T03801

Toezegging Brief artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014 (36.190)



De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koffeman (PvdD), toe een brief te sturen waarin nader wordt ingegaan op de mogelijkheden en onmogelijkheden van artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Huisvestingswet 2014, inzake het omzetten van onzelfstandige in zelfstandige woonruimte of het omgezet houden hiervan.


Kerngegevens

Nummer T03801
Status openstaand
Datum toezegging 5 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Huisvestingswet 2014
mantelzorg
woongelegenheid
Kamerstukken Wijzigingswet Huisvestingswet 2014 (36.190)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 10, item 11 - blz. 18-19

De heer Koffeman (PvdD):

“De minister geeft aan dat het mogelijkerwijs ongelukkig geformuleerd is in de wet. In die zin zou het onderzoek waar de motie om vraagt niet lang hoeven te duren. Als de minister namelijk in een brief aangeeft dat er geen enkel bezwaar hoeft te bestaan om ín een zelfstandige woning, dus niet naast een zelfstandige woning, een zelfstandige opgang en een zelfstandige woongelegenheid te creëren in het kader van de mantelzorg, dan zijn we er helemaal uit.”

Minister De Jonge:

“Op grond van de eerste overweging, namelijk "overwegende dat artikel 21, lid d (...) het onmogelijk maakt om een woning te splitsen", had ik eigenlijk de hele motie al willen ontraden. Dat staat immers niet in artikel 21, lid d van de wet. In artikel 21, lid d staat: je mag niet splitsen als in een huisvestingsverordening is gesteld dat splitsen verboden is, in een gebied waar die huisvestingsverordening ook op van toepassing is. Niet de wet maakt splitsen dus onmogelijk, maar de verordening. Daarom zeg ik dat hij in dat opzicht onhandig is geformuleerd. Hij begint namelijk met: "Het is verboden om (...)". Vervolgens wordt dat verbod heel erg ingekaderd met: in die situaties waarin de verordening van toepassing is. Ik had hem dus eigenlijk op grond daarvan al willen ontraden. Maar nu ik u zo hoor, ga ik de motie misschien ontraden, maar u wel toezeggen om een brief te maken waarin we helder uiteenzetten wat er wel en niet mag. Is dat een behulpzame tegemoetkoming?”

De heer Koffeman (PvdD):

“Dat lijkt me uitstekend. Dan kan ik de motie aanhouden ...”

Minister De Jonge:

Bijvoorbeeld.

De heer Koffeman (PvdD):

“ ... en kan ik 'm, op het moment dat we er niet helemaal uit komen, in het beleidsdebat anders geformuleerd alsnog indienen.”

Minister De Jonge:

“Nog veel beter. Laten we dat zo doen.”

De voorzitter:

“Op verzoek van de heer Koffeman stel ik voor zijn motie (36190, letter G) aan te houden. Daartoe wordt besloten.”


Brondocumenten


Historie