Verslag van de vergadering van 11 juni 2024 (2023/2024 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.26 uur
De heer Recourt i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie ziet dat er in gemeenten en wijken heel hard gewerkt wordt, samengewerkt wordt, aan de bestrijding van de onderwereld. Daar hebben we grote waardering voor. We moeten dit met wetgeving steunen. Maar deze wet, de WGS, draagt een groot risico in zich. Vandaar de volgende bijdrage.
"Het kan morgen weer gebeuren." Dit is de meest schokkende conclusie van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening in haar rapport Blind voor mens en recht. "De conclusies van de commissie bieden verklaringen voor wat er is gebeurd. De patronen die hieraan ten grondslag liggen, zijn nog steeds aanwezig. Zonder de juiste maatregelen, veranderingen en waarborgen kan een volgend schandaal zomaar weer gebeuren. De blindheid van de overheid voor mens en recht is niet weg. De commissie doet daarom de volgende aanbevelingen om deze patronen te doorbreken en te voorkomen dat opnieuw mensen worden vermorzeld. Bij alle staatsmachten en in alle lagen van de overheid moet oog zijn voor de belangen van mensen, opdat zij te allen tijde kunnen rekenen op een rechtvaardige behandeling. Dat begint bij een sterkere rechtsstaat waarin grondrechten gerespecteerd worden. Daarnaast moet de overheid weer oog krijgen voor mensen en ervoor zorgen dat mensen nooit meer onevenredig hard kunnen worden geraakt. Dat betekent ook dat mensen in contact kunnen komen met de overheid. Op Kamerleden rust de zware verantwoordelijkheid om hun wetgevende en controlerende rol goed en gedegen in te vullen."
Aan die verantwoordelijkheid geven wij vandaag invulling. Ik heb de hoop dat dat immense leed dat zichtbaar is geworden met het toeslagenschandaal, het draagvlak heeft vergroot voor de bescherming van de burger tegen de overheid. Ik heb de hoop dat de democratische rechtsstaat nu meer dan een abstract en academisch begrip is en dat het immense belang hiervan voor alle mensen in Nederland zal worden gevoeld en ervaren. En ik had tot slot de hoop dat bij nieuwe wetgeving efficiency en instrumentaliteit niet meer zouden worden geplaatst tegenover rechtsbescherming, maar dat duidelijk zou zijn dat beide elementen noodzakelijk zijn voor goede en uitvoerbare wetgeving.
De uitwerking van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden heeft mij hierin teleurgesteld. Met dit wetsvoorstel wordt voorzien in een juridische grondslag voor overheid en semioverheid en private personen om persoonsgegevens systematisch te delen en te verwerken, waaronder door profilering, zonder dat de noodzakelijke waarborgen op orde lijken te zijn. Ik zeg voorzichtig "lijken te zijn". Mijn fractie is van mening dat met deze wet morgen weer kan gebeuren wat is fout gegaan in het toeslagenschandaal. Rechtsbescherming en grondrechten zijn onvoldoende geborgd. Dat is ontzettend jammer, want mijn fractie is tegelijkertijd van mening dat de overheid optimaal moet samenwerken ter bestrijding van ernstige bedreigingen, zoals de georganiseerde criminaliteit. Want ook georganiseerde criminaliteit en terrorisme zijn bedreigingen voor de vrijheid en het welzijn van mensen waarvoor de rechtsstaat zo veel mogelijk bescherming moet bieden. Ook mijn fractie ziet dat hiervoor een juridische grondslag nodig is onder die vier samenwerkingsverbanden die nu al bestaan. Ik zei het al: die verbanden doen goed en belangrijk werk. Daar werken mensen met inzet om Nederland veilig te houden. Onze kritiek ziet ook niet op hen maar op de wet. En dat stelt ons voor een dilemma, want als de wet niet voldoet aan de minimale eisen van rechtsbescherming, dan moeten wij de regering vragen haar huiswerk over te doen. Hoe goed en urgent het doel van de wet ook is. Dat is ook de conclusie van de Kamerbrede zelfevaluatie van het toeslagenschandaal. Dat is de eerdergenoemde zware verantwoordelijkheid van Kamerleden.
Voorzitter. Deze wet is ingrijpend voor het leven van mensen. Het gaat hier niet alleen om het beschermen van privacy, het gaat hier om het delen van meestal geheime informatie tussen meerdere publieke en private instanties. Die informatie kan worden geanalyseerd en veredeld, al dan niet in de toekomst met AI. Op basis van die informatie kunnen voor mensen diep in hun leven ingrijpende maatregelen worden getroffen. Met de Autoriteit Persoonsgegevens ben ik van mening dat de impact op de persoonlijke levenssfeer in deze wet te vergelijken is met vele strafrechtelijke maatregelen, zoals huiszoeking of het aftappen van een telefoon. En toch is de rechtsbescherming niet op dit niveau geregeld. Er lijkt te zijn aangesloten bij het beschermingsregime van de AVG, maar het gaat hier allang niet meer om een organisatie die persoonsgegevens moet beschermen. Deze gegevensuitwisseling heeft een heel ander en veel ingrijpender karakter, en dus is het gekozen beschermingsregime onvoldoende.
Voorzitter. Aan de hand van enkele deelconclusies uit het rapport Blind voor mens en recht zal ik aangeven waar mijn fractie nog serieuze vragen heeft over zo niet bezwaren heeft tegen dit wetsvoorstel. Ik citeer deelconclusie 4: "Grondrechten op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en gelijke behandeling zijn geschonden bij het gebruik van gegevens voor fraudebestrijding. De informatisering en digitalisering hebben de overheid nieuwe mogelijkheden voor toezicht en fraudebestrijding geboden. Dit bracht een groeiende vraag naar data en verwerking van data met zich mee. Door structurele tekortkomingen in de uitvoeringspraktijk van risicogericht toezicht in de sociale zekerheid en toeslagen zijn bepaalde groepen mensen vaker in beeld gekomen als mogelijke fraudeurs. Daarbij zijn de grondrechten op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en gelijke behandeling geschonden. Wettelijke kaders werden in de praktijk niet nageleefd en waarborgen werden niet toegepast. De overheid is blind geweest voor het feit dat achter elk (persoons)gegeven een mens schuilgaat en dat de waarborgen voor het uitwisselen, gebruiken en koppelen van gegevens daarmee ook waarborgen voor mensen zijn."
Wat betekent dit voor de WGS? Allereerst, de WGS biedt alleen als kaderwet zelf onvoldoende mensenrechtenwaarborgen. Dit is de reden dat onder meer de AP in eerste instantie de Eerste Kamer ertoe heeft opgeroepen om tegen deze wet te stemmen. Deze kritiek is door de regering deels verwerkt in het Besluit gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Daar is het beter door geworden; dat geef ik direct toe.
Inbreuken op grondrechten dienen echter in de wet in formele zin te worden vastgelegd en niet in lagere regelgeving. Dit volgt uit de Grondwet, in dit geval artikel 10, en het doel hiervan is dat de inperking van grondrechten alleen mogelijk is als het parlement hier nadrukkelijk bij heeft stilgestaan. Dat kan niet worden gerepareerd met voorhangen en daar gaat het al mis in deze wet. De wet zelf laat te veel ruimte aan die samenwerkingsverbanden om grondrechten in te perken. Dit is overigens niet de reden waarom mijn fractie tegen de wet zal stemmen, maar het is al wel een belangrijk bezwaar. Dit betekent inhoudelijk dat bijvoorbeeld op basis van ras en etniciteit gegevens kunnen worden verzameld en geanalyseerd. Anders dan het verbod op nationaliteit, wat wel in het besluit staat, wordt dit niet gerepareerd in het BGS. Ziet de minister dit risico ook? En kan de minister in ieder geval toezeggen dat ras en etniciteit geen onderdeel zullen zijn van gegevensverzameling?
De verwerking van deze gegevens zal door middel van algoritmes gebeuren. Gelukkig is er al een amendement in de wet opgenomen dat de uitkomsten navolgbaar en controleerbaar moeten zijn, maar dit is onvoldoende om ongelukken zoals in het toeslagenschandaal uit te sluiten. Om te beginnen moeten de uitkomsten niet alleen navolgbaar en controleerbaar zijn, maar ook nagevolgd en gecontroleerd worden door deskundigen en onafhankelijke mensen. Een bias, zoals de discriminerende selectie op postcode, moet deze keer worden voorkomen. Gaat dit worden gerealiseerd? Die algoritmes moeten bovendien in het openbare Algoritmeregister. Gaat dit gebeuren?
Dan kom ik op deelconclusie 3: "Staatsmachten zijn ernstig en langdurig tekortgeschoten in het bieden van rechtsbescherming. Mensen konden voor de bescherming van hun rechten niet rekenen op de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. De mogelijkheden voor mensen om hun recht te halen, werden door de wetgever beperkt. De uitvoerende macht heeft te weinig oog gehad voor de gevolgen van zijn besluiten voor mensen. Vervolgens heeft de bestuursrechtspraak de schrijnende gevallen die eruit volgden, genegeerd. Dit terwijl ze hiervan wel op de hoogte was. De commissie rekent het alle staatsmachten zwaar aan dat ze hebben gefaald bij het bieden van rechtsbescherming."
De heer Schalk i (SGP):
De heer Recourt heeft verschillende keren gewezen op de toeslagenaffaire, die verschrikkelijk is geweest. Dat is duidelijk. Dat moet ons ook allemaal op scherp zetten. Dat kan echter betekenen dat we alles overboord zetten wanneer we te bang zijn om wetgeving te realiseren die bedoeld is om fraude en misdaad tegen te gaan. Ziet de heer Recourt in de voorliggende wet ook kansen en mogelijkheden om inderdaad criminaliteit, fraude en dergelijke aan te pakken?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Jazeker. Het gebeurt nu al op basis van convenanten, maar deze wet biedt verbeteringen. Absoluut. Er is een meldpunt. Er zitten beperkingen in, maar ook doelbinding. Er zijn tal van waarborgen aangebracht, die nu overigens ook al in die convenanten zitten. Alleen is de kernvraag: is dat voldoende om te voorkomen dat mensen weer vermalen worden in die data-analyse en die dataverzameling? Daar heeft mijn fractie ernstige twijfels bij.
De heer Schalk (SGP):
Als ik het goed begrijp, bent u vooral op zoek naar de weging van de voorwaarden, of die voldoende waarborgen zijn om te voorkomen dat we in de persoonlijke levenssfeer te diep ingrijpen en dat zich andere zaken op dat terrein voordoen.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Er zijn een aantal elementen waar mijn fractie zich zorgen over maakt. Een van die elementen is inderdaad de wijze waarop datagegevens kunnen worden verwerkt, maar vooral de controle daarop, de manier om er weer uit te komen, hoe de valsnegatieven worden hersteld en de manier waarop je als burger voor jezelf kan opkomen in het geval je te weten komt dat je in zo'n register terechtkomt. Dat soort elementen vinden wij nog niet goed geregeld.
De heer Dittrich i (D66):
Daarop doorgaand heb ik de volgende vraag. Ik hoor de heer Recourt waarschuwen voor de gevaren en de risico's die er zijn. Tegelijkertijd zegt hij dat de wet wel een verbetering is in vergelijking met de huidige situatie. Ik begrijp de redenatie niet. Stel dat de Partij van de Arbeid-GroenLinksfractie tegen de wet zou stemmen. Dan blijven we met de huidige situatie zitten, die dus minder goed is dan die volgens het wetsvoorstel. Hoe helpt u dan de burgers in Nederland?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Daar zag mijn eerste citaat van die enquêtecommissie op. Als parlementariërs hebben wij de taak om niet voor wetgeving te stemmen die burgers volgens die commissie kan vermorzelen, die burgers echt stevig kan beschadigen. Dan moeten we tegen de regering zeggen: doe je werk over; wij vinden het doel goed — het moet gebeuren — maar er moeten voldoende waarborgen zijn. Dat is die zware verantwoordelijkheid.
De heer Dittrich (D66):
Dan vraag ik me af of we daar de burgers mee helpen die eventueel in de knel komen. We kunnen hier in de Kamer zeggen dat de wet niet goed genoeg is en dat we daarom tegenstemmen, maar dan blijven we met de huidige praktijk zitten, waardoor burgers in de knel komen. Ik zoek naar de rol die wij als Eerste Kamerleden hebben. Die is toch ook om burgers te helpen uit een ondoorzichtig moeras te komen als het gaat over gegevensdeling?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer het goed te begrijpen. De praktijk werkt nu aan de hand van convenanten. Mijn insteek zou zijn: leg daar een goede juridische borging onder, met de nadruk op "goede". Op het moment dat de juridische borging niet goed is, zou ik zeggen: werk nog maar even met die convenanten en maak je huiswerk op orde. Er ligt een wijzigingswet in de Tweede Kamer. We, nee, ze kunnen de wet daar zo aanpassen. Het hoeft dus geen jaren te duren. Als het gaat om het eerbiedigen van fundamentele grondrechten, zou ik niet zeggen: nou, laten we maar vast een beetje beginnen voordat die goed zijn geëerbiedigd. Nee, dan zeg ik: de basis moet orde zijn. Vervolgens kun je discussiëren over de vraag of het een beetje beter of veel beter is, of het misschien helemaal is zoals je wilt. Dat is de politieke discussie als je voorbij onze basistaak bent. Ook in onze zelfevaluatie hebben wij geconcludeerd dat wetgeving grondrechten moet beschermen op een manier dat burgers niet in de knel kunnen komen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Tot slot. Ook in dit wetsvoorstel staat een evaluatiebepaling. Er kan een invoeringstoets gehouden worden. Dus we kunnen op basis van de verbeterde wet, in vergelijking met de huidige situatie, dingen leren en tussentijds wellicht aanpassen. Dan zou er wellicht een nieuw wetsvoorstel kunnen komen met een betere borging, maar dat is dan gebaseerd op praktijkervaring. Zou dat iets zijn wat voor de Partij van de Arbeid-GroenLinksfractie aantrekkelijk is?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Dat soort processen of ontwikkelingsstappen zitten in iedere wet en dat is heel aantrekkelijk. Maar dan moet de wet wel eerst boven de minimale grens uitkomen. Juist die minimale grens baart ons grote zorgen, want wij denken dat de wet zoals die nu voorligt onvoldoende basiswaarborg heeft. Dan is het heel gek om bij een wet die je fundamenteel onvoldoende vindt te zeggen dat je er toch maar mee moet beginnen.
De heer Griffioen i (BBB):
Meneer Recourt, u gaf zelf al aan dat uw partij vóór een wettelijke grondslag is. Daar hebben we het vandaag over. U gaf ook aan dat de minimale eisen, waarvan u nu het gevoel heeft dat die in de wet nog niet voldoende zijn, een dilemma zijn. Kunt u dan ook aangeven wat voor u meer zekerheid geeft wat betreft het beter waarborgen van minimale eisen in waar we het vandaag over hebben, de WGS?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Jazeker. Dat is dus die onafhankelijke toets waar u het ook over had. Er zijn nog een aantal andere maatregelen. Een aantal heb ik al genoemd, een aantal zullen er in mijn spreektekst nog volgen. De maatregelen die ik al genoemd heb, gaan bijvoorbeeld over een fundamentele mensenrechtentoets, een verbod op discriminatie en algoritmewaarborgen.
De voorzitter:
Maar die heeft u al genoemd.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Ja.
De voorzitter:
Dan zou ik zeggen, vervolgt u uw betoog.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Dat ga ik doen. Er is al veel gewaarschuwd voor het inzetten van het bestuursrecht in plaats van het strafrecht. Dat is een discussie die al decennia loopt. De rechtsbescherming is immers minder. De WGS zelf gaat niet over het toepassen van bestuursrechtelijke maatregelen. De WGS verhoogt wel het risico en de schaal waarop het mis kan gaan en creëert daarmee een soort multipliereffect voor de risico's van het inzetten van die bestuursrechtelijke maatregelen om strafrechtelijke gedragingen tegen te gaan en te voorkomen. De rechtsbescherming moet daarom van hoog niveau zijn.
De argumenten van de minister om geen toets vooraf door de rechter-commissaris in te voeren zijn steekhoudend, zo vindt ook mijn fractie — ik zal niet verder ingaan op het waarom — maar de controle achteraf die zij hier deels tegenover stelt, is te mager. Mijn fractie vindt vooralsnog dat er geen effectief toezicht is opgetuigd. Er komen rechtmatigheidsadviescommissies, maar die zijn niet onafhankelijk en kunnen geen bindend oordeel geven. Er is geen bindende mensenrechtentoets en criteria op basis waarvan gedeeld wordt, blijven relatief vaag. Dat is gelukkig verbeterd in het besluit, zeg ik erbij. Is de minister bereid een bindende mensenrechtentoets in te voeren? Is de minister bereid adviescommissies te wijzigen in onafhankelijke commissies? Hier wederom een vergelijk met het strafrecht. De adviescommissies zijn in dit voorstel van de uitvoering zelf. "Onafhankelijk" betekent: meer afstand van de werkvloer. Vergelijk de drietrap hulpofficier, officier van justitie en rechter-commissaris. Die afstand moet je institutioneel borgen.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
De heer Recourt geeft, begrijpelijk, de argumentatie van de Autoriteit Persoonsgegevens nogmaals weer. Die stuurt aan op toetsing vooraf. Maar dan ben ik wel benieuwd hoe de heer Recourt reageert op de beantwoording van de minister dat het gaat om duizenden bevragingen: 16.000 alleen in de infobox en duizenden bij de RIEC's. Hoe gaan we dat in vredesnaam in een samenleving waarin de rechterlijke macht volledig overbelast is — laten we eerlijk zijn — vormgeven?
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Het eerste, een beetje makkelijke antwoord is dat de precieze invulling niet aan mij is. Ik constateer het gebrek. Maar ik heb wel een gedachte. Je kunt denken aan bijvoorbeeld — er zijn andere mogelijkheden — een soort CTIVD, een systeemtoezicht, waarbij je structureel, consequent en continu kijkt of wat er gebeurt goed is, zonder al die duizenden individuele samenwerkingen een voor een vooraf te bekijken.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
In het ontwerpbesluit en de wet zie ik waarborgen. Ik lees veel over rechtmatigheidsadviescommissies en contactpunten. Is dat dan niet vergelijkbaar met wat de heer Recourt wil? Ik denk nog steeds dat als we duizenden keren een bevraging hebben, het ondoenlijk is om iedere keer vooraf een toets uit te voeren. Je kunt beter heel kritisch zijn op de keren dat het is gebruikt en dan ook meteen sanctioneren.
De heer Recourt (GroenLinks-PvdA):
Het is niet vergelijkbaar, alleen al omdat het niet onafhankelijk is. Het zijn mensen van de organisatie zelf die vast en zeker hun stinkende best gaan doen. Het gaat mij niet om de mensen zelf. Het gaat mij erom hoe je dat in wetgeving en institutioneel moet borgen. Je moet dan mensen hebben die op afstand staan. Ik heb het zelf ook ervaren. Toen ik in mijn opleiding officier van justitie was, dacht ik veel harder met de politie mee dan toen ik daarna rechter was. Dat zit in de aard van de functie. Je moet tegenwicht hebben tegen mensen die, ook weer uit aard van de functie, heel hard bezig zijn om dingen voor mekaar krijgen en daar soms misschien net iets te ver in gaan.
Goed. Dan was ik gebleven bij de AP. Er moet jaarlijks worden gerapporteerd en de suggestie is dat de Autoriteit Persoonsgegevens adequaat toezicht kan houden. Dat lijkt toch niet het geval, alleen al vanwege het capaciteitsgebrek. Ik vrees dat alleen incidenteel toezicht door de AP mogelijk is, al dan niet risicogestuurd. Kan de minister toelichten hoe intensief zij verwacht dat door de AP wordt getoetst en of de AP hiertoe is toegerust?
Wij hebben het tot nu toe gehad over de situatie dat een burger niet weet of hij of zij in beeld is bij een of meer samenwerkingsverbanden. Het moment dat dit wel bekend wordt, zijn er klachtmogelijkheden en is er uiteindelijk rechtsbescherming voor burgers mogelijk bij de bestuursrechter. Die bescherming is echter beperkt. Als een organisatie in het verband van oordeel is dat informatie geheim moet blijven, mag niemand die delen. Mijn vraag aan de minister: hoe kan worden opgekomen tegen zo'n beslissing om niet openbaar te maken? Hoe worden valsnegatieve gevallen zichtbaar? Hoe wordt gegarandeerd dat alle deelnemers van alle verbanden de verkeerde gegevens echt zuiveren, de benadeelden niet vaker worden benadeeld en zijn of haar schade ook echt wordt vergoed? Let wel, het gaat bij onjuiste informatie om een overheid die actief een burger tegenwerkt op vele terreinen waarmee je als burger te maken krijgt. Dat kan heel erg verstrekkend zijn.
Het grote probleem is echter dat bijna niemand weet heeft van de omstandigheid dat zijn of haar gegevens zijn gedeeld, geanalyseerd en in risicoprofielen zijn opgenomen en dus niet weet waar al die tegenwerking van de overheid op verschillende, ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebbende, gebieden vandaan komt. Ze zijn geen verdachten in de zin van het strafrecht. Het gaat niet alleen om het in kaart brengen van gepleegde misdrijven, maar ook om een risicoanalyse van het al dan niet bestuurlijk voorkomen van misdrijven. En dan zitten we in het hoofdstuk van predictive policy. Deze werkwijze vraagt wederom grote waarborgen tegen tweedeling, discriminatie en uitsluiting. Waarborgen voor het kunnen leven van je leven zonder dat de overheid onnodig meekijkt, stuurt en tegenwerkt. Die waarborgen blijken mogelijk niet op hun plaats bij de WGS.
Voorzitter. Ik kom tot een einde. Het bestuur moet op basis van goede informatie maatregelen kunnen nemen tegen mensen en organisaties die een gevaar vormen voor onze samenleving. Zorg- en Veiligheidshuizen bijvoorbeeld doen goed werk, ook in het sociale domein. Informatie mag ook worden gedeeld en geanalyseerd, maar alleen onder de voorwaarde dat niet weer mensen worden vermorzeld. Mijn fractie ziet vooralsnog onvoldoende waarborg om dit te voorkomen en vreest dus dat het morgen weer kan gebeuren. Dat maakt dat, ondanks dat wij zien dat de praktijk een wettelijke grondslag nodig heeft, deze grondslag vooralsnog, in afwachting van de antwoorden van de minister, onvoldoende lijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Recourt. Dan is het woord aan mevrouw Bezaan namens de PVV.