de mensen die al in Nederland zijn en dan ook recht hebben op opvang. De vraag is hoe een van de rijkste landen ter wereld dat op een fatsoenlijke, menswaardige manier kan organiseren. Dat is het debat van vandaag. Ik zou mevrouw Nanninga heel graag willen uitnodigen om mee te denken. Er is een probleem. Die mensen zijn hier in dit land. Zij hebben het recht om hier te zijn en wij hebben dat niet goed georganiseerd. Al jarenlang is dat een probleem. Hoe kan dat probleem worden opgelost? Daar gaat dit debat eigenlijk over.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik constateer dat mevrouw Karimi wederom totaal wegduikt van de vraag die ik stel en geen antwoord durft te geven, zoals altijd bij links. Ik constateer voorts dat zij hier helemaal het verkeerde debat staat te voeren, want dit debat gaat helemaal niet over de mensen die hier al zijn. Dit debat gaat over de mensen die hier in de toekomst nog naartoe komen. Dit debat heeft alles te maken met de instroom en de opvang van de nieuwe instroom. We gaan deze dwangwet, als die wordt aangenomen — ik hoop dat jullie niet zo onverstandig zullen zijn — misschien pas een keer zien in 2025, 2026. Dit gaat dus over de toekomstige instroom. Ik constateer dat GroenLinks-PvdA daar geen aantal aan wil verbinden. Ik ben heel benieuwd hoe mevrouw Karimi dan voor zich ziet dat wij straks ongebreideld overal mensen moeten blijven opvangen, terwijl de draagkracht van Nederland echt helemaal aan z'n taks zit.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik weet echt niet hoe mevrouw Nanninga erover kan beginnen dat dit debat niet over mensen gaat die hier zijn. Daar gaat het juist om. Het gaat om mensen die nu in Ter Apel verblijven. U was ook in Stadskanaal. Wij hebben samen gezien dat mensen daar in tenten moeten worden opgevangen om daar te slapen. Dat zijn mensen die hier zijn. Daar gaat het om. Hoe kan je er in dit land voor zorgen dat dat op een menswaardige manier wordt opgevangen? Ik heb wereldwijd vele, vele, vele opvangkampen en vluchtelingenkampen gezien, van Kenia en Oeganda tot en met Afghanistan, Pakistan, Nicaragua en noem maar op. Het is gewoon ongelofelijk dat je in een land als Nederland een situatie zou krijgen zoals bijvoorbeeld in Kenia. Dat kan toch niet? Dat moeten we toch niet willen?
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De noodopvang leidt ook tot aanzienlijk hogere kosten. Volgens berekeningen van de Algemene Rekenkamer is noodopvang minstens twee keer zo duur als reguliere opvang. Waarom dit als een goede deal wordt gezien, blijft onbegrijpelijk. Bovendien wordt de rekening uiteindelijk bij de allerarmsten gelegd; het eerste jaar van de opvang van asielzoekers wordt gefinancierd vanuit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dit betekent dat er minder geld beschikbaar is voor opvang in de regio of voor investeringen om de oorzaken van vlucht en migratie aan te pakken. Dit vormt wederom een slechte deal voor de partijen die beweren bij te willen dragen aan het verminderen van het aantal asielzoekers in Nederland. Bij het zien van de lange lijst van hotels, cruiseschepen en vakantieparken — die staan allemaal in de nota naar aanleiding van het tweede verslag — die zijn ingehuurd als noodopvanglocaties, kan men niet anders dan concluderen dat het hier mogelijk gaat om een behoorlijk lucratief verdienmodel.
Bovenal is deze situatie desastreus voor het draagvlak. Neem bijvoorbeeld de commotie en het mediaspektakel rondom de noodopvang in Kijkduin eind vorig jaar, mede aangewakkerd door landelijke politieke kopstukken. Deze situatie ontstond wederom door een overvol Ter Apel, waar de vrees bestond dat mensen rond de kerstdagen buiten op het grasveld zouden moeten slapen. Het COA sloot een overeenkomst met een hotel in Kijkduin dat in de rustige maanden december en januari graag ruimte verhuurde.
Het gemeentebestuur van Den Haag werd echter pas vlak voor het weekend ingelicht over de komst van 100 asielzoekers op zondag, wat weinig tijd liet voor voorbereiding en communicatie naar de omwonenden. Desondanks deed het Haagse college er alles aan om de bewoners te informeren. Ambtenaren gingen, soms samen met hun kinderen en op hun vrije zaterdag, de wijk in om brieven te verspreiden over de tijdelijke opvang tot 15 januari. Deze plotselinge aankondiging zorgde ervoor dat de bewoners zich even overrompeld voelden als het gemeentebestuur. Een informatieavond voor de omwonenden volgde op dinsdagavond. Daarbij waren honderden mensen aanwezig, mede door de oproep van de heer Wilders. Opvallend was dat velen van de aanwezigen niet uit de directe omgeving kwamen. Voor veel echte omwonenden was het probleem niet zozeer de opvang zelf, maar meer het gevoel overvallen en niet serieus genomen te zijn.
Tijdens mijn recente bezoek aan de locatie merkte ik ook dat het COA de asielzoekers volgens afspraak naar andere locaties aan het overbrengen was. Na de aanvankelijke onrust is de situatie in de afgelopen weken zonder problemen verlopen. Het is positief dat het COA zich aan de afspraak houdt om de locatie uiterlijk vandaag, 15 januari, te verlaten. Dit betreft echter weer mensen die na gevaarlijke reizen in Nederland zijn aangekomen en verlangen naar rust en stabiliteit, maar steeds weer van hot naar her verplaatst worden. Dit voorbeeld benadrukt dat voor stabiele en duurzame opvang voorspelbaarheid, betrouwbare planning en betrokkenheid van gemeenten essentieel zijn om zowel bestuurlijk als maatschappelijk draagvlak in buurten en gemeenten te versterken.
Het is cruciaal dat we geen tijd verliezen en dat er een stabiele, veilige en duurzame opvang wordt gerealiseerd. Het is nog onduidelijk of een meerderheid in deze Kamer voor dit voorstel zal stemmen. Mijn fractie is echter van plan haar verantwoordelijkheid te nemen en dit voorstel te steunen. Eén ding is hoe dan ook duidelijk: de huidige asielopvang in Nederland is onhoudbaar. Tijdens onze voorbereiding zijn talloze vragen gesteld en deskundigen geraadpleegd en zijn alle uitvoeringsorganisaties gehoord. Namens 342 gemeenten sprak mevrouw Spies, burgemeester van Alphen aan den Rijn en vertegenwoordiger van de VNG, haar steun uit voor dit voorstel. Zij omschreef het als eerlijk, uitvoerbaar en solidair.
Gemeenten worden wettelijk medeverantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers met recht op opvang, waarbij de verdeling per gemeente plaatsvindt op basis van de criteria inwonertal en sociaal-economische situatie. In provinciale regietafels kunnen gemeenten overleggen om vorm en inhoud te geven aan de provinciale opvangopgave. Dat leidt tot een eerlijke en evenwichtige spreiding over het land. De VNG, het IPO, de commissarissen van de Koning in hun rol als rijksorgaan, het COA, VluchtelingenWerk en zelfs de IND benadrukken dat de spreidingswet essentieel is om uit de opvangcrisis te komen. Een stabiel opvanglandschap zal ook het werk van de IND positief beïnvloeden.
De door de Tweede Kamer geamendeerde wet is in de uitvoerbaarheid sterk verbreed. De brede steun vanuit het lokale bestuur, burgemeesters, wethouders en commissarissen van de Koning van diverse politieke partijen onderstreept dit. Dit betekent dat degenen die tegen de spreidingswet zijn, duidelijk moeten maken wat hun alternatieve oplossing is voor de huidige crisis.
De voorzitter:
Er is misschien daarover een interruptie van mevrouw Nanninga. Ik verzoek u om dat in één keer te doen, omdat u al een interruptie heeft gehad.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dit gaat wel over een heel ander onderwerp, maar goed. Mevrouw Spies van de VNG heeft hier inderdaad gesproken, maar ik wil toch corrigeren dat dat namens alle Nederlandse gemeentes was, want de VNG-leden zijn absoluut niet unaniem. Verder noemt mevrouw Karimi een heel rijtje organisaties, gremia en bestuurslagen die deze dwangwet van harte steunen. Mijn vraag is of GroenLinks-PvdA en mevrouw Karimi ook oog hebben voor het Nederlandse electoraat, de Nederlanders. Als we naar de laatste verkiezingsuitslag kijken, is de vraag toch: kijken we naar al die uitvoeringsorganisaties, naar al die bestuurders, naar al die belangenclubs, die lobbyclubs die ook hun geld verdienen aan de vluchtelingeninstroom, of gaan we luisteren naar de Nederlanders, die hier blijkens de verkiezingsuitslag echt niet zo'n trek in hebben? Wat is belangrijker?
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, en daarna vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
De uitvoeringsorganisaties zijn de partijen die wij spreken als hier een wetsvoorstel voorligt. Kijken naar de uitvoerbaarheid van een wetsvoorstel is de taak van de Eerste Kamer. Daar gaan wij over.
Wij in deze Kamer hechten veel belang aan de uitvoerbaarheid van wetten. Dit betekent ook dat deze Kamer haar ogen niet kan en mag sluiten voor een situatie waarin een wet, in dit geval de Wet Coa die de basis van de huidige opvang vormt, onuitvoerbaar blijkt en tot een opvangcrisis heeft geleid. Deze Kamer kan niet doof blijven voor de hartenkreten uit Ter Apel, Budel en andere gemeenten die zich in de steek gelaten voelen. Deze Kamer kan niet ongevoelig blijven voor de situatie waarin de burgemeester van Westerwolde in de rechtszaal indringend zijn onmacht laat blijken terwijl hij probeert het COA aan zijn wettelijke verantwoordelijkheid te houden, en het COA op zijn beurt zijn onmacht als argument aanvoert omdat een groot aantal gemeenten weigert medewerking te verlenen aan het organiseren van structurele opvang.
Natuurlijk zijn er ook voor mijn fractie nog een aantal vragen open. Daar willen we graag antwoorden op in dit debat. Ten eerste blijft het onduidelijk hoe deze wet zal helpen bij het inrichten van meer aanmeldcentra naast Ter Apel. Met of zonder spreidingswet blijven meer aanmeldcentra cruciaal voor beheersbare asielopvang. Als een aanmeldcentrum een bijzondere locatie is met de bijbehorende speciale uitkering, zoals de staatssecretaris dat stelt, waarom kan het dan niet als opvangopgave worden meegegeven aan provincies? Wat zijn de concrete plannen voor een nieuw aanmeldcentrum, is de vraag.
Verder is de kwaliteit van opvang van groot belang, zeker nu gemeenten of derden de exploitatie kunnen overnemen. Ook kleinschalige opvang wordt mogelijk gemaakt. Dat is een zeer aangelegen punt voor mijn fractie. Men hoeft echt niet bang te zijn dat er bij iedereen om de hoek een grote opvang voor honderden mensen komt. De diversiteit in opvangmodaliteiten zal dus toenemen. Daarom moeten de kwaliteitseisen en hoe daarop toezicht gehouden wordt, duidelijk zijn. Dit is zeker van groot belang voor de alleenreizende minderjarige vluchtelingen. Wanneer is het beleidskader voor kwaliteitseisen klaar? Is dit op 1 februari al beschikbaar? Kan de staatssecretaris aangegeven hoe hij het waarborgen van kwaliteit voor zich ziet? In dit verband heb ik ook de vraag of deze wet een einde kan maken aan doelgroepbeperking door de gemeente.
Voor het maatschappelijke draagvlak is het belangrijk dat lokale ondernemers en bedrijven kunnen deelnemen aan de dienstverlening in opvangcentra. We horen van gemeenten dat het door regels — denk aan de raamcontracten van het COA — en Europese aanbestedingen lastig is om lokale diensten in te schakelen. Het is bijvoorbeeld lastig om een lokaal beveiligingsbedrijf of een cateringbedrijf uit de buurt in te huren. Is de staatssecretaris bereid in overleg met het COA dergelijke mogelijkheden te creëren?
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De oproep aan ons vanuit het land is overduidelijk. De huidige asielopvangcrisis laat diepe sporen na. Dit zien we niet alleen in gemeenschappen als Ter Apel en Budel, maar ook bij de medewerkers en de vrijwilligers van het COA, de IND en VluchtelingenWerk, bij gemeentebesturen en in het bijzonder bij de meest kwetsbaren: asielzoekers. De gedachte dat we het aantal asielzoekers in Nederland moeten verminderen voordat we de opvangcrisis kunnen aanpakken, ondermijnt het publieke vertrouwen alleen maar verder. Decennialange ervaring leert ons dat de komst van asielzoekers nauw verbonden is met wereldwijde politieke en geopolitieke ontwikkelingen, met oorlogen en crises. Het is onze humanitaire plicht om alles te doen wat in onze macht ligt om te voorkomen dat mensen slachtoffer worden van conflicten en onderdrukking en zich genoodzaakt zien te vluchten. Dit kan alleen met beleid dat daadwerkelijk gericht is op vrede, mensenrechten en internationale samenwerking. Afschrikkingsmaatregelen, zoals het bouwen van muren, het inrichten van gevangenissen aan de grenzen en het uitvoeren van dodelijke pushbacks in bijvoorbeeld de Middellandse Zee, pakken de vluchtoorzaken niet aan en tasten de fundamenten van onze menselijkheid en beschaving aan.
Zolang wereldwijd mensen vluchten, zal ook Nederland zijn verplichting moeten nakomen en mensen die in Nederland asiel vragen, opvang bieden. Het is nu tijd om te handelen. De spreidingswet is een essentieel instrument om een duurzame, solidaire en stabiele opvangcapaciteit te realiseren. Gezien de weinig vrije en politiek omstreden geschiedenis van dit wetsvoorstel zou het gemakkelijk zijn om te vervallen in een polariserend politiek debat als we ons enkel door partijpolitieke belangen laten leiden. Dat is zeker niet ons doel. Velen in het land kijken met hoge verwachtingen naar dit debat. Ik ben ervan overtuigd dat ieder van ons zich bewust is van de enorme verantwoordelijkheid die op onze schouders rust.
Demissionair staatssecretaris Van der Burg heeft ondanks alle politieke tegenslagen van de afgelopen twee jaar vastberadenheid en een bewonderenswaardige inzet getoond. Hij staat hier vandaag om zijn wet te verdedigen. Zijn standvastigheid en bestuurlijke integriteit inspireren en verdienen navolging.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Ik hoop dat mevrouw Karimi zich even kan herpakken. Ik heb begrip voor de situatie.
Alles heeft met alles te maken. Ik maak mijn inleiding iets langer en kom met twee vragen. Mevrouw Karimi heeft terecht gezegd: degenen die tegen deze wet zijn, moeten wel aangeven welke oplossingen zij zien. Er zijn er al een paar genoemd. Aan de ene kant is de positie van de statushouders genoemd. Aan de andere kant is de instroom genoemd. Ik heb bij beide punten een vraag. Je zou kunnen zeggen dat er al een wet is om de statushouders goed te verdelen over Nederland. Die werkt blijkbaar niet echt geweldig goed. Wat zou nou de reden kunnen zijn om te zeggen: daar werkt het niet, maar met deze spreidingswet zou het wel werken met de goede verdeling? Dat is de eerste vraag.
De tweede vraag gaat over de instroom. Mevrouw Karimi zei: deze wet gaat niet over de instroom, maar over de mensen die er nu zijn. Maar we zien in deze wet dat we elke twee jaar een cyclus krijgen. We hebben het dus echt ook wel over de toekomst, niet alleen over de mensen nu, maar ook over de mensen in de toekomst. Zou mevrouw Karimi daarop kunnen reageren?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dank aan collega Schalk voor de vragen. De eerste vraag heeft betrekking op de statushouders. Het bestaat al jaren. Het werkt niet geweldig, maar het werkt wel. Ook het afgelopen jaar, 2023, zijn weer duizenden mensen geplaatst en hebben een woning gekregen. Deze vraag geeft mij ook de mogelijkheid om samen met u een vraag aan de staatssecretaris te stellen. Er wordt namelijk weinig gebruikgemaakt van het interbestuurlijke toezicht in de statushouderswet; er komt geen dwang. Dat zou wel iets kunnen zijn wat dan ook kan gebeuren, maar op dit moment gebeurt het eigenlijk niet.
Dan uw tweede vraag, over het aantal mensen dat naar Nederland komt. Ik denk dat niemand belang heeft bij schijndiscussies. Wij weten dat er gewoon beperkte mogelijkheden zijn om de aantallen mensen die asiel aanvragen te beperken. Allerlei mogelijke repressieve maatregelen zijn al genomen en in het kader van het Europese Asiel- en Migratiepact komen al heel veel maatregelen onze kant op. Ik denk niet dat de SGP ervoor pleit om alle grenzen dicht te gaan doen. Dat is niet waar u voor pleit. Dus zullen er gewoon mensen zijn die hierheen komen en asiel aanvragen; dat is onze internationale verplichting. Voor hen moet opvang geregeld worden, op een fatsoenlijke en goede manier.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Misschien op allebei de punten nog even een korte vervolgvraag. Hoe je het ook wendt of keert, er zitten nu 16.000 statushouders vast. Blijkbaar werkt de wet niet. Dus waarom zou de spreidingswet dan wel werken? Misschien kan dat nog ietsje beter uitgelegd worden door mevrouw Karimi.
Dan het tweede punt. Laat ik een heel concrete vraag stellen. Is mevrouw Karimi het wel met mij eens dat deze spreidingswet ook over de toekomstige asielzoekers gaat en niet alleen over degenen die hier al zijn?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Om de tweede vraag meteen te beantwoorden: natuurlijk; het gaat over asielzoekers die in Nederland asielaanvragen. Ja, natuurlijk. Het is niet zo dat het alleen gaat over degenen die hier zijn en we de grens dicht gaan doen zodat er niemand meer binnenkomt. Het gaat om de asielzoekers die recht op opvang hebben. Dat is een constante situatie. Ik had een gesprek met een locatiemanager van het COA die volgens mij al twintig jaar bij het COA werkt en die zei: vijftien jaar geleden hadden we ook 80.000 mensen in de opvang en dat ging gewoon. Nu zijn we vanwege een aantal omstandigheden, onder andere het sluiten van azc's in 2016-2017 in deze situatie beland, een situatie die volgens mij niemand wil. Niemand. Ook u wil niet wat er in Ter Apel gebeurt. Daar moet gewoon een oplossing voor komen.
Dan de eerste vraag. De wet voor statushouders werkt, maar werkt niet zoals die moet werken, onder andere vanwege de noodsituatie op de woningmarkt. Dat is ook gewoon een probleem. Wij kunnen niet alles de verantwoordelijkheid van asielzoekers en statushouders maken; wij hebben gewoon een tekort een woningen. Dat is een belangrijk probleem dat de problematiek van de statushouders in asielopvang veroorzaakt.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Griffioen heeft een vraag voor mevrouw Karimi.
De heer Griffioen i (BBB):
U noemde in uw betoog de woorden "publiek vertrouwen", "verantwoordelijkheid op onze schouders" en "bestuurders". In de deskundigenbijeenkomst in de commissie hebben we dertien deskundigen gehoord. Tien waren voor, drie waren tegen. Als het een voetbalwedstrijd zou zijn, was het 10-3 geweest en dus een klinkende overwinning. We weten en we horen dat commissarissen en burgemeesters deze wet eigenlijk heel graag willen. We horen dat de VNG deze wet graag wil, net als het COA. De vraag is dan wel als volgt. Als iedereen die hier direct bij betrokken is dit zo graag wil, waarom krijgen die bestuurders het in Nederland dan niet voor elkaar? Dat is denk ik ook een van de echte vragen. Als bestuurlijk Nederland dit zelf zou oplossen, zouden we hier namelijk misschien helemaal niet hoeven te spreken over deze wet. Ik ben het met u eens: publiek vertrouwen is heel belangrijk. Maar dat vertrouwen moeten we wel gaan herstellen. Kunt u daarop reageren?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij was de heer Griffioen er zelf bij toen we de discussie in Stadskanaal voerden. Toen werd ons het volgende duidelijk gemaakt. De burgemeesters en gemeentebesturen die op dit moment niet meewerken, zeggen: "Het gaat ons helpen als de wet er is. Dan gaan we natuurlijk datgene doen wat onze wettelijke plicht is." Die wet geeft een instrument aan de colleges en aan de burgemeester om de discussie met de gemeenteraden te voeren. Ze kunnen dan zeggen: "Dat is onze wettelijke taak en dat moeten we gaan uitvoeren. Hoe kunnen we dat het beste doen?"
Ik heb heel veel gesprekken gevoerd met lokale bestuurders, wethouders en burgemeesters. Ik weet dat u die gesprekken ook heeft gevoerd. Ze zeggen allemaal dat het volgende het voor hen heel erg moeilijk maakt. Ik noem het een "overvaltactiek", maar dat is het natuurlijk niet. Maar ik bedoel het gevoel hebben dat je overvallen wordt, omdat er een noodsituatie is en er dan gewoon heel snel een locatie moet komen. Maar als we dan die tijd hebben en ons kunnen voorbereiden, dan kunnen we de bewoners meenemen. Dan kunnen we het wel aan. Dat is wat ík hoor in het land. Ik denk dat we dat ook nodig hebben om het publieke vertrouwen te herstellen, namelijk: helderheid en duidelijkheid. "Dit is wat van u verwacht wordt en dit is wat u ervoor terugkrijgt wat betreft financiering, steun en taken". Ik denk dat dit kan werken.
De voorzitter:
De heer Griffioen? Nee. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dittrich van de fractie van D66.
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst mijn gelukwensen aan mevrouw Kaljouw met haar mooie maidenspeech. Dit is een prachtig onderwerp om mee te beginnen.
Voorzitter. Mijn vader, Zdenek, vluchtte in 1948 als student uit het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Hij had actiegevoerd tegen het communisme en zijn leven was in gevaar. Hij vroeg in Nederland asiel aan. Er was toen nog geen beleid over hoe er om moest worden gegaan met asielzoekers. Mijn vader werd daarom opgesloten in een politiebureau in Tegelen. Hij moest daar wekenlang blijven. Ondertussen werd er onderzoek gedaan naar zijn vluchtverhaal. Er was toen in de Nederlandse samenleving veel sympathie voor Tsjechische asielzoekers. Studenten uit Utrecht kwamen bijvoorbeeld naar Tegelen uit solidariteit. Zij gaven mijn vader, en de andere asielzoekers, les in de Nederlandse taal. Ze vertelden hem ook over de Nederlandse samenleving. Dat werd het eerste netwerk van mijn vader in Nederland. Toen hij een vluchtelingenstatus kreeg, vroeg men hem: waar wil je naartoe? Toen zei hij dat hij naar Utrecht wilde, terwijl hij daar nog nooit geweest was. In Utrecht kreeg hij een kamer bij een hospita. Hij ging studeren en werken en werd uiteindelijk professor Oost-Europese geschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Ik vertel dit omdat ik, als zoon van een asielzoeker, ben opgevoed met verhalen over vluchten, een nieuw leven beginnen, dankbaarheid en solidariteit, maar ook over heimwee en de pijn van het achterlaten van familie in het land van herkomst. Daarom realiseer ik me dat we het vandaag niet alleen hebben over getallen, aantallen, instroom, doorstroom en uitstroom, maar dat alle mensen hun eigen levensgeschiedenis en vluchtverhaal hebben.
Uiteraard is het asiel- en opvanglandschap in 75 jaar enorm veranderd. Vandaag de dag is het aanmeldcentrum in Ter Apel dagelijks in het nieuws en zijn er problemen met de opvang daar. Overigens moet er meteen bij gezegd worden dat het in veel asielzoekerscentra in Nederland gelukkig goed gaat, mede dankzij de inzet van lokale bestuurders, vrijwilligers en natuurlijk de medewerkers van het COA, de IND en maatschappelijke organisaties. Maar over het algemeen genomen spreken lokale en provinciale bestuurders van een opvangcrisis. De fractie van D66 wil dat er twee aanmeldcentra bij komen, naast Ter Apel en Budel. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe staat het met de planvorming daarvoor?
Jaap Velema, de burgemeester van Westerwolde, de gemeente waarin Ter Apel ligt, heeft in de Eerste Kamer de noodklok geluid. Vorige week was ook dat kort geding van de gemeente tegen het COA om nakoming van de gemaakte afspraken af te dwingen, namelijk: 2.000 asielzoekers in het aanmeldcentrum, en niet meer. Er is ook een inspectie geweest. Justitie en Veiligheid heeft de situatie in Ter Apel onderzocht en kwam tot de volgende conclusie: "Het risico op ernstige incidenten neemt toe. Er wordt niet voldaan aan de meest basale eisen van opvang." Dat gaat dus om de maximale opvangcapaciteit van 2.000. Die wordt al wekenlang overschreden. Op sinterklaasavond sliepen er bijvoorbeeld 2.340 mensen, tot in de wachtruimte van de IND aan toe. Er is sprake van methadongebruik, slechte hygiëne, overvolle afvalbakken, vieze matrassen in de wachtruimtes, en slapen op stoelen door kinderen en alleenstaande moeders. Het is echt vreselijk. Het COA heeft dringend hulp nodig.
De noodsituatie van Ter Apel wordt nog enigszins gecamoufleerd omdat andere gemeenten in de provincie Groningen, bijvoorbeeld Stadskanaal, te hulp schieten en opvangplekken aanbieden. Dat is natuurlijk prijzenswaardig, maar het is dan ook extra wrang dat heel veel gemeenten in Nederland — ik hoorde iemand net het getal 111 noemen — eigenlijk geen of heel weinig opvang bieden, de andere kant op kijken en dus geen of onvoldoende asielzoekers opnemen. Daar wil ik overigens wel meteen bij zeggen dat er veel op gemeenten afkomt, zoals Oekraïense ontheemden en de opvang van statushouders, en dan dus nog de asielopvang.
We hebben het vandaag over de spreidingswet. Die gaat alleen over het onderdeel asielopvang, maar we moeten het uiteraard wel in samenhang bezien. De staatssecretaris en zijn ambtenaren zijn dag en nacht bezig om bestuurders te bellen en te smeken om opvangplekken ter beschikking te stellen. Gisteren riep de VVD-burgemeester van Cranendonck, waar Budel ligt, het andere aanmeldcentrum, de Eerste Kamer nog op om voor de wet te stemmen. Ook de voorzitter van het Veiligheidsberaad, de VVD-burgemeester uit Dordrecht, deed eenzelfde oproep.
Voorzitter. Voor de fractie van D66 is de huidige situatie onacceptabel. Maar er is een mogelijke uitweg uit deze hele opvangcrisis. Dat is het wetsvoorstel dat in de Tweede Kamer is aanvaard, dat overigens ook nog verbeterd is, en dat we vandaag bespreken. Maar het moet gezegd worden: dit wetsvoorstel is natuurlijk wel onderdeel van een heel politiek debat geworden. Sommige politieke partijen willen doen geloven dat het spreiden van asielzoekers op een eerlijke manier over Nederland niet kan, tenzij het aantal mensen dat asiel aanvraagt drastisch vermindert. Natuurlijk is het zo dat als er minder mensen binnenkomen, er ook minder druk op de verdeling staat, maar in Europees verband is men druk doende om extra maatregelen uit te werken en in te voeren.
Tijdens de deskundigenbijeenkomst hier in de Eerste Kamer hebben verschillende experts naar voren gebracht dat als we in Nederland de verdeling van opvangplekken met de spreidingswet degelijk hebben geregeld en die opvang kwalitatief fatsoenlijk is, er helemaal geen aanzuigende werking optreedt. Mevrouw Kaljouw stelde daar een vraag over, maar de deskundigen laten ons weten dat dat niet zo is. Dat blijkt overigens ook uit wetenschappelijk onderzoek dat het WODC heeft gedaan. Maar volledigheidshalve wil ik toch aan de staatssecretaris vragen om nog eens te bevestigen dat het angstbeeld dat het aannemen van de spreidingswet een aanzuigende werking heeft, niet op feiten is gebaseerd.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Bent u ermee bekend, vraag ik via de voorzitter aan de heer Dittrich, dat onder meer de vreemdelingenpolitie materialen heeft, zowel digitaal als op print, die zich het beste laten duiden als reclamespotjes en reisfolders voor specifiek Nederland als bestemming, met beelden van de voorzieningen die wij hebben, tips om de procedures zo handig mogelijk door te fietsen et cetera? Die materialen, zowel filmpjes en foto's als papieren folders, worden breed verspreid met als doel om specifiek naar Nederland te komen, vanwege de mooie voorzieningen en de makkelijke procedures. Het slagingspercentage is hier heel hoog. Die materialen worden breed verspreid in landen als Libië, Marokko en andere herkomstlanden, landen van waaruit mensen op pad gaan naar specifiek Nederland.
De heer Dittrich (D66):
Ja, ik ben ermee bekend dat mensensmokkelorganisaties onder andere ook Nederland aanprijzen. Het is mijn stelling dat dit niet zo is vanwege het verdelen van de opvangplekken, maar vanwege zaken verderop in de procedure, zoals gezinshereniging. Dat is een andere discussie, waar wij het graag over willen hebben. Hier gaat het over de spreiding van mensen over een aantal gemeenten in Nederland. Het WODC heeft na uitgebreid onderzoek, dat overigens gedaan is op verzoek van de Tweede en Eerste Kamer, gezegd dat de spreidingswet an sich en de verdeling van opvangplekken geen pullfactor is waardoor mensen naar Nederland komen.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik ben het met de heer Dittrich eens dat waar men precies in het rijke en geweldige Nederland terechtkomt inderdaad niet zo'n factor is, maar het is natuurlijk wel zo dat de spreidingswet zal leiden tot een veel groter comfort en dus tot meer van die glanzende foldertjes over het niveau van de opvang in Nederland. We zien bijvoorbeeld in Denemarken, waar het veel soberder wordt aangepakt, dat dit wel degelijk een afschrikwekkend effect heeft. Als we de spreidingswet aannemen, dan zorgt die voor een veel comfortabeler opvang, wat uiteindelijk, onder aan de streep, een aanzuigend effect heeft. Dat blijkt uit al die reisfolders van die gewetenloze mensensmokkelaars. Is de heer Dittrich dat met mij eens?
De heer Dittrich (D66):
Nee, dat ben ik niet met u eens. Ik hoor u een paar keer het woord "comfort" zeggen, maar als je kijkt naar hoe de opvang eruitziet, dan zie je dat die helemaal niet comfortabel is. Het is niet een soort Hiltonhotel waar mensen in terechtkomen, zoals je weleens hoort. Nee, het is heel basaal. Je zou er zelf niet willen wonen; laat ik het zo zeggen. Mensen moeten soms jaren wachten voordat ze uiteindelijk uitgeplaatst kunnen worden. Daar heb ik het straks in mijn verhaal ook nog over. Dus het is helemaal niet zo'n pretje om in Nederland opgevangen te worden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat was mijn stelling dan ook niet. Overigens ben ik ook wel op plekken geweest, zoals de ferryboot in Amsterdam, waar het comfortniveau heel hoog is. Maar de spreidingswet zal wel leiden tot een niveau van comfort dat veel hoger is dan — ik zeg maar wat — het doorgangskamp in Libië vanwaaruit bepaalde types opereren om mensen deze kant op te mensensmokkelen.
De heer Dittrich (D66):
Wil mevrouw Nanninga nu zeggen dat wij ons moeten gaan richten naar het voorzieningenniveau in opvangkampen in Libië, Somalië of waar dan ook? Nee, natuurlijk niet. Wij als Nederland hebben ons gecommitteerd aan internationale verplichtingen en willen op een fatsoenlijke, goeie manier degelijke opvang bieden.
Maar voorzitter, ik ga nu door met mijn betoog.
De voorzitter:
Ja, u vervolgt uw betoog.
De heer Dittrich (D66):
Ik was bezig met te zeggen dat we in een politieke discussie over de spreidingswet terecht zijn gekomen. Er is ook een motie in de Tweede Kamer ingediend om pas op de plaats te maken. Toch bespreken we vandaag en morgen de spreidingswet. Ik wou eigenlijk alleen maar tegen de fracties van de VVD, de BBB en ook de PVV zeggen dat D66 blij is dat deze fracties niet de oproep uit de Tweede Kamer hebben aanvaard en zich niet hebben laten ringeloren. Wij voeren hier in de Eerste Kamer gewoon onze eigen agenda. Wij zien ook dat het urgent is om over de spreidingswet te praten. Mensen uit de praktijk vragen daarom.
Als Eerste Kamerfractie toetsen wij het voorliggende wetsvoorstel op de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid, de rechtmatigheid en de maatschappelijke noodzakelijkheid. Ik wil graag een aantal argumenten geven waarom D66 vindt dat dit een goed wetsvoorstel is, althans een wetsvoorstel dat we zouden moeten aannemen.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik krijg toch een klein beetje woorden, of in ieder geval een bepaalde houding, in de mond gelegd door de heer Dittrich van D66. Wij zouden ons "niet laten ringeloren" door de Tweede Kamer en de daar aangenomen motie. Maar ook geheel zelfstandig was deze wet wat mij betreft vandaag nog, of zelfs vorige week of vorige maand al, door de shredder gehaald en hier afgevoerd van behandeling. Dat was het beste geweest. Nu wordt er namelijk iets behandeld dat eigenlijk gewoon helemaal geen draagvlak heeft in de Tweede Kamer, oftewel in de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging. Dus waarom laat de heer Dittrich zich eigenlijk ringeloren door iets waarvan de bevolking, gelet op de laatste verkiezingsuitslag, heeft gezegd er niet meer achter te staan?
De heer Dittrich (D66):
We hebben hier uitgebreid in commissievergaderingen over gediscussieerd. Wij als Eerste Kamer hebben vragen aan de regering gesteld; die zijn beantwoord. Wij willen graag over deze wet praten met de regering. De vraag is gesteld in de commissievergadering. Toen heeft ook uw fractie gezegd: oké, we gaan erover praten. U gaat ongetwijfeld straks zelf uitgebreid — zo ken ik u — naar voren brengen dat u het er niet mee eens bent. Dat is prima: we zijn het niet met elkaar eens. De PVV wil de wet niet; D66 is voor de wet. Dat gaan we uitdiscussiëren. Maar wij zijn blij dat er in ieder geval niet geluisterd is naar de motie uit de Tweede Kamer om een pas op de plaats te maken en even niks te doen. Nee, wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid te nemen; we hebben ons eigen, democratische mandaat als Eerste Kamer. Die verantwoordelijkheid nemen wij.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, ik zit een beetje naar de tijd te kijken. Heeft u nog iets nieuws te vragen of kunnen we dat eventueel ook in het debat hierna doen?
De heer Van Hattem (PVV):
Nou, voorzitter, ik wil hier wel een reactie op geven. De heer Dittrich geeft namelijk aan dat er in de commissievergadering is ingestemd, maar er was een meerderheid voor om het wél te behandelen en wij zaten daar eigenlijk helemaal niet op te wachten. Sterker nog, ik heb in de schriftelijke vragenronde nog aan de staatssecretaris gevraagd of hij in ieder geval, gelet op de aangenomen motie in de Tweede Kamer, maatregelen wilde nemen om te voorkomen dat deze wet hier gefinaliseerd wordt voordat de kabinetsonderhandelingen zijn afgelopen, bijvoorbeeld door de ondertekening of de inwerkingtreding uit te stellen. Daar was deze staatssecretaris allemaal niet toe bereid. De heer Dittrich kan mij dus niet verwijten dat ik niet alles heb gedaan om te voorkomen dat dit verschrikkelijke wetsvoorstel hier vandaag behandeld wordt.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Dittrich (D66):
Het is waar dat de heer Van Hattem dat gevraagd heeft. Premier Rutte heeft daar ook op geantwoord door te zeggen: nee, dat doen we niet. We gaan gewoon door met gezwinde spoed, want het is zo belangrijk voor Nederland dat dit wetsvoorstel op een goeie manier wordt uitgerold. De spreidingswet maakt een einde aan het hap-snapbeleid zoals we dat nu kennen, want door planmatig te werk te gaan met de input van gemeenten, van provincies, van het COA, tijdens al die gesprekken aan provinciale regietafels, treedt er ook voorspelbaarheid op. Het gaat dus om planmatigheid en voorspelbaarheid. Gemeenten zullen dan ook weten waar ze aan toe zijn en kunnen concrete plannen gaan maken hoe om te gaan met het aantal asielzoekers dat ze krijgen toebedeeld. Onder leiding van de commissaris van de Koning als rijksorgaan kunnen die gemeenten in een provincie de handen in elkaar slaan en onderling met elkaar afspraken maken. Duikgedrag van sommige gemeenten, zoals dat nu aan de orde is, wordt dan bijna onmogelijk. Dit systeem van overleg, overreding en solidariteit is helemaal niet nieuw. Het is helemaal niet iets wat van bovenaf zomaar hier wordt gedropt. Nee, het past heel erg in de oer-Hollandse traditie van polderen, van er samen uit zien te komen als er een probleem is. Dit samenwerken en vooruitplannen geeft stabiliteit. Degenen die in de uitvoeringsorganisaties werken, de gemeenten en hun inwoners, en ook de asielzoekers, hebben baat bij die stabiliteit. Een soortgelijk systeem van praten en verdelen kent de Huisvestingswet als het gaat over de uitplaatsing van statushouders. Dus op bestuurlijk niveau is men hier in Nederland echt mee vertrouwd.
Ik wil graag een aantal voordelen van de spreidingswet noemen. Een groot voordeel is dat alle regio's in Nederland hun verantwoordelijkheid gaan nemen en het niet alleen kunnen afwentelen op het Noorden, en meer in het bijzonder de gemeente Westerwolde waarin Ter Apel ligt. Niet alleen het noorden en het oosten van Nederland maar ook gemeenten in andere delen van Nederland worden gestimuleerd om hun bijdrage te leveren aan het aanbieden van opvanglocaties. Dat is dus solidariteit. Politieke partijen als de BBB die zeggen het belang van de regio prioriteit te willen geven, zouden dus juist blij moeten zijn met de spreidingswet. Want als je vóór de wet stemt, laat je de regio's in bijvoorbeeld Noord- en Oost-Nederland niet in de kou staan. Als je kijkt naar de inhoud van de spreidingswet, dan zie je dat de minister slechts in het uiterste geval, als al dat overleg niet lukt, een indeplaatsstelling voor opvang kan afdwingen. De terminologie "dwangwet" is ook vandaag alweer een paar keer gevallen. Dat is eigenlijk een frame van hen die angst en paniek willen zaaien. Je zou met evenveel recht kunnen spreken van een "solidariteitswet".
De lokale autonomie van gemeenten wordt evenmin op een hele ondemocratische manier terzijde geschoven. De gemeenten praten via het college van burgemeester en wethouders mee aan die provinciale regietafels. Uiteraard staat het de gemeenteraden vrij om via hun college van B en W over de inbreng van de gemeente van gedachten te wisselen en allerlei voorstellen te doen. In medebewind voeren zij dan de uiteindelijke opgaven uit, zoals ook andere wetten in Nederland medebewind regelen. Dat staat ook heel keurig in artikel 124, lid 2 van de Grondwet. Bestuurlijk gezien is het dus een normale gang van zaken en het is ook heel democratisch ingebed, omdat wij in de Tweede en ook hier in de Eerste Kamer het wetsvoorstel bespreken.
Een ander voordeel is de stabiliteit in het opvanglandschap, waardoor asielzoekers niet meer zo gauw van hot naar her worden gesleept, van het een naar het ander. Men kan zich meer gaan richten op het opbouwen van een netwerk in de omgeving van de opvangplek door middel van vrijwilligerswerk, en wat D66 betreft ook door middel van regulier werk. De kinderen kunnen dan bijvoorbeeld op de school blijven waar zij op zitten en hoeven niet telkens op een nieuwe school bij een andere opvanglocatie te beginnen en opnieuw vriendjes te maken. Het komt dus ook de integratie ten goede. De menselijke maat komt terug. Kijk onder andere naar de brief die UNICEF aan ons heeft gestuurd. D66 is dus blij dat de spreidingswet daarbij helpt, maar ik vraag aan de staatssecretaris of hij dat nog eens uitdrukkelijk kan bevestigen.
Een ander voordeel van de spreidingswet is dat er minder crisisnoodopvanglocaties nodig zijn. Daar is de kwaliteit van de opvang vaak beneden de internationaal afgesproken standaard. Denk aan die sporthallen waar honderden mensen, inclusief kinderen, zonder daglicht bivakkeren met gordijntjes als afscheiding tussen de slaapplekken. Of denk aan de hallen en de tenten. Bovendien is de crisisnoodopvang veel duurder dan de reguliere opvang. Ongeveer een derde van de circa 61.000 mensen wordt opgevangen in dure noodopvanglocaties. Daar kost een crisisnoodopvangplek gemiddeld €53.000, terwijl een reguliere opvangplek iets van €27.000 kost.
Crisisopvang in hotels en op cruiseschepen zal dus niet meer hoeven wanneer het overlegsysteem van de wet eenmaal zijn werking heeft gekregen. Kan de staatssecretaris bij benadering aangeven hoeveel belastinggeld er bespaard gaat worden als de solidariteitswet, de spreidingswet, in werking treedt en die crisisnoodopvang wordt afgeschaald? Als er eenmaal reguliere opvang is, dan hoeft die crisisnoodopvang ook niet meer uit de begroting van Ontwikkelingssamenwerking bekostigd te worden. Wat mijn fractie betreft kan het geld dat uitgespaard wordt dan weer ingezet worden in die landen om de grondoorzaken van migratie aan te pakken. Investeringen daar die mensen ter plekke perspectief bieden, zetten meer zoden aan de dijk dan het bieden van crisisopvang in Nederland.
Een ander voordeel is dat de nieuwe wet gemeenten expliciet de mogelijkheid biedt om de opvang zelf ter hand te nemen. Veel van die gemeenten willen kleinschalige opvang namelijk zelf regelen. Die gemeenten zijn dan ook niet echt meer van het COA afhankelijk, maar doen het zelf, eventueel met andere partners, zoals het Rode Kruis. Dat kan gunstig uitpakken voor de integratie van de asielzoekers in de lokale gemeenschap, maar het roept wel een vraag bij D66 op: hoe wordt de kwaliteit van die kleinschalige opvang die niet door het COA wordt geleverd, verzekerd? Welke kwaliteitsnormen gelden er? Wie houdt er toezicht? En wie kan de gemeente in voorkomende gevallen aanwijzingen geven om de kwaliteit naar de Europese maatstaven te brengen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat er een kwaliteitskader met efficiënt toezicht over alle niet-COA-gebonden opvanglocaties zal worden uitgerold? Worden de gemeenten en de maatschappelijke partners, zoals VluchtelingenWerk, bij de totstandkoming van die kwaliteitsnormen betrokken? Gaan die kwaliteitseisen ook echt toezien op bijzondere opvangbehoeften voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen en kwetsbare groepen? Gelden de kwaliteitseisen ook onverkort voor de flexibele opvang? Ik wil graag een toezegging van de staatssecretaris op al die punten met betrekking tot de kwaliteitsnormen.
Voorzitter. Het nieuwe beleid brengt met zich mee dat er een vaste buffercapaciteit van 41.000 reguliere opvangplekken zal zijn. Dat staat eigenlijk ook los van hoeveel asielzoekers er binnenkomen. Zouden het er veel minder zijn, en zouden dus plekken over zijn, dan kunnen de gemeenten die plekken omvormen en gebruiken voor andere doelgroepen. Bijvoorbeeld — dat is al eerder in het debat naar voren gekomen — jonge woningzoekenden, gescheiden ouders die snel een eigen plek nodig hebben of statushouders. Het is dus een goede zaak dat die omgevormd kunnen worden, maar wel is meteen de vraag hoe flexibel dat systeem eigenlijk is. Zijn die plekken toebedeeld aan zo'n andere doelgroep, dan vormen die eigenlijk geen buffer meer omdat je de bewoners niet zomaar kan laten verhuizen om plaats te laten maken voor asielzoekers, mocht dat noodzakelijk zijn. Jongeren die er gehuisvest zijn, of bijvoorbeeld die gescheiden vaders die acuut een opvangplek nodig hadden en in een flexibele woonvorm onderdak vonden, hebben natuurlijk ook recht op huurbescherming. Ze kunnen toch niet zomaar ontruimd worden als er weer plek voor anderen nodig is? Dus graag daar een reflectie van de staatssecretaris op.
Een probleem in de huidige opvang is dat asielzoekers die een status hebben gekregen, en dus in Nederland mogen blijven, veel te lang in een asielzoekerscentrum blijven wonen bij gebrek aan verhuismogelijkheden. De doorstroom is dus verzand. Gemiddeld wacht men nog eens veertien weken, dus iets van drieënhalve maand, na het verkrijgen van een status, waarop men ook al een à anderhalf jaar en soms zelfs twee jaar heeft moeten wachten. Maar de achterstand bij het beslissen over een asielverzoek door de IND, dus nog de fase vóór het verlenen van een status, is ongeveer 70.000. Die achterstand bij de IND is nog nooit zo groot geweest, ondanks dat er veel mensen bij de IND zijn aangenomen. Gemiddeld duurt het een jaar, anderhalf jaar voordat de IND een beslissing over een asielaanvraag heeft genomen. Wachten is voor een asielzoeker killing. Je weet niet waar je aan toe bent, je kunt je niet goed op je leven in Nederland richten, je zit maar te wachten. De staatssecretaris moet dus als de wiedeweerga ook aan dat aspect gaan werken. Het COA heeft nu een buffercapaciteit, maar dat zou ook moeten gaan gelden voor de IND. Want het telkens op- en afschalen werkt niet. Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Hoe kan hij ook het werken bij het COA en de IND aantrekkelijker maken, zodat vacatures snel vervuld worden?
Er blijven dus nog veel statushouders in de centra omdat er te weinig doorstroming is. Daar had de heer Griffioen het, terecht wat mij betreft, ook over. Denkt de staatssecretaris dat het COA door de stabiliteit van het opvanglandschap beter rekening kan gaan houden met de specifieke omstandigheden van statushouders die uitgeplaatst moeten worden? Plaats bijvoorbeeld iemand die tomaten wil plukken in het Westland en niet bijvoorbeeld in Drenthe. Is er ruimte om daar rekening mee te gaan houden als de statushouders sneller doorgeplaatst kunnen worden?
De IND heeft laten weten dat ze om de doorstroom te bevorderen een systeem hanteerden waarbij ze kansrijke asielzoekers schriftelijk hoorden. Denk aan bijvoorbeeld Jemenieten en Syriërs. De meesten van hen krijgen, gelet op de vreselijke situatie in hun land, een status. Schriftelijk horen gaat sneller en gebeurt ook in andere landen, in de ons omringende landen. Het spaart tijd uit van de IND-medewerkers, van advocaten, van tolken. Dat is kostbare tijd en kostbaar geld, omdat er minder dwangsommen hoeven te worden betaald vanwege de termijnoverschrijding. Dat is belastinggeld dat veel beter kan worden besteed. In voorkomende gevallen kan de IND altijd nog zo'n asielzoeker fysiek, mondeling, horen als de experts van de IND dat noodzakelijk vinden.
Maar nu heeft de Tweede Kamer met een motie dat schriftelijk horen van kansrijke asielzoekers afgeschaft. Dat betekent dat de IND 140 fte IND-medewerkers moest aantrekken en 140 fte aan extra externen. De staatssecretaris heeft op vragen van D66 schriftelijk laten weten dat dit een motie uit de Tweede Kamer is. Ik vind die motie onbegrijpelijk. Toen was ook nog niet bekend wat alle effecten daarvan zouden zijn. Als we het nu hebben over sneller uitplaatsen en sneller achterstanden inhalen, dan is hier een klein deel van de oplossing te vinden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus hoe hij daartegen aankijkt. De IND hanteert al het project bespoediging afdoening asiel, "BAA" in jargon. Dat gaat om kansrijke asielzaken waarbij nationaliteit een belangrijk criterium is. Daar past schriftelijk horen bij bepaalde nationaliteiten heel goed bij. Dus ik vraag de staatssecretaris nogmaals het mogelijk te maken dat de IND schriftelijk horen in kansrijke zaken kan toepassen. Graag een toezegging. Ik overweeg op dit punt in tweede termijn een motie in te dienen. Kansloze asielzoekers worden al versneld afgedaan, dus het moet ook bij kansrijke asielzoekers kunnen.
Voorzitter. Over kansloze asielzoekers gesproken: in Ter Apel is de pilot procesoptimalisatie gestart. Overlastgevende en vaak uit veilige landen afkomstige asielzoekers worden versneld door de procedure gehaald. Wat D66 betreft zou dat ook op andere locaties toegepast moeten worden waar relatief veel overlastgevende asielzoekers verblijven, zoals bijvoorbeeld bij het detentiecentrum in Rotterdam. De vraag aan de staatssecretaris is: gaat dit gebeuren en zo ja, wanneer? Door het aannemen van de spreidingswet kan de overlast die een relatief kleine groep derdelanders veroorzaakt, verspreid worden over meer gemeenten, waardoor Ter Apel en Budel ontlast worden.
We moeten het wetsvoorstel niet alleen op maatschappelijke noodzakelijkheid, rechtmatigheid en handhaafbaarheid toetsen, maar ook op uitvoerbaarheid. Ik was blij te horen dat de betrokken instanties, uitvoeringsorganisaties en ook ngo's er vertrouwen in hebben dat men met de wet uit de voeten kan. Het COA, de VNG, commissarissen van de Koning, het Rode Kruis, burgemeesters, wethouders, de UNHCR, veiligheidsregio's, UNICEF, de IND, VluchtelingenWerk, de gemeente Westerwolde met daarin Ter Apel, de gemeente Cranendonck met daarin Budel: allemaal pleiten ze voor het aannemen van de spreidingswet. Hun visie wordt door wetenschappers, de Raad voor het Openbaar Bestuur, de Adviesraad Migratie en het College voor de Rechten van de Mens ondersteund. Ze dringen allemaal aan op snelle inwerkingtreding. Dit advies vanuit verschillende kanten van de praktijk moeten wij hier in Den Haag ter harte nemen. We moeten meer en beter luisteren naar de mensen die het daadwerkelijke werk doen. Zij staan met de poten in de modder en zij vragen om een snelle aanvaarding van de spreidingswet. Als de wet zoals die nu voorligt wordt aangenomen, hoe zorgt de staatssecretaris er dan voor dat die op een heel snelle manier in werking treedt? Zou de staatssecretaris daar een toezegging over willen doen?
Voorzitter. Ik ga afronden. Dit is eigenlijk de enige vraag die ik nog heb aan de staatssecretaris. De overlegstructuur uit de spreidingswet is per provincie georganiseerd, maar er zijn gemeenten die samenwerken met andere gemeenten die net over de provinciale grens in een andere provincie liggen. Ook de PVV-fractie heeft daar schriftelijke vragen over gesteld. Daar was ik het mee eens. De staatssecretaris heeft geantwoord dat gemeenten niet over de provinciale grens afspraken mogen maken. Maar dat is toch vreemd? Kan zo'n situatie bij de landelijke regietafel worden aangemeld en daar opgelost worden? Het gaat er toch om dat er effectief meer fatsoenlijke opvangplekken worden geboden?
Mevrouw de voorzitter. Mijn conclusie. D66 staat positief tegenover het wetsvoorstel om spreiding van opvangplekken mogelijk te maken. Wij willen graag aan onze internationale verplichtingen voldoen. Wij roepen anderen op solidair te zijn met de gemeenten die al opvangplekken bieden. We zien het als een kwestie van zorgvuldige wetgeving, goed fatsoen en van medemenselijkheid dat wij aan degenen die hun land ontvlucht zijn en in Nederland aankloppen, degelijke opvang bieden.
Helemaal tot slot zou ik nog een compliment willen geven aan alle medewerkers van het COA, van de IND, van de maatschappelijke organisaties en van de gemeenten — burgemeester en wethouders niet te vergeten — en aan alle vrijwilligers die zich de benen uit het lijf lopen om voldoende, fatsoenlijke opvangplekken te vinden en asielzoekers te helpen in deze opvangcrisis. D66 waardeert hun inzet en betrokkenheid zeer. En dat geldt niet in de laatste plaats ook voor de staatssecretaris, die heeft aangetoond dat hij deze wet echt met hart voor de zaak door de Eerste Kamer wil krijgen. Daar verdient hij heel veel steun voor.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een korte interruptie van de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, u gaf aan dat die heel kort moet zijn, dus ik zal me beperken tot één vraag. Die gaat over de uitvoering. Ik heb de heer Dittrich horen zeggen wie er allemaal voor de uitvoering zou zijn, maar wij moeten het hier niet hebben over wat iedereen vindt, maar over wat wij vinden, en over de uitvoering. Ten aanzien daarvan de volgende vraag. Er zijn mogelijkheden om duurzaam, voor vijf jaar, meer dan 100 plaatsen aan te bieden. Die worden dan meteen meegenomen in het contingent dat een provincie of een plaats al heeft. Bestaat niet de kans dat door gemeenten heel strategisch wordt bekeken welke positie zij zullen innemen: liever allemaal kleinschalig, want dan is het niet duurzaam, en dan kan je elk jaar opnieuw keuzes maken? Is de heer Dittrich daar niet bang voor?
De heer Dittrich (D66):
Nee, daar ben ik niet bang voor, want men zit met z'n allen aan die provinciale regietafels. Stel dat er een gemeente zou zijn die calculerend gedrag vertoont. Daar zitten ook andere gemeentes, die dan zeggen: ja maar wacht eens even, kunnen wij niet gezamenlijk aan die opgave voldoen? De provincies zitten daar ook bij. Daar kan dus ook een zekere sturing plaatsvinden. Ik zie het dus als een soort geleide solidariteit. Stel nou dat zo'n gemeente zegt "we gaan helemaal niks doen" of "we gaan heel weinig doen". De minister of de staatssecretaris heeft dan helemaal aan het eind van dat lange overlegtraject van 1 februari tot 1 november de mogelijkheid om te zeggen: zo kan het niet, nu komt er een indeplaatsstelling. Voordat het besluit tot die indeplaatsstelling wordt genomen, moet er weer overleg zijn, wordt er nog een kans geboden en zo. Daarom denk ik dat dit in de praktijk niet of nauwelijks voor zal komen.
De voorzitter:
Meneer Schalk, u had beloofd één vraag te stellen.
De heer Griffioen heeft ook nog recht op een interruptie.
De heer Griffioen i (BBB):
Mevrouw de voorzitter, mag ik dan twee korte vragen stellen? Ja, zie ik. U had het terecht over de poldertraditie in Nederland, meneer Dittrich. Ik dacht te begrijpen dat u dat met een zekere trots zei. Ik kan me dat wel voorstellen, want dat is een heel goede traditie. Als ik naar de staatssecretaris kijk, stel ik mij voor dat hij zeven dagen in de week anderhalf uur per dag burgemeesters en commissarissen belt. Helaas heeft die traditie dus niet voldoende gewerkt. Daarom is er helaas een wet nodig. Bent u dat met mij eens?
De heer Dittrich (D66):
Ja, dat ben ik helemaal met u eens. Daarom zijn wij voor de wet, want tot nu toe is het met heel veel discussies, gesprekken en telefoontjes niet gelukt om de opvangplekken op basis van vrijwilligheid op een redelijke manier te verdelen. Daarom is die wet inderdaad nodig. Ik ben het dus met de BBB-fractie eens.
De heer Griffioen (BBB):
Dank. Dan een laatste vraag. U had het heel terecht over de kwaliteitsaspecten van de kleine opvang die, zoals dat nu is bedoeld, dan niet onder het COA vallen. Zou u zich ook kunnen voorstellen dat die kleine opvanglocaties juist wél onder het COA vallen? Dan heb je namelijk eenduidigheid over het toezicht en leg je niet allerlei risico's bij de gemeenten over alle kwaliteitsaspecten en mogelijk over financiële aspecten.
De heer Dittrich (D66):
Dat is een interessante vraag, die ik eigenlijk ook aan de staatssecretaris heb gesteld. Er komt een kwaliteitskader. Daar zouden allerlei normen en dergelijke in vastliggen, ook over het toezicht. Als er kleinschalige opvang in een bepaalde gemeente plaatsvindt, moet het natuurlijk niet zo zijn dat niemand weet wat de kwaliteit daar is en dat niemand daar toezicht op gaat houden. Dat zou namelijk weleens rampzalig kunnen uitpakken. Er is dus normering nodig. Dat is dan ook wat D66 gevraagd heeft. Ik vind het belangrijk dat er ook maatschappelijke organisaties, zoals VluchtelingenWerk of andere organisaties, betrokken zijn bij het ontwikkelen van dat kwaliteitskader, zodat dat op een goede manier ingekaderd wordt.
De heer Griffioen (BBB):
De vraag was of je dat misschien niet zou moeten willen en dat juist wél bij het COA zou moeten laten, gezien hun ervaring daarmee.
De heer Dittrich (D66):
Het COA richt zich natuurlijk met name op grotere opvanglocaties, waar meer dan 50 asielzoekers geplaatst worden. Dat is ook logisch. Die grotere opvanglocaties zijn prima, maar het is voor het COA heel lastig te behappen als er over heel Nederland in allerlei gemeentes kleine opvanglocaties komen. Het is voor de andere uitvoeringsorganisaties overigens ook heel lastig. Denk aan de IND, die gehoren moet laten plaatsvinden en mensen moet horen over hun vluchtverhaal. Die zou dan overal naartoe moeten. Daarom is er veel te zeggen voor grotere opvanglocaties. Daar is het COA natuurlijk uitstekend geschikt voor.
De voorzitter:
Dank u wel. De vragen kunnen natuurlijk ook aan de staatssecretaris gesteld worden.
De vergadering wordt van 13.03 uur tot 13.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Hattem van de fractie van de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. Laten we om te beginnen gewoon het beest bij de naam noemen, bij de juiste naam noemen. Voortdurend wordt heel eufemistisch gesproken over de "spreidingswet". Daarmee wordt de suggestie gewekt dat deze wet de situatie van de ongecontroleerde toestroom van asielmigranten met spreiding zou verbeteren of oplossen. Oftewel: een gelikte verkoopterm die dient voor beleidspropaganda.
Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, heet officieel "Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen". Maar ook die naam staat als een vlag op een modderschuit, want met dat "mogelijk maken" wordt gewoon "bij gemeenten afdwingen middels een medebewindstaak" bedoeld, waarbij interbestuurlijk toezicht vanuit het Rijk op gemeenten als dwingende stok achter de deur wordt gebruikt. We kunnen dan ook met recht spreken van een asieldwangwet en dat zal ik in dit debat dan ook doen.
"Dwingen" is bovendien ook de term die door de overheid binnenskamers wordt gehanteerd. Ik citeer uit het verslag van de Landelijke Regietafel Migratie & Integratie, de LRT, van 3 november jongstleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geeft aan dat "op het moment dat meer dwingend optreden nodig is: beginnen bij gemeenten die achterblijven." In diezelfde vergadering zien we nog meer vormen van dwang. Zo wordt er gesproken over "snellere overgang tot indeplaatsstelling" en vraagt de minister van Binnenlandse Zaken om een hoger toewijzingspercentage aan statushouders van sociale huurwoningen. In een eerdere LRT, op 23 mei jongstleden, werd al geopperd dat de provinciale regietafels, de PRT's, "al in het begin een zwaarder mandaat hebben. Ook in de spreidingswet moet de macht van de PRT in het begin liggen en niet aan het einde." Zou het deze PRT's aan machtsmiddelen ontbreken? Daarnaast wordt geopperd om statushouders weer verplicht wettelijk voorrang te verlenen bij volkshuisvesting. In de LRT van 28 oktober werd door Justitie en Veiligheid letterlijk gemeld "dat wordt gekeken naar het onderbrengen van vergunninghouders in hotels, desnoods zonder instemming van een gemeente". Kortom, er is volop dwang om asielopvang erdoorheen te duwen. Er is geen boodschap aan de lokale autonomie, maar er is vooral sprake van dwingend optreden. En met deze asieldwangwet zal deze asieldwingelandij alleen nog maar erger worden.
De afgelopen dagen hebben we aan de lopende band bestuurders in de media gezien met hele verhalen waarom deze, in hun woorden, "spreidingswet" er wél zou moeten komen. Zo gaf de burgemeester van Cranendonck gisteren bij Buitenhof aan dat deze wet morgen nodig is "zodat er een betere spreiding komt, zodat het beheersbaar wordt en zodat daarmee de overlast afneemt en het veiligheidsgevoel van mijn inwoners in ieder geval weer terugkomt."
De heer Nicolaï i (PvdD):
De heer Van Hattem heeft het alsmaar over een dwangwet en dwang. Als bestuursrechtjurist weet ik dat er bij het maken van wetten in het bestuursrecht altijd sprake van een verplichtend karakter zal zijn. Ik wil aan de heer Van Hattem van de PVV een specifieke vraag stellen over de huisvesting van vergunninghouders. In de Huisvestingswet 2014 is een bepaling opgenomen waarin staat dat gemeentes daartoe verplicht zijn. Als die verplichting niet wordt nagekomen, kan dezelfde dwang worden uitgeoefend als nu mogelijk is. Het gaat hierbij dus niet om mensen die nog in de procedure zitten, maar om mensen die een vergunning hebben gekregen.
Die wet is aangenomen met steun van de PVV. Ik zie dat de heer Van Hattem schrikt, maar dat is natuurlijk wel een gegeven. Dan is het toch ook logisch dat de Raad van State, toen het over deze wet ging, aanvankelijk heeft gezegd: waarom regelen we het niet gewoon in de Huisvestingswet, net zoals toen? Het is een volgende stap, niet voor mensen die een vergunning hebben, maar voor mensen die nog in de procedure zitten. Waarom wordt er alsmaar over dwang, dwang, dwang gesproken, terwijl het een normale procedure is? Bovendien was het een procedure waar uw partij toentertijd voor heeft gestemd.
De heer Van Hattem (PVV):
Allereerst wil ik opmerken dat mijn spreektijd door is blijven lopen tijdens de interruptie van de heer Nicolaï. Dat heeft wel enkele minuten gekost.
Ik vind de vraag van de heer Nicolaï niet helemaal duidelijk. Wat bedoelt hij nou precies te vragen? Hij heeft het over een Huisvestingswet en die is verschillende keren gewijzigd. De Huisvestingswet bestaat al heel lang. Misschien hebben wij als fractie ooit met een wijziging van die wet ingestemd, maar ik weet niet precies op welk punt de heer Nicolaï doelt. Ik ben in ieder geval helemaal niet gelukkig met het feit dat gemeenten gedwongen worden om statushouders te huisvesten. Maar de Huisvestingswet omvat veel meer dan alleen dat element en daar hebben we het vandaag niet over. We hebben het vandaag over de dwang om asielzoekerscentra in gemeentes te plaatsen, waarmee we de lokale autonomie volledig passeren en buitenspel zetten. Dat is dwang en dat is verkeerd. Dat is het opdringen van asielzoekerscentra aan gemeenten. De lokale bevolking wordt gepasseerd en de gemeentes worden aan de kant geschoven. Op deze manier wordt het gewoon vanuit het Rijk opgelegd, met als doel de asielopvangcapaciteit te vergroten, zodat die asielinstroom kan blijven doorgaan en de problemen van Nederland alleen maar groter worden, enorm worden en onhoudbaar worden.
De heer Nicolaï (PvdD):
Al die achterliggende overwegingen laat ik even daar, want, met alle respect, de Partij voor de Dieren denkt daar anders over dan de PVV. Het gaat mij om het volgende. In artikel 28 van de Huisvestingswet, dat met instemming van de PVV is vastgesteld, staat: burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling. Daar heeft uw partij voorgestemd. U zegt dat er meer in de Huisvestingswet staat, maar dat is geen reden geweest om tegen de Huisvestingswet te stemmen. Dat zijn gewoon normale, bestuursrechtelijke procedures. Ik ben het ermee eens dat er hier inderdaad druk wordt uitgeoefend en dat er in een vergaande wet vergaande bevoegdheden worden toegekend — ik zal het daar in mijn bespreking ook over hebben — maar het frame dat het hier om een dwangwet gaat, begrijp ik niet, mede omdat uw eigen partij voor artikel 28 van de Huisvestingswet gestemd heeft. Ik denk dat we de discussie hierbij kunnen laten.
De heer Van Hattem (PVV):
Nee, hier laat ik de discussie niet bij. Het punt is dat het niet alleen om dat artikel van de Huisvestingswet gaat. Het gaat erom dat wij altijd, van het begin af aan, hebben gezegd: wij willen af van de verplichte voorrang voor asielzoekers, voor statushouders op de woningmarkt. Daar hebben we ook initiatiefvoorstellen voor ingediend in de Tweede Kamer. Wij zijn er altijd tegen geweest, dus het frame dat de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren hier neerlegt dat wij voor die gedwongen huisvesting van statushouders zouden zijn, is niet aan de orde. De Huisvestingswet bestaat al heel lang. Er zijn verschillende wijzigingswetten voor geweest. Ik weet niet op welk moment die specifiek over dat artikel zijn gegaan, maar van het feit dat statushouders met voorrang worden gehuisvest in Nederland heeft de PVV altijd gezegd: daar moeten we van af; het is onwenselijk en niet toelaatbaar. Wat dat betreft is het, wat mij betreft, een hele andere voorstelling van zaken dat er ooit een stemming was over een mogelijke wijziging van de Huisvestingswet, die al tientallen jaren bestaat, volgens mij allang voordat de PVV in het parlement vertegenwoordigd was.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Nicolaï.
De heer Nicolaï (PvdD):
Nog even ter correctie. Zoekt u het anders zelf maar even op. Dit is niet speciaal over deze bepaling gegaan. Het is gewoon de Huisvestingswet. Van begin af aan heeft deze bepaling erin gezeten. In 2014 is die aangenomen. Uw partij heeft toen voorgestemd, inclusief deze bepaling.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Janssen.
De heer Janssen i (SP):
Ik ga even in op de lokale autonomie, want de heer Van Hattem maakt daar een groot punt van. Is in de ogen van de heer Van Hattem de lokale autonomie absoluut, of geldt dat alleen op dit onderwerp van asiel?
De heer Van Hattem (PVV):
De lokale autonomie is iets wat in grote mate gewaarborgd moet worden, laat ik het zo zeggen. "Absoluut" is natuurlijk niet aan de orde, maar er zijn natuurlijk wel heel veel zaken waarbij een gemeente haar eigen huishouding moet kunnen regelen. We hebben niet voor niks zelfs op Europees niveau een handvest voor de lokale autonomie, waarin zulk soort zaken gewaarborgd worden, zodat gemeentes zelf kunnen beslissen over zulk soort belangrijke zaken, waarover de bevolking zich ook zou moeten kunnen uitspreken. Nu wordt alles gepasseerd, alles tenietgedaan. Een gemeente kan niet meer zeggen: we gaan een referendum houden over de komst van een asielzoekerscentrum. Nee, dat wordt gewoon landelijk opgelegd, afgedwongen, middels deze wet. Daar is een groot probleem mee. De mensen moeten van onderaf inspraak kunnen hebben in dit proces. Nu wordt die weg helemaal afgesneden. Ik kan me daarom ook niet voorstellen waarom juist de SP, die altijd voor referenda en voor inspraak van onderop is, hier zo voor is en de asieldwangwet op deze manier wil doordrukken.
De heer Janssen (SP):
Even terug naar mijn vraag, voordat we dat hele betoog weer opnieuw krijgen. Mijn vraag is: geldt het in de ogen van de PVV alleen voor asiel dat lokale autonomie absoluut is of geldt dat ook voor andere onderwerpen?
De heer Van Hattem (PVV):
Dan heb ik het over een ander onderwerp. Ik wil ook niet dat gemeentes worden gedwongen, bijvoorbeeld via de Regionale Energiestrategie, om overal die verschrikkelijke windturbineparken te plaatsen. Ik wil niet dat gemeentes dat opgedrongen krijgen. Er zijn dus genoeg andere onderwerpen waarbij de lokale autonomie veel beter gerespecteerd zou moeten worden.
De heer Janssen (SP):
Maar dan noem ik even een voorbeeld. Als een gemeente als werkgever zelf besluit dat zij boa's wil toestaan om een hoofddoekje, een keppeltje of een kruis te dragen — los van wat je daarvan vindt; daar hebben wij ook een mening over — is dat dan haar goed recht als werkgever, als gemeente? Of zegt u dan, zoals in de Tweede Kamer vanuit de PVV gebeurd is: hier moet het Rijk meteen verbiedend optreden, want dit kan zo niet?
De heer Van Hattem (PVV):
Er is natuurlijk altijd verschil tussen zaken die op lokaal niveau geregeld en ingepast moeten worden — dan hebben we het bijvoorbeeld over een asielzoekerscentrum, waarover we het vandaag hebben — en zaken die gewoon landelijk voor het hele land worden geregeld. Dan hebben we het over de wijze waarop boa's, politieagenten en dergelijke zich kleden. Dat is iets wat gewoon landelijk vervat dient te worden en niet op lokaal niveau. Daarvoor moet overal één lijn gelden. De lokale inpassing van een asielzoekerscentrum op plekken waar wel of geen asielzoekerscentrum moet komen, is heel iets anders. Daarover moet een gemeenschap zelf kunnen besluiten. Er is dus gewoon een essentieel verschil tussen de bovengrens en de ondergrens van wat beleid is en waar beleid gemaakt moet worden. In dit geval moet asieldwang niet worden opgelegd aan gemeenten.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Ja, even heel kort. Het gaat niet om agenten, waarvoor dat landelijk geregeld moet worden. Boa's zijn in dienst van de gemeente. De gemeente is hun werkgever. De gemeente gaat over die toepassingen. Agenten zijn een ander verhaal. Dat loopt landelijk. Maar u laakt de gemeentelijke autonomie en u gebruikt die alleen maar, ook in de voorbeelden die u noemt, op onderwerpen waar de PVV niet van gediend is.
De heer Van Hattem (PVV):
De SP laakt vooral de lokale autonomie en inspraak door burgers op deze manier de mogelijkheden van onderaf te ontnemen om zich uit te spreken over asielzoekerscentra in hun gemeente en door dit gewoon af te dwingen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Ik had het voorbeeld aangehaald van de burgemeester van Cranendonck, die bij Buitenhof een heel verhaal hield over waarom de asieldwangwet, of in zijn woorden de "spreidingswet", er wél zou moeten komen. De problemen in Budel en Maarheeze zijn inderdaad enorm. Dat ben ik zeer met hem eens. Maar het is een valse voorstelling van zaken om te doen alsof de asieldwangwet dit zou oplossen. Dat draait de inwoners juist een rad voor ogen. De asieldwangwet doet namelijk helemaal niets aan de oorzaak van het probleem: de ongeremde asielinstroom. De grenzen blijven gewoon wagenwijd openstaan om jaarlijks vele tienduizenden asielmigranten binnen te laten. De asieldwangwet is louter een expansievat om die massa-immigratie onverkort in stand te houden en van Nederland één groot azc te maken. De spreiding over alle Nederlandse gemeenten zorgt voor het verder faciliteren en vergroten van de massa-immigratie. Plaatsen als Budel en Ter Apel schieten daar niets mee op. De azc's in hun gemeente blijven evengoed bestaan als gerealiseerde capaciteit. De overlast die daar van asielzoekers ervaren wordt, zal dan ook niet minder worden door de asieldwangwet; juist nog veel meer gemeenten krijgen te maken met die overlast. Ook blijven gemeenten die nu al een azc hebben er door de asieldwangwet eentje houden, want iedere twee jaar krijgen ze een nieuwe opgave op hun bord met mogelijk nog meer asielopvangplekken.
In de schriftelijke nota van antwoord bij deze wet geeft de staatssecretaris zelfs aan dat Budel er op zeer korte termijn nog een schepje bovenop krijgt met de mogelijke vestiging van een preprocesbeschikbaarheidslocatie, een pbl, voor asielzoekers met een kansarme asielaanvraag en voor overlastgevende asielzoekers. Die wordt gefaseerd opgeschaald naar circa 50 plekken. Eerder werd in Ter Apel al zo'n pbl geopend, waar dagbesteding wordt aangeboden en waar asielzoekers beschikbaar moeten zijn, maar schijnbaar toch nog het terrein mogen verlaten. Volgens omwonenden van Ter Apel was van afgenomen overlast geen sprake. Kan de staatssecretaris aangeven of bij zo'n pbl de overlastgevende en kansarme asielzoekers inderdaad nog steeds gewoon het terrein mogen verlaten?
Ook zijn er veel burgemeesters die nu de trom roeren dat hun gemeente wel de verantwoordelijkheid heeft genomen om een azc te vestigen. Zulke besluiten zijn er vaak doorgedrukt over de ruggen van de lokale bevolking. De burgers wordt niets gevraagd. Zo zei de burgemeester van Vijfheerenlanden afgelopen vrijdag bij Op1: "Wij als gemeente nemen onze verantwoordelijkheid voor de humane opvang van vluchtelingen". Hun wethouder gaf aan: "We ergeren ons aan gemeenten die weigeren." Zulke gemeenten willen dus via de asieldwangwet andere gemeenten gaan dwingen om ook een azc te vestigen. Die willen andere gemeenten moreel de maat nemen, terwijl ze zelf eerst zouden moeten kijken naar de veiligheid en leefbaarheid van de eigen inwoners, in plaats van te deugpronken met humane opvang. Deze morele deugchantage proberen ongekozen burgemeesters nu dus uit te venten richting de Eerste Kamer om de asieldwangwet er doorheen te drammen. Die is bovendien doorspekt met drogredenen. Als de asieldwangwet van kracht zou zijn, dan zou er op korte termijn immers niet direct iets aan de beschikbare opvanglocaties veranderen. Eerst zouden er nog nadere afspraken moeten worden gemaakt, ruimtelijke procedures worden doorlopen, dwangmaatregelen via interbestuurlijk toezicht moeten worden toegepast et cetera. Maar bovenal wordt hiermee heel Nederland één groot Ter Apel, terwijl Ter Apel zelf met dezelfde ellende blijft zitten. Het blijft dweilen met de kraan open. De enige echte oplossing is en blijft de asielinstroom een halt toe te roepen.
Ook doet deze asieldwangwet helemaal niets af aan andere oorzaken van de problematiek in de asielketen. De capaciteitstekorten bij de IND worden er niet mee opgelost. De tot nu toe genomen maatregelen bij de IND zijn volgens de staatssecretaris zelf — ik citeer — "niet voldoende om de achterstanden bij de IND op korte termijn in te lopen". Waarom dan niet hier met de grootste prioriteit werk van maken in plaats van alles op alles zetten om de asieldwangwet er met stoom en kokend water doorheen te jagen? Door de achterstanden bij de IND blijven asielprocedures en daarmee de opvang nog steeds onnodig lang duren en wordt een asielstatus vaak veel te makkelijk toegekend.
De staatssecretaris beklemtoont steeds dat volgens een onderzoek van het WODC van de asielopvangvoorzieningen nauwelijks een aanzuigende werking uitgaat voor de voorkeur voor een bepaald bestemmingsland. Maar volgens het onderzoek zijn het inwilligingspercentage en de mogelijkheden voor gezinshereniging wel van invloed. Desalniettemin zal van de opvang op cruiseschepen, in luxehotels, in kastelen, met copieuze buffetten, nieuwe Mielewasmachines en het vooruitzicht op uitkeringen, woningen met voorrang en bijstand voor inrichtingskosten ook geen afschrikwekkende werking uitgaan, integendeel. Maar dat van het zeer hoge inwilligingspercentage van zo'n 85% en de ruime mogelijkheden voor gezinshereniging een nog grotere aantrekkingskracht uitgaat om massaal naar Nederland te komen, maakt het des te problematischer.
Terwijl Nederland als middelste prognose voor de jaarlijkse asielinstroom het aantal van 60.000 hanteert, is die bij onze zuiderburen een stuk lager. Afgelopen week maakte België bekend dat er 29.589 personen in 2023 asiel hadden aangevraagd; minder nog dan in 2022. Nog belangrijker is dat het erkenningspercentage in België 52,3% bedraagt, terwijl het in Nederland dus rond de 85% zit. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het kan dat de verschillen tussen deze vergelijkbare buurlanden zo ontzettend groot zijn? Is Nederland met dit hoge inwilligingspercentage niet gewoon de asielmagneet van Europa? Is het niet veel zinvoller daar iets aan te doen in plaats van Nederland op te zadelen met een asieldwangwet die deze asielinstroom accommodeert en juist in stand houdt?
Ook wat de gezinshereniging betreft is het een zoete inval in Nederland. In de schriftelijke beantwoording gaf de staatssecretaris aan dat gestapelde gezinshereniging, oftewel nareis op nareis, binnen het huidige beleid is toegestaan. Keuzes hierover laat hij echter aan een nieuw kabinet. Waarom dit níét aanpakken, maar wél deze asieldwangwet doordrammen? Ook van het afschaffen van het zogenaamde "jongvolwassenenbeleid", waarbij mensen van 18 tot 25 jaar ook als "kind" kunnen nareizen, wordt nog niet actief werk gemaakt. Het blijft bij een toezegging om de Kamer te informeren over de voortgang. Ook De Telegraaf meldde afgelopen week nog dat kinderen bewust vooruit gestuurd worden om de familie te laten overkomen. Waarom hier niet met prioriteit werk van maken? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dan het element van dwang in deze asieldwangwet. Hierover wordt in de wet teruggegrepen op de mogelijkheden voor interbestuurlijk toezicht op het uitvoeren van asielopvang als medebewindstaak voor gemeenten. Als een gemeente echt niet wil of kan meewerken, dan kan het Rijk uiteindelijk overgaan tot daadwerkelijke uitvoering van indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Hoewel de staatssecretaris stelt dat hij het "moeilijk voorstelbaar" en "niet goed denkbaar" acht dat het zover komt, is deze aanpak uiteindelijk wel het sluitstuk van deze asieldwangwet. Juist dat element is onduidelijk uitgewerkt in het wetsvoorstel.
Stel nu dat een gemeente echt geen medewerking verleent aan asielopvang. De staatssecretaris geeft aan dat de rijksoverheid in die gevallen asielzoekers op kosten van die gemeente in een hotel of op een recreatiepark kan plaatsen. Blijkbaar gaat de staatssecretaris er al van uit dat hij altijd en overal kan shoppen bij toeristische ondernemers. Maar zitten die er wel op te wachten? Dan is het nog maar de vraag of dat voldoende capaciteit oplevert. Een azc-opgave gaat immers in het kader van deze asieldwangwet en het verdeelbesluit dat daaraan vast komt te hangen, vaak langjarig om tientallen tot honderden plekken per gemeente. Die liggen niet altijd voor het oprapen, ook niet voor het Rijk. Dit zijn dus aannames dat het opeens wél te realiseren is.
Evengoed moet het Rijk bij indeplaatsstelling ook gewoon de juridische procedures doorlopen voor ruimtelijke ordening, de daaraan verbonden omgevingsvergunningen en eventueel bezwaar en beroep. Hoe kijkt de staatssecretaris daartegen aan qua uitvoerbaarheid? Kijken we naar het Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing, dan zien we dat er nogal wat haken en ogen zitten aan het kunnen en mogen toepassen van dergelijke maatregelen. Hoe verhoudt dit zich tot bijvoorbeeld de beperkingen van het interbestuurlijk toezicht zoals bedoeld in het door de Tweede Kamer aangenomen amendement-Schutte uit 1990-1991 dat beoogt te voorkomen dat ook wordt ingegrepen in geval van lichte taakverwaarlozing van de gemeentelijke autonomie?
Wat betreft het vaststellen van bestemmingsplannen, thans de omgevingsplannen, ter realisatie van asielopvang is er weliswaar sprake van medebewind, maar wel met een grote mate van beleidsvrijheid. Hoe verhoudt indeplaatsstelling zich tot het lokale beleid van een goede ruimtelijke ordening? Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre er überhaupt sprake is van hard medebewind nu via de provinciale regietafels mogelijkheden worden geboden aan gemeenten om onderling afspraken te maken en er voor een verdeelbesluit een norm is gelegd van 75% realisatie? Is een dergelijke regeling met zo veel vormen van bestuurlijke afwegingsruimte wel te kwalificeren als hard medebewind waar verregaande maatregelen in het kader van indeplaatsstelling mogelijk zijn? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Daarnaast is het de vraag in hoeverre een ingreep middels interbestuurlijk toezicht op de ruimtelijke ordening van een gemeente om een asielopvanglocatie ruimtelijk mogelijk te maken zich verhoudt tot het reguliere ruimtelijke instrumentarium van het Rijk. De staatssecretaris geeft immers aan niet van het instrument rijksinstemmingsplan, oftewel tegenwoordig het nationale projectbesluit, gebruik te zullen maken.
Daarnaast biedt de Omgevingswet de mogelijkheid tot het stellen van instructieregels. De nota Interbestuurlijk toezicht, instrumentarium ruimtelijke ordening en Wet veiligheidsregio's uit 2021-2022 van het ministerie van Binnenlandse Zaken, mede gericht aan de staatssecretaris van JenV, beschrijft in het kader van COA-opvanglocaties "de mogelijkheden in het interbestuurlijk toezicht om dit verzoek dwingender te maken dan wel het proces te bespoedigen. Ook kan het Rijk in het kader van ruimtelijke ordening (RO) besluitvorming naar zich toetrekken of afdwingen." In dit kader wordt de proactieve aanwijzing als een van de instrumenten genoemd, onder de huidige Omgevingswet het instructiebesluit. Bij deze instrumenten worden in de nota nog wel kanttekeningen geplaatst, zoals maatschappelijke weerstand, de noodzaak van medewerking van de grondeigenaar, het uitvoeren van de nodige onderzoeken en de lange doorlooptijden daarbij. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij voornemens is om in voorkomende gevallen in het kader van de asieldwangwet van dit ruimtelijk instrumentarium gebruik te gaan maken?
Pas als een gemeente geen opvolging geeft aan zulke instructieregels bij het vaststellen van haar omgevingsplan zou een traject van indeplaatsstelling mogelijk zijn. Voorheen kon dit ook middels het instrument van de proactieve aanwijzingsbevoegdheid. In het Tijdschrift voor Omgevingsrecht gaf mr. dr. Rogier Kegge, universitair docent bestuursrecht te Leiden, in het artikel "Sturing en toezicht door Rijk en provincie op gemeentelijke besluiten onder de Omgevingswet: van bestuurlijke afwegingsruimte naar meer regie?" in 2022 aan dat van deze indeplaatsstellingmogelijkheden pas één keer gebruik is gemaakt, namelijk in 2003. Dat is dus zelfs vóór de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht, waar het interbestuurlijk toezicht in is geregeld.
Ook stelt Kegge: "Een instructie heeft vergaande gevolgen voor de bevoegdheid van de raad om een omgevingsplan vast te stellen en is dan ook aan het subsidiariteitsvereiste gebonden. Voor zover een instructie ziet op een omgevingsplan, mag deze bovendien alleen worden gegeven met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, als bedoeld in artikel 4.2, lid 1 van de Omgevingswet." Kan de staatssecretaris aangeven hoe de inzet van ruimtelijke bevoegdheden in het kader van de asieldwangwet middels indeplaatsstelling zich verhoudt tot het hier bedoelde subsidiariteitsvereiste en de beperkingen rond evenwichtige toedeling van functies aan locaties?
Daarnaast was in de LRT van 23 mei jongstleden sprake van "een oproep aan de provincies om mee te werken aan onorthodoxe locaties, ook buiten stedelijk gebied". Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit zich verhoudt tot de beginselen van goede ruimtelijke ordening en ruimtelijke regelgeving? Mag dat zomaar doorkruist worden als het nodig is voor de asielopvang?
Voorzitter. Een ander punt. In de nota van antwoord gaf de staatssecretaris aan dat op dit moment gemeenten afspraken kunnen maken met het COA over doelgroepenbeperkingen. Kan de staatssecretaris aangeven of sommige gemeenten hierdoor in een gunstigere positie zitten dan andere gemeenten, terwijl iedere gemeente gelijkwaardig behandeld zou moeten worden? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat in die afspraken met gemeenten deals met het COA worden gesloten over voorwaarden om bijvoorbeeld hotels te mogen benutten en dit zijn weerslag heeft in contractafspraken met het COA? Zou dit niet reden temeer moeten zijn om als Kamer toch deze contracten van het COA te kunnen controleren, wat de staatssecretaris tot nu toe halsstarrig weigert?
Iedere volksvertegenwoordiger zou immers moeten kunnen controleren of bij het COA sprake is van misstanden of perverse prikkels in de contracten met onder andere hotelketens, zeker als er concrete signalen zijn van grootschalige fraude, zoals rond het Van der Valk-concern in een FD-artikel. In de LRT van 28 oktober jongstleden meldt de staatssecretaris van JenV: "Het COA krijgt op korte termijn versterking om alle relevante aanbiedingen na te jagen." Het kan toch niet zo zijn dat de status van het COA als zelfstandig bestuursorgaan, zbo, de grondwettelijke, democratische controle in de weg kan staan? Dus wanneer komt de staatssecretaris met deze documenten over de brug, waaronder ook het vastgoedplan van het COA, desnoods met bepaalde zeer strategische bedragen afgeschermd? Is hij daartoe bereid?
Verder geeft de staatssecretaris in de nota van antwoord aan dat het IPO en de VNG regelmatig achterbanraadplegingen houden, ook op dit onderwerp. Als raadslid en Statenlid is mij nog nooit iets gevraagd door deze koepels, dus waar is dit op gebaseerd?
Gisteren zat VNG-voorzitter Sharon Dijksma prominent bij WNL te pleiten voor deze asieldwangwet. Dit roept de vraag op hoe deze houding van de koepels van decentrale overheden zich verhoudt tot de verkiezingsuitslag voor de Tweede Kamer. Blijkbaar heeft men maling aan de keuze van de bevolking voor een andere koers op migratie en asiel. Kortom, waarom laat de staatssecretaris zich leiden door zulke wereldvreemde koepelorganisaties?
Ook geeft de minister in de nota aan dat pas in de implementatiefase bepaald zal worden welke indicatoren gebruikt gaan worden voor de toetsing van de effectiviteit van de asieldwangwet. We worden nu dus met een kluitje in het riet gestuurd. Mocht deze wet onverhoopt worden aangenomen, dan kan de slager zijn eigen vlees keuren. Waarom wordt dit niet gewoon aan de voorkant duidelijk gemaakt, zodat ook het parlement dit kan meewegen, vraag ik aan de staatssecretaris.
Wat eveneens vaag is, is de stelling in de nota dat ten aanzien van de aanmeldvoorziening wordt gesproken over een "in redelijkheid evenwichtige spreiding" over Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dat antwoord zich verhoudt tot het punt dat in de eerdere verslagen van de LRT te lezen is dat al concreet gekeken wordt naar Noord-Holland en Zuid-Holland voor een aanmeldvoorziening? Wordt er niet gewoon op zaken vooruitgelopen? Of neemt de staatssecretaris zijn eigen woorden niet serieus?
In de nota geeft de staatssecretaris ook aan: "Het stellen van een cijfermatige bovengrens aan de asielinstroom is binnen de huidige internationale kaders niet mogelijk." Maar kan de staatssecretaris wel aangeven wat Nederland zélf aankan? Of blijft de poort ongeclausuleerd openstaan? Gelet op de enorme demografische groei in met name Afrika is dat op langere termijn sowieso onmogelijk. En hoe verhoudt dit zich tot de opmerking in het verslag van de LRT van 28 oktober jongstleden dat de VNG pleit voor een heldere communicatiestrategie vanuit het Rijk als er echt geen opvang meer beschikbaar is? Die bovengrens is er in de praktijk dus wel. De emmer is blijkbaar op een gegeven moment toch tot het randje vol. Het is dit jaar 25 jaar geleden dat het boek van Pieter Lakeman over de Nederlandse immigratiepolitiek en de economische gevolgen daarvan verscheen, onder de veelzeggende titel Binnen zonder kloppen. Na een kwarteeuw spelen de daarin beschreven problemen veelal nog onverminderd of zijn nog vele malen erger geworden.
Ten aanzien van tijdelijke grenscontroles zoals Duitsland die toepast, geeft de staatssecretaris aan dat het grenstoezicht via Mobiel Toezicht Veiligheid van de Koninklijke Marechaussee reeds geïntensiveerd is. Maar dat is nog niet hetzelfde als echte tijdelijke grenscontroles, die ook binnen het Schengenverdrag mogelijk zijn. Wanneer kunnen we die eens verwachten?
Terwijl hij schermt met internationale verplichtingen zoals de opvangrichtlijn kan de staatssecretaris desgevraagd niet eens duidelijk maken hoe het in andere EU-landen is geregeld met zulke vormen van spreiding. Is Nederland alleen maar aan zet om in het kader van solidariteit vreemdelingen hier toe te laten? Of kan er ook eens solidariteit worden betracht met onze eigen inwoners, voor wie er geen woningen meer zijn en wier leefomgeving onveilig wordt gemaakt door de vestiging van azc's?
Ook opvallend is dat in het verslag van de LRT van 8 december jongstleden over huisvesting van statushouders wordt aangegeven: "Corporatiebestuurders krijgen van gemeenten niet zomaar toestemming om het toewijzingspercentage te verhogen omdat dit met name gaat om het goedkoopste deel van de woningvoorraad. Dit leidt tot verdringing." In het LRT-verslag van 3 november wordt eveneens opgemerkt: "Aedes gaat in op de vraag van MBZK" — de minister van Binnenlandse Zaken — "of het toewijzingspercentage omhoog kan. Dit heeft invloed op de reguliere woningzoekenden, wachttijden gaan omhoog." Dit bevestigt dus dat onze woningzoekenden langer op wachtlijsten moeten staan door de huisvesting van statushouders. Het is dus een onzinargument dat het maar een beperkt effect heeft omdat het slechts een paar procent van de totale toewijzingen betreft. De asielinstroom heeft duidelijk ernstige consequenties voor onze eigen woningzoekenden. Reden temeer om deze asieldwangwet te verwerpen zodat de instroom niet nog verder gefaciliteerd wordt.
Verder zegt de staatssecretaris in de nota van antwoord over de tijdelijke woonbehoefte van aandachtsgroepen: "Flexibele opvangvormen doen op geen manier af aan de bestaande woonbescherming, ook niet aan de woonbescherming van deze aandachtsgroepen." Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze aandachtsgroepen dus niet snel uit een tijdelijke locatie gezet kunnen worden omwille van asielopvang? In hoeverre is er dan nog sprake van de zogenaamde flexibele capaciteit?
Ondertussen gaat de staatssecretaris wel uit van het "vergroten van draagvlak voor de opvang van asielzoekers vanwege de evenwichtige spreiding van asielopvang." Maar op de vraag of dit draagvlak effectief gemeten is, geeft hij aan dat van een meting op dit punt geen sprake is. Hierbij wordt alleen maar uitgegaan van verwachtingen en aannames. Kan de staatssecretaris aangeven of hij bereid is om te bekijken of dit draagvlak ook daadwerkelijk bestaat? Wat zegt de verkiezingsuitslag hem over dit veronderstelde draagvlak?
In De Telegraaf van 8 januari jongstleden werd een lange vertrouwelijke lijst met gewelddrama's in de asielopvang behandeld. Volop steekincidenten, afgelopen weekend nog in Limburg. Maar de lijst vermeldt ook dat op oudejaarsdag een Algerijnse asielzoeker in Budel iemand opensnijdt met een 30 centimeter lang keukenmes. In Ter Apel stak een Ghanese asielzoeker iemand in zijn hals. Ook nam een Tunesiër brandend vuurwerk mee het gebouw in en begon hij medewerkers in het Arabisch uit te schelden. Daags voor kerst kwamen in Ter Apel migranten illegaal het azc-terrein op, omdat ze de overplaatsing naar een andere opvanglocatie niet accepteerden. Een van hen trok een wapen toen een COA-medewerker uitleg kwam geven. Op tweede kerstdag werd een COA-medewerker in Huizen verwond door een agressieve, Soedanese asielzoeker. Dan was er ook nog een Somaliër die zei dat — ik citeer — "hij de baas is op het azc, en dat het COA en de beveiliging aan zijn wensen moeten voldoen". Hij eiste bovendien ook nog seks met een COA-medewerker.
Kortom, moet met deze asieldwangwet voor dit soort uitschot humane opvang worden geregeld? Waarom zijn deze lieden nog niet uit ons land vertrokken? Is de staatssecretaris bereid om deze lijst zo spoedig mogelijk aan deze Kamer te verstrekken?
Ten aanzien van de door asielzoekers gepleegde misdrijven, zoals de aanranding van twee jonge vrouwen in Budel door een asielzoeker, geeft de staatssecretaris in een nota aan — ik citeer — "uitgangspunt van het openbare ordebeleid is dat vreemdelingen die misdrijven plegen niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland". Ik citeer nogmaals: "Ook kan de IND de vluchtelingenstatus weigeren of intrekken op grond van de openbare orde indien de vreemdeling (onherroepelijk) is veroordeeld voor een (bijzonder) ernstig misdrijf". Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre en in hoeveel gevallen dit ook effectief gebeurt? Welke categorieën misdrijven komen hier thans voor in aanmerking? Wordt dit ook geëffectueerd? Wanneer worden veelplegers bijvoorbeeld niet alleen op een administratieve Top X-lijst gezet, maar ook daadwerkelijk het land uitgezet?
In zijn beantwoording geeft de staatssecretaris ten aanzien van het vestigen van azc's in wijken waar de Rotterdamwet geldt het volgende aan. Die status vindt op aanvraag van de gemeenteraad plaats. Maar dat is het punt niet. De aanwijzing als zodanig van een wijk onder de Rotterdamwet vindt wel degelijk door de minister plaats. De minister is daarvoor verantwoordelijk en dient daarin een belangenafweging te maken. Daarom stel ik de vraag of de staatssecretaris het passend vindt dat azc-locaties geplaatst worden in wijken die onder de Rotterdamwet vallen. Is hij voornemens om nog meer van dit soort locaties, zoals de Gestelse buurt in Den Bosch, aan te wijzen op plaatsen waar de leefbaarheid en de veiligheid al ernstig onder druk staan?
Over de terugkoppeling van de provinciale regietafels, de PRT's, aan de volksvertegenwoordiging, stelt de staatssecretaris het volgende. Er zou tijdens de LRT door de commissarissen van de Koning worden teruggekoppeld. Bij de LRT is echter maar één CdK namens hen aanwezig. Is dit hierdoor niet veel te algemeen en te hoog over? Graag een reactie.
Bij de laatste LRT, van 8 december jongstleden, heeft de staatssecretaris van JenV voorgesteld om — en ik citeer — "goed te kijken naar gemeenten met lege Oekraïneplekken". Hij zei ook: "Als het mogelijk zou zijn om Oekraïneplekken zo in te zetten en te verschuiven binnen provincies dat daarmee locaties voor asiel vrijgespeeld worden, dan geeft dit lucht." Kan de staatssecretaris aangeven wat dit betekent? Kunnen opvanglocaties voor Oekraïners zomaar, een-op-een, aan het COA beschikbaar worden gesteld? Graag een reactie.
Voorzitter. Uit de beantwoording komt ook naar voren dat het kabinet weigert om de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Yeşilgöz c.s. om met de spreidingswet een pas op de plaats te maken gedurende de kabinetsonderhandelingen, uit te voeren. Sterker nog, het kabinet zet er juist op in om de wet, indien deze hier wordt aangenomen, zo snel mogelijk in werking te laten treden. Welke boodschap heeft dit demissionaire kabinet eigenlijk nog aan de democratie en aan de volksvertegenwoordiging? Dit is een reden te meer om dit als Eerste Kamer niet te accepteren en deze asieldwangwet volgende week te verwerpen. De PVV-fractie zal dan ook vol overtuiging tegen deze vreselijke wet stemmen.
Tot zover in de eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is nu het woord aan de heer Nicolaï van de Partij van de Dieren. Pardon, de Partij vóór de Dieren.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Gelukkig zei u niet "de diertjes"; dat is ook weleens gezegd.
Voorzitter. In de eerste plaats felicitaties aan mevrouw Kaljouw. Het was een mooi verhaal. Ik zie uit naar veel samenwerking.
Ik begin met een citaat. "Voor de hekken van aanmeldcentrum Ter Apel sliepen nachtenlang honderden mensen in de buitenlucht, ongeacht de weersomstandigheden. Er waren geen douches aanwezig en toiletten werden niet goed onderhouden. Mensen hadden zich al een week niet kunnen wassen, met ernstige huidaandoeningen tot gevolg. Sommige chronisch zieken waren door hun medicatievoorraad heen en ontvingen geen nieuwe medicijnen. We hebben meerdere keren levensreddende hulp moeten bieden." Dit citaat komt uit een verslag van Artsen zonder Grenzen, die in augustus vorig jaar een hulppost bij het opvangcentrum in Ter Apel openden. Voor het eerst in haar 50-jarige bestaan moest die organisatie besluiten om in Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, zo'n hulpactie te ondernemen.
Voorzitter. Het is te gênant voor woorden dat dit moest gebeuren. De Partij voor de Dieren acht het niet uit te leggen dat de Nederlandse regering niet in staat is gebleken om zo'n blamage te voorkomen. Ons land is op grond van internationale en Europese regelingen verplicht om asielzoekers fatsoenlijke opvang te bieden. Dat sommige partijen van oordeel zijn dat Nederland op slot moet, maakt dat niet anders.
Voorzitter. Het wetsontwerp dat wij vandaag behandelen, moet voorkomen dat wij ooit weer in zo'n mensonterende situatie terechtkomen. Het kabinet is nu met een wet gekomen die het mogelijk maakt om gemeenten te dwingen — ik zeg uitdrukkelijk "dwingen", maar daarmee is het nog geen dwangwet — om opvang mogelijk te maken. Dat is een logische stap, als het niet mogelijk blijkt te zijn om fatsoenlijke opvang te creëren op basis van vrijwilligheid. Maar is het ontwerp waarover wij moeten oordelen wetstechnisch wel in orde? Hoe zit het met de uitvoerbaarheid? In hoeverre geeft de regeling onnodig veel vrijheid aan het Rijk om in te breken op de gemeentelijke autonomie? En in hoeverre geeft het ontwerp een niet door wettelijke criteria begrensde macht aan de minister?
De Raad van State had ernstige kritiek. Met amendering in de Tweede Kamer is gedeeltelijk aan die kritiek tegemoetgekomen, maar de zorgen die bij de Partij voor de Dieren leven met betrekking tot vragen van staatsrechtelijke en wetstechnische aard, zijn nog niet weggenomen. Ik zeg het maar in alle eerlijkheid: hoezeer een regeling ook nodig is om zo spoedig mogelijk het hoofd te bieden aan de opvangcrisis, het kan niet zo zijn dat onze fractie meewerkt aan de totstandkoming van een wet die wetstechnisch en wat betreft uitvoerbaarheid onder de maat is. Veel zal afhangen van de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris, en zijn bereidheid om onze zorgen weg te nemen.
Voorzitter. Een enkele partij heeft de behandeling van dit wetsontwerp aangegrepen om de instroom van asielzoekers ter discussie te stellen. Op zich heeft het ontwerp daarop geen betrekking, maar het is zonder meer een goede zaak dat wij in dit huis nadenken over onze verantwoordelijkheid om bij te dragen aan opvang van migranten die gedwongen zijn om hun thuisland te ontvluchten. In dat verband leven bij de fractie van de Partij van de Arbeid ook grote zorgen, want als wij een blik op de toekomst werpen ... Zei ik nou "Partij van de Arbeid"? Misschien moeten we even wisselen. Het zou goed zijn als de Partij van de Arbeid de zorgen zou delen, maar dat hoor ik zo nog wel.
De ontwikkelingen in de komende 30 jaar zijn naar ons oordeel van een geheel andere orde dan het voeren van een discussie over een beperking van het zogenoemde migratiesaldo in termen van tienduizenden. Een "saldo" is overigens niet mijn terminologie, want dan is het net alsof het om cijfers gaat en niet om mensen. De klimaatcrisis gaat in de komende decennia leiden tot klimaatvluchtelingen, waarvan de aantallen in de miljarden zullen lopen. Het zijn geen linkse klimaatdrammers die dat beweren, maar instituties van de Verenigde Naties en de Wereldbank. The United Nations International Organization for Migration heeft berekend dat in de komende 26 jaar 1,5 miljard klimaatvluchtelingen wereldwijd een migratiestroom zullen voeden. De Wereldbank becijferde dat in die periode in de zes onderzochte werelddelen 216 miljoen mensen zich wegens klimaatproblemen zullen gaan verplaatsen. Zij zullen met name een trek naar de grote steden veroorzaken. Als de hitte en de water- en voedseltekorten zodanig zullen toenemen dat er landen onleefbaar worden, dan is het te verwachten dat migranten zich zullen gaan verplaatsen naar gebieden waar nog wel een leefbare situatie aan de orde is.
Volgens de rapportage van de VN zijn stormen, vloedgolven, droogte en andere weergerelateerde rampen gedurende de laatste tien jaar verantwoordelijk voor de gedwongen migratie van meer dan 21 miljoen mensen. Volgens het rapport zal in 2030, over nog geen zes jaar, 50% van de wereldbevolking die in kustgebieden leeft te maken krijgen met vloedgolven, stormen en tsunami's. In Bangladesh, waar een derde van de bevolking leeft aan de zinkende en laagliggende kust, wordt de situatie onleefbaar. Meer dan 13 miljoen Bengalezen zullen in 2050 het land hebben verlaten.
Voorzitter. Is het niet enigszins bizar om ons druk te maken over vluchtelingenstromen in termen van duizenden als de rapporten erop wijzen dat de kans groot is dat in de komende 30 jaar miljoenen klimaatvluchtelingen noodgedwongen de noordelijk gelegen werelddelen zullen gaan opzoeken? Waarom heeft het kabinet wel klimaatdoelen in beeld, maar is er op dit moment nog geen zicht op wat er op ons afkomt als die klimaatdoelen niet bereikt worden? Denken de partijen die zich nu bezighouden met een instroombeperking in termen van duizenden vluchtelingen en die menen dat de buitengrenzen van Europa kunnen worden bewaakt dat het praktisch mogelijk zal zijn om ons te beschermen tegen de miljoenen gedwongen klimaatvluchtelingen die volgens gerenommeerde instituties straks aan onze poorten zullen kloppen?
Voorzitter. Dit is een fundamenteel probleem dat om een fundamentele oplossing vraagt. 30 jaar is in feite een periode van niks. Veel van mijn medesenatoren zullen net als ik kinderen van 30 jaar of ouder hebben. Een tijd van 30 jaar vliegt voorbij, zullen ook zij ervaren hebben. Miljoenen wereldburgers zullen noodgedwongen naar ecologisch gezien veiliger oorden vluchten en Europa opzoeken. Als we niet beginnen met nadenken over oplossingen, dan staan ons rampzalige ontwikkelingen te wachten, zowel voor de vluchtelingen als voor de vluchtoorden. Mensen willen in veiligheid leven en gaan op de vlucht als er geen ruimte is voor veilig leven. Ze hebben niets te verliezen als ze een stukje van onze veilige levensruimte op het noordelijk halfrond komen opeisen.
Voorzitter. Wie analyseert welke oorzaken aan oorlogen ten grondslag liggen, stuit niet zelden op de wil om een veilige levensruimte te creëren of te vergroten. In de studie van Van der Dennen, getiteld The Origin of War, wordt een overzicht gegeven van alle theorieën en scholen die zich met dit onderwerp bezighouden. Een daarvan heeft betrekking op de ecologische theorieën van auteurs die, ik citeer de geleerde, de nadruk leggen "op de dreigende globale ecologische crisis met populatie-explosies in de derde wereld, uitputting van energiebronnen, gigantische milieuvervuiling en stagnerende voedselproductie: een conflictpotentieel van bijna onvoorstelbare proporties."
Voorzitter. Onder de landen die er belang bij kunnen hebben dat bewoners van hun land of van bevriende buurlanden, die noodgedwongen wegens klimaatrampen moeten emigreren, toegang moeten krijgen tot de westerse wereld, bevinden zich drie landen die over kernwapens beschikken. Als er in de westerse wereld niet wordt nagedacht over de inpassing van de enorme migratiestromen die tot stand zullen komen, zullen oorlogen dreigen in die landen die er belang bij hebben dat die migratie belemmerd wordt. Daar helpt geen Frontex tegen.
In haar studie Nomad Century wijst onderzoekster Gaia Vince ons de weg. De bevolkingsgroei in de komende decennia zal vooral plaatsvinden in de tropische werelddelen die het zwaarst getroffen worden door de klimaatramp, zodat bewoners op zoek zullen gaan naar levensruimte elders. Het noordelijk halfrond zal juist de gevolgen ondervinden van een enorme vergrijzing en behoefte hebben aan het aantrekken van migranten. Als op tijd op die twee ontwikkelingen door alle betrokken landen wordt ingespeeld, is er een goede kans om een vluchtelingenramp en door de klimaatramp veroorzaakte oorlogen te voorkomen. Ik raad mijn collega's aan om het artikel over Vince in De Groene van 17 mei 2023 te lezen.
Voorzitter. De migratiecrisis is veel fundamenteler dan wat er in het kader van dit wetsontwerp door collega's is opgemerkt. Er worden nu eigenlijk achterhoedegevechten geleverd die alleen tot mensonterende situaties zullen leiden: detentiecentra om kanslozen af te schrikken. Over tien jaar moeten dat wolkenkrabbers worden om de miljoenen klimaatvluchtelingen aan de zogenoemde buitengrenzen in detentie te houden. Stelt men zich dit serieus voor?
Voorzitter. De migratiecrisis vergt een serieuze discussie. Mijn vragen op dit punt aan de staatssecretaris zijn als volgt. Vraag één: is hij bereid om met een nota te komen over de door mij besproken migratiecrisis die dreigt als de klimaatcrisis niet tijdig voorkomen blijkt te kunnen worden? Vraag twee: welke rol zou Nederland kunnen spelen om in Europees verband een beleid te ontwikkelen dat leidt tot de implementatie van de aanbevelingen van de United Nations International Organization for Migration? Vraag drie: is de staatssecretaris bereid om te laten onderzoeken of er een vluchtelingenverdrag moet komen dat de positie van klimaatvluchtelingen regelt, en de Kamer over de uitkomst daarvan te informeren?
Voorzitter. Tot zover de fundamentele, onderliggende kwestie. Dan kom ik nu bij de zorgen van onze fractie over het voorliggende ontwerp. Mijn collega's weten dat ik als jurist heel streng kijk naar wetgeving en ik er ook voor uitkom als die niet deugt. De heer Van Hattem en ik verschillen van mening over deze kwestie, maar ik heb hem ook een paar hele essentiële wetstechnische vragen horen stellen, bijvoorbeeld in het kader van de ruimtelijke ordening. Daar moeten we niet aan voorbijgaan, want het is onze taak als Eerste Kamer om daarnaar te kijken.
De fractie van de Partij voor de Dieren hecht, zeker nu het ontwerp ingrijpende bevoegdheden omvat, groot belang aan de rechtszekerheid. Artikel 2 van het ontwerp heeft betrekking op de zogeheten capaciteitsraming. Blijkens de tekst van het eerste lid stelt de minister vast aan hoeveel opvangplaatsen voor asielzoekers "naar verwachting behoefte zal zijn". Die formulering is onduidelijk. Betreft dit nou een raming die slechts afhankelijk is van feitelijke gegevens? Of wordt de bepaling van het aantal plaatsen waaraan behoefte zal zijn, beleidsmatig vastgesteld? Dat wil zeggen: gebeurt dit op basis van een keuze die afhankelijk is van belangen, die volgens de minister bepalen wat als een aanvaardbare capaciteit kan worden aangemerkt? In de wettekst staat dat de wijze waarop de raming tot stand komt, bij AMvB wordt geregeld. Maar artikel 2.1 van die AMvB — we hebben haar inmiddels voor ons liggen — regelt alleen dat de minister dient te letten op de zogeheten meerjarenproductieprognose en het capaciteitsbesluit van het COA. Maar de wettelijke criteria die bepalen hóé de minister moet afwegen, ontbreken.
Mijn vierde vraag: kan de staatssecretaris aangeven of de wet ervan uitgaat dat zijn besluit tot vaststelling van de raming gegrond dient te worden op beleidsmatige factoren en relevant geachte belangen? Dan is het namelijk een heel belangrijk politiek besluit.
Vraag vijf. Deelt de staatssecretaris het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat als de raming gegrond wordt op beleidsmatige factoren en relevant geachte belangen, die vaststelling een besluit betreft van zodanige politieke betekenis dat het van belang is dat de beide Kamers van het voornemen daartoe op de hoogte worden gesteld en de gelegenheid krijgen om daarover met de regering van gedachten te wisselen voordat het besluit definitief wordt vastgesteld? Ik denk dat de Partij voor de Dieren daar inhoudelijk heel anders over denkt dan de heer Van Hattem van de PVV, maar de vraag is: is het een besluit of is het een raming, zoals we die normaal bespreken? Het is toch wel heel belangrijk dat we daar met z'n allen duidelijkheid over verkrijgen, ook met het oog op de rechtszekerheid van de gemeenten.
In artikel 5, lid 2 is bepaald dat de minister bij het vaststellen van het verdeelbesluit "zo veel mogelijk rekening houdt met de SES-WOA-score". "Zo veel mogelijk rekening houdt" staat er. Onze fractie heeft de vraag gesteld of de bepaling aldus moet worden uitgelegd dat die SES-WOA-score een overwegende factor kan vormen bij de vaststelling van een evenwichtige verdeling. Voor mij persoonlijk ligt dat redelijk voor de hand, want als je zegt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen, dan ga je kijken of de draagkrachtigste gemeente misschien eerder in aanmerking komt dan een minder draagkrachtige, maar dat staat niet in de wet. Het antwoord dat de staatssecretaris op die vraag heeft gegeven, is niet duidelijk. Met het oog op de eisen van rechtszekerheid is van belang dat vaststaat hoe de staatssecretaris het "zo veel mogelijk rekening houden met" uitlegt. Vraag zes is dus: kan de staatssecretaris verduidelijken hoe hij het "zo veel mogelijk rekening houden met" uitlegt?
Vraag zeven. Deelt de staatssecretaris het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat bij de verdeling van de opvangplekken die door het Rijk worden opgelegd, uitgangspunt dient te zijn dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen?
Voorzitter. Blijkens de beantwoording door de staatssecretaris deelt hij het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat artikel 5, lid 2 — dat gaat over het verdeelbesluit — een bevoegdheid toekent waarvoor beleidsvrijheid geldt. De rechtszekerheid vereist echter dat gemeenten die in een verdeelbesluit kunnen worden aangewezen, weten welke relevante belangen in de belangenafweging mogen worden betrokken. Als daarover geen duidelijkheid kan worden gegeven, dan voldoet artikel 5 niet aan de eisen waaraan het in de ogen van de fractie van de Partij voor de Dieren vanuit het oogpunt van rechtsstatelijkheid dient te voldoen. Dat is voor onze fractie een gevoelig punt. In de beantwoording van de vragen van de fractie wordt die duidelijkheid niet gegeven. Vraag acht luidt aldus: kan de staatssecretaris uitputtend aangeven welke belangen bij de toepassing van artikel 5, lid 2 een rol mogen spelen?
Blijkens de beantwoording van de vragen zal in de komende tijd een beleidskader worden vastgesteld waaruit zal blijken op welke wijze de belangen die bij de toepassing van artikel 5, lid 2 aan de orde kunnen komen, worden afgewogen. Kennelijk heeft de regering bij het opstellen van de wettekst nog niet voldoende voor ogen gehad hoe die belangenafweging zal moeten plaatsvinden. Omdat voor de positie van de gemeenten die afweging van doorslaggevend belang is, acht de fractie van de Partij voor de Dieren het een gebrek dat noch uit de wettekst, noch uit de toelichting is op te maken op welke wijze er met welke belangen rekening wordt gehouden. Door in feite een soort blanco bevoegdheid toe te kennen, behoudens de eis van evenwichtigheid en de per amendement ingebrachte SES-WOA-score, heeft het parlement geen stem gehad bij het bepalen van het gewicht van de belangen. Ik ben bijna aan het eind van mijn verhaal, voorzitter. Als de staatssecretaris kan toezeggen dat omtrent het nog vast te stellen beleidskader overleg met beide Kamers zal worden gevoerd voordat het wordt vastgesteld, wordt aan dat gebrek in ieder geval tegemoetgekomen. Mijn vraag, vraag negen, is dan ook of de staatssecretaris bereid is om die toezegging te doen. Op dit punt overweeg ik een motie.
Met belangstelling zie ik de beantwoording door de staatssecretaris tegemoet.
De heer Dittrich i (D66):
Ik hoor de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren heel veel vragen stellen, soms ook hele kritische vragen. Mijn vraag aan hem is een politieke. Gesteld dat de staatssecretaris niet naar tevredenheid op al die vragen van de Partij voor de Dieren zal antwoorden, ziet de Partij voor de Dieren dan ruimte om tegen de spreidingswet te stemmen?
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik denk dat de vraag verkeerd gesteld is. Het gaat er niet om of ik de ruimte zie om tegen een wet te stemmen. Het gaat erom of ik als senator in de Eerste Kamer, die de uitvoerbaarheid en de rechtsstatelijkheid van een wet moet beoordelen, de ruimte zou kunnen vinden om voor een wet te stemmen die niet deugt.
De heer Dittrich (D66):
Maar de conclusie is dan dat er ruimte is bij u, bij de Partij voor de Dieren, om tegen de spreidingswet te stemmen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik denk dat die ruimte er voor iedereen is, want we moeten allemaal onze afwegingen maken. Ik denk dat de staatssecretaris mijn vragen goed beluisterd heeft en dat hij met antwoorden zal komen. Aan de hand van die antwoorden kan ik afwegen wat mijn advies zal zijn aan mijn fractie.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan mevrouw Kaljouw voor haar maidenspeech.
Voorzitter. De wet die vandaag voorligt, heeft voor veel beroering gezorgd, hier in het Haagse en in de samenleving. Het is onze taak als Eerste Kamer om ons bij de leest te houden en de wet te toetsen op rechtmatigheid, doeltreffendheid en uitvoerbaarheid. Daarom is het belangrijk om in herinnering te roepen waar dit debat vandaag wel en niet over gaat.
Voorzitter. Waar het wel over gaat, is over mensen. Mensen die huis en haard hebben moeten verlaten omdat zij, om welke reden dan ook, hun bestaan niet langer zeker waren en die in Nederland zijn aangekomen na een zeer lange, zware en niet altijd veilige reis. Deze mensen zijn moe en willen een veilig onderkomen. Dan komen ze terecht in Ter Apel, waar tegenwoordig vrijwel nooit direct plek is. U herinnert zich vast nog wel de zomer van 2022, waar collega Nicolaï ook aan refereerde. Het was natuurlijk een schande dat Artsen zonder Grenzen moest ingrijpen in een welvarend land als Nederland. Gelukkig slapen er inmiddels geen mensen meer buiten in tenten voor het aanmeldcentrum, maar veel beter zijn de omstandigheden niet. Er is nog altijd een gebrek aan privacy, hygiëne, toegang tot de gezondheidszorg en onderwijs. Door het almaar weer moeten verhuizen worden de problemen voor deze mensen alleen maar groter, ontstaan er hechtingsproblemen bij kinderen en raken hele gezinnen in isolement. Waar het vandaag over gaat, is hoe wij hen vanaf nu als mens gaan behandelen en hun een menswaardige opvang gaan bieden.
Waar het vandaag uitdrukkelijk niet over gaat, is of wij in de Eerste Kamer vinden dat deze mensen hun bestaan inderdaad niet zeker waren toen zij hierheen kwamen om opvang aan te vragen. Die vraag komt aan de orde bij de beoordeling van een asielaanvraag of bij een debat over de vraag hoe om te gaan met migratiestromen. De Tweede Kamer lijkt mij daarvoor de juiste plek. Ik vind het heel erg dat in de discussie over de spreidingswet de suggestie is gewekt dat je in Nederland wel een verdomd goede reden moet hebben om je leven niet zeker te zijn, wil je hier als mens ontvangen worden en een menswaardig onderkomen krijgen. Nee, waar we het vandaag over hebben is dat als je alles hebt moeten achterlaten en in Nederland arriveert, je terechtkomt in een regelrechte opvangcrisis, die nu al ruim twee jaar duurt.
Voorzitter. Deze crisis is niet ontstaan door de toestroom van mensen op de vlucht, maar door bewuste afbraak van de asielopvang in Nederland. De voorgaande kabinetten hebben deze crisis zelf gecreëerd door opvanglocaties te sluiten, uitvoeringsproblemen bij de IND niet tijdig op te lossen en te handelen vanuit een kortetermijnvisie. Dit alles is gedaan onder het mom van bezuinigingen. Maar gebleken is dat noodopvang vele malen duurder is dan structurele, veilige opvang.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor mevrouw Perin-Gopie van Volt eigenlijk een verhaal houden alsof het kamp der heiligen hier in Nederland binnenkomt. Maar ondertussen zien we dat er rond Ter Apel en andere plaatsen heel veel criminaliteit is vanuit lieden die hierheen komen als asielzoeker. Ze sluipen de tuinen en huizen van mensen in. Ze randen mensen aan. Er wordt gestolen in winkels. Er is heel veel overlast. Dát is het probleem. We hebben het niet alleen over mensen die met een zielig vluchtverhaal hierheen komen. Vaak zijn ze door zeven, acht veilige landen gekomen en kunnen ze hun gezin daar wel achterlaten en laten ze dat gezin vervolgens ook nog een keer overkomen. Dat is waar we het over hebben. Wat is er dan op tegen om te zeggen "we moeten hier eens een keer paal en perk aan stellen en de grens een keer wat verder sluiten voor deze toestroom", in plaats van dit zielige verhaal aan te horen over dat er hier alleen maar mensen binnenkomen die op de vlucht zijn en alles moeten achterlaten? Dat is niet zo! De situatie is heel anders. Er is gewoon heel veel overlast.
De voorzitter:
De vraag is gesteld.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Mijn tijd loopt trouwens door, voorzitter. Zoals ik in mijn betoog ook aangaf, gaat het hier niet over de instroom. Het gaat over hoe we zorgen voor humane opvang van de mensen die er zijn. Dat is een verplichting die we gewoon hebben en waar we ons internationaal en Europees aan hebben verbonden. Daar moeten we een oplossing voor zoeken.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar dan vraag ik: hoe humaan wil mevrouw Perin-Gopie van Volt zijn voor onze eigen inwoners, die niet aan huizen kunnen komen, voor wie de leefomgeving niet meer veilig is en die alle problemen ondervinden van deze massale instroom? Is dat niet een veel belangrijkere afweging? We zitten hier niet om heel de wereld op te vangen. We zitten hier om als Nederland te denken aan onze eigen inwoners.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Nogmaals, we moeten het vandaag juist níét hebben over de instroom, maar ervoor zorgen dat de mensen die hier zijn een veilig onderkomen hebben. Dat is waar ik me toe beperk en dat is ook waar deze wet op toeziet. Daarnaast vind ik dat we van dit probleem dat is gecreëerd, inmiddels een probleem van de Groningers hebben gemaakt. Juist door over dit soort afleidingsmanoeuvres te beginnen, laten we het probleem dat in Groningen, in Ter Apel is ontstaan, ook hun probleem zijn, terwijl het een nationaal probleem is dat we nationaal moeten oplossen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan komen we nu dus op het punt dat partijen zoals Volt dit probleem alleen maar erger maken door die toestroom niet te willen inperken en er niet over te willen spreken. Want dat horen we hier: we mogen het er niet over hebben dat die instroom zo groot is. Daarmee maken zij dit probleem groter, erger en dieper. En dan zeggen ze tegen de rest van Nederland: hé, gaan jullie ook maar verder in die ellende zitten. Is dat de bedoeling van die asieldwangwet waar Volt hier zo'n warm pleitbezorger van is?
De voorzitter:
Dank u wel. Uw antwoord, mevrouw Perin-Gopie, en daarna kunt u doorgaan met uw betoog.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
In reactie hierop wil ik toch vragen of meneer Van Hattem iets beter wil luisteren. Ik zei dat een debat over de instroom juist zou moeten plaatsvinden in de Tweede Kamer. Volgens mij voeren we hier gewoon het debat over de wet die voorligt. Daartoe zal ik me ook beperken.
Ik vervolg mijn betoog. Onder het mom van bezuinigingen is de noodopvang eigenlijk alleen maar duurder geworden, terwijl structurele opvang goedkoper en veiliger kan. De opvangcrisis is ook misbruikt door partijen voor electoraal gewin. Maar het is heel simpel. Er verblijven ten eerste duizenden mensen in Nederland die het wettelijk recht hebben op toegang tot opvang, met een toereikende huisvesting, medische zorg en onderwijs. Wij voorzien daar op dit moment niet in. Ten tweede rust de last om dat vlot te trekken op de schouders van een handvol gemeenten en organisaties. Vandaag bespreken we één ding, een eerste kleine stap om daar iets aan te gaan doen.
De wet die voorligt, heeft daartoe een vrij simpel en helder doel, namelijk de asielopvang die het Rijk verplicht is te organiseren, eerlijk en gelijkmatig verdelen over het land. Volt ziet hoe hard het COA, het Rode Kruis, alle andere hulporganisaties, de provincie Groningen, de gemeente Westerwolde en een aantal andere gemeenten hun best doen om onderkomen te organiseren voor de mensen op de vlucht. Het is toch van de zotte dat een nationaal probleem, namelijk het gebrek aan opvangplekken, zich zo lastig laat oplossen en dat wij hier met elkaar een soort marathondebat moeten voeren over een simpele wet die tot doel heeft het probleem van te weinig opvangplekken op te lossen? En dat een wet nodig is omdat de solidariteit tussen gemeenten niet vanzelfsprekend is, waardoor we opnieuw van een nationaal probleem het probleem van de Groningers hebben gemaakt. Natuurlijk blijven we het liefst uitgaan van een vrijwillige solidariteit tussen gemeenten, maar die blijft achter. Dit wetsvoorstel wil daarom alsnog een eind maken aan de opvangcrisis door de taak die gemeenten hierbij hebben, bij wet vast te leggen. Daarmee komt vast te staan dat gemeenten samen met het Rijk verantwoordelijk zijn voor het voldoen aan de internationale en Europeesrechtelijke verplichting om asielopvang te bieden aan mensen die huis en haard hebben achtergelaten. Dat juicht Volt natuurlijk toe. Wel ziet Volt dat dit wetsvoorstel slechts een kleine stap naar een betere, menswaardige opvang is.
Mijn fractie houdt een aantal zorgen over de wet, die ik hier wil benoemen. Ten eerste zal het een tijd duren voordat de wet voor verlichting zorgt. De systematiek die deze wet gaat volgen, kost tijd. Dat is begrijpelijk, maar we bevinden ons wel nú in een opvangcrisis. Daarom vraag ik de staatssecretaris wat hij gaat doen om de komende anderhalf jaar te overbruggen. Want die tijd zal het kosten voordat het wetsvoorstel daadwerkelijk zal leiden tot meer opvangplekken.
Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat, als hij ergens in het komende anderhalf jaar zijn rol overdraagt, zijn opvolger voor voldoende opvangplekken zorgt? Want wij blijven het aan de mensen verplicht dat zij een veilig en menswaardig onderkomen krijgen.
In de verdeelsystematiek wordt gebruikgemaakt van ramingen. Eens per twee jaar wordt geschat hoeveel plekken er in de komende twee jaar nodig zijn. Vervolgens gaan gemeenten die plekken, die al nodig zijn, gedurende twee jaar realiseren. Ik vraag de staatssecretaris of we dan niet continu achter de feiten aanlopen. De instroom is en blijft enigszins onvoorspelbaar. De zorg die Volt bij een tweejaarlijkse raming heeft, is dat wij bij een hogere instroom weer twee jaar lang terechtkomen in een opvangcrisis. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat? Dat vraag ik vooral omdat het nog meerdere jaren zal duren voordat de beoogde opvangvoorraad gerealiseerd zal zijn.
Mijn fractie heeft de staatssecretaris in de schriftelijke ronde gevraagd hoe de regering ervoor zorgt dat de kwaliteit van de opvang verbetert en hoe de regering de kwaliteitskaders gaat borgen. De beantwoording was teleurstellend. De staatssecretaris gaf aan dat artikel 21 van de opvangrichtlijn daarbij leidend is. Dat weet mijn fractie, maar dat is puur op papier. Dat zegt nog niets over de manier waarop de staatssecretaris de kwaliteit in de praktijk gaat waarborgen en onafhankelijk toezicht organiseert, want de richtlijn zelf kan geen toezicht houden. De praktijk is vele malen weerbarstiger dan richtlijnen dat zijn. En dat is precies het probleem. Daarom stelde ik in de vorige rondes die vraag.
Ik las vorige week nog in Trouw dat uit resultaten van wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zwangere vrouwen in het azc in Ter Apel zeven keer meer kans hebben om bij de bevalling hun kind te verliezen dan andere vrouwen in de regio van Ter Apel. Als de richtlijn goed geïmplementeerd zou worden, dan zou dat toch niet moeten kunnen? Artikel 21 van de opvangrichtlijn schrijft voor dat in nationale regelgeving rekening gehouden moet worden met kwetsbare groepen. Daar vallen zwangere vrouwen ook onder. Zwangere vrouwen steeds maar verhuizen zorgt voor stress en maakt het voor hen onmogelijk om een vaste verloskundige te hebben. Deze vrouwen krijgen dus zorg van onvoldoende kwaliteit. Zo wordt er geen rekening gehouden met deze kwetsbare groep. Hoe gaat de staatssecretaris zorgen voor verbetering, en hoe draagt de voorliggende wet daaraan bij?
Volgens artikel 21 van de opvangrichtlijn vallen onder "kwetsbare groepen" verschillende groepen, maar nu wil ik mij even focussen op kinderen. De richtlijn schrijft voor dat het belang van het kind leidend moet zijn, net zoals dat is afgesproken in het VN-Kinderrechtenverdrag. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat het belang van het kind leidend is? UNICEF geeft aan dat zich nog altijd kinderen in de asielopvang bevinden die geen toegang hebben tot onderwijs, terwijl dit wel bij wet geregeld is. Als ze wel naar school gaan, moeten zij om de haverklap verhuizen, en dan moeten ze dus ook naar een andere school. Kan de staatssecretaris aangeven hoe dit te rijmen valt met het belang van het kind? We weten namelijk dat verhuizen en wisseling van omgeving en school kan leiden tot hechtingsproblemen. En dat is niet in het belang van het kind. De wet die voorligt, kan ervoor zorgen dat gezinnen en kinderen in afwachting van de asielprocedure in een stabiele omgeving kunnen opgroeien. Maar dan moet de staatssecretaris er wel voor zorgen dat niet continu verhuizingen plaatsvinden. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat met de invoering van deze wet de verhuisbewegingen van de mensen in de asielprocedure afnemen en dat kinderen niet meer hoeven te verhuizen in afwachting van de procedure?
Om de veiligheid en de ontwikkeling van kinderen te waarborgen, is het van belang dat er een onafhankelijk toezicht is op de kwaliteit van de opvangvoorzieningen. Hoe dit wordt georganiseerd in het kader van de wet is niet duidelijk. In de beantwoording op de schriftelijke vragen van Volt geeft de staatssecretaris aan dat het kwaliteitskader in ontwikkeling is en niet kan worden gedeeld. Ook schrijft de staatssecretaris dat het gereedmaken van het kwaliteitskader onderdeel is van het implementatietraject van de spreidingswet. Maar het is onze taak als Eerste Kamer om de wet te toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Mijn fractie kan die toets op dit moment onvoldoende uitvoeren omdat wij niet weten hoe het toezicht op de kwaliteit van de opvangvoorziening wordt geborgd. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe hij gaat zorgen dat het onafhankelijk toezicht op de kwaliteit geborgd wordt. Mijn fractie wil graag weten welke instantie gaat toezien op die kwaliteit. Daar moet de staatssecretaris nu toch wel een beeld bij hebben?
Voorzitter. Een andere zorg die bij mijn fractie niet is weggenomen, gaat over kleinschalige opvang. Mijn fractie en een aantal andere fracties hebben hier in de schriftelijke ronde vragen over gesteld. Toch is mij niet helder waarom de staatssecretaris gekozen heeft voor een minimum van 100 plekken. De VNG heeft aangegeven kleinschalige opvang wenselijk te vinden. Ook organisaties als VluchtelingenWerk geven aan dat kleinschalige opvang in het belang is van de mensen die hierheen zijn gekomen. We weten dat het draagvlak in gemeenten juist beter is als er kleinschalige opvang is. We weten ook dat kleinschalige opvang goedkoper is. We weten ook dat het voor mensen in de opvang beter is als zij zich bevinden in kleinschalige opvang, omdat ze zich dan beter kunnen binden aan de omgeving. We weten ook dat er vanuit de gemeenten dan veel meer inwoners bereid zijn om vrijwillig de mensen in de opvang te helpen en onderdeel te laten uitmaken van hun gemeenschap.
In de ogen van mijn fractie is dat dus een win-winsituatie. Waarom maakt de staatssecretaris het dan zo ingewikkeld, of minder aantrekkelijk, om minder dan 100 mensen op te vangen in een gemeente? We hebben de afgelopen jaren gezien dat juist de grootschalige crisisnoodvang in kleine en grote gemeenten voor veel onrust zorgt onder inwoners. De staatssecretaris geeft aan dat het wetsvoorstel uitdrukkelijk ruimte laat voor kleinschalige opvang, maar waarom blijft hij dan vasthouden aan de eis van minimaal 100 opvangplekken om als duurzame reguliere voorziening aangemerkt te kunnen worden?
Recentelijk heeft het COA laten weten dat zij starten met een pilot voor kleinschalige opvang, maar dat gaat slechts om twintig locaties in 2024. Gezien de noodzaak van forse groei van duurzame opvanglocaties in 2024 vindt mijn fractie dit een bijzonder lage ambitie. Waarom krijgen niet alle gemeenten die de komende tijd een duurzame opvang willen realiseren de mogelijkheid dit met onder andere kleinschalige opvang te doen, dus met minder dan 100 plekken? Dit zorgt juist voor een menswaardige opvang en draagvlak in de gemeenten, en daarmee voor betere spreiding.
Daarnaast vindt mijn fractie het belangrijk dat de inwoners van de gemeenten worden meegenomen in de besluitvorming. Hoe borgt deze wet dat inwoners voldoende inspraak hebben en goed en transparant worden geïnformeerd over het proces aan de voorkant en dat inwoners en gemeenteraden dus worden meegenomen in het proces aan de provinciale regietafel?
Dan mijn laatste punt, voorzitter. Onlangs is het Europees migratiepact gesloten. Dat is een deal tussen de Europese lidstaten waarbij het niet zo nauw wordt genomen met mensenrechten. Het opsluiten van mensen in afgeschermde centra aan de grenzen van Europa, waar de vrijheid van mensen wordt ontnomen en ook kinderen vanaf 12 jaar zullen worden vastgehouden, valt moeilijk te rijmen met een menswaardige opvang. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Hoe worden mensenrechten en kinderrechten gewaarborgd als zij bij binnenkomst in Europa worden opgesloten? Is het niet zo dat het land van herkomst slechts een van de vele indicatoren is die meespelen bij het verkrijgen van een asielstatus, terwijl het land van herkomst juist bepaalt of iemand in zo'n centrum wordt opgesloten? Wat Volt betreft is het een grote schande dat de EU gekozen heeft voor een inhumane asielopvang aan de poort van Europa. Kan de staatssecretaris reflecteren op de verhouding tussen de spreidingswet en het Europees migratiepact? Hoe werkt nieuwe Europese wetgeving straks door in de wet die vandaag voorligt? Welke impact heeft het EU-migratiepact op de inschatting van de instroomaantallen voor Nederland? Welk effect zal dit hebben op de opvangopgave voor de gemeenten?
Voorzitter. Mensen vluchten en mensen migreren. Dat is niet alleen een feit waar we mee moeten omgaan, maar een grondrecht om te verdedigen. De vrijheid om te overleven is een mensenrecht. Volt wil een Europese Unie waar plaats is voor mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Ik kijk of mevrouw Nanninga kan inschatten of ze haar bijdrage zonder onderbrekingen kan doen. Dat is wel even belangrijk, want we schorsen om 15.30 uur. Dat is een harde deadline omdat dan enkele van onze collega's naar Amsterdam moeten. Mijn verzoek aan mevrouw Nanninga is om mij te helpen door haar bijdrage op tijd af te ronden. Dit verzoek geldt ook voor de collega's bij eventuele interrupties. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Nanninga van de fractie van JA21.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoop wel dat de bus op mij wacht, ook als de collega's veel vragen hebben.
De voorzitter:
We houden hem persoonlijk tegen.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Voorzitter, dank daarvoor. Hierbij bied ik ook mevrouw Kaljouw mijn felicitaties aan voor haar bevlogen maidenspeech. Ik heb, zoals ik ook al tegen haar zei, toch altijd wel extra respect voor mensen die, zoals dat heet, aan het bed hun werk hebben gedaan voor onze samenleving.
Voorzitter. We hebben het vandaag over een wet die asielopvang in Nederlandse gemeenten wil kunnen afdwingen. Dat vindt JA21 een slecht idee, vervat in een nog slechter wetsvoorstel. In mijn betoog wil ik eerst ingaan op de bron van alle ellende, de aanleiding tot het overstromen van de asielopvang in Nederland, en dat is de instroom. Daarna wil ik het hebben over de opvang en over de dwangwet zelf. Tot slot wil ik enige woorden wijden aan de aanloop naar het debat hier vandaag en de politieke en maatschappelijke gevolgen, mochten zowel de instroom als de dwangwet niet gestopt worden.
Want die dwangwet kunnen, nee, moeten wij hier volgende week wegstemmen, als Nederland zoals wij dat kennen, ons lief is. Aangaande de instroom het volgende: het probleem is namelijk niet een tekort aan opvang, maar een veel te hoge instroom. Het VVD-asielbeleid in de kabinetten-Rutte I tot en met IV heeft op alle facetten van onze samenleving een onhoudbare druk gelegd. Dat is het probleem. Deze wet is dus geen oplossing voor, maar vormt alleen maar een vergroting van dit probleem. Het doel van deze wet is immers het huidige asielbeleid, bestaande uit open of in ieder geval zeer permeabele grenzen, en de asielopvang in Nederland in stand te houden.
Waarom is dat dan erg, mensen opvangen die zoals het uitgekauwde cliché zegt "op de vlucht zijn voor oorlog en geweld"? Ik geef u wat cijfers. In 2015 kwamen er zo'n 56.000 asielzoekers en nareizigers naar Nederland. Premier Rutte zei: nou, dit willen we nooit meer. Wat heeft hij sindsdien gedaan om dit te voorkomen? Vrij simpel: niets! In 2023 kwamen er nog ongeveer 50.000 asielzoekers naar Nederland met een nog onbekend maar groot aantal nareizigers, waar de IND blijkens recente publicaties geen enkel zicht op heeft. Het gaat om een instroom die maatschappelijke ontwrichting tot gevolg zal hebben. Dat zijn niet mijn woorden, maar dat schrijft NRC op basis van interne stukken van onder meer het COA, de IND, de politie en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Maatschappelijke ontwrichting en een instroom die ongehinderd voort kan gaan.
Enfin, hier beginnen de problemen pas, want vrijwel al die asielverzoeken worden vervolgens beloond met een verblijfsvergunning. Ons inwilligingspercentage is een van de hoogste in de EU-lidstaten. En die verblijfsvergunning wordt meestal ook nog eens permanent. Nou, goed! Sommige partijen zullen hier vandaag betogen dat de spreidingswet of de dwangwet, hoe je het maar noemen wil, hand in hand moet gaan met de instroombeperking. Maar de werkelijkheid is dat de dwangwet iedere prikkel om ook maar iets aan instroombeperking te doen wegneemt. De dwangwet zal dus het vehikel blijken om, ondanks de val van het kabinet over asiel en het grote maatschappelijke draagvlak voor veel restrictiever beleid, gewoon door te gaan op de huidige weg.
Ik zei het al: de gevolgen voor de samenleving zijn immens, in zowel cultureel als maatschappelijk en financieel opzicht. Vorig jaar liet JA21 door prof. dr. Jan van de Beek doorrekenen wat de financiële en maatschappelijke kosten van asielmigratie zijn voor ons land tussen 2023 en 2027 op basis van de toen geldende, dus nog lagere, prognose. Het is een conservatieve berekening. Een paar conclusies en feiten. Een asielzoeker kost de schatkist over diens hele levensloop gemiddeld acht ton. Dat zei ik al tegen de heer Griffioen van BBB. Dat is gemiddeld. Er zijn ook mensen die heel veel werk doen en geld verdienen, maar gemiddeld, als je ze allemaal bij elkaar neemt, kost het per persoon acht ton over de hele levensloop. De jaarlijkse kosten van het asielbeleid bedragen gemiddeld 24 miljard euro. Alleen al de instroom van vorig jaar komt nu op een kostenpost van 28 miljard euro. Er zijn 90.000 extra sociale huurwoningen nodig om de instroom tot 2027 op te vangen. Let wel, dat is boven op de bestaande woningnood. De extra kosten aan bijstand komen neer op een miljard euro per jaar. De extra kosten door toegenomen criminaliteit worden geraamd op, op termijn, 12 miljard euro.
Voorzitter. De conclusie is helder: bij ongewijzigd asielbeleid wordt Nederland geconfronteerd met gevolgen die simpelweg niet te dragen zijn voor onze samenleving. Dit beleid zet onze welvaart, onze sociale zekerheid, ons onderwijs, onze zorg en onze woningmarkt op het spel en zet onze veiligheid en cultuur onder druk. Daar gaat de dwangwet — daar gaat het over vandaag — die alleen voorziet in het verwerken van deze instroom en niet in het indammen ervan, niets aan doen. Zoals mijn wijze vader vanmorgen tegen mij zei: de dwangwet is als alle dijken doorsteken om te voorkomen dat de zeespiegel stijgt.
Voorzitter. Daarnaast ondermijnt deze wet de lokale democratie en het mandaat van gemeenten. En ja — dat argument heb ik al gehoord in het debat vandaag — er zijn meer landelijk geldende wetten die het gemeentelijk mandaat overkoepelen. Onze partij, JA21, is echter een fervent verdediger van het subsidiariteitsbeginsel. Voor de toehoorder die deze term niet kent: deze term houdt in algemene zin in dat hogere instanties niet iets moeten doen wat door lagere instanties kan worden afgehandeld. In plaats van "hogere en lagere" kun je ook "grotere en kleinere" zeggen; het is maar hoe je het ziet. Het plaatsen van azc's met een grote impact op ruimtelijke ordening, sociale cohesie, veiligheid en lokale voorzieningen, is nou bij uitstek iets wat volgens dit mooie beginsel zo lokaal mogelijk moet en kan worden geregeld. Het feit dat een boel gemeenten zomaar zouden weigeren om azc's in hun gemeente te plaatsen, moet een signaal zijn voor de staatssecretaris dat deze wet van tafel moet. De gemeente en haar inwoners kunnen en willen het niet aan of niet meer aan.
Er is nog een probleem. Ik kom dan ook even op de inhoud van de wet zelf. Bij weigering is indeplaatsstelling door de minister de consequentie, oftewel: de laatste halte van een dwangwettraject is ingrijpen door de minister. Daar zit iets scheef, want standvastige en dappere gemeenten die tot het bittere eind blijven weigeren om hun inwoners met een azc op te zadelen, zijn uiteindelijk aangewezen op het oordeel van de minister. Dat ervaren wij als een lichtpuntje, dus het zal vermoedelijk onbedoeld in deze wet zijn beland, want zo wordt weigering een politieke zaak. Nu wordt het interessant, want wij zijn heel benieuwd hoe de staatssecretaris denkt dat dit gaat uitpakken. Een minister die bijvoorbeeld in verkiezingstijd een gemeente gaat dwingen om een azc te plaatsen, zien wij met grote geamuseerdheid tegemoet, mocht deze rampzalige wet worden aangenomen. Denkt de staatssecretaris niet dat dit leidt tot willekeur, beïnvloed door partijpolitiek of electoraal opportunisme? Wij zijn heel blij met dit vrolijke geitenpaadje in de dwangwet en willen vanaf deze plek gemeenten ook nadrukkelijk wijzen op deze optie. Rug rechthouden, poot stijf. Als u en uw inwoners geen azc wensen, laat het er maar eens op aankomen. Ik voorspel verkiezingswinst voor de partijen in een college van B en W die dit aandurven.
Ook zorgt de nieuwe Europese regelgeving die veiligelanders aan de buitengrenzen moet tegenhouden, voor een probleem inzake de dwangwet. Als die Europese maatregel überhaupt al effectief gehandhaafd wordt — dat moeten we nog maar even zien — dan zal dat pas op z'n vroegst per 2026 het geval zijn. Welk effect schat de staatssecretaris in dat dit zal hebben op de toestroom van de meest notoire groep overlastgevers, de veiligelanders, zodra men daar lucht van krijgt? Als zij weten dat je er na 2026 niet meer inkomt, kun je natuurlijk een piek verwachten van die vorm van migratie. Dat zou zomaar kunnen. Wat voor gevolgen heeft dat voor Nederland, dat dan onder een dwangwet zucht? Mijn fractie voorziet een explosie van de instroom uit veilige landen zolang dit nog makkelijk kan, en daarmee een enorme impact op de azc's. Volgens deze wet staan de Nederlandse azc's straks in iedere stad en in ieder dorp.
Dan heeft mijn fractie ook nog een vraag over het afschaffen van de doelgroepbeperking. Gemeenten worden straks niet alleen gedwongen om asielzoekers op te vangen, maar ze kunnen ook geen voorwaarden meer stellen aan welke op te vangen doelgroep dat dan is. Ergo, gemeenten zijn straks verplicht om veiligelanders op te vangen, in de wetenschap dat daar nou net veruit de meeste ellende van komt. Nu zijn er gemeenten die op dit moment wel asielzoekers opvangen, maar veiligelanders uitsluiten. Dat kan straks niet meer. Wat vindt de staatssecretaris hier zelf nou van? We horen het woord "draagvlak" heel veel. Dan heb je gemeenten die misschien zelf een azc willen — dat moeten ze dan zelf maar weten; wij zijn ervan dat gemeenten dat zelf mogen kiezen — en dan ga je die doelgroepbeperking schrappen.
Voorzitter. Dan nog een woordje over de aanloop naar dit debat. Wat een opmerkelijk traject hebben wij gezien. We hebben talloze brandbrieven en noodkreten ontvangen van allerlei clubs en organisaties die op een of andere manier baat hebben bij een hoge instroom. De asielindustrie werkt, maar niet voor de belangen van Nederland en de Nederlanders. Laat ik één ding heel duidelijk gezegd hebben. De medewerkers van de IND, de medewerkers in de azc's, de medewerkers die naar eer en geweten hun werk doen om de enorme instroom het hoofd te bieden en te zorgen dat iedereen gehuisvest en gevoed wordt, treft natuurlijk geen enkele blaam. Zij worden ook maar geconfronteerd met de gruwelijke gevolgen van slappe politiek en de sterke lobby van clubs als VluchtelingenWerk, Artsen zonder Grenzen, UNICEF en noem allemaal maar op, die de Nederlandse burger verantwoordelijk willen maken voor iedere vluchteling in deze wereld.
In dat licht zie ik ook het opmerkelijke werkbezoek dat wij op 5 januari brachten aan de noodopvang in Stadskanaal, waarbij uitsluitend sterke druk werd uitgeoefend om toch vooral voor de dwangwet te stemmen. Er was geen kritisch geluid te horen. Wat werd er wel gezegd door een benoemde burgemeester? Volgens hem waren veel medeburgemeesters best wel van zins een azc te openen in hun gemeente, maar effe niet als er net verkiezingen aan zitten te komen. Met andere woorden, de wil van de kiezer, die betaalt voor de opvang en opdraait voor de negatieve gevolgen ervan, is een hinderlijk obstakel voor de benoemde regenten om hun gemeente een azc in de maag te splitsen. Je klomp zou om minder breken.
Voorzitter. Hier in huis hebben wij expertsessies gehad, ook weer met opvallend eenstemmige en eenzijdige panels. Volgens mij maakte de heer Griffioen daar ook al een opmerking over. Wat was het cijfer ook alweer? Veertien positief tegen drie negatief of zo? Of elf tegen drie? Het was in ieder geval helemaal uit het lood. Alleen de eerder door mij genoemde professor Jan van de Beek en de Castricumse wethouder Paul Slettenhaar hadden een kritische noot. Zij waren dan ook op voorspraak van onder andere JA21 uitgenodigd. Toen ik de vertegenwoordigster namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten erop wees dat haar betoog ten faveure van de dwangwet niet unaniem gedeeld wordt door de gemeenten die zij vertegenwoordigt, zoals zij wel deed voorkomen — dat zei ik net ook al tegen mevrouw Karimi — leidde dat tot woede en afkeuring. Dat was zelfs zozeer het geval dat zij het bestond om in een latere commissievergadering van de VNG, een orgaan waar nog nooit een burger op gestemd heeft, te stellen dat ik, een gekozen volksvertegenwoordiger, mijzelf tot persona non grata zou hebben gemaakt; ik heb veel gehoord in mijn leven, maar "persona non grata" nog niet. Dit omdat ik mij met deze feitelijke vaststelling dat de VNG niet unaniem namens alle gemeenten voor de dwangwet mag zeggen te zijn, volgens mevrouw Liesbeth Spies had misdragen. Dit voorbeeld illustreert maar weer de totaal regenteske houding van besturend en lobbyend Nederland en de schok die zij ervaren bij ook maar de geringste tegenspraak, in dit geval in de vorm van een feitelijke vaststelling.
Dan zijn er nog de Nederlandse burgemeesters die menen hun gemeenteraden de autonomie uit handen te moeten slaan met deze dwangwet, daarbij gretig geholpen door de media. De talkshows en kranten vervulden een kwalijke rol door vrijwel uitsluitend voorstanders uit allerlei gremia en belangenclubs in een opzichtige lobbycampagne ruim baan te geven, zonder kritische vragen en zonder tegengeluid.
Dan was er ook nog de schwalbe hier in huis, die leidde tot het niet controversieel verklaren van deze wet, terwijl iedereen ziet dat een wet met deze verstrekkende impact natuurlijk door een nieuw kabinet moet worden meegenomen in de coalitiebesprekingen. Het procedurele gekonkel om deze wet met stoom en kokend water door de senaat te jassen; het is allemaal niet fraai. Maar goed, we voeren nu vandaag dit debat met elkaar.
Voorzitter. De dwangwet is een verkeerde oplossing voor het verkeerde probleem. Het probleem is de instroom. Die kan direct fors worden ingeperkt, sneller dan de dwangwet kan worden ingevoerd. De oplossing van dwang omdat ongekozen commissarissen van de Koning, burgemeesters, lobbyclubs, gesubsidieerde goede doelen en linkse partijen dat willen, druist in tegen de wens van een meerderheid van de Nederlanders — trouwens ook onder linkse stemmers — om de asielmigratie aan banden te leggen. Als we dat doen, en dat kan op korte termijn, is er voldoende fatsoenlijke opvang en draagvlak voor degenen die dat dan nog echt nodig hebben en verdienen, zonder dwangwet.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de vergadering tot vanavond 20.00 uur vanwege verplichtingen van een aantal van onze leden buiten Den Haag.
De vergadering wordt van 15.13 uur tot 20.00 uur geschorst.
Voorzitter: Bruijn
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel op stuk nr. 36333, de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. Ik geef het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst mijn felicitaties aan mevrouw Kaljouw voor haar mooie Zeeuwse maidenspeech.
Voorzitter. Laat ik met de deur in huis vallen: mijn fractie steunt de wet die we vandaag behandelen. Wij zijn van mening dat deze wet een aantal belangrijke verbeteringen brengt in de opvang van de asielzoekers die in ons land zijn aangekomen. Dat betekent niet dat mijn fractie geen vragen en opmerkingen heeft, maar dat wij beginnen met een paar positieve punten.
Het eerste pluspunt. Dit voorjaar is er een eind gekomen aan de begrotingssystematiek van het beslapen bed. Deze systematiek betekent dat de overheid alleen betaalt voor opvangplekken die daadwerkelijk worden gebruikt. Sinds dit voorjaar is het mogelijk voor het COA om een vaste voorraad te realiseren, waardoor pieken en dalen in de instroom van asielzoekers opgevangen kunnen worden. Op dit moment is er een vaste voorraad van 41.000. Zo wordt het mogelijk te anticiperen op de verwachte instroom. Dat betekent dat er minder kapitaalvernietiging zal zijn door het steeds opnieuw eerst afschaffen en vervolgens weer optuigen van opvanglocaties, al naar gelang de instroom daalt en vervolgens weer stijgt.
Om die vaste voorraad te kunnen vullen is de spreidingswet van groot belang. De nadruk die de wet door financiële plussen legt op duurzame opvang, ten minste vijf jaar en ten minste 100 plaatsen, is behulpzaam bij het creëren van een vaste voorraad. Het geld wordt met deze wet besteed aan goede opvangplekken die, wanneer ze niet voor asielzoekers worden gebruikt, voor andere doelgroepen kunnen worden ingezet. Daarbij komt dat de zoektocht naar opvangplekken niet meer nodig zal zijn en dat de onrust wordt voorkomen die het plotseling en onverwacht onderbrengen van een groep asielzoekers in een gemeenschap met zich meebrengt. Daarmee zal ook de maatschappelijke onrust rond dit thema verminderen. En hopelijk leidt deze nieuwe spreidingswet er zo toe dat noodopvang van asielzoekers in tenten of zelfs in de buitenlucht niet meer nodig zal zijn. Ik heb daar later nog enkele vragen over.
Het tweede pluspunt. Om de opvang te kunnen realiseren wordt ons hele land aangesproken. In de afgelopen 30 tot 40 jaar is op basis van vrijwilligheid steeds maar een beperkt aantal gemeenten bereid gevonden om een azc te huisvesten. Veel kwam neer op het Noorden van ons land. Overigens, met deze nieuwe wet is vrijwilligheid nog steeds het uitgangspunt, alleen niet meer vrijwilligheid op landelijke schaal, maar op provinciale schaal.
Het is niet alleen eerlijker om asielzoekers over het hele land te verdelen, het is ook voor de integratie van asielzoekers beter. Met voldoende asiellocaties, verdeeld over het hele land, is het mogelijk asielzoekers onder te brengen in een deel van ons land waar zij gezien hun opleiding en achtergrond meer mogelijkheden hebben om werk te vinden of om in de buurt van familie of kennissen terecht te komen. Wij realiseren ons dat zo'n ideale plaatsing niet in alle gevallen mogelijk zal zijn, maar het zal vaker mogelijk zijn dan nu het geval is.
Het derde pluspunt. Wanneer er voldoende opvangplekken zijn, zal het niet meer nodig zijn om gezinnen of jongeren steeds opnieuw te laten verhuizen naar wéér een ander centrum. Kinderen kunnen vriendjes maken op school en het vertrouwen krijgen om zich te hechten, zonder angst om van de ene op de andere dag weer te moeten vertrekken. Dat zal de mentale gezondheid en ook de integratie van asielgezinnen ten goede komen.
Ik verwijs ook naar het artikel in Trouw van vorige week maandag, waar mevrouw Perin-Gopie al naar verwees. Daarin wordt gesteld dat uit onderzoek blijkt dat zwangerschappen bij asielzoekers meer dan zeven keer zo vaak misgaan als bij Nederlanders, bij andere inwoners van Nederland. Dat zal veel oorzaken hebben, maar de stress en het steeds veranderen van zorgomgeving draagt daar zeker ook aan bij, evenals de kwaliteit van de opvang, die soms echt onder de maat is, bijvoorbeeld wat betreft privacy en rust, en soms ook wat betreft hygiënische omstandigheden. Een vaste voorraad en duurzame opvang maken het mogelijk om de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Later in mijn bijdrage stel ik enkele vragen over het kwaliteitskader waar de staatssecretaris aan werkt. Als laatste onder dit punt: een vaste opvangplaats voorkomt dat mensen door het vele verhuizen van noodopvang naar noodopvang zoekraken en voor de IND onvindbaar worden, zoals nu wel gebeurt.
Het vierde pluspunt. Deze wet is een verbetering ongeacht de hoogte van de instroom. Bij een eventuele verhoging maar ook bij een belangrijke vermindering van de instroom, om wat voor reden dan ook, blijven de voordelen van deze wet gelden. Ook bij een lagere instroom blijft een vaste voorraad nodig als buffer om te kunnen anticiperen op pieken en dalen. Ook bij een lagere instroom is het eerlijker om asielzoekers evenredig over ons hele land te verdelen en daarmee een zo goed mogelijke integratie van asielzoekers te faciliteren.
Het laatste positieve punt. Zowel de VNG, het IPO, het COA als de IND — de stakeholders — heeft ons in de deskundigenbijeenkomsten en op veel andere manieren laten weten achter deze wet te staan. Dankzij de in de Tweede Kamer aangenomen amendementen hebben zij het volste vertrouwen in de uitvoerbaarheid van deze wet. Deze organisaties willen zonder uitzondering heel graag dat de wet per 1 februari ingaat. Ook die oproep speelt voor onze fractie mee in onze positieve beoordeling van deze wet. De provincies en de gemeenten moeten met deze wet aan de slag. Voor mijn fractie wegen hun oordeel en hun oproep daarom zwaar mee.
Voorzitter. Na deze positieve woorden kom ik tot enkele vragen van mijn fractie. Het meest in het oog springende punt op dit moment is de te hoge toestroom van asielzoekers in Ter Apel, het aanmeldcentrum waar nieuwe asielzoekers in Nederland zich moeten melden. In eerdere jaren waren er vijf aanmeldcentra in Nederland. Dat aantal is teruggebracht tot twee, waarbij Budel alleen op afspraak toegankelijk is. Het is geen wonder dat Ter Apel overloopt. Het is ook geen wonder dat het onterechte beeld ontstaat dat er ineens een enorme toename van asielzoekers naar ons land zou zijn, meer dan ooit tevoren. Op onze vragen antwoordt de staatssecretaris dat het weer op een adequaat niveau brengen van het aantal aanmeldcentra niet is meegenomen in de spreidingswet. Hij noemt dat zelfs overbodig. Wat was ertegen om dit doel mee te nemen in de spreidingswet? De staatssecretaris verwacht wat de aanmeldcentra betreft veel van de vrijwilligheid van provincies en gemeenten, aangespoord door een financiële prikkel. Welke mogelijkheden heeft de staatssecretaris om meer aanmeldcentra te realiseren wanneer er bij de provincies toch te weinig animo is om dit op te pakken?
Het verdeelbesluit is vatbaar voor bezwaar en beroep van belanghebbenden. Zou de staatssecretaris nog eens in kunnen gaan op de vraag wat de gevolgen zouden kunnen zijn wanneer een gemeente bezwaar maakt tegen het verdeelbesluit? Zou dat het hele verdeelbesluit on hold zetten of uitsluitend de opgave van de bezwaar makende gemeente? In de schriftelijke ronde is de staatssecretaris al op deze vragen ingegaan. Mijn fractie zou de overwegingen op dit punt graag nog eens in dit debat van de staatssecretaris horen. Wanneer de deelnemers aan de provinciale regietafel er definitief niet uitkomen, kan de staatssecretaris als ultimum remedium in hun plaats treden en zelf een verdeelbesluit nemen. Tegen dit besluit staat, nemen wij aan, ook bezwaar en beroep open.
In de stukken lees ik dat de staatssecretaris een financiële plus toekent aan de provincie als 75% van de taak is uitgevoerd. Waarom al bij 75%? Betekent dit dat de staatssecretaris tevreden is met 75%? Is er geen prikkel om te komen tot 100%?
Voorzitter. Wanneer er sprake is van de komst van asielzoekers op een plaats waar nog niet eerder een opvanglocatie geweest is, geeft dat vaak maatschappelijke onrust. Mensen zijn met name bang voor overlast. Vaak blijkt die angst na de komst van een centrum ongegrond, maar helaas niet altijd. De staatssecretaris heeft een aantal maatregelen genomen die mogelijke overlast van asielzoekers zouden kunnen beperken, bijvoorbeeld het inrichten van de zogenoemde procesbeschikbaarheidslocaties, waar kansarme asielzoekers, veelal uit veilige landen, kunnen worden geplaatst.
De heer Schalk i (SGP):
Ik haak even aan op het verdeelbesluit van de minister. Mevrouw Huizinga uit de stelling dat er ongetwijfeld bezwaar en beroep tegen aangetekend zal kunnen worden.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Het is een stelling met een vraagteken erachter.
De heer Schalk (SGP):
Dat is mijn vraag. Mag het een vraagteken zijn?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ja. Het was een stelling met een vraagteken erachter.
De heer Schalk (SGP):
Want de vervolgvraag is natuurlijk: wat vindt mevrouw Huizinga ervan als dat niet kan?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Het was een stelling met een vraagteken. Die werd gevolgd door een vragende blik richting de staatssecretaris, die mij toeknikte. Hij heeft dus begrepen dat het een vraag was. Ik hoor hem zeggen dat het geen antwoord was. Maar het is dus wel een vraag.
De voorzitter:
Dat staat dan nu allemaal in de Handelingen. Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot, voorzitter. Ik begrijp dat mevrouw Huizinga er een vraag over gesteld heeft. We krijgen daar dus een antwoord op.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ja, ik vroeg of dat zo is.
De voorzitter:
We hopen dat we er antwoord op krijgen. Mevrouw Huizinga, gaat uw gang.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik was bij de pbl's. De staatssecretaris heeft een aantal maatregelen genomen die mogelijke overlast van asielzoekers zouden kunnen beperken, bijvoorbeeld het inrichten van zogenoemde procesbeschikbaarheidslocaties, waar kansarme asielzoekers uit veilige landen kunnen worden geplaatst. In de pbl wordt hun aanvraag versneld door de IND behandeld. Dat is een goed initiatief, maar dit zou niet ten koste moeten gaan van kansrijke asielzoekers, die hierdoor misschien nog langer moeten wachten op een uitspraak in hun procedure. Zou dat het geval kunnen zijn? Is bij de IND voor de versnelde behandeling extra capaciteit aangetrokken? In Ter Apel is gestart met een pbl-pilot. Uitbreiding naar meerdere plaatsen is aanstaande, zegt de staatssecretaris. Gaat dit volgens dezelfde procedure als bij de aanmeldcentra, namelijk op basis van vrijwilligheid en extra beloning? Kan de staatssecretaris al iets zeggen over de eerste bevindingen over de pbl in Ter Apel?
De wet is nieuw en kent een aantal onzekerheden. Een belangrijke vraag is hoe accuraat de prognoses zullen blijken. De basis is een tweejaarlijkse cyclus met twee keer per jaar een bijstelling. De prognose van het ministerie werkt met drie scenario's: laag, gemiddeld en hoog. Welk scenario is de basis voor het bepalen van het aantal benodigde duurzame opvangplaatsen? Wij gaan ervan uit dat het doel van staatssecretaris is een robuuste opvangcapaciteit realiseren en misschien zelfs een buffer. Kan de staatssecretaris dat bevestigen? Wanneer de in de provinciale regietafels afgesproken capaciteit te laag is, zal de staatssecretaris namelijk alsnog aan het bellen moeten. Hiermee samenhangend: kan de staatssecretaris nog eens ingaan op de vraag hoe gemeenten de niet gebruikte duurzame opvangplekken flexibel zouden kunnen inzetten?
Voorzitter. Sommige gemeenten hanteren een doelgroepenbeleid. Zij kiezen welke categorie asielzoekers zij willen huisvesten en welke niet. Onder deze wet is dat niet meer mogelijk, maar niet elke opvang is geschikt voor elke categorie. Hoe matcht de staatssecretaris dat? Graag een reactie.
Niemand hoopt dat het zal gebeuren, maar in deze geopolitiek instabiele tijd kan er plotseling een onverwachte toestroom van asielzoekers naar Europa, en dus ook naar ons land, komen. Daartegen is geen scenario opgewassen. Mocht zich zoiets voordoen, heeft de staatssecretaris dan een noodscenario? Is hij bereid daarover na te denken?
Voorzitter. In de nota naar aanleiding van het verslag lezen wij dat de staatssecretaris werkt aan een kwaliteitskader. Het kader is helaas nog niet zover gevorderd dat het de Eerste Kamer toegestuurd kan worden. Wij horen daar te zijner tijd graag meer over. Wellicht kan de staatssecretaris wel alvast antwoord geven op onze vraag hoe hij het toezicht op de naleving van dit kwaliteitskader borgt. Wat ons betreft zou dat onafhankelijk toezicht moeten zijn, bijvoorbeeld door de Inspectie van JenV of door andere inspecties. Ook hierop graag een reactie.
Voorzitter. Samenvattend: wanneer er niets gebeurt, wanneer deze wet niet wordt aangenomen, blijft de opvang vastlopen. Dat gebeurt niet vanwege een hoge instroom van asielzoekers, maar omdat er onvoldoende mogelijkheden zijn om door te stromen en er te veel neerkomt op te weinig gemeenten. De reactie van de burgemeester van Westerwolde op de Tweede Kamermotie die opriep tot uitstel van deze wet, was tekenend daarvoor. Wanneer wij deze wet niet aannemen, betekent dat in de komende jaren opnieuw ontheemden die in tenten of in wachtruimtes moeten slapen, gezeul met gezinnen en een gebrek aan doorstroming in Ter Apel, waardoor een relatief kleine groep asielzoekers daar rotzooi blijft trappen.
Voorzitter. Zoals ik in het begin van mijn bijdrage al benoemde, hebben de belangrijkste stakeholders, de organisaties die de wet moeten uitvoeren, er veel vertrouwen in en roepen zij ons op om de wet aan te nemen. Ook mijn fractie heeft er vertrouwen in, al zien wij natuurlijk altijd ruimte voor verbetering.
Wij zien uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. De heer Van Hattem heeft nog een vraag.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, mevrouw Huizinga. Ik heb nog een vraag voor mevrouw Huizinga van de ChristenUnie. Zij zegt dat het in Ter Apel moet worden opgelost, maar ik las vandaag een reactie van de burgerwacht in Ter Apel, mensen die vrijwillig, op eigen initiatief, proberen de veiligheid en de leefbaarheid daar een beetje te behouden. Zij troffen onder anderen criminele asielzoekers aan, volgens mij in een kelder, waar een hele toestand was. Maar de slotsom van hun bericht was: maak niet van heel Nederland één groot Ter Apel. Zorg ervoor dat we de toestand zoals we die in Ter Apel hebben, niet in de rest van Nederland krijgen en voorkom dat gemeenten gedwongen een azc krijgen. Hoe kijkt mevrouw Huizinga aan tegen deze oproep van inwoners van Ter Apel, die die overlast gewoon spuug- en spuugzat zijn en die zeggen: doe alsjeblieft niet hetzelfde als wat hier gebeurt?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik zou tegen deze mensen willen zeggen: steun vooral de spreidingswet, want die zorgt dat die relatief kleine groep, die zo ongelofelijk veel overlast veroorzaakt, verdund wordt, zoals dat heet. In andere azc's is er niet zo ontzettend veel overlast als juist in Ter Apel, maar daar loopt het spaak. Verdeel de mensen dus over het hele land. Dan lost zo'n groep zich op en dan blijft er van die overlast weinig over. En de staatssecretaris gaat mij vertellen hoe het gaat met de pbl's. Dat zijn vaak mensen met een kansarme aanvraag die uit veilige landen komen. Dat zijn degenen die de meeste overlast veroorzaken. Behandel die zo snel mogelijk en stuur ze het land uit. Dat is het voorstel van de staatssecretaris. Voor degenen die echt crimineel gedrag vertonen, is er natuurlijk ook nog de locatie in Hoogeveen. Er moet dus iets aan gebeuren. Dat zou ik tegen de mensen zeggen, maar het is niet zo dat met elk azc automatisch criminaliteit en overlast samenhangen, want daarvoor zijn er overal in ons land veel te veel azc's waar dat niet het geval is.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik ken genoeg voorbeelden van azc's waar ook zulk soort overlast is. Ga bijvoorbeeld maar kijken in Gilze en Rijen, waar één groot anarchistisch gebouw was. Het COA-personeel had niet eens nog vat op wat daar gebeurde. Ga kijken wat er gebeurde rond Grave, met overlast op de bussen daar. Ik heb meer dan genoeg voorbeelden waar dit ook helemaal misgaat. Het punt is het volgende, zoals ik bijvoorbeeld ook hoor van mensen van de burgerwacht in Budel en Maarheeze. Ook zij zeggen: wat hebben wij eraan als er straks een spreiding plaatsvindt van overlastgevende asielzoekers? Als er enkele tientallen naar andere gemeenten worden overgeplaatst, zitten er immers nog steeds tientallen — of misschien wel meer — overlastgevende en criminele asielzoekers. De overlast als zodanig blijft en als mensen vertrekken, komen daar ook weer nieuwe mensen voor in de plaats. Dus wat lost deze wet op door het verspreiden van die overlast, behalve dan dat in nog veel meer gemeenten in Nederland die overlast zal toenemen?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Dan kom ik op bijna hetzelfde antwoord. Ik zou vragen om deze vraag ook aan de staatssecretaris te stellen. Die zal daar ongetwijfeld een goed antwoord op hebben. Mijn antwoord is dat er wordt geïnvesteerd in pbl's. Ik ben vergeten waar die afkorting voor staat, maar daar komen kansarme overlastgevende asielzoekers, met de bedoeling om ze zo snel mogelijk ons land uit te zetten. Het is niet alleen jammer voor de mensen in Ter Apel en voor andere voorbeelden die u noemt; het is ook voor de asielzoekers in een azc ongelofelijk vervelend dat die overlastgevende mensen bij hen in het centrum wonen. U noemde vanmiddag een voorbeeld van een Ghanees die iemand in de nek stak. Dat was wel een medeasielzoeker. Zij hebben daar zelf ook ontzettend veel last van. Ook voor de mensen in de azc' zou het dus goed en fijn zijn als die pbl's een succes werden. Daarom vraag ik de staatssecretaris om daarop in te gaan. Ik hoop dat hij mij daar goede berichten over kan geven.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik ben het geheel met mevrouw Huizinga eens dat de COA-medewerkers en de andere bewoners van het azc er ontzettend veel last van hebben. Die voorbeelden heb ik daarom ook aangehaald. Maar wat hebben zij eraan als je overlastgevende asielzoekers gaat overplaatsen naar een ander azc, waar ze ook weer voor overlast zorgen voor andere asielzoekers, voor medewerkers en voor omwonenden? Daarbij komt dat zo'n pbl, zo'n procesbeschikbaarheidslocatie, in Ter Apel al is ingericht. In een stukje van RTV Noord las ik dat omwonenden afgelopen zomer zeiden: wij merken eigenlijk geen verschil nu die pbl hier is; het lost het probleem niet op want de overlast is nog steeds ontzettend groot. Ze mogen het terrein namelijk gewoon verlaten en ze kunnen nog steeds voor overlast zorgen in de omgeving, ondanks dat er een beetje dagbesteding en dat soort gefröbel op het terrein wordt ingericht.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik wacht op het antwoord van de staatssecretaris over de pilot met de pbl. En nogmaals, sommige jongeren gaan de verkeerde kant op omdat ze in de verkeerde vriendengroep komen. U weet dat. Mensen in een groep bij elkaar versterken elkaar. Als je ze uit elkaar weet te halen en ze op verschillende plekken plaatst, vermindert daarmee de overlast. Dat is althans de gedachte die wij ook tijdens het werkbezoek aan Ter Apel hoorden. De heer Sitalsing, een politiemedewerker die daar heel veel over wist, heeft ons dat verteld … Wat is hij? De hoofdcommissaris van politie, hoor ik mevrouw Karimi zeggen. Hij heeft ons daarover ingelicht. Hij zei dat dat echt de enige manier is, om dat blok uit elkaar te halen, naast de pbl's. Maar nogmaals, laten we de staatssecretaris daarop antwoord laten geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Janssen namens de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter, dank u wel. Ook namens de fractie van de SP de hartelijke felicitaties aan mevrouw Kaljouw voor haar maidenspeech. Wij kijken uit naar de verdere debatten met haar. Ik heb het debat over dit wetsvoorstel overgenomen van mijn collega Tiny Kox, die wegens ziekte niet aanwezig kan zijn, maar ik doe dat heel graag.
Voorzitter. Menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit zijn de waarden die centraal staan in het beginselprogramma van de SP. Wij zetten ons op basis van die waarden in voor de waardigheid van ieder mens. Die waarden zijn vandaag en morgen mijn kompas bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Dat zullen ze ook volgende week zijn, op het moment dat er over het wetsvoorstel wordt gestemd.
In de aanloop naar dit debat gingen mijn gedachten bijna zeventien jaar terug, naar juni 2007. Ik kijk nu ook even naar mevrouw Van Toorenburg, die toen volgens mij ook net in de Tweede Kamer was aangeschoven. Zij was er als Kamerlid en ik als kersverse medewerker van de Tweede Kamerfractie. Mijn eerste opdracht was het voorbereiden van het debat voor mijn zeer gewaardeerde oud-collega in de Tweede Kamer en ook oud-senator, Jan de Wit, over het toen aangekondigde pardon. Ik heb dagen voor een blanco scherm gezeten voordat ik de eerste letters op papier kreeg, kan ik u zeggen. Ook na 2007 heb ik mij in de Tweede Kamer als medewerker nog beziggehouden met asiel- en vreemdelingenzaken. En als gedeputeerde zag ik natuurlijk in de jaren daarna de huisvestingsproblematiek van statushouders met grote regelmaat ook op onze collegetafel terechtkomen. Het onderwerp is dus eigenlijk nooit ver bij mij weg geweest. Laat ik het zo maar samenvatten. Ik vind het dan ook mooi dat ik dit debat nu mag doen.
Voorzitter. Het zorgelijke daaraan is dat ik terugkijkend op de afgelopen zeventien jaar zo veel herken in de situatie van nu. Ik zie een doorstroom en een uitstroom van asielzoekers die achterlopen op de instroom en ik zie procedures die te lang duren, met als resultaat dat de opvang en de huisvesting vastlopen. En heel eerlijk gezegd zie ik ook dat we nu nog steeds de wrange vruchten plukken van het kortzichtige beleid uit 2016 en 2017. Financiering was leidend en krimpbesluiten van staatssecretaris Dijkhoff volgden elkaar in rap tempo op. Het COA werd gedwongen om 45 locaties te sluiten en meer dan 1.000 medewerkers werden de laan uit gestuurd. Het asielprobleem was immers opgelost en onder controle.
Dat paste in het tijdsbeeld, waarin staatssecretaris Dijkhoffs partijgenoot minister Blok constateerde dat de woningmarkt af was en dat sociale huurwoningen massaal moesten worden verkocht aan buitenlandse investeerders. Ook daarvan voelen we nu als samenleving nog dagelijks de pijnlijke consequenties. Het onverantwoorde kortetermijndenken in het recente verleden dat deze crisis heeft veroorzaakt, zal plaats moeten maken voor ook op termijn houdbare oplossingen. Ik denk graag in oplossingen, oplossingen die ons in staat stellen om adequaat te kunnen reageren op situaties die zich kunnen voordoen en dan zonder steeds weer van koers te wijzigen, wat weer tot onbegrip en onrust leidt. Koersvastheid is nodig om vertrouwen van de samenleving terug te winnen en voorspelbaarheid te vergroten. Dat was een wijze les die ik als kind op een zeilschool in Friesland al leerde; als je te veel aan het roer van het schip zit, dan verschijnen er achter je in het water vraagtekens. De zeilers zullen dat ongetwijfeld kunnen beamen.
Om meerdere redenen vindt de SP het jammer dat het wetsvoorstel dat we nu behandelen er heeft moeten komen. Als eerste natuurlijk vanwege het feit dat de toestand in de wereld zodanig is ontspoord dat veel mensen op drift zijn geraakt en als tweede vanwege de constatering dat er een pijnlijk gebrek aan solidariteit tussen gemeenten onderling duidelijk is geworden. Dit wetsvoorstel is wat ons betreft dan helaas ook een toonbeeld van onmacht. De Nationale ombudsman zei het vorige week nog iets sterker. Die sprak van bestuurlijke onwil, die dit wetsvoorstel nodig heeft gemaakt. Want het probleem moet wel worden opgelost omdat we ook aan onze verdragsrechtelijke verplichtingen moeten voldoen. Maar ik zeg er ook bij: dat kan niet alleen van deze wet komen.
Ik begrijp heel goed dat mogelijke dwang als sluitstuk van deze wet weerstand oproept maar deze wet gaat over veel meer, juist om die dwang als laatste middel zo beperkt mogelijk nodig te maken en te voorkomen. Zo wordt er nu ingezet op een vaste capaciteit door het maken van langjarige afspraken met gemeenten. Met verwijzing naar mijn eerdere opmerkingen over koersvastheid en de ervaringen uit 2016 en 2017, toen lopende contracten werden beëindigd, vraag ik nu de staatssecretaris om duidelijk te zijn over de noodzaak van deze ijzeren capaciteit en het vertrouwen dat gemeenten in de rijksoverheid kunnen hebben als het gaat om het nakomen van aangegane meerjarige verplichtingen. We gaan toch niet weer de fouten van 2016 en 2017 met kortzichtig beleid herhalen? We kunnen het gemeenten toch niet aandoen dat zij verantwoordelijkheid nemen om een probleem op te lossen en daarna weer in de kou worden gezet?
Het antwoord van de regering op de schriftelijke vragen op dit punt stelt mijn fractie nog niet gerust. In de beantwoording wordt gesteld: "Indien mogelijk worden afspraken voor de langere termijn gemaakt. Het kan zijn dat zich onvoorziene omstandigheden voordoen die herziening van gemaakte afspraken noodzakelijk maken. Getracht wordt om dit in verband met continuïteit zo veel mogelijk te voorkomen." Dit kan van alles betekenen. Dit is een soort containerredenering. Kan de staatssecretaris hier concreter invulling aan geven? Is een afnemende instroom een omstandigheid die zal leiden tot het herzien van langjarige afspraken met gemeenten? Dat is wat we in 2016 en in 2017 gezien hebben en mijn vraag is of dat nu weer aan de orde is, want dan raken we de gemeenten kwijt. Als dat namelijk zo is, dan gaan we 2016 en 2017 overdoen en dan heeft de regering niet geleerd van de fouten in die periode. Zo wordt het vertrouwen van gemeenten in de rijksoverheid niet hersteld en daarom vraag ik graag om een reactie van de staatssecretaris.
De SP vindt het juist een verstandig voornemen om een basisvoorziening te bewerkstelligen waarop kan worden teruggevallen, indien nodig, een basisvoorziening die op een niveau is dat niet bij de eerste tegenslag paniek uitbreekt en die mogelijk maakt dat er snel kan worden opgeschaald, maar die ook, zoals nu wordt voorgesteld, deels wordt gebruikt voor andere doelgroepen, zoals studenten en daklozen, in tijden dat de capaciteit niet nodig is voor het COA. Ik sluit mij aan bij de vragen die eerder zijn gesteld over de bescherming van de mensen die gebruikmaken van die 25% die dan anders gebruikt wordt.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor het aanhouden van voldoende gekwalificeerde medewerkers, zowel bij het COA als bij de IND. Ook dat zou een verstandige en doordachte weg vooruit zijn. We hebben gezien wat de gevolgen van het beleid in 2016 en 2017 zijn geweest. Ik wil hier ook nadrukkelijk uitspreken dat de SP diep respect heeft voor wat de medewerkers van met name het COA met de laarzen in de modder al zo lang presteren, en dat geldt ook voor al die mensen bij de IND en alle vrijwilligers. Het is ongelofelijk wat daar gepresteerd wordt. Maar ook voor hen moet er dus licht aan het eind van de tunnel komen, want die tunnel moeten zij ook snel uit. Kan de staatssecretaris een blik vooruitwerpen op de personele bezetting van het COA en de IND in de nabije en misschien ook de verdere toekomst, gelet ook op het aanhouden van die voorraad die we nastreven? En hoe gaat hij ons over de verdere ontwikkelingen daarvan op de hoogte houden?
Als we nu niet handelen en problemen oplossen, dan kan die discussie over opvang van asielzoekers verder verschuiven van een nimby-opvatting, not in my backyard, naar een niaby-opvatting, not in anyone's backyard. En dat zou wat ons betreft maatschappelijk een hele ongewenste ontwikkeling zijn. Zo'n opvatting zou mij ook zorgen baren, temeer omdat er een aantal oorzaken zijn die hieraan ten grondslag liggen die moeten en ook kunnen worden aangepakt. Het is al genoemd: de overlast van veiligelanders, de haperende terugkeer als een asielzoeker niet de status van vluchteling krijgt en de gebrekkige uitstroom indien iemand wel kwalificeert als vluchteling. Daarom mag en kan, zoals eerder opgemerkt, dit wetsvoorstel niet op zichzelf staan. Graag een reactie van de staatssecretaris. Wordt deze opvatting door hem gedeeld?
Voorzitter. Het meest zouden wij het als SP natuurlijk verwelkomen als nog voor de lente begint alle oorlogen tot een einde komen en daarmee ook de instroom afneemt of zelfs stopt. Maar die hoop is helaas ijdel, en dus moet er iets anders gebeuren. Wat ons betreft kunnen we de lasten niet langer zo ongelijk verdeeld laten zijn. De uitvoering van die spreiding moet dus naar onze mening op een solidaire wijze gebeuren, waarbij de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen.
Op dit punt verwijs ik natuurlijk naar het in de Tweede Kamer aangenomen amendement van mijn inmiddels voormalige SP-collega Jasper van Dijk en degenen die met hem dit amendement hebben ingediend. Dit amendement regelt dat de sociaal-economische staat van een gemeente een vast criterium is bij de toe te bedelen opvangopgave. Voor de SP is een zuivere uitvoering van dit amendement van zeer groot belang voor ons oordeel over dit wetsvoorstel. De staatssecretaris zal dat begrijpen.
Er is nu door de staatssecretaris een poging gedaan om een formule te bedenken die recht zou doen aan het amendement van Jasper van Dijk, maar daarin is nog verbetering mogelijk, zo is gebleken. In de uitvoering blijkt namelijk dat bij toepassing van de nu door het ministerie bedachte formule er een rest overblijft van de opgave, die wordt verdeeld zonder de toepassing van de zogenoemde sociaal-economische statusscore welvaart, opleiding en arbeid. In het kort zal ik hierna spreken van de SES-WOA-score. Er is dus een rest, en die rest wordt verdeeld zonder toepassing van die SES-WOA-score. Dat vinden wij vreemd; dat kan beter. Wij zijn daarin niet de enigen, want ook in de uitvoeringspraktijk is door VNG en COA vastgesteld dat het amendement op een nog betere wijze en nog zuiverder uitgevoerd kan worden. Zij hebben ook een voorstel gedaan voor een aangepaste formule, waarmee ook die rest valt onder de toepassing van de SES-WOA-score. Voor zover ik begrepen heb, zou dat technisch kunnen worden aangepast, via een technische wijziging. Dat zou voor niet al te veel problemen hoeven zorgen. De SP hecht er zeer aan, zoals ik net al zei, dat het amendement van Jasper van Dijk op de meest zuivere wijze wordt uitgevoerd. Ik vraag de staatssecretaris daarom toe te zeggen dat de formule voor de toepassing van de SES-WOA-score zal worden aangepast conform het COA/VNG-voorstel — het is techniek — om te komen tot de meest zuivere uitvoering van het amendement. Volgens mij kan dit, zoals ik net al zei, via een technische wijziging, dus het zal niet al te ingewikkeld zijn. Ik zie die toezegging graag tegemoet.
Voorzitter. Verder krijgen wij vandaag graag nog van de staatssecretaris een verduidelijking over de toepassing van de SES-WOA-score wanneer de staatssecretaris een opgave moet opleggen. Dat betreft artikel 5, lid 2. In de tekst staat nu dat de staatssecretaris bij het vaststellen van die opgave zo veel mogelijk rekening houdt met de SES-WOA-score. Collega Nicolaï heeft daar ook al een aantal vragen over gesteld. Ik heb dit punt ook in de schriftelijke ronde aan de orde gesteld, maar ik hecht er toch aan het nu nogmaals op te brengen. Niet iedereen leest immers al onze schriftelijke inbrengen en de antwoorden daarop. Dat zeg ik wellicht tot verbazing van sommige collega's, maar het gebeurt echt — het komt voor!
Ik denk dat het goed is om dit in dit debat nog eens hardop uit te spreken: er mag geen misverstand over bestaan, met name ook richting de gemeenten, dat in het uiterste geval dat de minister tot een vaststelling van de opgave moet komen, er ook bij vaststelling door de minister onverminderd sprake zal zijn van toepassing van de SES-WOA-score. In de schriftelijke beantwoording is de regering hier duidelijk over geweest, maar ik denk dat het goed is als de staatssecretaris dit hier ook nog eens duidelijk herhaalt. Ik zei het al: niet iedereen leest immers alle stukken.
Artikel 5, lid 2 ziet op de bepaling dat de minister bij het nemen van een verdeelbesluit rekening moet houden met de SES-WOA-score per gemeente. De minister antwoordde in de schriftelijke beantwoording: van ontwijken kan dus geen sprake zijn. Het moet dus niet gelezen worden als een discretionaire bevoegdheid van de minister om het zomaar buiten beschouwing te kunnen laten. Ik hecht eraan dat het ook voor gemeenten volkomen duidelijk is dat dit geen tweede kans is om te denken van: "Ik werk even niet mee; misschien laat de minister of de staatssecretaris het wel buiten beschouwing. Nee heb je, ja kun je krijgen." Dat is niet de bedoeling. Zo hoort het ook niet uitgevoerd te worden. Daarom graag nog een keer een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Tegelijkertijd moet er serieus werk gemaakt worden van de knelpunten in de doorstroom en de uitstroom. Ik zei het al: dit wetsvoorstel kan niet op zichzelf staan. Daarbij kunnen we niet wachten totdat er op enig moment een nieuw kabinet op het bordes staat. Ik heb vanmiddag goed geluisterd naar de heer Van Hattem en ik neem zijn woorden maar even als thermometer voor de voortgang in de formatiebesprekingen. Dan denk ik dat het nog weleens even zou kunnen duren.
Voorzitter. Op dat laatste punt over de doorstroom en de uitstroom vraag ik de staatssecretaris dan ook om een nadere beschouwing. Wat wordt er nu al en in de nabije toekomst aan maatregelen genomen om de doorstroom en de uitstroom te verbeteren? Ik heb ook goed naar de heer Griffioen van de BBB geluisterd. Volgens mij zeggen wij dat alle twee. Als er op dat gebied namelijk geen perspectief of verbetering is, dan gaat ook deze wet niet werken. Want deze wet is geen wondermiddel voor de hele asielproblematiek en voor de hele keten, maar een concrete oplossing voor het probleem van een aantal gemeenten die het water al jaren tot boven de lippen staat. Ik begrijp de zorgen die hier door collega's naar voren zijn gebracht, heel goed, maar het wachten totdat er mogelijke effecten zijn van instroombeperkende maatregelen — als die al effectief zouden blijken te zijn — mogen we wat de SP betreft de nu hulpzoekende gemeenten niet aandoen. En dat er uiteindelijk in uiterste noodzaak ook door de regering een opgave kan worden opgelegd aan gemeenten, kan dan het gevolg zijn.
Ik heb vanmiddag al even bij interruptie aangegeven dat wij niet de absolute bestuurlijke autonomie van gemeenten delen zoals die werd opgebracht. Er wordt immers bij voortduring inbreuk gemaakt op die gemeentelijke bestuurlijke autonomie. Kijk alleen maar naar ruimtelijke ordening! Dan zou je de Omgevingswet nog als dwangwet neer kunnen zetten, maar ik zal dat allemaal niet doen. Maar het komt vaker voor, laat ik het zo zeggen.
Zoals gezegd, wij betreuren het wel dat het tot dit wetsvoorstel heeft moeten komen en wij hopen oprecht dat het inzetten van dwang in de toekomst niet nodig zal hoeven zijn en dat solidariteit van gemeenten onderling tot de noodzakelijke oplossing zal leiden. Het mag ook niet zo zijn dat gemeenten een weigering om mee te werken aan opvang als een pressiemiddel richting regering moeten gaan inzetten om de regering tot maatregelen ten aanzien van de instroom, de doorstroom en de uitstroom te dwingen. Dat zou ook niet mogen gebeuren. Daarom onderstreep ik nogmaals de noodzaak om dit wetsvoorstel als onderdeel te zien van een aantal maatregelen die op korte termijn ook de instroom, de doorstroom en de uitstroom moeten verbeteren. Daarom heb ik ook de staatssecretaris vragen gesteld en om een nadere beschouwing op dit punt gevraagd.
Voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de waarden uit het beginselprogramma van de SP die voor mijn fractie leidend zijn. Dat zijn menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dat zijn drie waarden die van eminent belang zijn bij het voorstel dat wij vandaag behandelen in de Eerste Kamer. Wij behandelen dat in onze Eerste Kamer in Den Haag, de stad van vrede en recht, de stad waar het Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties is gehuisvest in het Vredespaleis, de stad waar het Internationaal Strafhof thuis is, de stad waar de internationale tribunalen voor oorlogsmisdaden waren gevestigd, de stad van vrede en recht in het land dat verdragen hoog acht en respecteert. Maar het is helaas ondertussen ook de stad waar door politieke partijen wordt onderhandeld over een gezamenlijke basislijn voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Dat moet me toch even van het hart. En als je dat laatste tot je door laat dringen, dan maak ik me oprecht zorgen. Alsof onze Grondwet, onze rechtsstaat en onze grondrechten onderhandelbare grootheden zijn!
Voorzitter. Ik had het net over de verdragen die wij hoog achten en respecteren. Als mensen in Nederland asiel aanvragen, dan hoort daar verdragsrechtelijk een zorgvuldige procedure bij. De SP hecht zeer aan die verdragen, omdat die de basis zijn voor onze rechtsorde en voor onze beschaving. Een asielprocedure moet naar onze mening wel voortvarend zijn om mensen snel duidelijkheid te geven over de vraag of ze recht hebben op bescherming als vluchteling, of ze recht hebben op verblijf of dat terugkeer aan de orde is. Maar de procedures duren nu te lang en het loopt verder op. Daarmee stokken ook de beoordeling, de doorstroom en de uitstroom en ontstaat er onvermijdelijk een opvangprobleem.
We moeten dus volop aan de slag met de instroom, de doorstroom en de uitstroom. Hoe sneller de doorstroom en de uitstroom op orde komen, hoe beter het is voor de opvangproblematiek waar we vandaag over spreken. Daarom verwacht ik ook van de staatssecretaris dat hij de antwoorden op de vragen over dit wetsvoorstel zal plaatsen in het perspectief van dit wetsvoorstel als een oplossing voor een probleem nu maar ook als onderdeel van een bredere oplossing. Het is een acuut probleem in een keten die niet op orde is en die kampt met problemen die jaren geleden al zijn veroorzaakt.
Voorzitter. Wat de SP betreft wordt dit wetsvoorstel, als het wordt aangenomen, ook zo snel als mogelijk is weer overbodig. Ik had het er al even over in een interruptiedebatje met de heer Griffioen. Daarom is het wetsvoorstel, als het werkt, wat de SP betreft ook eindig. We moeten lessen trekken uit de ervaringen met de gereedschapskisten van de diverse ministers in coronatijd. Toen wilde iedere minister zijn eigen gereedschapskist hebben met allerlei wettelijke maatregelen, waar we wel vanaf konden, maar waarvan werd gezegd "ja, maar ik houd ze liever nog even in mijn gereedschapskist". Dat vinden wij niet passen bij deze wet.
Ik hoor dan ook graag welke horizon de staatssecretaris heeft om de overbodigheid van dit wetsvoorstel te realiseren. Niet overhaast, zoals zijn voorganger in 2016 en 2017 deed, maar in de wetenschap dat er straks een solide basisvoorziening is, dat we voldoende mensen hebben bij de IND, dat we voldoende mensen hebben bij het COA, dat we de problemen bij de instroom, doorstroom en uitstroom onder controle hebben en dat we kunnen opschalen als dat nodig is, zonder dat er meteen paniek uitbreekt. Graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.
Voorzitter. Ik weet dat ik nog elf minuten spreektijd heb, maar afrondend kan ik zeggen dat mijn fractie de ogen niet wil sluiten voor de acute problemen waarmee gemeenten die nu opvang bieden, te kampen hebben. Een van die oorzaken is volgens de SP dat er veel te lang is vastgehouden aan het efficiencydenken van de grootschalige opvang. Ik snap dat het makkelijker werkt en dat het misschien efficiënter is, maar het kan funest zijn voor het draagvlak. De SP vindt kleinschaligheid een veel betere oplossing, ook in de asielopvang, omdat daarmee het draagvlak wordt vergroot. Het vergroot de sociale controle, het vergroot het kennen van de mensen die daar verblijven en het geeft ook meer binding met de omgeving. Ik ben blij dat die grootschaligheidseisen nu worden losgelaten en dat er ruimte gemaakt is, althans in theorie, voor een menselijke maat in een passende omgeving. Mijn fractie ziet dat als een positieve stap, al had die stap wel eerder gemogen en gemoeten.
Ik vertrouw erop dat gemeenten, nu zij meer vrijheid krijgen in de uitvoering van de opvang, daar ook werkelijk gebruik van zullen gaan maken, als ook kleinschaligheid tot de mogelijkheden behoort. Dat geeft hun meer mogelijkheden. Ik hoop echt dat ze dat gaan doen, dat zij zelf met gedragen oplossingen zullen komen en dat dwang overbodig zal blijken, omdat solidariteit de basis is van onze samenleving. In dat vertrouwen, ook in de gemeenten, wens ik de staatssecretaris veel wijsheid bij de beantwoording van de door deze Kamer gestelde vragen. Ik kijk daar vol verwachting naar uit.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan meneer Schalk namens de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het lijkt al heel erg lang geleden, maar het is toch vandaag geweest dat mevrouw Kaljouw haar maidenspeech heeft gehouden. Ik wil haar daarmee feliciteren. Toen ze over haar Zeeuwse roots begon, hoopte ik dat we een Zeeuws verhaal kregen, want "de Zeeuwse taele is de mooiste taele van oalemaele" Maar het was helder Nederlands, dank u wel. Op verzoek van de voorzitter vertaal ik het even: de Zeeuwse taal is de mooiste taal van allemaal.
Voorzitter. De eerste voorbereiding voor dit debat is gedaan door mijn oud-collega Diederik van Dijk. Na zijn vertrek naar de Tweede Kamer heb ik dit dossier van hem overgenomen. Het moet me van het hart dat het een gevoelig onderwerp is, omdat het over mensen gaat. Wij hebben dat vandaag gemerkt. Twee sprekers hebben vandaag iets verteld over hun voorgeschiedenis en daarin proeven we de pijn en het verdriet over wat er met die mensen gebeurt. Maar wij worden in deze Kamer geroepen om de wet te beoordelen op de gebruikelijke aandachtspunten: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Daardoor wordt het wel overzichtelijker, maar niet gemakkelijker met de wet die voorligt, omdat die nogal wat haken en ogen heeft.
Achtereenvolgens ga ik op een paar onderwerpen in: structuurwijziging, verschillende fasen, financiële prikkels, de medebewindvoering, de instroombeperking en het draagvlak.
Voorzitter. Eerst de structuurwijziging. In feite hebben we hier met een complete structuurwijziging van doen, eenvoudig gezegd. Het Rijk, oftewel het COA, lukt het niet om de hoge asielinstroom een plaats te geven. Nu hevelt het Rijk via deze wet de hele verantwoordelijkheid voor opvang van asielzoekers over naar de gemeenten, die daar geen ervaring mee hebben. Het COA wordt een soort uitvoerend orgaan. Voordat we dat doen, zouden we ons eerst de vraag moeten stellen hoe het komt dat het het COA niet lukt om voldoende plaatsen te realiseren en of het overhevelen van die taak hiervoor wel de duurzame oplossing is.
Met deze wet zouden we op weg moeten gaan naar een stelsel dat effectief en uitvoerbaar is. Gemeenten zullen echter geconfronteerd worden met opvang waar beperkt middelen en ruimte voor zijn, waarover er geen kennis van zaken is, waarbij de vraagstukken rond veiligheid van asielzoekers en burgers onvoldoende geadresseerd zijn, en waarbij vraagstukken rond onderwijs, zorg, werkgelegenheid en integratie nog moeten worden uitgedacht en uitgewerkt. Het gaat dus nogal ergens over.
De Raad van State wijst hier eigenlijk ook nadrukkelijk op. Immers: "De Afdeling onderstreept dat het wetsvoorstel een stelselwijziging is en geen tijdelijke noodwet. Het voorstel creëert een nieuwe bestuurlijke systematiek. Deze is permanent en structureel van karakter en beoogt een duurzaam toekomstperspectief voor asielopvang te bewerkstellingen. Een dergelijke stelselwijziging moet als zodanig behandeld worden. In het bijzonder met het oog op de uitvoerbaarheid moet het daarom ook met zorgvuldigheid worden voorbereid."
Daarbij zijn dan ook de nodige serieuze uitvoeringsvragen te stellen, zoals: zijn er inmiddels afspraken gemaakt met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over hoeveel gemeenten nu krijgen als reguliere vergoeding van de kosten van een opvangplaats? Hoe wordt kleinschalige opvang financieel gestimuleerd? Kleinschalige opvang komt daarnaast onder voorwaarden ook in aanmerking voor een uitkering, lees ik. Dat is voorwaardelijk, dus wat zijn de voorwaarden? Wat betekent de opmerking dat kleinschalige opvang uitvoerbaar moet zijn concreet voor de positie en eigen regie van de gemeenten? Wat kan er nu wel en wat kan niet? Wat betekent de stelselwijziging voor gemeenten ten aanzien van huisvesting, integratie, kinderopvang, onderwijs, jeugdzorg, zorg, werk, et cetera?
De asielopvangopgave wordt op het bordje van de gemeenten gelegd zonder enige limiet aan de instroom. Dat betekent dus dat ieder denkbaar aantal bij de gemeenten terecht kan komen, jaar op jaar, op jaar, op jaar.
De heer Dittrich i (D66):
Ik heb een vraag over de uitvoerbaarheid, waar de heer Schalk op inging. Ik wil graag weten hoe de heer Schalk het feit waardeert dat uitvoeringsorganisaties zoals het COA en de IND, maar ook burgemeesters, commissarissen van de Koning en noem maar op allemaal zeggen: "Deze wet is goed uitvoerbaar. We snappen deze wet. Die volgt een bepaalde structuur, die we al kennen via de Huisvestingswet over de statushouders." Wat zijn de problemen die u ziet en die al die organisaties die dagelijks met deze materie werken niet zien?
De heer Schalk (SGP):
Het is mij opgevallen dat meerdere sprekers die hele rits van organisaties en instellingen hebben genoemd die deze wet zouden willen omarmen. Dat werd inderdaad heel vaak onder de uitvoerbaarheid geplaatst. Mijn positie, of die van onze Kamer is niet om te kijken wat iedereen om ons heen hiervan vindt, maar om te kijken of deze wet rechtsstatelijk uitvoerbaar is. Ik kijk dus naar de inhoud van de wet. Daarom stel ik een paar vragen die daarmee te maken hebben. Dat is het eerste.
Het tweede is dat je grote vraagtekens zou kunnen zetten bij de uitvoerbaarheid. Ik heb dat ook bij interruptie al een paar keer gezegd. Meneer Dittrich noemt nu ook weer de statushouders, maar het blijkt dat we het bij de soortgelijke wet voor de statushouders niet voor elkaar krijgen. Ergens zit er namelijk een opstopping van 16.000 statushouders in de lijn. Daaraan zie je dat de uitvoerbaarheid bij de statushouders blijkbaar ook niet goed is.
De vragen die gesteld kunnen worden over de uitvoerbaarheid — ik ben niet de enige die daar vragen over gesteld heeft — zijn dus uiterst relevant. Die worden niet zomaar opgelost als allerlei instellingen zeggen: wij vinden dat de wet wel goed uitvoerbaar is.
De heer Dittrich (D66):
Ja, maar die instellingen zeggen niet zomaar: wij vinden dat de wet uitvoerbaar is. Die instellingen werken dagelijks met de mensen die opvangplekken nodig hebben.
De statushouders haalde ik aan omdat dat systeem al bekend is. Er zijn provinciale regietafels waar mensen samenkomen om met elkaar te kijken hoe het probleem kan worden aangepakt. Nu wordt deze structuur gebruikt om een ander type probleem aan te pakken. Het poldermodel vindt dus als het ware zijn weg in deze wet. Dat is niet iets heel erg vreemds. Sterker nog, daar is men mee vertrouwd. Men kan daar dus mee werken. Het is goed dat de heer Schalk zegt: wij willen nog eens kijken of deze wet uitvoerbaar is. Maar het is toch wel van belang om te luisteren naar wat er in de samenleving leeft, en specifiek te luisteren naar de organisaties die hier dagelijks mee te maken hebben. Ik zou me kunnen voorstellen dat de heer Schalk zich ook laat voeden door de positieve berichten van de uitvoeringsorganisaties over de wet.
De heer Schalk (SGP):
Opnieuw gebruikt de heer Dittrich het voorbeeld van de statushouders, waar het ook zou lukken. Tot nu toe heb ik op de volgende vraag, die ik hier en daar gesteld heb, nog steeds niet het juiste antwoord teruggekregen. Hoe komt het dat we het bij de statushouders blijkbaar hebben georganiseerd, maar dat het toch stokt en niet tot een uitvoering komt, omdat er 16.000 mensen vastzitten? Misschien kan de heer Dittrich mij daar wel het antwoord op geven.
De heer Dittrich (D66):
Ik ga het proberen ...
De voorzitter:
Meneer Dittrich, de vragen worden door u gesteld en niet door de heer Schalk. Uw derde vraag kan nu gesteld worden.
De heer Dittrich (D66):
Ik zou graag aan de heer Schalk de volgende vraag willen stellen. Ziet hij niet dat de trage doorstroom van statushouders nu juist een van de redenen is, omdat dit bij de asielproblematiek ook speelt, voor het invoeren van een wet die de gemeenten die de andere kant op kijken en niet leveren, stimuleert om mee te doen?
De heer Schalk (SGP):
Zegt de heer Dittrich daarmee dat voor de statushouders alle gemeenten leveren?
De voorzitter:
Nu gaat u toch weer een wedervraag stellen. Dit was de derde vraag van de heer Dittrich. Maar hij wil de vraag misschien nog wel beantwoorden.
De heer Dittrich (D66):
Ik wil die vraag wel even heel kort beantwoorden: nee, dat zeg ik juist niet. Wij hebben zelf gezegd dat er nog ongeveer 16.000 mensen wachten om doorgeplaatst te worden. Dat moet ook zeker gebeuren. Deze wet gaat niet over statushouders, maar over asielzoekers. Alleen is men al bekend met het systeem van provinciale regietafels, waarbij gemeenten en provincies met elkaar overleggen onder regie van de commissaris van de Koning.
De heer Schalk (SGP):
Ja, en dat is precies het punt dat ik heb gemaakt, namelijk dat het bij de statushouders blijkbaar niet op de juiste manier werkt, omdat het op slot zit. Nu gaan we hetzelfde systeem opnieuw optuigen, maar nu voor de asielzoekersproblematiek. Daar zou dus hetzelfde probleem kunnen ontstaan dat zich nu voordoet bij de statushouders. Dat zou kunnen.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
De verleiding is groot om te zeggen dat het bij statushouders gewoon gaat om woningen, terwijl we een krapte op de woningmarkt hebben.
De heer Schalk (SGP):
Zeker.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Bij asielzoekers gaat het om asielzoekerscentra. Dat zijn echt twee verschillende grootheden.
Maar ik wilde eigenlijk een andere vraag stellen aan de heer Schalk. Ik heb er alle begrip voor dat hij het woordvoerderschap van collega Van Dijk heeft overgenomen. Maar ik vind het wat lastig dat de heer Schalk de voorstelling van zaken geeft dat het COA voor de opvang verantwoordelijk is, dat het Rijk het vervolgens maar moest doen en dat we het nu, nu dat niet gelukt is, alleen maar bij de gemeenten laten. Ik heb hier artikel 3.1c van de Wet Coa voor me, waarin onder andere de verantwoordelijkheid van het COA wordt gedefinieerd. Daar wordt gesproken over het plaatsen van asielzoekers op gemeentelijke opvangplaatsen, want het Rijk heeft natuurlijk geen eigen grondgebied. Het is dus altijd afhankelijk van de gemeenten waar de mensen geplaatst worden. Mijn vraag aan de heer Schalk is hoe hij het feit beoordeelt dat 111 gemeenten in de afgelopen twaalf jaar niets hebben gedaan aan de opvang van asielzoekers.
De heer Schalk (SGP):
Er zijn eigenlijk drie punten aangereikt door mevrouw Karimi. Laat ik even inzoomen op de laatste vraag. Dat is de vraag over de 111 gemeenten. Ik vind dat ook treurig en verwerpelijk en niet goed. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat we op een zorgvuldige en solidaire manier moeten spreiden. Maar de vraag is — en die vraag ligt vandaag voor — of deze spreidingswet, zoals die ons nu wordt voorgesteld, daarvoor het juiste instrument is. Ik heb daar grote twijfels bij. Ik ben niet de enige die vindt dat dit een sterke structuurwijziging is. Dat is het andere punt dat mevrouw Karimi maakte. Ik heb aangegeven dat de Raad van State hier ook heel nadrukkelijk op wijst en ervoor waarschuwt dat, als je zo'n wet maakt, dat op een goede manier moet gebeuren. Ik vond het heel erg jammer om te lezen dat bijna alle onderwerpen die door de Raad van State werden aangereikt, min of meer aan de kant werden geschoven, bijvoorbeeld met de opmerking: dat is nu eenmaal een politieke keuze. Dat geeft niet heel erg sterk het gevoel dat er inderdaad een deugdelijk wetsvoorstel ligt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik neem de woorden van de heer Schalk over dat het "treurig en verwerpelijk" is dat die 111 gemeenten niets hebben gedaan voor asielzoekers in de afgelopen twaalf jaar. De vraag is dan welke instrumenten we nodig hebben om dat wel af te dwingen, want blijkbaar werkt de vrijwilligheid niet. Deze staatssecretaris en het COA zijn dag en nacht bezig met bellen, brieven schrijven en verzoeken doen aan die weigerachtige gemeenten, maar tot nu toe heeft dat niets opgeleverd. Dat is een feit.
De heer Schalk (SGP):
Zeker. Als het gaat om de woorden "treurig en verwerpelijk" dan bedoel ik niet dat iedereen hetzelfde pakkie moet krijgen, maar wel dat iedereen aangesproken zou moeten worden op zijn verantwoordelijkheid om mee te kijken op welke wijze we mensen ruimte enzovoort geven. Vervolgens komen we bij deze wet. Dat is een wet — ik ben nog maar net begonnen met mijn inbreng — die is gericht op structuurwijziging. Dat was mijn eerste opmerking. Ik kom nog tot een paar andere onderwerpen. Je zou bijvoorbeeld moeten beginnen met de instroombeperking om te voorkomen dat je in een "dwingende fase" terechtkomt, om maar van het woord "dwangwet" weg te blijven. Een woord dat ik niet zelf heb gekozen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Ik ga met belangstelling de rest van de inbreng van collega Schalk beluisteren. Alleen vind ik het wel heel erg jammer dat ik geen antwoord krijg op mijn vraag hoe gemeenten dan aangesproken moeten worden. Twaalf jaar is geen korte periode en de instroom is niet altijd heel erg hoog geweest, maar desalniettemin zijn er geen inspanningen gedaan door die gemeenten. Ik hoop in de rest van de inbreng van collega Schalk te horen wat zijn antwoord is op het bestaande probleem.
De heer Schalk (SGP):
Of ik daar het complete antwoord op ga geven? Dat zal heel ingewikkeld zijn. Daarvoor heb je de wijsheid van Salomo nodig en die zal ik mezelf zeker niet toedichten. Waar ik wel naar zoek, is een wet waarvan we niet achteraf zeggen: hadden we het maar op een andere manier gedaan. Deze structuurwijziging, die best heel erg ver gaat, roept bij mijn fractie een groot aantal vragen op omdat, zoals ik zojuist al zei, jaar op jaar op jaar op jaar instroom aangeboden zal kunnen gaan worden, terwijl gemeenten nu al met enorme uitdagingen zitten ten aanzien van onderwijs, zorg, sociale zekerheid, integratie en huisvesting.
Omdat de exacte uitwerking van de wet nog niet helder is, waren de gevolgen van de wet voor gemeenten nog onduidelijk toen de VNG-uitvoeringstoets gedaan werd. Toch sprak de VNG de verwachting uit dat de stapeling van opgaven — ik citeer — naar verwachting zou leiden tot knelpunten bij verschillende aanpalende taken. Mijn vraag is: hebben we wel voldoende zicht op die knelpunten om een goed oordeel te kunnen vormen? Waar verwacht de staatssecretaris problemen? En hoe beziet hij de draagkracht van de samenleving in het licht van het beroep op voorzieningen als gevolg van de spreidingswet? Kortom, wat kan Nederland dragen en wat niet, en welke consequenties verbindt de staatssecretaris daaraan?
De SGP vindt dat gemeenten meer eigen regie moeten krijgen wat betreft de uitvoering van de asielopvangopgave als die bij gemeenten wordt belegd. In het wetsvoorstel houdt het COA nog veel touwtjes in handen, terwijl gemeenten aanlopen tegen de kaders van het COA. Als voorbeeld noem ik Duitsland, waar deelstaten een zak met geld krijgen en zelf de opvang mogen vormgeven. Waarom is in dit wetsvoorstel gekozen voor een beperkte invulling van de gemeentelijke autonomie? Zou het niet beter zijn geweest gemeenten met meer verplichtingen ook meer vrijheid en ruimte voor de invulling van die taak te geven, en vertrouwen uit te stralen?
Voorzitter. Dan ten aanzien van de fasen. De Raad van State geeft aan dat deze wet niet zal leiden tot het effectief bereiken van de doelstellingen. In eerste instantie bleek al dat de besluitvorming in twee fasen en de daarmee gepaard gaande financiële prikkels problematisch waren en de bestuurlijke verhoudingen tussen het Rijk, gemeenten en wellicht ook provincies onder druk zouden zetten. Deze fasesystematiek is in de Tweede Kamer door het amendement-Van den Brink c.s. weliswaar vereenvoudigd en verbeterd, maar daarmee blijft de kritiek op de verregaande inbreuk op de gemeentelijke autonomie in het huis van Thorbecke rechtovereind. Het is frappant dat de regering daar eigenlijk niet op ingaat, maar in feite zegt dat dit — ik zei dit zojuist ook al — de uitkomst is van politieke besprekingen, lees: een deal in de voormalige coalitie, dat nu dus het demissionaire kabinet is.
In het voorliggende wetsvoorstel is sprake van een fase waarin gemeenten aan de PRT, de provinciale regietafel, komen tot een al dan niet sluitende verdeling van de provinciale asielopvangopgave en een fase vanaf het moment dat de minister het verdeelbesluit neemt. Indien het verslag van de commissaris van de Koning leidt tot een sluitende en uitvoerbare verdeling, neemt de minister deze in beginsel over in het verdeelbesluit. Indien dit niet het geval is, komt de minister, voor zover nodig, zelf tot een goede invulling. Is de regering zich bewust van de onzekerheid die dit met zich meebrengt, van de kwetsbaarheid voor de commissaris van de Koning en van de onrust die een ander besluit met zich meebrengt in de onderlinge verhoudingen? Zowel de complexiteit van de wet als zodanig, de veelheid aan nadere uitwerkingen in lagere regelgeving, de onzekerheid over de financiële voorwaarden als complicerende factoren zoals de ruimtelijke inpassing en de mede daaruit voortvloeiende juridische procedures roepen tenslotte indringende vragen op over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel.
Voorzitter. Ik ga nog even terug naar de Raad van State. Ik las: "Gelet op het voorgaande adviseert de Afdeling het wetsvoorstel te heroverwegen en daarbij te kiezen voor een eenvoudiger stelsel met meer duidelijkheid voor gemeenten. Zij adviseert in het bijzonder de fasering en de zogenoemde financiële prikkel opnieuw te bezien." We kunnen constateren dat die fasering herzien is. Dat was niet omdat de regering dat wilde, maar omdat de Tweede Kamer dat afdwong met een amendement.
De Raad van State wees ook op de financiële prikkel. Daarover wil ik ook iets zeggen. De wet gebruikt een financiële prikkel om alle gemeenten te verleiden tot het aanbieden van duurzame opvanglocaties. Dat zegt iets over het morele vraagstuk rond asiel. De regering gaat er blijkbaar van uit dat het met geld is in te kopen. Als dat uiteindelijk leidt tot onvoldoende plekken, kan de minister de resterende plekken toewijzen.
Ten aanzien van die financiële prikkels zijn er nogal wat vragen te stellen, van praktische tot principiële of morele vragen. Praktisch gezien is het maar de vraag of gemeenten die financiële prikkels interessant genoeg vinden. Ook is het een belangwekkende vraag of het moreel verantwoord is om met financiële prikkels te werken. Er is toch geen burgemeester of wethouder die aan de inwoners van zijn of haar gemeente kan uitleggen dat de gemeente heeft gekozen voor een extra portie omdat er dan een bedrag van bijvoorbeeld €2.500 wordt uitgekeerd? Oftewel, het wordt nog ingewikkelder gemaakt om gewoon te doen wat de gemeente kan doen, namelijk zelfstandig draagvlak zoeken en verantwoordelijkheid nemen, passend bij de situatie in de betreffende gemeente. De regering ziet deze problemen ook, maar houdt blijkbaar vast aan de gekozen systematiek en bij de evaluatie over vier jaar zal er dan naar gekeken worden. Dat is toch op z'n minst merkwaardig?
De systematiek van de wet zorgt er ook nog eens voor dat vrijwillig en duurzaam aangeboden opvangplaatsen voor vijf jaar vast komen te staan en door het COA vervolgens standaard worden meegerekend. Dat roept bij mij de volgende vraag op: klopt het dat dit betekent dat de gemeente maar één keer haar vrijwilligheid kan tonen? Want in de volgende cyclus of verdeelronde is de eerdere vrijwilligheid tot een verplichting geworden, met alle gevolgen van dien voor die betreffende gemeente. Er komt dan weer een nieuwe hausse en daardoor ga je eigenlijk stapelen.
Voorzitter. Naar de mening van de SGP kan dit, ondanks de nieuwe systematiek volgens het amendement-Van den Brink c.s., nog steeds leiden tot strategisch gedrag. Veel meer dan eerst zal aan de voorkant meteen duidelijk zijn hoeveel plekken iedere gemeente moet leveren. Om daar dan nog vrijwilligheid in te bieden ... Dat valt toch eigenlijk niet te verwachten? Veeleer zullen gemeenten zich afwachtend gaan opstellen. Of gemeenten zullen een vrijwillige keuze maken voor de relatief makkelijke opvang. Hoe denk de staatssecretaris dat strategische acteren door gemeenten te voorkomen?
Voorzitter. De medebewindsvoering. Het blijft heel vreemd dat de commissaris van de Koning een rol heeft terwijl de gemeenten medebewindvoerder worden. De bestuurslaag van de provincie wordt in feite alleen maar gebruikt om de commissaris van de Koning een soort regierol toe te delen. Dat klemt temeer nu het in het wetsvoorstel gaat over samenwerking tussen Rijk, provincie én gemeenten. Dat betekent toch zeker dat het gaat om medebewindswetgeving? De Raad van State wijst erop dat medeondertekening door de minister van BZK daarbij voor de hand ligt. Echter, de regering geeft aan dat er gelet op het bijzondere en urgente karakter van dit wetsvoorstel en na afweging voor is gekozen om bij dit wetsvoorstel niet in medeondertekening te voorzien, en evenmin in medeondertekening van de lagere regelgeving die op dit wetsvoorstel is gebaseerd. Maar een nadere toelichting op dat besluit lees ik niet. Kan de staatssecretaris nog toelichten wat er bedoeld wordt met deze toelichting?
De heer Nicolaï i (PvdD):
Met collega Schalk kijk ik ook altijd met veel belangstelling naar het advies van de Raad van State. Dat advies was in dit geval niet mis.
De heer Schalk (SGP):
Nee.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik denk dat de heer Schalk terecht heeft opgemerkt dat het inderdaad om een stelselwijziging gaat, maar ik hoor de heer Schalk ook zeggen dat hij vindt dat de autonomie van gemeentes eigenlijk ten onrechte zou worden ingeperkt. Mijn vraag aan de heer Schalk is dan vervolgens: als nou de weg die de Raad van State aangaf gevolgd zou zijn ... De Raad van State zei eigenlijk: in de Huisvestingswet — daar hebben we het vandaag al over gehad — staat een bepaling waardoor burgemeester en wethouders een zorgverplichting krijgen voor de voorziening in huisvesting van vergunninghouders. Daar zit een formule aan vast die een beetje lijkt op de formule die nu ook in het uitvoeringsbesluit bij deze wet zit. Stel nou eens dat de Raad van State gevolgd zou zijn, dan zou dat toch tot gevolg hebben gehad dat er ook met betrekking tot een voorziening in de opvang van asielzoekers een vergelijkbare taakopdracht als in de Huisvestingswet zou zijn verschenen, met daaraan gekoppeld een formule?
De heer Schalk (SGP):
Voor zover ik het me kan herinneren wordt er in de stukken juist op gehint om het met de Huisvestingswet te doen, maar dat heeft de regering geweigerd, want dat wilde men niet. Daarom is er gekozen voor deze route en ik vraag me dan af ... Er is een hoge mate van wettelijke verplichting, maar dan moet je ook een hoge autonomie aan gemeenten geven, hè? Ik vond wat dat betreft de vragen van de heer Nicolaï over de rechtszekerheid van groot belang, omdat voor gemeenten niet duidelijk is welke belangen gelden bij een aanwijzing door de minister. Dus daar zitten eigenlijk gewoon heel veel uitvoeringsvragen en ook, zeg maar, inhoudelijke stelselvragen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat laatste ben ik natuurlijk met de heer Schalk eens, want anders had ik die vraag niet aan de staatssecretaris gesteld.
De heer Schalk (SGP):
Het is een heel goede vraag, hè.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar mijn vraag aan de heer Schalk wordt eigenlijk niet beantwoord. De vraag is: als we nou hadden gevolgd wat de Raad van State als weg zag, dan krijg je toch ook gewoon een stuk medebewind dat op de schouders van de gemeenten wordt gelegd? Nou is het zo dat dat medebewind er natuurlijk ook is met betrekking tot de voorzieningen voor en de huisvesting van vergunninghouders. Daarvan heeft de heer Schalk gezegd dat dat kennelijk niet werkt. Nou, dat werkt niet omdat daar ook een indeplaatsstelling zou hebben kunnen plaatsvinden, maar degenen die het indeplaatsstellingbesluit nemen, ook niet kunnen zorgen voor die woningen. De opvangplekken zijn natuurlijk een ander verhaal. Dus hoe je het ook wendt of keert, of je het met de heer Schalk al dan niet eens bent dat het treurig is dat een aantal gemeentes niet de handen uit de mouwen haalt, dan krijg je een medebewindsituatie. Hoe kan de heer Schalk in essentie tegen deze wet zijn vanuit het verhaal dat het gaat om een stelselwijziging die met zich meebrengt dat er medebewindstaken aan de gemeenten worden gegeven?
De heer Schalk (SGP):
Ik kan tegen deze wet zijn omdat ik de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtmatigheid ervan probeer te beoordelen. Dat ben ik aan het proberen te betogen. De als-danvraag "stel je voor dat we het via de andere route hadden gedaan" kunnen we hier niet beantwoorden, want die ligt hier niet voor. We moeten het doen met wat er ligt. Ik ben het natuurlijk met de heer Nicolaï eens dat we allemaal worstelen met de vraag op welke manier we ervoor moeten zorgen dat gemeenten nu wel gaan leveren. Misschien moet dat wel door datgene wat ik in het volgende kopje graag zou willen bespreken, namelijk door de instroom te beperken. Dat missen we helemaal in deze wetgevingsbespreking. Sommige partijen zeggen dat het nu niet gaat over de instroom. Nou, het gaat wel over de instroom. Alleen, we doen er niets aan.
De voorzitter:
Dat komt er dus nu aan. De heer Nicolaï tot slot.
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat is dan uiteindelijk het laatste argument waar de heer Schalk mee komt, maar ik wil eigenlijk aan hem vragen: als de staatssecretaris bevredigend antwoordt op mijn vragen over de onduidelijkheden in de bevoegdheidsbeschrijving in het huidige systeem, zegt de heer Schalk dan dat er op dat punt duidelijkheid en rechtszekerheid is en kunnen we dan verder?
De heer Schalk (SGP):
Dat is een van de vragen die ik heb gesteld. Ik vind het heel ver gaan om nu te zeggen: stel je voor dat op dat specifieke punt … Ik vond dat trouwens een heel goed punt van de heer Nicolaï. Ook zijn andere vragen — negen vragen had hij volgens mij — gaan echt over de inhoud van de wet. Ik kan me voorstellen dat dat voor de heer Nicolaï de negen vragen waren waar hij een heel positief antwoord op nodig heeft om voor deze wet te kunnen stemmen. Voor mij is een van die punten door hem benoemd. Dat heb ik hier herhaald.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Schalk (SGP):
Voorzitter. De instroombeperking. Het is frappant dat de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen vandaag gesteld heeft dat Nederland een actief beleid moet gaan voeren om tot een gematigde bevolkingsgroei te komen. Noodzakelijk is dat politiek en bestuur meerjarige afspraken maken over beperking van de migratie. Wat wij missen bij deze wet is de instroombeperking. Het afgelopen jaar was het drukste asieljaar sinds 2015. Bijna 50.000 mensen vroegen hier asiel aan. Het jaar daarvoor ging het ook om meer dan 46.000 mensen. Het asielsysteem zit inmiddels muur- en muurvast. Ook voor komend jaar worden weer hoge instroomcijfers voorzien. Dit alles moet te denken geven. Wat kan onze samenleving dragen? Waar gaan we deze mensen allemaal huisvesten? Hoe kunnen we hun allemaal de voorzieningen bieden waar ze aanspraak op maken? En vooral, hoe houden we dit op de langere termijn vol?
Als jaar op jaar dergelijke aantallen ons land binnenkomen, zijn deze vragen niet opgelost door het probleem over te hevelen richting gemeenten, zoals dat in deze spreidingswet wordt gedaan. Dat vraagt een duidelijk en draagkrachtig antwoord van de nationale overheid. Voelt de staatssecretaris deze verantwoordelijkheid? Wat is er op dit punt tot nu toe ondernomen? Kan hij een begin van een antwoord formuleren op deze vragen en tegemoetkomen aan de zorgen vanuit de samenleving?
Mijn fractie heeft weinig vertrouwen in de uitwerking van deze wet, want stel dat de opvang op deze wijze geregeld wordt, dan is het toch de bedoeling om het soepeler, sneller en eenvoudiger te maken om asielzoekers te plaatsen? Welke signaalwerking kan hiervan uitgaan? Bestaat de kans van een aanzuigende werking als asielzoekers ongeveer verzekerd zijn van opvang? Concreet, haalt deze wet ook de prikkel weg om de asielinstroom te beperken?
Voorzitter. Mijn laatste punt is het draagvlak. Er is al heel wat gediscussieerd over de gemeenten die niet genoeg opvangplaatsen willen bieden. Heel vaak wordt dat geschaard onder het kopje onwil. Zeker, er zijn gemeenten die gewoon hun snor drukken. Dat vindt de SGP onwenselijk. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Tegelijkertijd leven er bij gemeenten ook reële zorgen. Naast statushouders, Oekraïners, arbeidsmigranten en de eigen inwoners moeten zij ook nog eens asielzoekers onderdak bieden. Wat zegt de staatssecretaris tegen gemeenten die vragen: waar haal ik de ruimte en de huizen vandaan?
Voorzitter. Deze wet is in de Tweede Kamer nog ruim voor de verkiezingen behandeld. In het verkiezingsreces, of beter gezegd in de verkiezingscampagne, heeft ook deze wet een belangrijke rol gespeeld. De uitkomst van de verkiezingen laat zien hoe de bevolking aankijkt tegen het asielvraagstuk. Voor de SGP is dat een belangrijk ijkpunt, ook als het gaat om de betrouwbaarheid richting de kiezers. Mijn fractie had het passend gevonden als dit wetsvoorstel controversieel verklaard was. De Kamer heeft daar niet voor gekozen. Maar het klemt temeer door de ontwikkelingen die voor en na de verkiezingen zichtbaar waren binnen de partijen die het demissionaire kabinet steunen. Daardoor komt het niet over als hele stabiele wetgeving. Wantrouwen in de politiek komt onder meer doordat politici bij problemen steeds vaker moeten zeggen: daar gaan we niet over. Dit probleem gaan we nu ook loslaten op lokale bestuurders. Er is geen lokaal draagvlak voor een azc. De burgers beklagen zich bij lokale politici. Die laatsten kunnen vervolgens alleen maar zeggen: het moet van Den Haag. Dat is funest voor het vertrouwen en het ondermijnt de lokale economie.
Ten slotte, voorzitter. Het oordeel van de Raad van State is stevig en valt onder de categorie: niet indienen, tenzij het is aangepast. Het gros van de opmerkingen van de Raad van State die tegemoet zouden komen aan het tenzij, is echter door de regering terzijde geschoven. Dat helpt niet, vindt de fractie van de SGP. Maar net als altijd luisteren we graag naar de beantwoording door de regering.
Voorzitter. Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan meneer Schalk. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Goot namens de fractie van OPNL.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil natuurlijk allereerst mevrouw Kaljouw van harte feliciteren met haar eerste en laatste maidenspeech, zoals zij dat zo aardig zei. Het was een mooie speech. Ik was blij te horen dat u als Zeeuwse niet alleen belangstelling heeft voor Zeeland, maar ook voor Flevoland, mevrouw Kaljouw. U wees erop dat Flevoland ruimschoots aan de taakstelling van het Rijk voldoet en daarbij zijn verantwoordelijkheid neemt. Ik denk dan: waren er maar meer provincies zoals Flevoland, want dan hadden we niet twee dagen, namelijk vandaag en morgen, aan deze wet hoeven besteden. Ik kijk uit naar een prettige samenwerking met u in de toekomst.
In mijn bijdrage wil ik eigenlijk een aantal zaken behandelen. Ik wil niet op alle details van de wetgeving ingaan. Mijn collega's hebben dat op voortreffelijke wijze gedaan. Het is laat op de avond, dus laat ik een aantal andere aspecten naar voren brengen. Allereerst is dat natuurlijk de rol van de eigenzinnige senatoren. In de tweede plaats is dat hoe Groningen en Drenthe in de wedstrijd zitten. In de derde plaats is dat dat de plattelandsprovincies, de regio, groot belang hechten aan de kleinschalige opvang. Dat laatste is al veelvuldig gezegd, dus daarover kan ik kort zijn. Ik zeg iets over het toezicht, dat in deze wet toch eigenaardig is geregeld.
Wat is de positie van OPNL? We vragen natuurlijk wel een aantal toezeggingen. Het is zeker niet zo dat … Ik was dan ook verbaasd in De Telegraaf en de NRC te lezen dat de staatssecretaris meent dat hij op de heer Van der Goot kan vertrouwen. Dat zullen we aan het eind van deze interventie, en zeker volgende week, kunnen vaststellen, maar dat terzijde. Ik ga er maar van uit dat het de woordvoerders zijn geweest die dat gezegd hebben en niet de staatssecretaris. O, ik zie de staatssecretaris naar zichzelf wijzen. Dank u wel voor uw oprechtheid en eerlijkheid.
De afgelopen weken werd de naam van OPNL in de media meer genoemd dan ik in maanden heb meegemaakt. Steevast was het frame dat het lot van de spreidingswet in de Eerste Kamer zou afhangen van twee senatoren, die werden omschreven als eigenzinnig en eigengereid, geloof ik. Dat zijn we natuurlijk niet. Ik hoor de heer Van Rooijen "eigenzinnig" zeggen. We zijn alleen eigenzinnig, niet eigengereid. Maar hun partijen zitten niet in de Tweede Kamer en daarom hebben deze senatoren hun handen vrij, zo is de gedachte.
Laat ik voor mijn eigen fractie spreken. Het is namelijk een merkwaardige gedachte dat wij de handen vrij hebben, want OPNL wordt gedragen door acht partijen in zeven provincies: de drie zuidelijke provincies, de drie noordelijke provincies en Flevoland, dat, zoals we weten, de deugd in het midden is. Onderling hebben we uitgebreid gesproken over de ervaringen met de spreiding van asielzoekers en statushouders en vooral ook over de ervaringen met het COA, die niet altijd positief waren. Er is een zorgvuldig overleg gepleegd en er is een open gesprek met elkaar gevoerd. Ik heb het bijzonder op prijs gesteld dat de achterban hierin meeleeft.
Bij al die aandacht van de journalisten was het, althans voor mij, eigenlijk des te opvallender dat, gelet op de situatie in Groningen en meer specifiek in Ter Apel, in de landelijke media bij mijn weten nooit de vraag werd gesteld wat de vijf Groningse Kamerleden van de situatie in Ter Apel vinden en, als dat belangrijk is, hoe dat hun stem bepaalt. Vandaag hebben we daar misschien iets over gehoord; u hoort het in elk geval van mij. Volgende week zullen we het tijdens de stemming te weten komen. Horen zij bij de volksvertegenwoordigers die in de ogen van Groningen de inwoners in Groningen en Drenthe in de steek laten of juist niet? Immers, dat lijkt het signaal te zijn dat de Groninger bestuurders afgeven in hun verklaring en in hun brief. In Groningen en Drenthe, meer specifiek in Ter Apel en Nieuw-Weerdinge, staat het water tot aan de lippen. Er is uitgelegd hoe dat komt: opbouw van asiel en afbouw van de opvang in 2015-2016. Je zou kunnen zeggen dat het beleid van de centrale overheid falend beleid is. Moeten we bij falend beleid dit soort systeemwijzigingen in wetgeving invoeren? Dat zijn allemaal terechte vragen, die ook in de schriftelijke ronde zijn gesteld. Maar goed, de situatie is zoals die is en in Groningen mist men solidariteit. Woorden genoeg, ook vandaag, maar weinig daden. Vandaar het ongemak?
Over daden gesproken: op 8 januari gingen in Drenthe het bijna voltallige college plus enkele Statenleden te water in de Baggelhuizerplas dankzij een motie van ons Statenlid Alfred Schoenmaker van Sterk Lokaal Drenthe om het nieuwe jaar eens goed te beginnen. Ondanks het lekkere zwemweer werd juist die dag door de centrale overheid onder verantwoordelijkheid van staatssecretaris Vijlbrief de waakvlam van het Groninger gas weer aangezet vanwege de veronderstelde barre winterse omstandigheden. Misschien wilden ze het zwemwater in de Baggelhuizerplas verwarmen, je weet het maar nooit. Dit is opnieuw een "hartverwarmend" voorbeeld van de discrepantie tussen de Haagse werkelijkheid en de dynamiek in de regio. Groninger bestuurders, onaangenaam getroffen door dit Haagse gedrag, wilden meteen al dat de Tweede Kamer hierover een spoeddebat zou houden. Ik zal geen advies aan de Tweede Kamer geven, dat begrijpt u. Dat spoeddebat lijkt mij evenwel minder nodig. Mijns inziens volstaat een oprecht excuus van staatssecretaris Vijlbrief aan Groningen plus duidelijke tekenen van beterschap.
Beide dossiers, Ter Apel en de gaswinning, maken dat inwoners en bestuurders in Groningen zich in de steek gelaten voelen door het kabinet, door de volksvertegenwoordigers én door de andere gemeenten in het land, omdat de rest van het land in feite weg zou kijken van de ellende die zich in Groningen voltrekt. Ik kom uit Groningen en ik begrijp natuurlijk de Groninger kritiek op het kabinet. Die kritiek is terecht. Verder moeten de volksvertegenwoordigers tegen een stootje kunnen, want dat is hun vak. Maar de kritiek op andere gemeenten in het land ligt genuanceerder. Natuurlijk zijn er lokale bestuurders, zelfs te veel gemeentebestuurders, die wegkijken, al dan niet uit vrees voor de reacties van hun burgers. Maar er zijn ook tal van voorbeelden dat burgemeesters en wethouders in dit land hun nek uitsteken. In het achtuurjournaal van gisteren kwam bijvoorbeeld de burgemeester van Zaltbommel aan het woord en al eerder verklaarden verschillende gemeenten in Noord-Brabant zich bereid om noodopvang te realiseren, waaronder in Uden, Dongen, Tilburg, Moerdijk en Loon op Zand. Ook een nieuw azc staat in een aantal Brabantse gemeenten in de steigers. Flevoland hebben we al genoemd. Verder doen Groningen en Drenthe veel, maar het is niet goed om de andere gemeenten in de rest van Nederland over één kam te scheren.
De heer Van Hattem i (PVV):
De heer Van der Goot van OPNL noemt nu heel veel gemeenten op waarover hij zegt dat de burgemeesters daarvan hun nek uitsteken. Maar voor wie steken ze hun nek uit? Dat doen ze niet voor de eigen inwoners, die allemaal dezelfde overlast op hun bord krijgen als de mensen in Ter Apel. Ze steken hun nek uit om die asielopvang maar te continueren en de asielinstroom te faciliteren. Mijn vraag aan de heer Van der Goot is dus: voor wie steken ze hun nek uit? En hoe kan de heer Van der Goot, wiens partij toch lokaal geworteld geacht wordt te zijn, op deze manier de lokale autonomie en de inspraak van burgers zo minachten? De burgers worden namelijk absoluut niet betrokken bij al die voorstellen voor azc-opvang in die gemeenten.
De heer Van der Goot (OPNL):
Dank u voor deze vraag. Ik kom hier zeker aan het eind van mijn verhaal op terug, dus ik stel voor dat we uw vraag dan even oppakken, als u dat goedvindt.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan toch nog een vervolgvraag. Ik vroeg ook: voor wie steken ze hun nek uit? Steken ze ook hun nek uit voor die burgers? Want die burgers worden in de steek gelaten. Het is niet zo dat er nu bepaalde burgemeesters in de steek gelaten worden. Dan moeten ze maar een ander vak kiezen. De burgers, daar gaat het om. Die krijgen alle overlast op hun dak en die krijgen vaak jarenlang een azc in hun achtertuin, met alle gevolgen van dien van overlast, criminaliteit en intimidatie. Wat is de boodschap van de heer Van der Goot voor deze burgers?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik kom daar zo meteen op terug, dus ik hoop dat u mij mijn verhaal even laat afmaken.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat we dat doen. Gaat u uw gang.
De heer Van der Goot (OPNL):
Kortom, sommige gemeenten steken hun nek uit en helpen bij het oplossen van de problemen in Ter Apel, terwijl andere wegkijken. Dat begrijp ik trouwens. Maar de verwijten van de bestuurders in Groningen richten zich niet alleen op de andere gemeenten maar ook op het COA en het kabinet. Is dat terecht? Valt het het COA en het kabinet te verwijten dat zij ook wegkijken? Allereerst dient gezegd te worden dat de medewerkers van het COA en de IND erg hard hun best doen. Het op- en afschalen van COA en IND in de afgelopen jaren zorgt echter voor al die crisismaatregelen en voor de crisissfeer die om de asielopvang en de statushouders heen hangt, waarin het met de opvang en de doorstroming zo slecht verloopt. Hadden we maar niet afgeschaald. Dan hadden we deze spreidingswet niet nodig gehad. Het ligt dus niet alleen aan Flevoland.
Ik heb helaas gemerkt dat de kritiek op het COA en op het kabinet vrij algemeen wordt gedeeld, niet alleen in Groningen en Drenthe maar ook elders in de regio. Zeker bestond ook de behoefte om dan maar niet voor de spreidingswet te gaan stemmen. Het zal de heer Van Hattem misschien genoegen doen om dat te horen. Kortom, daar is een serieus gesprek over gevoerd, want bij ons in de regio ziet men dat de huisvesting van jonge mensen in de dorpen een probleem is, omdat we ooit vonden dat de huisvesting was opgelost. Ik kom daar later op terug.
Een van de kritiekpunten op het COA is eigenlijk dat het COA de afgelopen jaren geen boodschap had aan gemeenten die locaties voor kleinschalige opvangmogelijkheden wilden aandragen. We hebben vandaag verschillende sprekers gehoord, van Volt en van andere partijen, die er juist op wezen hoe belangrijk kleinschalige opvang kan zijn voor het gemeenschapsgevoel in provincies waarin de dorpen niet zo groot zijn, voor de bereidwilligheid en voor de sociale interactie. Al die varianten werden niet uitgevoerd, omdat ze niet efficiënt zouden zijn. Nee, wanneer je bezuinigt op het COA en je een bedrijfsmodel moet ontwikkelen waarmee alleen grootschalige opvang gerealiseerd kan worden, krijg je de ellende dat je geen kleinschalige opvang toelaat. Dat is de kritiek die OPNL heeft op het kabinet. Dat is niet zozeer kritiek op de staatssecretaris als wel kritiek op wat er in de afgelopen jaren tot stand is gekomen, want de staatssecretaris werkt zich een slag in de rondte.
Het kabinet maakt met de spreidingswet niet alleen kleinschalige opvang mogelijk, maar stimuleert die ook, ook financieel. Dat blijkt ook uit de beantwoording van de schriftelijke vragen die werden gesteld in de aanloop naar de behandeling van vandaag. In dat verband bestaan er afspraken. De nieuwe wet biedt dus perspectief. Zo ondertekenden het COA, het ministerie van Justitie en Veiligheid en het Rode Kruis voor de zomer van 2023 een intentieverklaring over langdurige inzet van het Rode Kruis in de asielopvang. De samenwerking tussen het COA en het Rode Kruis maakt het mogelijk om op meer en ook op kleinere locaties opvang en begeleiding te bieden, zo wordt gezegd. In de praktijk heb ik daar nog niet zo veel van gezien, dus ik neem aan dat dit een van de afspraken is die nog gerealiseerd moeten worden.
Er ligt dus een intentieverklaring uit 2023 en er komt misschien een spreidingswet die in principe ruimte biedt voor kleinschalige opvang. Dat is op zich goed nieuws voor plattelandsgemeenten en dat is op zich goed nieuws voor de regio's waar onze partijen gevestigd zijn en dat is goed nieuws waar gemeenschappen best bereid zijn kleinschalige opvang te accommoderen. Voor grootschalige opvang geldt dat niet zo snel maar kleinschalige opvang klinkt mensen al heel anders in de oren. Maar dan komt de winstwaarschuwing. De staatssecretaris voegt hieraan toe dat het wel van belang is dat de kleinschalige opvang uitvoerbaar is voor de ketenpartners. En ik ben lang genoeg ambtenaar geweest op een ministerie om te weten dat je naar dat soort zinnen moet kijken, want het kan heel veel doffe ellende in de tijd geven omdat de ketenpartners toch niet in staat blijken te zijn om datgene te realiseren wat we eigenlijk met de wet willen en welke wet OPNL eventueel dan wel zou willen steunen. Dus hoe denkt de staatssecretaris ervoor te zorgen dat die ketenpartners straks niet een belemmering worden voor de realisatie van de kleinschalige locaties?
En natuurlijk moeten die kleinschalige locaties aan kwaliteitseisen voldoen, zoals collega Dittrich ook heeft gezegd. Dan moet je denken aan aandachtspunten zoals capaciteit van zorg, zoals huisartsen, tandartsen en ziekenhuizen, wat nu al een probleem is, ook in de regio. Verder noem ik het openbaar vervoer. Ik zie uit naar goede busverbindingen in de regio dankzij deze wet. Ook noem ik openbare orde en veiligheid, evenals begeleiding en toezicht.
Het valt mijn fractie op dat het interbestuurlijk toezicht in zijn algemeenheid bij het Rijk is ondergebracht maar dat dit bij huisvesting van statushouders bij de provincies is ondergebracht. Vanwaar dit verschil en deze keuze?
Omdat de Eerste Kamer niet alleen toeziet op de kwaliteit van de wetgeving maar ook op de uitvoerbaarheid, wil OPNL graag weten of de staatssecretaris kan toezeggen dat periodiek een overzicht wordt verstrekt aan beide Kamers waarin wordt aangegeven en bijgehouden hoe de kleinschalige opvang van statushouders zich ontwikkelt. Daarmee beschikt onze Kamer over een instrument dat inzicht biedt in de wijze waarop er wel of niet uitvoering wordt gegeven aan de afspraken betreffende het realiseren van kleinschalige opvanglocaties.
Mijnheer de voorzitter. De manier waarop het COA en het kabinet omgaan met de situatie in en rond Ter Apel en in de gemeente Emmen maakt andere gemeenten in het land huiverig om überhaupt met het COA in zee te gaan, zo heb ik van verschillende bronnen gehoord. Ook op dat punt is er dus ruimte voor verbetering. Vandaag of morgen zou de staatssecretaris wat mij betreft daartoe een toezegging moeten doen, omdat hier niet het COA aan zet is maar het kabinet. Zo deed de burgemeester van Emmen recent een verzoek aan het kabinet om de inzet van de Koninklijke Marechaussee in Nieuw-Weerdinge, een van buurdorpen van Ter Apel, mogelijk te maken om zo te assisteren bij het tegengaan van overlast door een klein deel van de asielzoekers richting lokale inwoners en bedrijven. Hij, de burgemeester van Emmen, kreeg nul op het rekest. Dan is het begrijpelijk als andere gemeenten wegkijken.
Voor Alfred Schoenmaker, Statenlid van Sterk Lokaal Drenthe — inderdaad, die van die nieuwjaarsduik — was dat aanleiding om een tweede motie in te dienen waarin werd vastgesteld dat in Ter Apel een beperkt deel van de asielzoekers grote overlast veroorzaakt bij lokale inwoners en bedrijven in Ter Apel en Nieuw-Weerdinge. In die motie werd verder geconstateerd dat die overlast niet alleen de beeldvorming maar ook het draagvlak voor vluchtelingen en azc's op een negatieve manier beïnvloedt. Ten slotte werd geconstateerd dat vanuit het Rijk het verzoek van de gemeente Emmen om ter ontlasting van het regionale politiekorps de Koninklijke Marechaussee in te zetten in Nieuw-Weerdinge was afgewezen. Omdat de situatie ter plekke zo urgent is, onder andere met burgerwachten — u kent de verhalen — werd in die motie aan het provinciebestuur van Drenthe gevraagd om met onmiddellijke ingang geld beschikbaar te stellen aan de gemeente Emmen om zo het hoofd te bieden aan de acute veiligheidsproblemen. Uiteindelijk werd besloten een bedrag van €200.000 ter beschikking te stellen, met de kanttekening dat wel van het Rijk wordt verwacht dat het kabinet deze kosten voor z'n rekening neemt. Graag hoor ik vandaag of morgen van de staatssecretaris of hij bereid is om aan dat verzoek tegemoet te komen en het bedrag van €200.000 voor rekening van het kabinet te nemen. Wellicht kan daarnaast ook nog wat worden gedaan aan het verzoek van de burgemeester van Emmen omtrent de inzet van marechaussees.
Veel mensen hebben gevraagd wat de positie van OPNL zal zijn inzake de spreidingswet. Dat betrof niet alleen journalisten, maar ook leden van onze provinciale en lokale partijen. De wet is niet moeders mooiste, zo heeft de Raad van State al duidelijk gemaakt. De OPNL-fractie is evenmin enthousiast over de wet, want de spreidingswet biedt ook op korte termijn geen oplossing voor de problemen rond Ter Apel, zo is duidelijk. Of OPNL voor zal stemmen, moeten we dus nog even afwachten. Dat hangt namelijk uiteraard mede af van de toezeggingen rondom Drenthe en de kleinschalige opvang.
De discussie over de huisvesting van jongeren die graag in hun geboortedorp willen blijven wonen, zoals in Fryslân en in Limburg, hoort bij een ander debat thuis. Maar verwaarlozing van sociale grondrechten, zoals rond huisvesting, levert een risico op voor de sociale cohesie. In dat opzicht is het nodig dat de overheid weer haar verantwoordelijkheid neemt en de regie pakt op de woningmarkt, daarbij rekening houdend met de wensen die in de regio leven op het terrein van wonen en werken.
Verder is deze fractie van oordeel dat statushouders in dit land recht hebben op fatsoenlijke huisvesting en dat vluchtelingen in ons land recht hebben op een fatsoenlijke, menswaardige en vlotte behandeling. Beide zijn nu niet aan de orde, zoals mijn collega Janssen al duidelijk heeft gemaakt. Maar het gaat niet alleen om statushouders, asielzoekers, vluchtelingen en arbeidsmigranten. Het gaat ook om de inwoners van Ter Apel en omgeving. En het gaat ook om de mensen in de rest van het land die afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van sociale en betaalbare woningen.
Op al die terechte vragen en zorgen van bijvoorbeeld jonge mensen in kleinere dorpen in provincies als Fryslân en in de rest van Nederland geeft deze spreidingswet geen antwoord. Weliswaar is in onze Grondwet in artikel 22, lid 2 bepaalt dat de bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp is van zorg van de overheid, maar dat is een onderwerp dat bij een andere gelegenheid in deze Kamer aan bod zal moeten komen. Het standpunt van OPNL inzake de spreidingswet is zoals gezegd mede afhankelijk van de antwoorden van de staatssecretaris en meer specifiek inzake Drenthe en de opvanglocatie.
Voorzitter, ik ben hiermee aan het einde van mijn bijdrage gekomen. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb nog een interruptie voor meneer Van der Goot. Ik hoor hem zeggen dat zijn oordeel over de spreidingswet, zoals hij het noemt, afhangt van wat de staatssecretaris gaat antwoorden op de vraag over de kleinschalige opvanglocaties. Maar ik denk dat ik ongeveer wel kan inschatten wat de staatssecretaris kan gaan antwoorden, want het is wettelijk helemaal niet nodig om de wet aan te passen voor het realiseren van kleinere opvanglocaties. Dat zijn afspraken die binnen het COA worden gemaakt. Het COA kan op dit moment al kleinere opvanglocaties toestaan. Ik hoor dus graag van de heer Van der Goot of dit misschien niet toch een wat te makkelijk inkoppertje is om uiteindelijk misschien toch voor deze spreidingswet te gaan stemmen. Ziet de heer Van der Goot in dat dit wettelijk gezien helemaal geen grote horde is?
De heer Van der Goot (OPNL):
Wij hebben de staatssecretaris het volgende gevraagd. In de beantwoording wordt heel duidelijk verwezen naar de vraag of de ketenpartners in staat zouden zijn om kleinschalige opvanglocaties te realiseren. Wie de Haagse ambtelijke bureaucratische taal kent, weet dat dat soort tussenwoorden rampzalige voorspellingen voor de toekomst kunnen geven. Vandaar dat onze fractie aan de staatssecretaris vraagt om de wijze waarop dit proces zich ontwikkelt, met de Kamer te delen, zodat wij kunnen gaan bijsturen. Als de staatssecretaris die toezegging wil doen, dus als hij verder gaat dan wat de wetgeving aanmoedigt, om het zo maar te zeggen, dan willen wij overwegen of wij voor deze wet kunnen stemmen.
Maar wat niet minder belangrijk is, is het volgende. De provincie Drenthe heeft gelden vrijgemaakt om in Nieuw-Weerdinge de burgers te beschermen tegen wangedrag. U vraagt heel geregeld aandacht voor dat wangedrag. Alsof dat het enige probleem zou zijn waar burgers mee worden geconfronteerd! Als de gemeente Emmen dan vraagt om hulp van het Rijk om dat probleem op te lossen en het Rijk wegkijkt, dan zegt OPNL heel duidelijk: zo kunnen wij het kabinet en dit wetsvoorstel niet steunen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is vrij onduidelijk welke kant het nu op zou moeten gaan. Ik kijk nog even naar het laatste punt over die toezeggingen voor dat geld voor Nieuw-Weerdinge en misschien nog een andere plaats. Wat we straks gaan krijgen met die asieldwangwet — als die er komt te liggen — is dat iedere gemeente in Nederland zo'n azc krijgt opgedrongen. Iedere gemeente in Nederland heeft dan zo'n budget nodig om de beveiliging te gaan doen, want die overlast zal zich overal gaan manifesteren. Dat zal zeker zo zijn als overlastgevende asielzoekers mogelijk aan iedere gemeente worden toegewezen. Ziet de heer Van der Goot in dat dit probleem zich alleen maar verder gaat verspreiden en dat we zulke budgetten dan helaas in al die gemeentes mogelijk moeten gaan maken?
De heer Van der Goot (OPNL):
U heeft een interessante observatie, want ik lees dat niet in de wettekst, op geen enkele manier. Er zijn regietafels. Er is van alles voorzien, maar niet datgene wat u voorspelt. Dan geldt hier eigenlijk de gedachte: de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
De heer Van der Goot kijkt eigenlijk een klein beetje weg van de problematiek die zich al jarenlang manifesteert rond heel veel azc's. In bijna ieder azc is het wel raak, in bijna ieder azc zijn er zulk soort problemen. Ik heb zelf vandaag al genoeg voorbeelden gegeven. Dan is het niet het lijden dat ik vrees, maar dan is het het lijden dat ik constateer, en dan met name het lijden van de inwoners van die gemeenten, maar ook van de bewoners van het azc en van de medewerkers van het COA die ermee geconfronteerd worden. Het spreiden lost dit niet op. Je krijgt straks Nieuw-Weerdinge in het kwadraat. Op deze manier wordt heel Nederland een Nieuw-Weerdinge. Het doet mij erg veel pijn als dat op deze manier wordt uitgerold over het land. En dat is misschien wel het lijden dat ik vrees. Als die wet er komt, dan wordt het wel een heel groot lijden voor heel Nederland. En dat moeten we niet hebben. We moeten niet van heel Nederland één groot azc maken. Dus dan vraag ik aan de heer Van der Goot: hoe kan hij juist met zijn partij, die lokaal zo geworteld is, de lokale autonomie in alle Nederlandse gemeentes aan de kant zetten als hij voor dit wetsvoorstel zou stemmen?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van der Goot.
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik ga geen college over lokale autonomie en wetgeving geven. Dat is vandaag al eerder gedaan. Het lijkt me weinig zinvol om op deze manier de discussie voort te zetten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst ook een aardig woord voor mevrouw Kaljouw. Ik wil haar danken voor haar persoonlijke maidenspeech. Ik wens haar heel veel plezier in deze Kamer. We gaan ongetwijfeld mooie debatten met elkaar voeren.
Het is heel goed dat we vandaag het debat voeren over de spreidingswet en dat we daar de tijd voor nemen. Ook dat is belangrijk. Dat doen we ondanks die anti-rechtsstatelijke oprisping net voor kerst in de Tweede Kamer. Alle partijen in de asielketen hebben behoefte aan duidelijkheid. Hopelijk kunnen we hun die snel bieden.
Mijn fractie onderkent dat het ons land ontbreekt aan een stabiel en evenwichtig opvanglandschap, want we bewegen van crisis naar crisis. De staatssecretaris en de leiding van het COA bellen zich rode oren — volgens mij zijn het in het geval van de staatssecretaris vaak rode wangen — om uiteindelijk een plek te vinden. Die allengs ingerichte noodopvang is vaak vele malen duurder.
Het is al met al een zeer ongelukkige situatie. De voorliggende spreidingswet zou hiervoor een oplossing kunnen bieden. Daarmee wordt namelijk de last eerlijker verdeeld en kunnen we een duurzame opvang creëren. Zo zouden de inwoners en bestuurders in Ter Apel en Budel eindelijk ontlast kunnen worden. Zij kunnen het inmiddels niet meer aan. Het zijn inhumane situaties die we daar vaak zien. Niemand wil dit.
Maar let wel: de politieke keuze om het instrument van deze wet in te zetten, is gemaakt in de Tweede Kamer. Aan ons nu de taak om de kwaliteit van het voorliggend voorstel te toetsen op de rechtmatigheid, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Daar zijn we voor. Dat is vaak al lastig genoeg.
Ontkennen we daarmee de werkelijkheid dat het een sterk gepolitiseerd onderwerp is? Helemaal niet. Wij begrijpen ook wel dat het niet los gezien kan worden van de discussie over de hoogte van de instroom. Ook wij vinden echt dat die instroom moet worden beperkt en dat overlastgevende veiligelanders zo snel mogelijk ons land dienen te verlaten. Wij betreuren het dan ook nog altijd dat het kabinet juist op dit punt is gevallen, terwijl onze samenleving snakt naar oplossingen. Het was ronduit onverantwoordelijk.
Het is heel goed dat er op Europees niveau eindelijk consensus lijkt te zijn bereikt over die instroom. Maar wat heeft dat lang geduurd! Ik moest terugdenken aan mijn kennismakingsgesprek met Eurocommissaris Johansson, begin 2020 in de Tweede Kamer. Toen ontvouwde zij haar plannen en die zijn in dit eindspel eigenlijk niet wezenlijk veranderd. Daarom is onze vraag aan de staatssecretaris hoelang het gaat duren voordat we daar echt iets van gaan merken. Wanneer gaat dit effect sorteren? Dat is onze eerste vraag.
Parallel hieraan zal wat ons betreft echt meer moeten worden gedaan aan de aanpak van de overlast van kansloze en uitgeprocedeerde asielzoekers. De wakkere krant schetste vorige week hoe erg het er soms aan toe gaat in onze aanmeldcentra en opvanglocaties. Daar lusten de honden geen brood van. Geweld, intimidatie en bedreigingen zijn aan de orde van de dag. De mensen die zich dagelijks inzetten voor asielzoekers worden regelmatig uitgemaakt voor racist. Dat is echt onbestaanbaar. Zij verdienen ieders dankbaarheid en respect. Het is heel goed dat Nederland, dankzij de documentaire die nu loopt, een inkijkje kan krijgen in hoe het eigenlijk gaat in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Daarin zien we met eigen ogen hoe betrokken en hoe zorgvuldig men daar te werk gaat. Daarvoor hebben wij onze waardering uit te spreken en dat doen wij als CDA vandaag heel graag.
Maar als ik even een stapje verder zet, dan zie ik dat de staatssecretaris en eigenlijk de hele keten zeggen: met het voorstel dat nu voorligt, beogen we ook een verdunning. Dan worden we wel heel bezorgd. Dat is onze tweede vraag. De vraag rijst of die verdunning, die verspreiding van de overlastgevers, wel zo verstandig is. Dan zeg ik dat niet met de gedachte "laat ze maar lekker daar", maar vanuit een bredere zorg. Het heeft ook te maken met de kleinschaligheid. Daar kom ik zo op terug.
Tijdens ons werkbezoek in Stadskanaal kwam aan de orde dat er in het noorden nu een werkwijze is ontwikkeld waarmee deze lieden, die het voor iedereen verpesten, met een hele snelle vaart door de procedure worden gehaald. Zo'n specifieke werkwijze zal overal moeten worden ingericht. Onze vraag is: is dat nu eigenlijk wel haalbaar? Gooien we hiermee niet het kind met het badwater weg?
Dat zeg ik niet zomaar, dat zeg ik uit ervaring. In mijn vorige leven was ik directeur van een justitiële jeugdinrichting. Die was aangehaakt bij een briljant strakke werkwijze van officier van justitie Ton Willemsen. Ere wie ere toekomt. De rechtbanken in Den Bosch en Breda deden mee. Het was een hele succesvolle manier om snel te kijken wie nog in voorlopige hechtenis moet blijven en wie niet. Zodra dat fantastische plan werd uitgerold over het land, was het weg. Het stierf direct een zachte dood.
Onze zorg is nu dat, als wij straks overal dezelfde doelgroep gaan verplaatsen, niet overal bij alle rechtbanken diezelfde snelle procedure zal kunnen worden ingericht, waardoor juist die effectieve manier van aanpakken ook een zachte dood sterft. Dat zouden wij heel zorgelijk vinden. Daarom willen wij de staatssecretaris vragen: bezint u zich op dit punt nog eens een keer.
Zonder hier Tweede Kamerlidje te willen spelen — dat heb ik lang genoeg gedaan — heb ik ten aanzien van de overlastgevers toch nog twee concrete vragen. Wordt er nou eindelijk serieus gewerkt aan een regeling waardoor uitgeprocedeerde asielzoekers die weigeren mee te werken aan hun vertrek vast kunnen worden gezet, op welke titel dan ook? Daar waren serieuze ideeën over, ook van mensen die de rechtsstaat echt liefhebben. Er zijn kansen om dit te doen. Gebeurt dat dan ook?
We zouden de staatssecretaris ook nog willen vragen of er nu eindelijk wat wordt gedaan aan die glijdende schaal, zodat iemand sneller kan worden uitgezet naarmate hij een ernstiger delict pleegt. Uit de documentaire blijkt hoe mensen zich soms misdragen. Daar moeten we echt meer aan kunnen doen. Dat is daarom onze vierde vraag. Tot zover de context waarbinnen dit wetsvoorstel moet worden besproken.
Dan kijken we naar het wetsvoorstel zelf. Daarvoor dienen we naar een aantal aspecten te kijken, want we kijken naar deze wet langs de lat die dit huis van ons vraagt. Dat zijn de mogelijke gevolgen van de wijze waarop bestaande plekken worden meegeteld, het doorbreken van de autonomie van gemeenten, de laatste trede van het interbestuurlijk toezicht, de rechtsbescherming zoals geregeld in het bestuursrecht, de financiële prikkel en de behoefte aan kleinschaligheid. Ik loop de stappen van de regeling kort na.
De verantwoordelijk bewindspersoon maakt eens in de twee jaar voor 1 februari van het kalenderjaar bekend aan hoeveel plekken hij behoefte denkt te hebben. Het is bijna 1 februari, dus de vraag aan de staatssecretaris is natuurlijk of hij daar al een beetje een idee van heeft. Collega Griffioen was daar heel alert mee bezig. Ik hoor dat wordt gedacht aan 41.000 plus of min 10%. Dan moeten we eerlijk zijn dat we met 60.000 plekken nu al direct tekorten hebben. We zijn dus eigenlijk wel benieuwd of de staatssecretaris hier al wat concretere ideeën over heeft.
Voorzitter. In de tweede fase overleggen de colleges, Gedeputeerde Staten en het COA vervolgens over de verdeling van de benodigde opvangplaatsen. Dat gebeurt onder voorzitterschap van de commissaris van de Koning, die eens in de twee jaar voor 1 november verslag uitbrengt. Maar dan gebeurt er wat het CDA betreft eigenlijk iets raars. In artikel 2, lid 3 staat dat op het aantal opvangplaatsen dat in een provincie beschikbaar moet worden gesteld het aantal plaatsen dat voor vijf jaar of langer beschikbaar is, of dat in de daaropvolgende twaalf maanden voor die periode beschikbaar zal komen, in mindering wordt gebracht. Wij hebben het in de schriftelijke ronde ook al gezegd: feitelijk zet je daarmee de plekken die nu al heel erg op de bevolking drukken vast in het systeem. Je zorgt er dan niet voor dat er verspreid wordt. Daar waar er al heel grote centra zijn, klik je die eigenlijk vast. Hoezo dan verspreiding?
Wij begrijpen niet waarom hiervoor gekozen wordt. We zouden heel graag willen dat dit in ieder geval in de evaluatie als een heel scherp punt wordt meegenomen. Wij begrijpen niet hoe je tot spreiding kan komen als ook de plaatsen in Ter Apel en Budel al meteen het uitgangspunt zijn. Die direct meerekenen is eigenlijk strijdig met de spreidingsgedachte. Dit behoeft echt een toezegging van de staatssecretaris over hoe hij dit gaat volgen en hoe hij de Kamers hierover blijft informeren.
De heer Van Hattem i (PVV):
Als mevrouw Van Toorenburg van het CDA heeft vastgesteld dat er een vrij fundamentele fout in deze wet zit, dan kun je die bij de evaluatie over pas vier jaar meenemen, zoals zij vraagt. Maar is het dan niet veel beter om af te zien van deze spreidingswet, of asieldwangwet, omdat je daarmee eigenlijk het probleem in stand laat houden? Mevrouw Van Toorenburg zei straks dat een plaats als Budel overloopt. Eigenlijk is daar al tig keer het contract verlengd. Al eerder is toegezegd dat dit asielzoekerscentrum gesloten zou worden. De contracttermijn wordt elke keer opgerekt. Wat we nu doen, is het probleem alleen maar erger maken en zo'n grote plaats in stand houden. Het probleem dat mevrouw Van Toorenburg constateert, is terecht. Is zij dan ook bereid om te zeggen: we moeten met deze asieldwangwet gewoon pas op de plaats maken?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De camera's hebben het gezien, maar voor de Handelingen zeg ik even dat de staatssecretaris achter u heel hard het hoofd schudt. Ik sluit mij dus niet aan bij de stellingen die u inneemt. Wel is het zo dat wij ook in de deskundigenbijeenkomst en in Stadskanaal dit punt aan de orde hebben gesteld. Toen kregen wij vooral te horen dat een gemeente op een bepaald moment kan zeggen dat ze niet langer met een bepaalde voorziening door wil gaan, en dat die gemeente dan uiteindelijk uit deze systematiek valt. Dat vond ik een beetje een bijzonder antwoord. Ik wil dus graag van de staatssecretaris horen hoe hij kan zeggen dat hij met deze wet een verspreiding over het land beoogt, terwijl hij in artikel 2 eigenlijk al zegt: maar alles wat we nu hebben, klik ik nu even vast. Daarop hoor ik graag het antwoord van de staatssecretaris.
De heer Van Hattem (PVV):
De staatssecretaris kan inderdaad antwoorden: we klikken het even vast, want de nood is hoog, we willen niemand buiten laten slapen en we willen een humane opvang, et cetera, et cetera. Dan houden we de situatie dat het toch wel erg makkelijk is dat we in Ter Apel 2.000 plaatsen hebben en dat we in Budel 1.400 plaatsen hebben — misschien is dit aantal inmiddels wat opgerekt — om dat maar te kunnen realiseren. Als we dat niet doen, hebben we immers een groot tekort, maar dat kunnen we niet maken, want dan voldoen we niet aan de opvangrichtlijn en aan onze internationale verplichtingen. Dan zitten die gemeenten dus nog steeds met de gebakken peren. Is mevrouw Van Toorenburg het met mij eens dat de spreidingswet totaal niets oplost en het probleem alleen maar uitsmeert en daarmee erger maakt?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Mijn zeer gewaardeerde plaatsgenoot springt altijd meteen naar een conclusie, via een aantal bochtjes. Ik wil gewoon het antwoord van de staatssecretaris afwachten. Ik kan me namelijk ook heel goed voorstellen dat er gemeenten zijn die zeggen: wij gaan al bij voorbaat de contracten die we hebben laten eindigen, omdat we dan straks in die normale tombola kunnen meepraten over wat we in onze gemeente wel of niet willen. Dat is ook een risico dat erin zit. Daarom wil ik heel graag van de staatssecretaris weten waarom hij uitgaat van de plekken die er al zijn en hoe we kunnen voorkomen dat we de spreiding uiteindelijk niet tot stand kunnen brengen omdat alles al vaststaat. Dat is alles wat ik van de staatssecretaris wil weten. Ik wacht zijn antwoord af. Daarna zal ik bepalen wat ik ervan vind.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter, tot slot. Zonder meteen naar een conclusie te springen vraag ik mevrouw Van Toorenburg toch het volgende. Waarom neemt zij toch genoegen met het laten meelopen van de wet in een evaluatie die pas over vier jaar plaatsvindt, terwijl de wet er misschien straks al ligt, als ermee wordt ingestemd?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik denk dat niemand in deze zaal, behalve de heer Van Hattem, mij heeft horen zeggen dat ik ergens genoegen mee neem.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb nog een vraag naar aanleiding van het vastzetten van hetgeen al als duurzaam is toegezegd. Brengt dat ook niet een grote onzekerheid teweeg voor de gemeenten? Op het moment dat er iets duurzaam voor vijf jaar is toegezegd — dat heb ik ook gehoord in de technische briefing — wordt dat meteen vastgelegd voor de toekomst. Dat betekent, zo heb ik in de technische briefing gehoord, dat elk jaar het nog te verdelen aantal asielplaatsen lager zal worden omdat er al een aantal plaatsen is toegezegd. Dat betekent dat gemeenten die een grote stap willen maken om te helpen zich eigenlijk langjarig vastzetten, maar het jaar daarop opnieuw worden geconfronteerd met wat er nog wel moet komen. Is dat niet een extra zorg voor de gemeenten?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Absoluut. Ik denk dat u daarom het onderwerp aansneed, net als ik. Ik heb op dit punt zorg. Ik wil gewoon weten hoe het werkt. Maar opnieuw zeg ik: achter u zit de staatssecretaris af en toe hevig nee te schudden. Ik ben dus heel benieuwd naar zijn antwoord.
De heer Schalk (SGP):
Eigenlijk vragen we dus aan de staatssecretaris om de zaak vanuit verschillende perspectieven te benaderen: vanuit de gemeente, vanuit het Rijk en vanuit de asielzoekers.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van Toorenburg refereert aan het gesprek dat wij in Stadskanaal hadden. Daar heeft zij dat ook aan de orde gesteld. Ik refereer even aan het antwoord dat wij daar van de burgemeester van Westerwolde kregen. Die zei: de opvang van asielzoekers is eigenlijk niet het probleem in Ter Apel; dat bestaat al sinds het begin van deze eeuw. Het voelt niet zoals mevrouw Van Toorenburg het nu zegt, dat gemeenten gedwongen worden en dat aantallen worden vastgeklikt. Nee, de gemeenten zijn erbij. Zij kunnen de keuze maken om er al of niet mee door te gaan. Het lijkt me goed om te verhelderen dat de wensen van de gemeenten wel gerespecteerd worden.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb deze vraag verschillende keren gesteld en ik heb het antwoord teruggekregen dat ik nu gaf. Daarbij zei de huidige burgemeester inderdaad dat in zijn gemeente het aantal asielzoekers heel goed gedragen wordt en dat te veel mensen ieder keer het probleem zijn. We zagen het ook gebeuren in Budel, waar de burgemeester zei het allemaal aan te kunnen, maar de wethouder ineens riep het niet meer te willen voor een langere periode. Ik wil dus even wegblijven bij de huidige bestuurders die daar nu hun belangrijke werk doen, waarvoor we ze zeer erkentelijk zijn. Het gaat mij om het systeem. Wat kunnen de gevolgen zijn van wat er in deze wet is geregeld?
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik vind dat mevrouw Van Toorenburg heel belangwekkende vragen naar voren brengt, maar ik wil proberen het ook voor mezelf helder te krijgen. Als we het over spreiden hebben, dan is voor mijn gevoel het stelsel zo dat spreiden pas aan de orde komt wanneer het verplicht wordt opgelegd. Dat is de achtergrond van het feit dat in artikel 2, derde lid, wordt gezegd dat op het aantal opvangplaatsen dat in de provincie beschikbaar moet worden gesteld het aantal plaatsen dat voor vijf jaar of langer beschikbaar is of zal komen in mindering wordt gebracht. Daarna gaan we pas verplicht spreiden. Of zie ik dat verkeerd?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het zijn een beetje twee verschillende dingen. De spreiding kan al direct tot stand worden gebracht als iedereen eindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt en als die 111 gemeenten die nu niets leveren, het straks wel doen omdat ze zeggen: we willen eigenlijk wel, geef ons deze wet maar, want dan moeten we. Dan kunnen we tegen onze raden zeggen: we moeten nu. Ik vind dat in alle eerlijkheid een beetje problematisch, maar het is een gegeven. Er zijn een heleboel burgemeesters en wethouders die zeggen: geef ons alsjeblieft deze wet, want dan kunnen we tegen iedereen zeggen dat het moet. Met deze wet zal je uiteindelijk een spreiding krijgen, maar die is iets kleiner als je de plekken die er al zijn vastklikt. Dat is mijn zorg en die leg ik bij de staatssecretaris neer.
De heer Nicolaï (PvdD):
Voor mijn gevoel is dit niet helemaal een antwoord op mijn vraag. Het gaat om het stelsel. Als we het over spreiden hebben, dan wordt er gespreid op het moment dat je er niet gezamenlijk uitgekomen bent in vrijwilligheid. Dat is het uitgangspunt van het stelsel. Het tweede is: begrijp ik het nu goed dat mevrouw Van Toorenburg zegt dat we eigenlijk weer naar een soort nulsituatie moeten en dat we vanuit die nulsituatie de boel moeten gaan opvullen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nee, ik kijk echt anders naar de wet dan zoals die nu wordt neergelegd. Doordat de asielzoekers door deze systematiek over het hele land worden gespreid, is het een spreidingswet. Het is niet pas een spreidingswet wanneer de staatssecretaris zegt: het verdeelbesluit is niet gelukt of een bepaalde gemeente heeft niet geleverd, nu ga ik het doen. Nee, het is in de kern al een spreidingswet omdat we proberen te bewerkstelligen dat alle gemeenten straks hun verantwoordelijkheid nemen en niet alleen de gemeenten die het nu heel erg moedig proberen op te lossen voor heel Nederland.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik zie allemaal mensen knikken, dus volgens mij heb ik het goed begrepen.
Voorzitter. Ik ga verder. Vervolgens komt het verdeelbesluit om voor de duur van twee opeenvolgende jaren het aantal asielzoekers over Nederland te verdelen. Dan slaat de staatssecretaris acht op het verslag en dan zet hij zich in voor een evenwichtige verdeling. Maar kijkt hij ook naar de sociaaleconomische status van gemeenten? Ik ben blij dat de heer Janssen daar al even aan refereerde. Ik heb me er ook in verdiept. Ik keek naar die berekening en dacht een beetje cynisch: succes ermee! Ik zou dat by the way ook even meenemen in de evaluatie.
Als een provincie er vervolgens niet in slaagt om tot een verdeelbesluit te komen, neemt de staatssecretaris het besluit en overrulet hij daarmee de gemeentelijke en in het verlengde daarvan de provinciale autonomie. Daar wringt de schoen. Heel veel partijen hebben dat vandaag aangegeven. We kunnen en willen daar niet omheen. Natuurlijk zou je kunnen beargumenteren dat er wel een democratisch besluit aan ten grondslag ligt, omdat deze wet mogelijk straks democratisch is aanvaard. Of je zou kunnen zeggen: wat is daar nu zo nieuw aan? Er zijn zoveel wetten waarbij we een soort sluitsteen hebben, zoals de commissaris van de Koning in Groningen al aangaf, en waarbij er kan worden ingegrepen als een bepaalde bestuurslaag zijn taak niet naar behoren uitvoert. Wat is daar dus eigenlijk nieuw aan?
Dat mag allemaal wel waar zijn, maar we moeten niet wegkijken van het feit dat het nu kan dat een gemeente niet alleen niet aan zijn taak toekomt of er niet mee verdergaat, maar mogelijk heel expliciet zegt: we gaan het gewoon niet doen. Dat is toch iets anders dan je verplichting niet nakomen. Daarom zouden we morgen nogmaals door de staatssecretaris goed uitgelegd willen krijgen of hij daar niet te lichtvoetig overheen stapt. Er is natuurlijk wel een serieuze doorbraak van de autonomie van een gemeente wanneer een gemeente "we willen het niet" heeft gezegd en de staatssecretaris vervolgens zegt: het gebeurt toch.
Voorzitter. Dan komen we bij een volgende fase. Het college van aangewezen gemeenten zorgt binnen een termijn van twee jaar voor mogelijke opvangvoorzieningen. Dat staat in artikel 6. Maar in artikel 7 staat dat binnen zes maanden na bekendmaking van het verdeelbesluit de gemeente een locatie ter beschikking stelt. Wij blijven dat verwarrend vinden. Het is misschien een beetje gek om daar weer op terug te komen. Het is bijna een soort semantische discussie over het mogelijk maken versus het ter beschikking stellen. Maar dan zeg ik even wat ik ook vaak tegen mijn kinderen zei. Toen ik nog wat jonger was en het niet snapte, dacht ik altijd dat het mijn probleem was. Ik ben echter arrogant geworden: ik snap het niet en dat is het probleem van de staatssecretaris. Zorg dus dat ik het snap, want zover zijn we nog niet gekomen.
Voorzitter. Vervolgens hebben we het verdeelbesluit. Iedereen is manmoedig aan de slag gegaan, maar dan krijgen we de situatie dat een bepaalde gemeente toch haar verantwoordelijkheid niet oppakt. Dat kan gebeuren. Dan zegt iedereen tegen ons: ach, niet zo doemdenken. De portefeuillehouder, de CdK, zei tijdens de rondetafel ook: het zal vast werken; we hebben een beetje dat zwaard van Damocles nodig. Het zal zover niet komen, bezweren meerdere bestuurders, waaronder de bestuurder van het COA. Maar toch: wat als een gemeente niet levert? We horen van het COA dat ze gewend zijn om te werken met onwillige gemeenten. Maar dat is toch echt wat anders dan dat je in een gemeente die niet wil, zegt: we gaan hier gewoon een asielzoekerscentrum oprichten, ook al werk je niet mee. Ik zou echt aan de staatssecretaris willen vragen: hoe dan? Dat is vraag 9. Dit raakt de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorliggende voorstel. Het is echt een beetje te makkelijk om te zeggen: zover komt het niet.
Maar er zit ook een rechtsmatigheidselement in, want de weerstand van de ene gemeente kan het uiteindelijk financieel verprutsen voor een andere gemeente. Kijk naar artikel 9, lid 3, dat zegt: de provincie en de gemeente kunnen een specifieke uitkering krijgen indien 75% van de plaatsen is gerealiseerd. Als een grotere gemeente met een relatief omvangrijke opdracht achterblijft, benadeelt deze gemeente mogelijk de andere gemeenten. Ik hoorde net vanuit de ChristenUnie: waarom is 75% zo'n lage wens; moet je niet naar 100% gaan? Vanuit het CDA wordt hier juist heel anders naar gekeken. Waarom zou je willen regelen dat de ene gemeente het kan verpesten voor een andere? Ik heb ook een beetje rondgevraagd bij verschillende burgemeesters. Niemand is hier gelukkig mee. De vraag aan de staatssecretaris is dus: wil hij dit element nog eens goed overdenken en wil hij kijken of hij daar in de komende tijd misschien vanaf zou moeten? Het is namelijk echt heel erg onredelijk wanneer een aantal gemeenten vreselijk hun best hebben gedaan en één gemeente dat niet doet en vervolgens iedereen kan fluiten naar de aanvullende centen. In ieder geval lezen wij de wet zo. Als dat niet klopt, dan horen wij dat heel graag.
Voorzitter. Dan het volgende onderwerp. Het bestuursrecht kent een hele stevige rechtsbescherming. Collega Nicolaï heeft daarvan eerder al een heel serieus punt gemaakt. De vraag is natuurlijk: hoe denkt de staatssecretaris het proces in de tijd te kunnen doorlopen als een eventueel bezwaar en beroep via de reguliere route loopt? En wie kunnen eigenlijk allemaal in bezwaar? We zagen dit een beetje terug in de antwoorden op verschillende schriftelijke vragen. Maar het blijft dus toch mogelijk dat een individu straks bezwaar maakt. Het zou kunnen dat dat alles tegenhoudt. Hoe groot is dat risico? Is het inderdaad zo dat alleen van gemeenten verwacht wordt dat ze misschien bezwaar maken en in beroep gaan, of kan iedereen in Nederland dat doen? Dan wordt het namelijk wel een hele ingewikkelde wet. Graag een antwoord van de staatssecretaris.
Mijn laatste inhoudelijke punt betreft de kleinschaligheid. Ons wordt telkens weer te verstaan gegeven dat de kleine centra prima kunnen worden gefinancierd, zolang het in overeenstemming met de partners is en een beetje substantieel. Dan denken we aan een locatie van zo'n 100 plekken. Maar dat is helemaal niet zo eenvoudig te organiseren. De SGP sprak daar al over. OPNL kwam daarop terug. Ook het CDA hecht heel erg aan die kleinschaligheid.
Daarover heb ik vorige week een interessant gesprek gehad met de burgemeester van 's-Hertogenbosch. Die neemt heel graag zijn verantwoordelijkheid, maar die ziet zich nu wel tegenover de bewoners geplaatst, omdat hij zich bijna genoodzaakt voelt om locaties in te richten van meer dan 100 plekken. De collega van de PVV heeft daar ook al herhaaldelijk op gewezen. De burgemeester van Den Bosch geeft aan: hoe kan ik het anders financieel rondkrijgen? Dus nu voelt hij zich een beetje gedwongen om niet alleen een groot hotel in te richten, waar nog wel draagvlak voor zou zijn, maar ook om in dezelfde wijk, op ongeveer 100 meter afstand, nog een grote locatie in te richten. Dat is helemaal niet wat hij wil, want wat hij veel liever zou willen, is een aantal veel kleinere plekken.
Maar nu kom ik weer bij het punt waarmee ik begon: als we uiteindelijk dat verdunnen van de overlast ook zo ideaal vinden, dan krijgen we straks overal in Nederland mensen die overlast veroorzaken. Die komen dan dus ook in die hele kleine asielzoekerscentra terecht, waardoor de gemeenten genoodzaakt zullen zijn om die ook van een behoorlijke beveiliging te voorzien. Nou, dan kunnen we gevoeglijk aannemen dat het uiteindelijk onder de streep te kostbaar wordt. Dus de vraag aan de staatssecretaris is dat ik graag wil weten wat hij tegen de burgemeester van 's-Hertogenbosch zou zeggen als deze burgemeester de staatssecretaris vraagt hoe hij straks echt kleinschalige opvang kan organiseren. Want dat is wat hij zo veel liever zou doen, zeker wanneer hij de boel straks ook nog eens moet gaan beveiligen!
Voorzitter, ik rond af. De staatssecretaris heeft onze kritische kanttekeningen gehoord en hij weet precies op welke punten wij toezeggingen willen. Maar laat tegelijkertijd ook wel één ding duidelijk zijn: mijn fractie maakt zich hele grote zorgen over de manier waarop we momenteel omgaan met de mensen die hier nu eenmaal zijn. Fatsoenlijke opvang, want het gaat om de menselijke waardigheid, is nodig. Verder zijn we in het bijzonder tegenover Ter Apel, Stadskanaal en Budel verplicht om hen nu eindelijk serieus te ontlasten. Zij staan met de rug tegen de muur en vangen alle klappen op. In een land waar we een gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van veel overheidstaken, kan het niet zo zijn dat een enkele gemeente bezwijkt en andere gemeenten — 111 andere gemeenten! — wegkijken. Solidariteit is hier het sleutelwoord.
De vraag die vandaag beantwoord moet worden, is of de voorliggende wet als antwoord op de geschetste ernstige problematiek rechtmatig, uitvoerbaar en handhaafbaar is. Daarover gingen onze dertien vragen en wij zien uit naar de beantwoording van die vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan mevrouw Nanninga van JA21.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Ik hoor mevrouw Van Toorenburg van het CDA goede vragen stellen. Ik ben ook benieuwd naar de antwoorden. In het begin van haar betoog gaf zij een goede analyse van het probleem en aan het slot van haar betoog uitte zij zorgen over de huidige situatie. Die deel ik eigenlijk ook, maar het verschil tussen mijn partij en die van mevrouw Van Toorenbrug is dat haar partij medeverantwoordelijk is voor het ontstaan van deze situatie, onder meer door niets te doen aan de instroom. Het CDA zit op vijf jaar na al sinds 2002 in de regering en ik heb er daarom dus niet zo veel vertrouwen in dat we nu naar een dwangwet moeten grijpen om een situatie op te lossen die mede door toedoen van de partij van mevrouw Van Toorenburg is ontstaan.
We kunnen het verleden natuurlijk niet ongedaan maken, maar ik zou toch ook wel heel graag haar reflectie hierop willen horen. Wat gaat er dan gedaan worden om de instroom te beperken? Mevrouw Van Toorenburg zal het namelijk met me eens zijn dat we dit probleem niet gaan oplossen door alleen maar deze wet aan te nemen. Dan is straks heel Nederland Ter Apel en Budel.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Mijn man zegt altijd dat ik rechtop moet lopen, maar af en toe voel ik me ook wel een beetje Atlas: we zijn natuurlijk verantwoordelijk voor iedere stoeptegel in Nederland. Dat realiseer ik me, maar laten we ook wel even echt kijken naar waar het CDA de afgelopen periode mee bezig is geweest. Het is ons bijvoorbeeld op enig moment gelukt om Marokko mee te krijgen in een verbetering van de terugkeer van afgewezen asielzoekers. Helaas is dat gaandeweg door het kabinet — ik zeg het even heel hard — verprutst. We hadden verder heel goede plannen om de overlastgevers aan te pakken. En we hadden een hele batterij rechtsgeleerden verzameld die zeiden dat de constructie die ik samen met mevrouw Becker van de VVD had uitgedacht, kon. Maar het duurt eindeloos voordat die een keer tot stand komt!
Wij hebben in de loop der tijd dus al een heleboel dingen gedaan en wij zouden die ook willen voortzetten. Ik gaf niet voor niets aan dat een aantal dingen die in het kabinet werden besproken, nooit hadden mogen leiden tot de val van het kabinet op het moment dat heel Nederland vraagt om een oplossing. Ik heb dus diverse dingen aangegeven. Ik heb ook aangegeven welke dingen wij in het verleden graag al anders hadden gezien, maar ja, het klopt: we zullen het in Europees verband moeten doen. In 2020 hebben we mevrouw Johansson aangespoord. We zijn nu vier jaar verder en eindelijk hebben we hetzelfde plan op tafel. Er had veel meer kunnen gebeuren, maar laten we nu eindelijk eens een keer wel zakendoen.
Mevrouw Nanninga (JA21):
We kunnen schertsend, badinerend, doen over stoeptegels, maar feit is dat het lijstje wapenfeiten om de overlast te beperken en de instroom in te dammen, bedroevend kort is, en dat er twee punten genoemd worden die in alle goede intenties gesneuveld zijn, oftewel niet gerealiseerd zijn. Dus ik herhaal toch een beetje mijn vraag: denken mevrouw Van Toorenburg en haar CDA-fractie dat deze spreidingswet iets gaat bijdragen aan de oplossing — want er gebeurt voorlopig niets aan de instroom — of dat die dit probleem over heel Nederland gaat uitsmeren? De toon is een beetje: het klotst overal tegen plinten; grote verontwaardiging. Ik mis een beetje dat de partij van mevrouw Van Toorenburg daar zelf verantwoordelijk voor is. En nu komt ze met een wet om al die ellende over heel Nederland uit te smeren.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nou, toch niet helemaal. Ik kan niet anders dan toch nog één wapenfeit noemen. Op enig moment was het ons echt een doorn in het oog dat iedere keer maar weer werd afgeschaald op het moment dat we dachten dat we minder plekken nodig hadden. Collega Groothuizen van D66 en het CDA hebben samen een heel plan ontwikkeld om ervoor te zorgen dat er niet iedere keer zou worden afgeschaald en er een stabielere financiering kwam. Het heeft ook veel te lang geduurd voordat dat eindelijk eens een keer tot stand werd gebracht. Ik zie dat heel erg lang — dat moet ik toch zeggen — VVD-bewindspersonen op deze stoel hebben gezeten. We hebben heel vaak geprobeerd om een aantal maatregelen te treffen. Het is niet genoeg geweest, dat zal ik meteen erkennen, maar dat wil niet zeggen dat we een wet die degenen een beetje ontlast die wel verantwoordelijkheid nemen, dan maar niet moeten aannemen. Dat zou ik ook weer een enorme gemiste kans vinden.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
We vinden elkaar in de VVD de schuld geven. Dat ben ik op zich met u eens.
(Hilariteit)
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat schept een band. Dat schept gewoon een band!
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat zijn gewoon feiten. Zeker. Maar goed, het wapenfeit dat u noemt, is trouwens ook niet gelukt en dat behelst ook meer opvang. Mag ik dus concluderen dat het CDA is voor meer vaste opvang verspreid over heel Nederland?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil mijn spreektekst straks wel aan mevrouw Nanninga geven, want dat is niet wat ik heb gezegd. Volgens mij willen wij met elkaar minder mensen die in Nederland asiel aanvragen, omdat we een Europese oplossing nodig hebben voor de buitengrenzen. Vervolgens willen we dat eindelijk eens een keer serieus werk wordt gemaakt van het uitplaatsen van overlastgevers, en zet ze in de tussentijd vast. Die dingen moeten ook gebeuren. Dat is de context waarin deze wet voorligt. Vervolgens moeten we ervoor zorgen dat we de ellende niet gaan verdunnen en geen rare financiële prikkels overeind houden. Dat waren de vragen die we aan de staatssecretaris hadden.
De voorzitter:
De heer Van Hattem.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wilt u Den Bosch bespreken?
De heer Van Hattem (PVV):
Ja, daar zit ook nog wel een punt in, maar ik hoorde mevrouw Van Toorenburg net zeggen dat de asielspreidingswet, zoals we die dan noemen, het voor een aantal gemeenten moet verlichten. Maar het punt is: als ik een tuinslang heb, één persoon natspuit en dat ding vervolgens op de sproeier zet die op en neer gaat zwenken, dan wordt iedereen nat. Het is misschien een iets dunner straaltje, maar iedereen heeft dan nog steeds een nat pak. Dat is hetzelfde met deze spreidingswet: je gaat iedereen, alle gemeentes in Nederland, toch gewoon een nat pak bezorgen. Dat is natuurlijk geen oplossing van het probleem.
Mevrouw Van Toorenburg haalde net het voorbeeld van Den Bosch aan. Nou ben ik echt niet voornemens om hier lokale politiek te gaan bedrijven, maar dat is wel een heel sprekend voorbeeld. De burgemeester daar zegt dat hij best kleinere locaties wil maar dat dat niet kan en niet mag. Nou heb ik van de burgemeester alleen maar gehoord dat hij inzet op die locatie omdat dat voor hem de enige oplossing is. Maar ik hoor ondertussen vanuit het veld, vanuit bewoners die hebben gesproken met het COA, dat het COA op zich best kleinere locaties kan realiseren en zegt dat het maar net is wat de gemeente aanbiedt. Maar als die er zijn, dan kan dat gewoon. Dus heb je deze wet wel nodig om dat te kunnen doen, vraag ik me dan af. Volgens mij niet.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Twee punten. Ik ga toch even tegen de PVV zeggen dat het opvangen van mensen die vluchten voor oorlog en geweld, niet hetzelfde is als "een nat pak halen". Dat is het niet. Ik sta voor een land waarin we mensen opvangen die vluchten voor oorlog en geweld. Het gaat er alleen om dat wij een voorkeur hebben voor opvang in de regio en dat wij willen dat mensen die geen recht hebben op opvang uiteindelijk vertrekken. Dus dat zeg ik even ten aanzien van die sproeier. Ik heb hier al eerder een heel verhaal gehouden over dat ik sowieso niet erg blij word van vergelijkingen van asielzoekers met water, stromen en dat soort dingen. Dat moeten we helemaal niet doen, volgens mij. Het is een beetje demagogisch. We doen dat vaak alleen maar omdat Nederlanders bang zijn voor water. Dus noem het lekker "instroom". Noem het lekker "tsunami". Nu is het weer "een nat pak". Nee, het gaat niet over een nat pak. We proberen mensen gewoon op te vangen op een humane manier.
Dan ga ik even naar Den Bosch. Ik ben ook heel erg geschrokken van wat daar eigenlijk gebeurt. Daar wordt op een Rotterdamwetachtige manier met een wijk omgegaan. Op een hele kleine plek moeten namelijk straks twee grote asielzoekerscentra komen. Dat is niet wat mensen willen, volgens mij. Als ik dan doorpraat met de verantwoordelijken in Den Bosch, hoor ik dat het gebruik van een hotel wel wat meer draagvlak heeft dan de andere locatie. Voor die laatste moet bovendien nog een heel traject worden gevormd. Maar het gaat er vooral om dat iedereen zegt: we zouden zo veel liever veel kleinere locaties willen, maar als we een kleinere locatie willen van ongeveer 100 plekken, kost dat veel te veel geld, hebben we eigenlijk ook niet de back-up van het COA en wordt het voor ons heel erg ingewikkeld. Ik hoor dus niet van de gemeenten dat ze het niet willen. Het lijkt voor de gemeenten op dit moment de enige oplossing om ook die andere grote locatie te hebben, terwijl ik hoor dat zij het eigenlijk heel anders zouden willen doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe gaat hij er nou echt voor zorgen dat gemeenten die graag een kleinschalige opvang willen organiseren dat ook kunnen doen en dat dit ook netjes gefinancierd wordt? Als je dit een beetje verspreidt en mensen zouden misschien straks ook een kans maken om te integreren, zorg je er ook voor dat je meteen al een hele belangrijke stap hebt gezet.
De heer Van Hattem (PVV):
Allereerst is er inmiddels in de Gestelse buurt in Den Bosch nul draagvlak, met name door de slechte aanpak en slechte communicatie vanuit de gemeente. Die wijk valt echt onder de Rotterdamwet. Dat zijn dus geen Rotterdamwetachtige toestanden. Die wijk valt onder de Rotterdamwet en daar is dus nul draagvlak voor deze opvang. Het draagvlak dat er was, is vrijwel geheel verdampt.
Het tweede is dat mevrouw Van Toorenburg aangeeft dat zij geen vergelijking met een nat pak wil. Nou, dat is nog heel onschuldig. We zien het volgende gebeuren. Ik noem even een heel willekeurig voorbeeld. Een tijdje terug is in Reusel een hotel van Fletcher Hotels in gebruik genomen om asielzoekers één nacht op te vangen, voordat zij naar Budel werden overgebracht. Nu werd een asielzoeker, die net zes dagen in Nederland was en in Reusel in een hotel in alle comfort opgevangen werd, dezelfde avond nog betrapt terwijl hij in Reusel in een woning aan het inbreken was. Daar hebben we het over. Dat is veel erger dan een "nat pak". Dit overkomt onze Nederlandse inwoners. Deze ellende wordt over ons afgeroepen. Als wij dan al moeilijk gaan doen over een vergelijking met een nat pak en angst voor water, zeg ik: nee, de problemen zijn veel groter. Er is de angst om in je eigen woning slachtoffer te worden van inbraak en geweld, en voor bedreiging, agressie en aanranding op straat. Dat speelt er.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Mijn vraag aan mevrouw Van Toorenburg is: moeten we hier dan al een vergelijking met een nat pak bediscussiëren, terwijl de werkelijkheid nog veel erger is? Als deze spreidingswet er komt — het CDA heeft daar een beslissende stem in — moeten we dit dan op deze manier over heel Nederland uitsmeren en heel Nederland hiermee opzadelen?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Iedereen die heeft geluisterd naar mijn verhaal weet dat ik de aanpak van de overlast een belangrijk aspect vind. Wij vinden ook dat mensen die direct delicten plegen, direct het land uitgezet zouden moeten worden. Zet ze vast. Pas de glijdende schaal aan. Dat zijn allemaal dingen die ik tegen de staatssecretaris heb gezegd. Ik weet dat hij daarmee een begin heeft gemaakt, maar op de een of andere manier lukt het niet om het daadwerkelijk vorm te geven. Ik wil hem dus alleen maar aanmoedigen om ervoor te zorgen dat als een asielzoeker hier aankomt en de volgende dag inderdaad al begint te roven en te plunderen, we hem vastzetten en hem eruit mikken. Er is daarin natuurlijk helemaal geen verschil tussen u en mij. In alle eerlijkheid denk ik dat de meeste mensen hier in de zaal echt niet zitten te wachten op mensen die helemaal geen kans maken op asiel en het vervolgens de volgende dag ook nog voor mensen verprutsen.
Ik wil ook nog wel even een ander ding zeggen. Toen er heel veel mensen naar Maastricht gingen en er uiteindelijk wat onrust was, zei iedereen: zie je wel, die asielzoekers zijn helemaal niet blij; die komen in een prachtig gouvernement in Maastricht en beginnen meteen te muiten en vervelend te doen. Waarom was dat? Deze mensen waren net in Ter Apel aangekomen, werden direct in een bus gezet, gingen naar Maastricht en dachten: help, we zijn helemaal uit beeld bij de IND. Het waren de zorgen die de mensen uitspraken. Soms moeten we ook heel erg goed luisteren. Soms zijn mensen boos en onrustig omdat ze angst hebben dat ze te ver weg zijn gekomen van de IND, dat ze niet meer in beeld zijn en dat niemand meer met hun asielaanvraag bezig is. Je moet willen luisteren naar de asielzoekers. U wil misschien niet meer luisteren naar ze; wij willen er wel naar luisteren, we willen mensen serieus nemen die ons vragen om hen te beschermen en we willen er vervolgens voor zorgen dat we de mensen die eigenlijk geen beroep doen op onze zorgen maar alleen maar lopen te klieren, zo snel mogelijk het land uitkieperen. Dat is wat wij willen. Volgens mij willen u en — ik zeg het nogmaals — de meeste mensen in deze zaal precies hetzelfde.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Mevrouw Van Toorenburg weet heel goed dat op dit moment gewoon veel te weinig asielzoekers die over de schreef gaan, worden uitgezet. Velen blijven hier en hebben nog allerlei mogelijke rechten om hier te blijven. Pas bij zeer ernstige vergrijpen vindt weleens een uitzetting plaats, maar vaak zelfs dan niet. Het detentiecentrum in Rotterdam, waar mevrouw Van Toorenburg bekend mee is, heeft vaak mensen die daar acht of negen keer terugkomen voordat ze daadwerkelijk het land verlaten. We zien dus dat dit in de praktijk niet gebeurt en dat intussen nu wel die wet, die asieldwangwet, hier wordt neergelegd waarmee elke gemeente in Nederland met deze problematiek wordt opgezadeld. Wat die zorgen van asielzoekers betreft: zij hebben ervoor gekozen om door zeven, acht of negen veilige landen hiernaartoe te komen, maar als ze dan een keer met een bus naar Maastricht worden gebracht, is er paniek in de tent. Zij laten vaak hun gezin daar achter, terwijl ze dit doen om hier van onze welvaart te komen profiteren. Dat is de ontwikkeling die zich afspeelt. Als we aan spreiding gaan doen, doen we spreiding in hún eigen regio: in de Golfstaten, in de Arabische landen, in allerlei veilige landen in Afrika.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, wat is uw vraag?
De heer Van Hattem (PVV):
Dát is de spreiding die we nodig hebben, geen spreiding ...
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, ik heb even uw microfoon uitgezet. Zou u tot uw vraag willen komen? Een interruptie is kort.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, ik denk dat ik de vraag wel heb begrepen.
De voorzitter:
Nee, nee, ik heb u nog niet het woord gegeven. Ik geef meneer Van Hattem nu het woord om een korte vraag te formuleren. Gaat uw gang.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank, voorzitter, dat ik de microfoon weer terug heb. Mijn korte vraag is: waarom wil mevrouw Van Toorenburg van het CDA ervoor zorgen dat in elke Nederlandse gemeente situaties zullen ontstaan zoals we die nu zien in Den Bosch, in de Gestelse buurt, waar mensen op hun achterste benen staan en er echt niet op zitten te wachten dat deze asielellende in hun woonplaats van de grond wordt gebracht?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Toorenburg.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Op die vraag kan ik een heel kort antwoord geven: dat wil ik niet. Dat is ook niet wat ik heb gezegd. Maar uit het begin van de interruptie van de heer Van Hattem blijkt welke vraag hij eigenlijk stelde. Hij zei namelijk: "Mevrouw Van Toorenburg weet heel goed dat de problemen soms lastig op te lossen zijn." Misschien moet de heer Van Hattem dat eens aan zijn partijleider in de Tweede Kamer vertellen, die de hele dag doet alsof alle dingen heel erg makkelijk op te lossen zijn: we gooien de grenzen dicht, we laten geen asielzoeker meer toe. Dat is wat hij aangeeft en dat is waar de heer Van Hattem achteraan wandelt. Dat vind ik ook wel jammer. Als iemand heel goed weet dat het soms een beetje ingewikkeld is, is dat dus de heer Van Hattem.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Kaljouw met haar maidenspeech. Over water gesproken: Zeeland heeft zich sterk getoond in de strijd tegen het water. Ik zie uit naar een goede samenwerking.
Voorzitter. "In een kwart eeuw asielopvang lijkt er niets veranderd" kopte de Volkskrant op 3 januari. Het ging onder Paars van de kabinetten-Kok ook al over precies dezelfde problemen als vandaag. Het is dus overduidelijk niet gelukt om dit gevoelige maatschappelijke vraagstuk aan te pakken met effectief beleid. Uitgaande van de cijfers van de afgelopen 25 jaar besteedt de Nederlandse overheid gemiddeld minder dan 0,33% van het bbp aan de asielketen. Dat is een relatief klein dossier, zo lijkt het, in vergelijking met bijvoorbeeld de uitdagingen in de zorg en in het onderwijs. De geloofwaardigheid van de politiek, zowel nationaal als Europees, is echter onder grote druk gekomen door dit relatief kleine beleidsonderwerp. Het is daardoor een heel groot onderwerp geworden, waar zelfs verkiezingen over gaan, niet alleen in Nederland maar in heel de Europese Unie. De helft van de Duitse bevolking vindt immigratie inmiddels het belangrijkste politieke thema. Het draagvlak in de samenleving staat ernstig onder druk. De vraag is of dit komt doordat onze draagkracht daadwerkelijk wordt overschreden, of dat er ook sprake is geweest van zeer slecht management. Dat laatste lijkt onverbiddelijk een grote rol te hebben gespeeld, onder andere door het jojoën met de opvangcapaciteit in de laatste acht jaar.
Deze spreidingswet vertegenwoordigt een serieuze poging om dit vraagstuk eindelijk goed te managen, met minder vrijblijvende betrokkenheid van lokale overheden en een eerlijke verdeling over het land. De 50PLUS-fractie kan dat op zichzelf volgen, maar de eerste vraag blijft onverbiddelijk staan. In hoeverre wordt de draagkracht van onze samenleving daadwerkelijk overschreden als er elk jaar een stad ter grootte van Gouda instroomt als asielzoeker, exclusief nareizigers?
Daarnaast zijn sommige reflecties in dit verband onvermijdelijk en kunnen ze niet vaak genoeg herhaald worden. De politiek heeft zelf een enorme fout gemaakt inzake migratie en de beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Deze fout is gestapeld boven op een andere fout, namelijk het onderschatten van de waarde van de beschikbaarheid van sociale huurwoningen voor de beleving van de bestaanszekerheid. Deze fouten bijten ons nu keihard in de staart. Arbeidsmigranten krijgen geen voorrang op sociale huurwoningen. Reguliere migranten, bijvoorbeeld buitenlandse partners, regelen hun eigen opvang in Nederland. Asielmigranten zijn de enige groep migranten die doorstroomt naar de sociale huursector en daar als statushouder inmiddels ook voorrang geniet. De politieke pijn van het invoeren van de verhuurderheffing wordt nu geleden. In 2012, bij het sluiten van het lenteakkoord en het regeerakkoord van Rutte II, hebben de betrokken partijen inclusief CDA, GroenLinks en Partij van de Arbeid de waarde van de sociale huursector enorm onderschat. Er zitten op dit moment 16.000 statushouders in azc's die niet kunnen doorstromen naar een sociale huurwoning. Daar staat tegenover dat misschien wel meer dan 100.000 sociale huurwoningen nooit zijn gebouwd als gevolg van de verhuurderheffing. Dat is een heffing waar mijn partij, en ook de PVV, altijd tegen heeft gestemd. There is no use in crying over spilled milk, maar deze fouten veroorzaken nu zo veel leed en politieke polarisatie dat we er best wat tranen aan mogen spenderen, opdat wij het niet vergeten.
Wat in tien jaar niet is gebouwd kunnen we helaas niet in een of twee jaar inhalen, maar als er 16.000 statushouders bij het COA blijven hangen — vergeef me het woord — omdat er geen sociale huurwoningen zijn, vraagt dat wat mijn fractie betreft om creatieve oplossingen die op korte termijn al soelaas kunnen en zouden moeten bieden. Als iedere gemeente een sobere en doelmatige doorstroomlocatie inricht voor de aan haar gekoppelde statushouders, is dat een veel betere oplossing. Dat vindt overigens ook het COA. Op dat moment kunnen statushouders alvast gaan integreren in de gemeente waarin hun toekomst ligt. Ook is het percentage overlast en criminele activiteiten van die groep veel minder hoog dan dat van de veiligelanders — raar woord eigenlijk — die bij de asielzoekers horen. Dit is dus een betere oplossing met veel meer draagvlak vanuit de inwoners en veel minder overlast. Ik vraag de staatssecretaris wat hij vindt van deze suggestie. Pak deze oorzaak aan en niet alleen het gevolg ervan.
Het wetsvoorstel beoogt een wettelijke plicht voor gemeenten om asielopvang te verzorgen, met als doel het creëren van een stabiel, evenwichtig en eerlijk verdeeld systeem. Dit houdt in dat gemeenten in samenwerking met het Rijk verantwoordelijk worden voor het voldoen aan internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen aangaande asielopvang. Voor de 50PLUS-fractie is een eerlijke verdeelsystematiek voor asielmigranten op zichzelf vanzelfsprekend, zoals wij ook verwachten dat Europese solidariteit en samenwerking centraal staan. Maar zoals u van mij gewend bent, moet ik het debat verbreden met gebeurtenissen uit de recente geschiedenis die de afweging om voor of tegen deze wet te stemmen toch lastig maakt.
Ten eerste is er het nationale debat over het beperken van de instroom, dat zonder twijfel heeft bijgedragen aan de grote verkiezingswinst van de PVV. Ik wijs in dat verband op het feit dat vandaag de adviescommissie demografie heeft gezegd: beperk de bevolkingsgroei en zet een rem op de migratie. 50PLUS zegt dat de beperking van de instroom er moet komen. Laat dat duidelijk zijn.
Ten tweede: de Europese dimensie. Hier gebeurt iets wat de kiezer niet begrijpt. Juridische afspraken die gewaardeerd worden door de conservatieve kant van het politieke spectrum zijn relatief makkelijk opzijgezet. Juridische afspraken die gewaardeerd worden door de linkerkant van het politieke spectrum lijken in beton gegoten te zijn. De kiezer ziet het gemak waarmee de strenge begrotingseisen worden opgeofferd om de boel bij elkaar te houden, maar deze "flexibiliteit" waarmee we onszelf naar een mediterrane euro hebben laten manoeuvreren, is niet aanwezig als het gaat over de juridische afspraken ten aanzien van het beperken van de instroom van de asielzoekers. Zie ook het gemak waarmee de Dublinverordening langzaam wordt ondermijnd en onuitvoerbaar wordt gemaakt. Over Dublin zegt de staatssecretaris letterlijk dat het in de praktijk buitengewoon moeizaam gaat. Ik vermoed dat dit beleidstaal is voor "het lukt eigenlijk helemaal niet meer". Maar ik laat mij graag corrigeren door de staatssecretaris als hij hard kan maken dat Dublinclaimanten nog steeds in serieuze aantallen worden teruggestuurd naar het land van de eerste asielaanvraag. 50PLUS vindt dat bij uitstek een onderwerp voor de formatietafel.
Wij worden daarnaast ook geacht in te stemmen met het buiten werking stellen van het Stabiliteitspact en binnenkort met het structureel verruimen van de Europese begrotingsafspraken; ik blijf dicht bij mijn vak, voorzitter. Mijn fractie begrijpt alle nuances maar wij kunnen ons ook goed voorstellen dat de kiezer zegt: u kunt flexibel omgaan met internationale afspraken als u het uitkomt, doe het dan ook maar eens als u het niet goed uitkomt. Deze spreidingswet doet op zichzelf niets aan de instroom. Mede in het licht van de verkiezingsuitslag is het volgens mijn fractie dan ook wel begrijpelijk dat deze wet in de samenleving nog veel reuring veroorzaakt. Ik vermoed dat dit niet komt omdat de meeste kiezers tegen eerlijke spreiding als zodanig zijn. Ik vermoed dat dit komt omdat heel veel kiezers eigenlijk eerst afspraken willen maken over het beperken van de instroom en daarna pas over de eerlijke verdeling.
Mijn fractie kan veel begrip opbrengen voor dat standpunt, maar wij beseffen ook dat de politieke realiteit dit bij dit wetsontwerp niet toelaat vanavond en morgen. De staatssecretaris noemt in zijn antwoorden de inzet die nu al wordt gepleegd om grip te krijgen op de instroom. Ik vraag de staatssecretaris welke maatregelen hij tot nu toe heeft genomen en wat er nog meer moet gebeuren. Mijn fractie zal de inspanningen op dit punt en die van zijn opvolger streng monitoren.
Aan de andere kant van de Hofvijver wordt nu bovendien onderhandeld over een regeerakkoord, hopelijk nog beter, een regeerprogramma, zoals dat tot het kabinet-Den Uyl het geval was. Ik heb een zacht vermoeden dat het noodzakelijk beperken van de asielinstroom hoog op de agenda zal staan. Mijn fractie acht het dan ook verstandig om dat deel van het debat en de argumenten die daarbij horen, niet hier in dit debat de boventoon te laten voeren, hoezeer het ook essentieel is, doch vind ik het belangrijk om de positie van mijn fractie te hebben verduidelijkt en hier te markeren.
Voorzitter. Waar deze wet wél over gaat, is: de effectiviteit en de doelmatigheid van de opvang, en de behandeling van de asielmigranten. De begroting en het pad voor de komende jaren laten een enorme stijging van de kosten zien, van 3,3 miljard in 2022 naar 7,3 miljard in 2024. Vanaf 2025 wordt geschat dat de kosten weer dalen naar 4,4 miljard en vanaf 2027 zelfs naar 2 miljard.
Ten eerste moet ik opmerken dat ik deze geschatte daling van de kosten wel heel erg scherp vind. Is de staatssecretaris het eens met deze observatie? Of durft hij bij de gegeven instroomcijfers te staan voor de zeer scherpe daling van de kosten van de asielketen na 2025? Graag een uitvoerig antwoord.
Er wordt in 2024 en 2025 enorm veel besteed aan dure tijdelijke opvanglocaties en aan het weer opbouwen van structurele capaciteit, die eerder is wegbezuinigd. Doelmatig kan je dat helemaal niet noemen. Ik refereer dan ook maar weer aan het begin van mijn betoog en aan de kop van de Volkskrant: in een kwart eeuw asielopvang lijkt er niets veranderd. We jojoën met onze inspanningen en lopen daardoor steeds in dezelfde valkuil. De begrotingsprognose suggereert wederom een jojo-effect. Dat baart mijn fractie grote zorgen. Vertegenwoordigt de daling van de kosten van de asielketen van 7 miljard naar 2 miljard op jaarbasis een serieuze prognose? Of hier is ook sprake van een flinke portie hoop en wishful thinking? Is de staatssecretaris het met mij eens dat de daling van de kosten volgens de prognose weinig tot geen ruimte biedt aan de volgende regering om op dit dossier te besparen of te bezuinigen? Of is de staatssecretaris het zelfs met mij eens als ik stel dat de geschatte daling van de kosten van de asielketen veel te optimistisch is en dat er juist geld bij zal moeten om de huidige doelen te halen?
Voorzitter. Er zijn grote internationale onzekerheden die invloed zullen hebben op de instroom in de komende jaren. Wat als de oorlog tussen Rusland en Oekraïne verder escaleert? Wat als de crisis in het Midden-Oosten ook verder escaleert? Komt er een grote nieuwe stroom uit het Midden-Oosten? En welke gevolgen heeft de nieuwe instroom van vooruitreizende minderjarige vreemdelingen, de zogenaamde amv's? We zien grote risico's, terwijl de begroting na 2025 enkel rekening lijkt te houden met meevallers, teruglopende aantallen en lagere kosten. Ik herhaal dat, want ik ben heel benieuwd of de staatssecretaris mijn observaties deelt. Zo nee, waarom niet?
Omdat de Eerste Kamer de spreidingswet niet kan amenderen, kan ze — ik zeg erbij: in beginsel — alleen ja of nee zeggen tegen de wet. Volgens de VNG-uitvoeringsscan van een jaar geleden was het wetsvoorstel van toen moeilijk uitvoerbaar. Ik vraag de staatssecretaris: waarom is dit voorstel goed uitvoerbaar? De wet is zeker niet doelmatig in het licht van het hierboven geschetste; dat is een ernstige tekortkoming.
Voorzitter. Ik kom weer op die doorstroomlocaties, ook wel tussenvoorzieningen genoemd of tuvo's. Het doet mij denken aan turbo op de tuvo's, maar dat even terzijde. Het COA heeft de wettelijke taak om asielzoekers op te vangen. Daar is die organisatie ooit voor in het leven geroepen. Dat is hun kerntaak. De spreidingswet zorgt ervoor dat naast het COA nu ook anderen die opvang kunnen oppakken, te weten: gemeenten, via het Rode Kruis, als je een locatie wilt van minder dan 150. Dat maakt de rol, de taak, de verantwoordelijkheid en de financiering van de wettelijke taak van het COA diffuus. Er zitten 16.000 statushouders in de azc's, maar de opvang van statushouders is geen kerntaak van het COA. Als iedere gemeente een sobere en doelmatige doorstroomlocatie inricht, zoals ik al zei, voor de aan hen gekoppelde statushouders is dat een veel betere oplossing, vindt ook het COA. Waarom gebeurt dit niet? Het is ook beter voor de integratie.
Het probleem is dat de opvang van statushouders een taak van de gemeenten is. Dat geldt dus ook voor de kosten van een doorstroomlocatie. Dat is historisch zo ontstaan toen er nog geen woningnood was. Het Rijk wil daarin wel meebewegen, maar dat financiert slechts twee jaar en een deel van die kosten. De huidige wooncrisis is niet binnen twee jaar opgelost. Je hebt dus doorstroomlocaties nodig voor vijf tot tien jaar. Dat geeft een flinke kostenpost. Vandaar dat gemeenten de statushouders nu in de azc's laten wachten.
Als je op grond van de nieuwe spreidingswet als gemeente een stevig aantal asielzoekers opvangt — 150 of meer — dan regelt en financiert het COA alles. Letterlijk alles, inclusief bijvoorbeeld de extra beveiliging. Als je meer asielzoekers opvangt dan je taakstelling, krijg je op grond van de nieuwe wet ook nog een leuke bonus van het Rijk terwijl dat niet geldt voor de opvang van extra statushouders. Als je als gemeente extra statushouders gaat opvangen, draag je alle kosten zelf. Dan krijg je hooguit voor de eerste twee jaar een beetje cofinanciering voor een tussenvoorziening. Daar is geen geld voor in gemeentelijke begrotingen. Het is dus de wereld op zijn kop! Het probleem zit immers bij de statushouders die de azc's verstoppen, en niet bij het aantal asielzoekers. Daar is de capaciteit van de huidige azc's voldoende voor. De betonnen regelgeving van de rijksbegroting — onthoud dat: de betonnen regelgeving van de rijksbegroting — is hier dus het probleem en tevens de oplossing. Daar heb je geen spreidingswet voor nodig, met alle negatieve financiële en emotionele gevolgen voor gemeenten en hun inwoners.
Crisisnoodopvatting in hotels en op schepen kost volgens het COA twee- tot driemaal zo veel als reguliere opvatting. Ik hoor van het bestuur van het COA dat dit volgend jaar vier tot vijf keer zoveel gaat kosten, omdat door de aanhoudende woningnood de prijzen omhooggaan. Stijgen deze kosten van 3 naar 5 miljard, zo vraag ik de staatssecretaris. Die bedragen nu 3 miljard. Zijn die straks 5 miljard? Let op: dit gaat dus om een budget van vele miljarden per jaar dat voor deze vorm van opvang nodig is. Dat budget is dus alleen nodig omdat statushouders nu de azc's verstoppen.
Voorzitter. We hebben de spreidingswet bedacht omdat het Rijk wel noodopvang voor asielzoekers kan financieren, maar gemeenten mogen die budgetten niet inzetten voor het financieren van semistructurele doorstroomlocaties voor statushouders in de gemeenten waar ze aan gekoppeld zijn, terwijl dat goedkoper is en veel minder maatschappelijke effecten zou hebben. De spreidingswet maakt de wettelijke taak van het COA om de asielopvang te reguleren, onnodig diffuus en complex en is onnodig als er zou worden gekomen tot ontschotting van de rijksbudgetten. Dit is een mooi staaltje van Haags denken dat totaal onlogisch is. Het gaat om de inzet van miljarden die nu aan noodopvang worden besteed ten behoeve van het inrichten van gemeentelijke tussenvoorzieningen. Je lost daarmee alles op en je hebt aantoonbaar financiering hiervoor. Kan de staatssecretaris mij uitleggen waarom dit niet is gebeurd en ziet hij hier een structurele en volledige financiering voor? Kan hij structurele en volledige financiering toezeggen? Ik kom daar zeker in tweede termijn nog op terug.
Voorzitter. Mijn moeder zei vroeger altijd tegen mij en de andere kinderen: waar een wil is, is een weg. In mijn eigen woonplaats Oegstgeest is er sinds oktober 2021 een doorstroomlocatie voor 175 statushouders en nog eens 80 spoedzoekers. Nooit waren er incidenten. Ik ben er gisteren nog langs geweest.
Niet alleen de politiek heeft gefaald, maar de gehele samenleving, zowel in ons land als in Europa. Onmacht in één woord! Hoe heeft het zover kunnen komen? De 50PLUS-fractie wacht de antwoorden van de staatssecretaris met belangstelling af en voegt daaraan toe: de antwoorden van de staatssecretaris die met grote moed een loodzware portefeuille draagt. Zoals gezegd, ik wacht de antwoorden met grote belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook mijn felicitaties aan mevrouw Kaljouw met haar maidenspeech. Ik wil nog heel even in de geest van haar speech blijven met betrekking tot de zee. Wanneer een schip vergaat en de reddingssloepen te water worden gelaten, is het een eeuwenoud gebruik dat vrouwen en kinderen als eerste van boord gaan, de reddingssloepen in. Van dit gebruik zien we nog maar weinig terug bij mensen die op de vlucht zijn en hier asiel aanvragen. Deze veelal jonge mannen verblijven hier soms al jaren alleen alvorens de vrouwen en kinderen komen nareizen. Nu kunnen we hier gemakkelijk de trage procedures de schuld van geven, maar men kan zich ook afvragen of deze mensen wel zo ernstig gevaar lopen in het land van herkomst als zij het eigen gezin daar zo lange tijd achter durven laten.
Deze jongemannen zorgen voor enorm veel overlast in de buurt van azc's. Forum voor Democratie is vorige week een dag op bezoek geweest in Budel en Maarheeze om in gesprek te gaan met bewoners en ondernemers. Ook hebben wij een kijkje genomen bij en rondom het aanmeldcentrum Cranendonck. Wat wij daar hoorden en aantroffen, was nog schokkender dan wij hadden verwacht. Bij de entree parkeerden wij de auto. Bij een andere auto, die er al stond, waren de ramen ingeslagen. Overal rondom de kazerne liepen jongemannen. De sfeer was er bijzonder grimmig.
Toen we in Budel en Maarheeze in gesprek gingen met mensen bij winkels en cafés, kregen we een hele reeks situaties te horen die daar aan de lopende band plaatsvinden. Bijna dagelijks hebben ondernemers te maken met agressief gedrag en winkeldiefstal. Inwoners durven niet meer naar de pinautomaat, omdat dat onveilige situaties oplevert. Ook worden ze voortdurend op straat lastiggevallen met de vraag om sigaretten en worden er fietsen gestolen en net voor het azc in de sloot gegooid. Vrouwen worden lastiggevallen op de terrassen en nageroepen op straat. Er stoppen geen bussen meer bij het azc omdat chauffeurs werden bespuugd en bedreigd. Een supermarkt in Maarheeze is onlangs van eigenaar veranderd, omdat de vorige uitbater er geen heil meer in zag vanwege alle diefstallen. Een inwoners vertelde ons: de gemoedelijkheid in het dorp is weg.
De heer Van Hattem noemde eerder wat ernstige incidenten, die helaas maar al te vaak voorkomen rondom de azc's. De bewoners van Cranendonck meldden ons steekpartijen, aanrandingen, zware mishandelingen, vechtpartijen in de kroeg, een vrouw met een rollator wier tas in de supermarkt werd afgepakt en een andere vrouw met een rollator die zelfs werd aangerand. Een buurtwacht die in zijn vrije tijd met een aantal vrijwilligers een oogje in het zeil houdt, bevestigde dit beeld.
De capaciteit van de lokale politie is onvoldoende. Vaak wordt er onvoldoende of zelfs helemaal niet opgetreden. Een kroegbaas vertelde ons dat hij eens drie kwartier een agressieve asielzoeker in bedwang heeft moeten houden alvorens de politie kwam opdagen. In plaats van extra politie lopen er beveiligers van een particulier beveiligingsbedrijf door het dorp. Volgens de inwoners hebben deze beveiligers maar zelden opgetreden. Ze lopen vaak op plekken rond waar juist geen overlast is. Wanneer zij overlastbezorgers tegenkomen, geven zij elkaar een boks en roepen ze "hey bro".
Veel ernstige incidenten komen volgens de bewoners niet in de media. Ook binnen de hekken van het azc zouden veel ernstige incidenten onder het tapijt worden geveegd. Ook werd ons verteld dat het COA soms werkt met een zogenaamde "time-outperiode" van vier uur, wanneer iemand zich misdraagt en niet meer te handelen is. De persoon in kwestie mag dan het park niet meer op en wandelt in onhandelbare toestand richting het dorp. Ik vraag de staatssecretaris of hij bekend is met deze time-outmaatregel en of hij het acceptabel vindt dat het COA doorgedraaide asielzoekers buiten de hekken plaatst en het probleem dus bij de buitenwereld neerlegt.
De problemen zijn dus groot en vooral voor de gemeenschap, die hier niet om heeft gevraagd en waarin geen enkel draagvlak meer bestaat. Nu zou je kunnen redeneren dat Ter Apel en Budel erbij gebaat zijn wanneer we deze mensen gaan herverdelen over het hele land. Wij denken echter dat dit niet zo is en dat er juist een enorme aanzuigende werking zal ontstaan. Veel inwoners en zelfs de lokale fractievoorzitter van de VVD in Cranendonck delen deze mening. Wanneer drempels worden weggenomen, loopt het aantal asielzoekers op en zullen de aanmeldcentra vol blijven stromen. Dat zien we nu ook in Amerika, waar president Biden de grenzen wagenwijd heeft opengezet. Alleen al in december staken daar maar liefst 300.000 immigranten illegaal de grens over.
Deze wet is ook een enorme aanslag op de lokale democratie en het vertrouwen daarin. Dat is inderdaad niet absoluut, zoals de heer Janssen aankaartte, maar voor iets wat zo'n grote impact heeft op een samenleving moet er volgens ons ook democratisch draagvlak zijn. Forum voor Democratie heeft democratie hoog in het vaandel staan. Een ingrijpende wet als deze is van invloed op alle gemeenschappen van Nederland. Daar zouden deze gemeenschappen in de laatste instantie zelf over moeten gaan.
De heer Griffioen benoemde het al: er zitten momenteel 16.000 statushouders nog altijd in een azc. Dit feit alleen al toont aan dat Nederland vol zit en dat er simpelweg geen plek meer is om deze mensen te huisvesten. Dit alleen al maakt deze wet simpelweg onuitvoerbaar. Nu kunnen we wel creatieve oplossingen gaan verzinnen in kantoor- en bedrijfsgebouwen, maar dan krijgen we gewoon een soort gettovorming met heel slecht toezicht en veel criminaliteit. Ziet u het al voor zich, 50 jonge mannen zonder baan op een industrieterrein in een groot gebouw?
Daarnaast maakte mevrouw Van Toorenburg een zeer terecht punt, namelijk dat we de statushouders geen voorrang moeten geven op het verkrijgen van een woning ten opzichte van andere woningzoekenden. Het zit dus muurvast. Deze wet gaat dat niet oplossen, maar enkel verergeren. Onvrede onder de bevolking zal toenemen en eens zo rustige gemeenschappen zullen hun gemoedelijkheid verliezen. Dit mogen we Nederland niet aandoen.
Een mooi succesverhaal was er over de vader van de heer Dittrich, die naar Nederland gevlucht was voor het communisme en die hier professor werd. Helaas is dat geen weerspiegeling van wat er heden ten dage plaatsvindt. De realisatie is jammer genoeg dat de arbeidsparticipatie van statushouders na vijf jaar slechts 45% is, om over de criminaliteit nog maar te zwijgen.
De oplossing is heel simpel: de instroom moet drastisch omlaag. Desnoods stappen we eenzijdig uit enkele verdragen. Dat kan gewoon en daar is enkel politieke wil voor nodig. In Denemarken hebben ze het immers ook gedaan. Ook Hongarije doet niet meer mee aan deze waanzin. Hopelijk gaat een nieuw kabinet hiermee aan de slag. Wij vinden het ongepast dat een demissionair kabinet waarin de ene na de andere bewindspersoon via de achterdeur vertrekt voor een nieuw baantje, zo'n vergaand wetsvoorstel nog even aan de Eerste Kamer probeert te slijten. En dat terwijl er in de Tweede Kamer en onder de bevolking overduidelijk geen enkel draagvlak meer voor is.
De heer Nicolaï had het daar straks ook nog heel even over immigratie om vergrijzing tegen te gaan. Dat vinden wij echt de wereld op z'n kop. Iemand die hierheen komt zonder ooit te hebben bijgedragen en waar wij alles voor hebben moeten betalen, zou hier de vergrijzing moeten komen oplossen? En dat terwijl jonge stellen met elk een baan geen huis kunnen huren of kopen omdat ze te weinig verdienen. Tegen de tijd dat ze wel genoeg verdienen om te kunnen wonen, hebben ze geen recht meer op toeslagen, waardoor de kinderdagverblijven onbetaalbaar zijn. Vroeger kon een eenverdiener in Nederland een heel gezin met vier kinderen onderhouden. Dit is een heel andere discussie, maar de vergrijzing moeten we zelf oplossen. Dat wilde ik toch even gezegd hebben.
Forum voor Democratie is voor opvang in de regio. Daar kunnen we voor veel minder geld veel meer mensen echt helpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Oetelaar. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Morgenochtend zal de vergadering worden voortgezet met de beantwoording in de eerste termijn door de regering. Ik schors de vergadering tot dinsdagochtend 16 januari om 10.00 uur. Ik wens u allen wel thuis.