Verslag van de vergadering van 2 april 2024 (2023/2024 nr. 26)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.36 uur
De heer Kemperman i (BBB):
Goedemiddag, leden van de Kamer, medewerkers, belangstellenden op de tribune en thuis en natuurlijk welkom aan minister Harbers van IenW.
Voorzitter. We voeren hier vandaag het debat over de begrotingsstaten van IenW voor 2024. Toen mijn fractie aangaf prijs te stellen op dit debat, werd er door vrijwel alle fractie op aangedrongen om dit vooral niet te willen en de begroting af te hameren. Het doet me deugd dat meerdere fracties zich toch nog hebben ingeschreven voor deze uitwisseling van gedachten en ideeën met de minister en de collega's. Het is een debat over misschien wel een van de belangrijkste beleidsdomeinen van ons land: de ruimtelijke puzzel. Deze begroting raakt alle onderdelen van het beleid van dit ministerie. Het vraagstuk van de verdeling van de ruimte raakt ook andere ministeries met een ruimteclaim. Ik ontkom er dus niet aan om deze ook te betrekken in mijn betoog.
Ik zal mijn bijdrage opbouwen in drie delen. Ten eerste wil ik het hebben over de complexe ruimtelijke opgave waar we met elkaar voor gesteld staan. Ten tweede wil ik aandacht vragen voor de vergeten ruimtelijke aspecten en de gevolgen van het huidige beleid, omdat de focus veelal ligt op het omvormen van landbouwgrond en de ambities voor wonen, terwijl de consequenties van dit beleid voor de integrale herindeling van ons land groot zijn. Ik zal hier onder andere vragen naar zaken als voedselzekerheid, eigendommen en ondernemersvrijheid. Als derde en laatste onderdeel van mijn betoog zal ik aandacht vragen voor het tijdpad, de planning en de dadendrang van het demissionaire kabinet. Ik sluit niet uit dat ik aan de minister nog een of enkele toezeggingen zal vragen.
Voorzitter. Ik wil eerst twee grote vaderlandse denkers citeren. "Je ziet het pas als je het doorhebt", sprak ooit de heer J. Cruijff. "Naar analogie van de wederopbouw kunnen we nu spreken van de wederombouw van Nederland", zei minister Hugo de Jonge. "De nationale ruimtelijke ordening in Nederland is terug", schreef hij in 2022 in een brief aan de Tweede Kamer. Daarin staat ook: "Het Rijk herneemt de regie voor de grote verbouwing van Nederland met consequenties van hoe landschappen, steden en dorpen heringericht worden."
Maar we debatteren hier nu met de minister van IenW en niet met zijn collega's van BZK of LNV. Wij voeren nu het gesprek met de minister aan wie het kabinet en het parlement de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke beleid hebben toevertrouwd. Ik wil graag van de minister weten hoe het zo is gekomen dat andere beleidsdomeinen van collega-bewindslieden zo dominant geworden zijn in de keuzes die wij moeten maken over de aanwending van de schaarse ruimte in ons land.
Voorzitter. Als je een huis wil bouwen, zoek je eerst een stuk grond en dan kijk je naar de mogelijkheden en de onmogelijkheden. Dan ga je de voorwaarden scheppen en de vergunningen aanvragen. Als dat allemaal geregeld is, vraag je aan een architect om het ontwerp te maken. Daarna ga je bouwen, en als het huis vorm begint te krijgen, ga je naar een keukenboer en een badkamerwinkel. Aan het eind van dit proces ga je het huis inrichten. Dat is de logische volgorde der dingen.
In de bouw- en de infrawereld hebben we voor deze eerste stap in het proces zelfs een term: de conditionering van het project. Maar als we een heel land gaan verbouwen, volgen we schijnbaar een heel andere logica en een andere volgorde. Condities zijn nu afdwingbare beleidsdoelen. Het ontwerp is nog niet af en de in te vullen voorwaarden zijn niet geregeld. Vanuit internationale afspraken over natuur en klimaat leggen we onszelf doelen op waarvan we weten dat deze niet haalbaar, onbetaalbaar en dus ook niet realistisch zijn.
We passen de wetgeving aan of interpreteren deze op geheel unieke wijze. Denk dan maar aan de Europese natuurwetten en de vertaling naar ons unieke Nederlandse stikstofbeleid. Ik vraag aan de minister van IenW hoe hij aan zijn buitenlandse collega's uitlegt dat zijn Nederlandse infraprojecten niet mogen starten vanwege rechtszaken die gewonnen worden door een kleine activistische stichting die handig gebruikmaakt van de unieke Nederlandse stikstofwetgeving die door een collega-minister aan het land is opgelegd.
Met deze wetten in de hand gaan we dan op zoek naar grond en dan komen we tot de conclusie dat de verbouwing niet mogelijk is zonder op buurmans grond te bouwen. Het huis dat we willen bouwen is te groot en te duur en de grond is niet van ons. Normaal gesproken pas je dan je plannen aan, maar dat doen we niet als het gaat om de grote verbouwing van ons land. De wal keert hier het schip. Dit is overigens geen flauwe woordspeling in de richting van onze minister van Natuur en Stikstof, maar een oud-Hollands spreekwoord uit de tijd dat we hier nog schepen hadden. Wat ons opvalt, is dat natuur een doel op zich is geworden en dat alle andere beleidsdiscussies hierdoor gedomineerd worden. Op dit moment dendert het demissionaire kabinet door met de grote wederombouw van ons land.
Deze grote verbouwing is in de contourennotitie van de nieuwe Nota Ruimte, opgenomen. Het project valt nu onder de Nationale Omgevingsvisie, afgekort NOVI, uit 2020. Onder de NOVI lopen momenteel 22 nationale programma's die allemaal aanspraak maken op landgebruik. Het inmiddels beruchte Nationaal Programma Landelijk Gebied, waar het stikstofbeleid onder valt, is daar slechts een van. Er zijn nog zes programma's die zich richten op bodem en water, zes programma's die zich bezighouden met het aanleggen van infrastructuur, voor duurzame energie en circulaire economie en nog eens zes programma's voor leefbare steden en regio's. Er is een Nationaal MilieuProgramma, een natuurprogramma en een programma voor defensievastgoed. Ik las ergens: if you cannot convince them, confuse them or dazzle them with information.
Mijn fractie vraagt zich af hoe dat gaat aan de tafels waar de verantwoordelijke ministers zitten. Hoeveel woningen wil je bouwen, Hugo? Eén miljoen? Poeh. Heb je daar de grond voor? En Christianne, heb je deze week nóg meer natuur nodig? En geen grond? Windmolenparken en zonnevelden, geen probleem, dat regelen we voor jullie. We passen de fysieke omgeving aan, zo nodig met extra wetgeving die alle andere functies achterstelt of zelfs onmogelijk maakt. Het kan omdat het moet, in elk geval van Europa.
Ik wil er eigenlijk niet luchtig over doen, omdat het zo ernstig is. Daarom vraag ik de minister hoe hij al deze claims op ruimte ziet in relatie tot het onmogelijke ruimtebeslag. Zou de minister in zijn antwoord ook willen meenemen dat veel van de ruimteverkenning gaat over gronden die nu nog privé-eigendom zijn van burgers, boeren en bedrijven?
Voorzitter. Naast de keuze voor de landbouwtransitie ligt de keuze voor een drastische uitbreiding van natuurgebieden en natuurherstel al vast in beleid. Volgens dit beleid moet over zes jaar wereldwijd 30% van het land en de zee beschermd gebied zijn. Daarnaast dienen op 20% van het land natuurherstelwerkzaamheden te worden uitgevoerd. In 2050 gaat het zelfs om álle ecosystemen die herstel nodig hebben. Deze hoeven overigens niet samen te vallen met de beschermde gebieden. In de contourennotitie vertaalt zich dat in het beschermen van huidige natuurgebieden, het bufferen van overgangsgebieden en de groen-blauwe dooradering van het landschap. Een groot deel van ons land wordt omgevormd tot één ecologisch netwerk met slechts in de marges nog ruimte voor wonen en economische activiteiten.
Om deze doelen te behalen komt er in totaal 702.000 hectare extra natuur bij in Nederland. Dat is meer dan de oppervlakte van de provincie Friesland. Dit blijkt uit een quickscan van Wageningen University & Research en Sovon uit Nijmegen, die in opdracht van Stikstofminister Van der Wal werd uitgevoerd. Samen met de huidige natuurgebieden zou dan zo'n 40% van Nederland moeten zijn ingericht als natuur. Dat is veel meer dan de internationaal afgesproken 30%.
Minister Van der Wal had overigens nagelaten de Kamer over deze studie te informeren "om een fixatie op hectares te voorkomen", maar dat terzijde. Ik zwijg nog maar over het toekomstig natuurbeheer. De ngo's die massaal nieuwe natuur ontwikkelen, geven nu al aan dat zij geen geld meer hebben voor onderhoud en beheer. Voorheen deed de boer dat erbij. Voor uw achtergrondinformatie: Sovon, die mede de ruimtescan maakte, voorziet de maatschappij van kennis over aantallen, verspreiding en ecologie van vogelpopulaties in Nederland. Dat is misschien niet het juiste bureau om de ruimtescan te laten uitvoeren, maar dat kan ik niet beoordelen. Ik geef ze het voordeel van de twijfel in dit geval.
Voorzitter. Na de Tweede Wereldoorlog en de hongersnood die aan het eind van '44 en het begin van '45 grote delen van Nederland trof, waarbij 20.000 mensen stierven van honger en zij die overleefden leden onder koude en schaarste, begon Nederland vastberaden aan zijn wederopbouw, met als belofte aan toekomstige generaties: nooit meer honger. Landbouwminister Sicco Mansholt pakte voortvarend door met het hervormen van de landbouw. Schaalvergroting, efficiency en het verhogen van de productie werden letterlijk met strepen op de landkaart afgedwongen. De boeren kregen met de ruilverkaveling "an offer they could not refuse".
Mevrouw Thijssen i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag die ik een paar minuten hiervoor had willen stellen. Ik was heel braaf op mijn beurt aan het wachten. Kennelijk had ik hier gewoon naartoe kunnen lopen. Mijn vraag gaat namelijk over het grondbezit in Nederland. Als ik uw betoog goed begrijp, zegt u dat heel veel niet kan, ook omdat de overheid wel heel veel ambities heeft, maar eigenlijk te weinig grond in handen heeft om die allemaal waar te kunnen maken. Dat klopt. 20% van de grond is in handen van verschillende lagen van de overheid. Betekent dat misschien niet dat we iets meer aan grondpolitiek moeten gaan doen, zodat er meer grond in handen komt van de overheid en we die ambities kunnen waarmaken?
De heer Kemperman (BBB):
Zeker, mevrouw Thijssen. Ik denk dat grondpolitiek heel goed is en dat we dat zeker moeten doen, maar dan wel met respect voor de instanties, de burgers en de eigenaren aan wie de grond nu toebedeeld is. We voeren nu natuurlijk een politiek die het bijna onmogelijk maakt om grondeigenaar te blijven. Er zijn vrijwillige opkoopregelingen, waar wij onze vragen bij stellen. Je ziet ook mensen stoppen omdat ze er gewoon geen heil meer in zien.
Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Een vervolgvraag. Ik ben het met u eens: dat kan alleen met respect gebeuren. Wat voor manieren zijn er dan waardoor dat op een meer respectvolle manier kan, maar waardoor er wel meer grond gaat vrijkomen dan er nu gebeurt? Welke mogelijkheden ziet u daartoe?
De heer Kemperman (BBB):
Ik kom straks met een suggestie aan de minister om keuzes die we gemaakt hebben wellicht te heroverwegen, terug te draaien en om voor een andere invulling te kiezen.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik hoor de heer Kemperman Sicco Mansholt citeren: nooit meer honger na de oorlog. Maar dat is een hele tijd geleden. Is de heer Kemperman ook op de hoogte dat Sicco Mansholt met spijt terugkijkt op de manier waarop de landbouw in Nederland uit zijn voegen gebarsten is en het feit dat 66% van het landoppervlak van Nederland inmiddels wordt ingenomen door de agrarische sector, terwijl de bijdrage aan het bruto nationaal product miniem is?
De heer Kemperman (BBB):
Jazeker. Ik heb de websites en de geschriften van de stichting die zich bezighoudt met Mansholt bekeken en ik zie dat ze een draai van 180 graden gemaakt hebben. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik het daarmee eens ben.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, dat begrijp ik, maar het is wel chic om, wanneer je een heel oud citaat van iemand hier te berde brengt, ook duidelijk te maken dat die persoon zelf daar in ieder geval niet meer achter staat.
De heer Kemperman (BBB):
Het was gewoon geschiedenis en dit waren de feiten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Kemperman (BBB):
Goed. De boeren kregen een "offer they could not refuse". Het land kende destijds een kleinschalige landbouw, met boeren die gemiddeld twee hectare bewerkten, veelal in eigendom en het wemelde van de hazen, konijnen, fazanten, patrijzen, insecten et cetera. Nadat de bulldozers door de landbouwnatuur waren getrokken, was er in totaal 225.000 kilometer aan heggen geruimd — 225.000 kilometer — en was het landelijk gebied veranderd in één groot aaneengesloten perceel landbouwgrond waarop monocultuur efficiënt mogelijk werd. De condities voor de industriële landbouw waren gecreëerd.
Ik ben in de voorbereiding van dit debat teruggegaan naar de Twentse dorpen Tubbergen en Langeveen in Overijssel en ik heb daar gesproken met mensen die de ruilverkaveling letterlijk aan den lijve hebben ervaren. Ze hebben zich met de rug tegen de muur uiteindelijk met geweld verzet tegen de gedwongen herindeling van hun gronden. Of je nu voor of tegen bent, deze mensen kwamen op voor hun eigendommen, vaak al generaties lang in bezit. Dank, familie Niemeijer uit Langeveen, uw verhaal heeft op mij een diepe indruk gemaakt.
Inmiddels zo'n 70 jaar later hebben deze boeren zich met succes gespecialiseerd in het model van schaalvergroting, efficiency en optimalisatie van de productie. Zij mogen zich nu tot de beste boeren van de wereld rekenen. Zij werden in hun transitie gestimuleerd en zelfs opgejaagd door economische groei en rendementseisen van hun ooit coöperatieve financiers en investeerders. Hoe wrang is het dat de grote wederombouw van Nederland onze boeren nu opnieuw dwingt om een omgekeerde megatransitie te ondergaan, met natuur en klimaat als dominante drivers?
Nederland zette bij de genoemde nationale programma's in op het verkleinen van en het omvormen van de landbouw. Hoewel de wereldbevolking stijgt en wij er nog steeds niet in slagen om de groeiende bevolking te voeden, zetten we massaal in op voedselbossen en meer en meer natuur. Misschien een interessant weetje: een voedselbos van 1 hectare kan na jaren een klein groepje mensen voeden. Een hectare goed bebouwde landbouwgrond levert jaarlijks 50 ton maïs op, of 40 ton aardappelen. Het "nooit meer honger" zijn we vergeten.
De heer Rietkerk i (CDA):
Ik probeer nog een plek te geven aan de inbreng van de heer Kemperman. Toch even een vraag, nu ik over Tubbergen en over andere gebieden hoor. We hebben de begroting van LNV in dit huis behandeld. Mijn vraag is of de fractie van de BoerBurgerBeweging voor die begroting heeft gestemd.
De heer Kemperman (BBB):
Wij hebben voor die begroting gestemd.
De heer Rietkerk (CDA):
Dank u wel.
De heer Kemperman (BBB):
Het "nooit meer honger" zijn we vergeten. Ben ik tegen voedselbossen? Nee, zeker niet. Ben ik tegen de afbraak van 's werelds beste en meest efficiënte landbouwproductie? Zeker wel. Ik wil juist in deze tijden opnieuw wijzen op het belang van een voedselstrategie, net als mijn collega de heer Oplaat dat deed bij het debat over de begroting van LNV. Daar heeft u 'm, meneer Rietkerk.
Voorzitter. Het bijzonder mooie en zeldzame donker pimpernelblauwtje — voor de kenners en niet-kenners: dat is een vlindertje — de plantjes akkerviltkruid en de geoorde veldsla liggen ons allemaal na aan het hart, maar ze hebben geen hoge prioriteit in de onvolprezen piramide van Maslow, die we allemaal nog kennen uit de basislessen op onze middelbare school. We hebben eerder te veel natuur in Nederland dan te weinig, tenminste op de manier zoals we daar nu over denken.
Ik citeer uit de achtste voortgangsrapportage Natuur in Nederland, die stelt dat de ontwikkeling van nieuwe, extra natuur nog steeds te langzaam gaat: "Daarom blijft versnelling nodig, om het doel van ruim 80.000 hectare ingerichte natuur te behalen. Alle provincies zetten zich daar voor honderd procent voor in. Om die inrichting extra te stimuleren, werken provincies en het ministerie van LNV sinds 2021 samen in de taskforce Versnelling inrichting restopgave 80.000 hectare extra natuur."
Dit citaat staat in schril contrast met de uitspraak van Louise Fresco, voormalig bestuursvoorzitter van de WUR. Zij stelt: "De natuur kan best nog een dagje wachten." Daarom vraag ik aan de minister: kunt u aangeven wat uw inzet is om tegenwicht te bieden aan de dominantie van natuur- en klimaatdenken, waardoor basale levensbehoeften en noodzakelijke voorzieningen als voedselproductie, wonen, werken en veiligheid op dit moment worden belemmerd en Nederland op slot wordt gezet? Minister, vindt u niet dat we juist meer ruimte moeten besteden aan landbouw, transport, inpassing van kerncentrales en wonen, in plaats van minder? Kan de minister aangeven hoe hij Nederland aantrekkelijk houdt als het gaat om het vestigingsklimaat, dat nu bedreigd wordt door ruimtelijke beperkingen ten gevolge van milieueisen? Kan de minister aangeven of de gedachte dat de natuur bij boeren in goede handen is en het beheer aan hen kan worden toevertrouwd nog leeft in dit kabinet? Immers, onze stelling is dat landbouw ook natuur is.
Wij zijn in hoog tempo bezig om onverplichte wensnatuur te ontwikkelen door schaarse agrarische gronden en bouwgrond op te offeren. Deze verkleining van het landbouwareaal leidt tot een verdere intensivering van het gebruik van landbouwgronden, om zo de noodzakelijke voedselproductie veilig te stellen. Mijn fractie constateert dat we daarbij verkeerde keuzes maken wat betreft het benutten van de schaarse ruimte in ons land, kwaliteit van de ruimte en de belangen van burgers, ondernemers en in het bijzonder landbouwers.
Een oplossing ligt voor de hand: in plaats van te veel grond offeren aan natuurontwikkeling zou het ook mogelijk zijn om natuurgronden terug te geven aan de landbouw, met als voorwaarde dat deze gronden natuurinclusiever bebouwd worden. In plaats van meer en meer natuur te maken, waarmee we wonen en economische activiteiten op slot zetten, zou je ook kunnen denken aan het terugkopen of teruggeven van zonnevelden en windmolenparken, die nagenoeg al het andere functiegebruik van gronden in de directe of nabije omgeving verhinderen. Is het niet beter om die velden op te kopen en daar bijvoorbeeld woningen op te bouwen?
Dit over de grond, nu over water; eerst iets over het grote plaatje en dan iets over waterkwaliteit. In de commissie IWO hebben we recent een tweetal deskundigenbijeenkomsten gehad waarin we experts van toonaangevende instituten hebben gehoord over de principes water en bodem sturend en waterveiligheid. Wat opviel, was dat de diverse instituten allemaal met hun eigen programma's, rapporten en studies kwamen. En hoewel de wetenschappelijke kennis indrukwekkend was, resteerde ook de constatering dat veel van de toekomstprojecties gebaseerd zijn op aannames, risico-inschattingen en extrapolaties. Dat is op zich natuurlijk logisch. Immers, veel meer dan inschattingen maken over de toekomst kunnen we nu niet. Maar we leven ook in een tijd waarin we geacht worden niet al te kritisch te zijn op de scenario's van opwarming en zeespiegelstijging, op straffe van canceling als klimaatontkenner.
Wanneer ik de diverse scenario's van de klimaatexperts naast elkaar leg, duizelt het. Ook onder hen vechten pessimisme en realisme om voorrang. Wanneer je de waarschuwingen van het KNMI laat doorklinken, zou je er somber en angstig van worden. Een zeespiegelstijging van enkele meters tot maar liefst 17,5 meter belooft niet veel goeds. Gelukkig herinner ik mij ook de mooie zomerse dagen uit mijn jeugd, die nu met de meest onheilspellende codes, rood en paars, worden gevisualiseerd door het KNMI. Wat ooit een zonnige dag was waarop de strandspullen klaargelegd werden, is verworden tot een onheilstijding. Door het gebrek aan wetenschappelijke kennis bij het grote en veelal niet deskundige publiek en door dit overalarmerende geluid, inflateert deze boodschap steeds meer, in ieder geval bij mij.
Illustratief voor de beoordeling van zo veel rampspoed is de wijze waarop we in Nederland omgaan met het overstromingsrisico. Ik weet toevallig dat de Maasvlakte 2 ontworpen is met als norm een kans op een overstroming eens in de tienduizend jaar. De Amerikaanse overheid daarentegen hanteert voor een stad als New Orleans een geaccepteerde overstromingskans van eens in de honderd jaar; en dat kort nadat de overstroming als gevolg van de orkaan Katrina de stad zwaar getroffen had.
Voorzitter. De kans op een grote eenmalige overstroming vanuit zee of vanuit de rivieren zal in 2050 naar verwachting kleiner zijn dan nu. Die kans is nu al heel klein. We stellen namelijk heel strenge veiligheidseisen aan onze waterkeringen; strenger dan enig ander land ter wereld. Ik vraag de minister of we niet te somber zijn en onwaarschijnlijke worstcasescenario's op elkaar stapelen, in vergelijking met de rest van de wereld, ook in andere delta's. En in Amerika zijn ze natuurlijk ook niet helemaal achterlijk.
Ik heb nog twee vragen over de aannames en de risicoperceptie welke ten grondslag liggen aan het beleid, met onomkeerbare ruimtelijke consequenties. Hoe denkt de minister over deze overkill aan alarmerende wetenschappelijke doemscenario's wanneer hij beleid moet maken voor de ruimtelijke keuzes voor ons land? Welke risico-inschatting maakt hij? Of gaat hij ook uit van een stapeling van worstcasescenario's?
Een andere vraag aan de minister — hier ontkom ik niet aan — is de volgende. Hoe beoordeelt de minister de 28 miljard aan investeringen die klimaatcollega Jetten wil uitgeven aan de beperking van de opwarming met 0,00036 graden? Deze investeringen in klimaatregelen zullen voor de ruimtelijke keuzes en hiermee voor de economie grote consequenties hebben.
Voorzitter. Op het gebied van de energietransitie ligt grootschalige opwekking van energie op zee al vast in beleid. Wanneer de ruimte voor alle geplande windparken op zee en de uitbreiding van de Naturagebieden op zee zal worden ingevuld, blijft er nauwelijks ruimte over voor de visserij. De visserij wordt in de hele contourennotitie niet eens genoemd. Vissers kunnen nu al de verplichte duurzaamheidsinvesteringen niet betalen en laten zich in toenemende mate noodgedwongen uitkopen. Van de 118 platviskotters die er enkele jaren geleden waren, zijn er nog maar 46 over. Ook hier hebben grootschalige windmolenparken op zee de ruimteslag gewonnen van een eeuwenoud beroep, het particulier ondernemerschap en de voedselvoorziening.
Eneco heeft recent aangegeven niet mee te bieden bij de tender voor twee geplande grote windmolenparken omdat de risico's te groot zijn en de tender uitgaat van het hoogstebodprincipe. Wij vragen aan de minister of zijn ministerie betrokken is bij het vermarkten van de Noordzee aan commerciële bedrijven, die straks de kosten van hun investeringen gaan terugverdienen via de energierekening van de Nederlandse burgers en bedrijven. Wij vragen de minister of onze cruciale infrastructuur een marktplaats voor internationals is geworden die hun aandeelhouderswaarde boven de collectieve belangen van de samenleving stellen. Denkt u in dit verband ook aan de verdere vercommercialisering van het openbaar vervoer, waar inmiddels de aandelen worden opgekocht door internationale durfkapitalisten; een beetje vergelijkbaar met het doemscenario HEMA.
Dan heb ik een vraag aan de minister over het volbouwen van de Noordzee met windparken. Wat als deze bedrijven geen heil meer zien in de businesscase, slecht of geen onderhoud doen of de parken uit exploitatie nemen? Wie draait dan op voor de afbraak van deze energie-infrastructuur? We herinneren ons vast allemaal nog de discussies die we hadden over de afbouw van olie- en gasplatforms op zee. Kan de minister hier wat over zeggen?
De heer Koffeman (PvdD):
Ik heb een vraag aan de heer Kemperman. Hij stelt een belangwekkende vraag over de exploitatie van windmolens en de afbraak daarvan. Heeft hij diezelfde zorgen ook bij kerncentrales? Daar speelt het in veel hogere mate en het gaat daarbij om veel grotere investeringen, terwijl ook de exploitatie en de afbraak op geen enkel wijze zeker zijn. Er is ook niet één commerciële partij die bereid is om een kerncentrale te bouwen.
De heer Kemperman (BBB):
Dank u wel, meneer Koffeman. Nee, die zorgen hebben wij niet. Wij zijn ferm voorstander van kernenergie.
De heer Koffeman (PvdD):
Het is mij duidelijk dat u daar een voorstander van bent. Daarom stel ik die vraag. Maar het is niet zo dat je je alleen maar zorgen kunt maken over de exploitatie van dingen waar je niet voor bent. Op het moment dat de exploitatie van kernenergie grote vraagtekens oproept en de afbraak van kernenergie grote kosten met zich meebrengt, kunt u niet zeggen: daar heb ik geen zorgen over, want daar ben ik een voorstander van.
De heer Kemperman (BBB):
Ten eerste is de bouw van kerncentrales beperkt. Ten tweede is de businesscase anders en is het toezicht door de Staat op een andere manier geregeld dan bij windmolenparken. Wij maken ons daar absoluut minder zorgen over.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Kemperman (BBB):
Dan het kaartje van de minister van LNV over de nutriënten in vervuild water. U zult nu denken: waarom dit in een debat met IenW? Dat is omdat de Kaderrichtlijn Water ook onder deze minister valt. Het kaartje is verbazingwekkend. Waarom? De Europese richtlijnen voor oppervlaktewater, de KRW, spreken over de beste ecologische en chemische kwaliteit. Stikstof en fosfor staan niet op deze Europese lijst. Er staan dus geen normen voor stikstof en fosfor in de KRW.
De Europese kaderbrief van enkele jaren geleden aan de Tweede Kamer geeft aan dat Nederland op de goede weg is. Is het dan nu één groot drama? Europa kijkt naar 2027 en stelt: ligt Nederland op koers? De Nederlandse overheid kijkt naar de meting van 2020 en 2022. Er is geen rekening gehouden met de ingezette maatregelen. Waarom gebruiken we niet dezelfde cijfers als Europa? LNV zegt dat dit van Brussel zo moet en dat dit in de derogatiebeschikking staat. Dat is bijzonder, want in de Europese derogatiebeschikking staat: het halen van de doelen in 2027. Wil de minister hier iets over zeggen? Europa zegt dat Nederland op koers ligt en Nederland komt zelf met aanvullende, zware maatregelen. En de diverse vervuilende stoffen die aan de landbouw worden toegekend, worden in deze sector soms helemaal niet gebruikt.
Ten slotte. We hebben de bodem en het water gehad, en dan nu de lucht, met onze kenmerkende Hollandse wolken. We hebben het in dit debat al gehad over de brede maatschappelijke discussie over de gangbare en vaak zichtbare aspecten van onze ruimtelijke omgeving en leefomgeving. Denk hierbij aan grond, de fysieke leefomgeving, infrastructuur, waterkwaliteit et cetera. Een belangrijke dimensie wordt hierbij naar onze mening vergeten: de niet-zichtbare infrastructuur. Het valt nauwelijks op dat in rap tempo onze ruimtelijke omgeving vol wordt gelegd met kabels en leidingen en dat om de paar honderd meter zendmasten zijn neergezet. Wij hebben in ons dorp en in de omliggende dorpen metingen laten uitvoeren door deskundigen. Die tonen aan dat de stralingsnormen die voor onze gezondheid acceptabel zijn, ruimschoots worden overschreden. Overigens kan iedereen deze metingen terugzien op emfkaart.nl.
We weten inmiddels dat wereldwijd onze atmosfeer beïnvloed wordt door hierin stoffen aan te brengen om het weer te beïnvloeden. Ook ons eigen KNMI vermeldt dit op zijn eigen site. We noemen dat geo-engineering, chemtrails, cloudbusting of varianten op dit thema. Kijk maar eens naar boven als u weer een blauwe lucht ziet met een bijzonder geometrisch patroon aan vliegtuigstrepen. Je kan er op z'n minst vragen over stellen aan de verantwoordelijke minister voor luchtkwaliteit.
Tegelijkertijd weten we dat het aantal mensen dat lijdt aan zenuw- en spierziekten de laatste jaren fors is toegenomen. En wat betreft de natuur en de biodiversiteit word ik zelf, als imker, geconfronteerd met veel sterfte onder de bijenvolken. Gemakshalve wordt deze complete teloorgang van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving en het verlies aan biodiversiteit toegeschreven aan de uitstoot door boeren en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan wel de uitspoeling van meststoffen. Maar juist deze zijn de afgelopen decennia door de agrarische sector fors teruggebracht. We hebben hierover aan de staatssecretaris, uw collega die er nu niet bij is, alweer een tijd geleden vragen gesteld, maar we hebben helaas nog geen antwoorden mogen ontvangen.
We vragen dus nu maar aan de minister: wat zijn de meest recente wetenschappelijke rapportages op grond waarvan u gezondheidsrisico's ten gevolge van exponentiële cumulatie van straling in de openbare ruimte kunt uitsluiten? Dezelfde vraag hebben we voor het in de atmosfeer brengen van stoffen voor weersbeïnvloeding in de zogenaamde geo-engineering of chemtrails. Kan de minister op grond van deze inzichten bevestigen dat de overdosis straling in onze leefomgeving niet het volgende asbest- of chroom-6-disaster wordt, zoals dat met pfas nu al het geval is? Als laatste vraag hierover: is de minister bekend met de wetgeving die recent in de Amerikaanse staat Tennessee is aangenomen, waarmee beïnvloeding van de atmosfeer in het kader van gezondheidsrisico's wordt verboden? Deze wetgeving zal, zoals het er nu uitziet, navolging krijgen in meerdere Amerikaanse staten.
Voorzitter. We naderen het einde van mijn bijdrage in eerste termijn. Ruimte voor Defensie. Opmerkelijk is dat de contourennota op alle gebieden, in de natuur, op het platteland en in de stad, ruimte reserveert voor meer militaire activiteiten. In het document wordt gesteld: "De veranderende veiligheidssituatie door de oorlog in Oekraïne en door andere dreigingen heeft tot gevolg dat Nederland de komende jaren meer investeert in Defensie. Niet alleen het Nederlandse leger maar ook de internationale krijgsmacht zal nadrukkelijker aanwezig zijn in de fysieke leefomgeving. Op land, op zee en in de lucht is er meer milieuruimte en fysieke ruimte nodig, om te oefenen en voor de tijdelijke opslag en de doorvoer van troepen en materieel van NAVO-partners." Het beschermen van de kritische infrastructuur vraagt ook om adequate bescherming van het stedelijk gebied, en daarmee ook om vaker oefenen in stedelijk gebied. Zou de minister ook hier een toelichting op willen geven?
Voorzitter. Ik rond af, maar niet dan nadat ik onderzoeksjournaliste Elze van Hamelen en de voormalige assistent-minister van volkshuisvesting en stedelijke ontwikkeling uit de regering-Bush, Catherine Austin Fitts, heb bedankt voor hun fantastische medewerking, hun onderzoekswerk en de Solari reports die ze met mij hebben willen delen in de voorbereiding op dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kemperman.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Ik heb nog een verhelderende vraag aan de heer Kemperman. Ik wil even verifiëren of het volgende klopt. Ik dacht dat de heer Kemperman aan het begin van zijn betoog zei: als we willen investeren in infrastructuur, dan moet dat niet van landbouwgrond, maar van natuur af gaan. Klopt dat?
De heer Kemperman (BBB):
De stelling die u uit mijn betoog opmaakt, is dat ik vind dat we inmiddels te veel prioriteit hebben gegeven aan de ontwikkeling van wensnatuur en dat we meer prioriteit zouden moeten geven aan voedselzekerheid, door de landbouwgronden beter te beschermen.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ik stel de vraag nu, want ik moest het even opzoeken. 54% van de grond in Nederland is landbouwgrond en 16% is natuur. Als u kijkt naar die percentages, vindt u het dan gerechtvaardigd om dat betoog te voeren, vraag ik via de voorzitter.
De heer Kemperman (BBB):
Ik heb in mijn betoog juist aangegeven dat de versnelling die we nu maken, van het huidige percentage naar het wenspercentage over zes jaar ... Dan gaan we dus naar 30%. Dat wordt nog eens een keer aangevuld met de groen-blauwe dooradering en de bufferzones, wat er dus allemaal niet bij hoort. Dat is juist de boodschap die ik hier afgeef. Het gaat dus niet om het huidige percentage, maar om de versnelling die we maken in het opofferen van kostbare landbouwgrond ten bate van plas-drasgebieden en verschraalde heidegronden, waar je geen mensen van kunt voeden.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Holterhues.
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Ja, ten slotte, voorzitter. Nederland heeft ook gewoon te maken met richtlijnen in Europa waaraan we ons hebben gecommitteerd. Hoe reflecteert de heer Kemperman daarop?
De heer Kemperman (BBB):
Ik ben het met u eens. Als we alle Europese commitments die we gemaakt hebben bij elkaar optellen, komen we ruimte tekort. Wij zullen dus zelf prioriteiten moeten stellen en keuzes moeten maken. Mijn pleidooi is dat we dat op dit moment niet goed doen en dat we eerder moeten kiezen voor landbouw, wonen en economische activiteiten dan voor nog meer wensnatuur.
De heer Hartog i (Volt):
Ik ben de heer Kemperman erkentelijk voor zijn visie op de ruimtelijke ordening van Nederland, maar ik heb toch behoefte aan een korte samenvatting. Ik heb een hele specifieke vraag. Welk onderdeel van de begroting is nou niet rechtmatig, niet handhaafbaar en niet uitvoerbaar? Dat is mij niet helemaal duidelijk geworden.
De heer Kemperman (BBB):
Wij vinden deze begroting op zich oké, maar we vinden dat je, als je beleid vertaalt in cijfers, vragen mag stellen over het achterliggende beleid waar deze minister, dit kabinet, mee komt. Daar heb ik zojuist een aantal kanttekeningen bij geplaatst. Dat wil helemaal niet zeggen dat wij tegen de begroting zijn of tegen een specifiek onderdeel, maar wel tegen het gevoerde beleid, vertaald in de cijfers zoals ze in de begroting voorliggen.
De heer Hartog (Volt):
Ik begrijp dat, maar toch de volgende vraag. Dus u ziet geen onrechtmatige, onuitvoerbare en niet handhaafbare elementen in de begroting?
De heer Kemperman (BBB):
Als het gaat om de investeringen in natuur en de afkalving van de landbouw, zie ik heel veel zaken die onrechtmatig en niet realistisch zijn, maar als het gaat om deze specifieke begroting van IenW niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Holterhues namens de ChristenUnie.