Verslag van de vergadering van 24 september 2024 (2024/2025 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.56 uur
De heer Van Gurp i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook namens onze fractie een woord van welkom aan de staatssecretaris. Het is leuk om vandaag een eerste keer met hem in debat te treden, maar ik hoop daarna nog veel volgende keren met hem in debat te mogen treden over het belang van onderwerpen in zijn portefeuille. Hem wordt een grote politieke toekomst voorspeld. Ik hoop dat die voorspelling uitkomt, wellicht ook in de contouren van een ander kabinet dan het huidige.
Laat ik beginnen met kort te verklaren hoe ik hier sta. Discussies over regulering van verslavende middelen zijn altijd precair en complex. Van de ene kant wil je de keuzes van mensen niet verder beperken dan nodig is. Ik ken geen één partij die nu ofwel op korte termijn pleit voor een algeheel verbod op tabak of een algeheel verbod op alcohol. Als hier in de vergaderzaal of hierbeneden in het restaurant een glaasje wijn afgeschaft dreigt te worden, dan zitten we boven op de kast. Dat is dus niet aan de orde. Aan de andere kant wil je ook niet machteloos toezien als mensen door producenten van vergif tot verslaving worden gebracht. Dat vraagt om een actieve inzet van de overheid, met een mix van instrumenten, communicatie, regulering en waar nodig ook ge- en verboden, zeker als het gaat om het beschermen van de positie van de meest kwetsbaren; dan denk ik vooral aan kinderen. In dat spanningsveld is het iedere keer weer zoeken naar de juiste mix. Ik kom daar aan het eind van mijn bijdrage op terug.
Kijkend naar wat deze wet regelt, is het verbod op nicotinezakjes — ik zeg het een beetje populair — naar het oordeel van onze fractie goed gemotiveerd en voldoende uitvoerbaar. Ook kunnen wij er uit het oogpunt van proportionaliteit en handhaafbaarheid goed mee leven dat andere nicotinehoudende producten zonder tabak, die dus niet voor oraal gebruik bestemd zijn, onder de werkingssfeer van de Tabakswet worden gebracht. Het is opmerkelijk, zeg ik maar, dat bij de stemmingen in de Tweede Kamer twee van de huidige regeringspartijen, de PVV, de grootste partij in de Tweede Kamer, en de BBB, de grootste partij in deze Kamer, tegen de wet hebben gestemd. Op zich is dat prima. Dualisme of — hoe noemen we het tegenwoordig allemaal? — extraparlementair: ik vind dat wel gezond. Maar mag ik uit het feit dat deze fracties niet deelnemen aan dit debat afleiden dat ze de wet in deze Kamer wél zullen steunen? Anders zou het aardig zijn als ze zich ook in dit debat zouden willen verklaren.
Terug naar de inhoud. Een belangrijk deel van de politieke en maatschappelijke discussie over deze wet gaat niet zozeer over wat erin staat, als wel over wat er níét in staat. Dat hebben we in de behandeling in de Tweede Kamer, maar ook in de schriftelijke voorbereiding in deze Kamer gezien. Heel veel vragen van onze fractie, van de SP, van de Partij voor de Dieren, van Volt, maar bijvoorbeeld ook van de zijde van de VVD gaan over vapen. Ook in de samenleving hoor je natuurlijk heel vaak in alle platgeslagen eenvoud eigenlijk: doe er eens wat aan; verbied nou dat vapen eens. Zo eenvoudig is dat natuurlijk niet, maar het geeft wel aan dat het onderwerp leeft. Het leeft ook zeer vitaal bij onze fractie. In dat kader heb ik een aantal vragen aan de staatssecretaris, waarin ik hem zal uitnodigen/uitdagen om zijn geloofsbrieven aan ons te overleggen.
Om te beginnen iets algemeens over preventie. In het hoofdlijnenakkoord worden mooie volzinnen gewijd aan het belang van preventie. In de uitwerking wordt bezuinigd op preventie. Zien wij dit juist? Ik hoop dat ik het verkeerd zie en er juist meer geld bij komt, maar mocht ik het juist zien, hoe denkt deze staatssecretaris dan zijn inzet op preventie waar te kunnen maken? Dan heb ik het niet alleen over vapen, niet alleen over verslaving, maar over het bredere programma dat we met elkaar hebben opgebouwd rond een gezonde leefstijl, sporten, bewegen, goed eten, preventie voor jongeren. Je wil eigenlijk naar een veel gezondere generatie toewerken. Het zou ontzettend jammer zijn als alle inspanningen van de afgelopen jaren nou een beetje kopje onder zouden gaan. Dat is één.
Ten tweede lees ik in het regeerprogramma dat de regeringspartijen aankondigen om met een actieplan met een focus op jongeren te komen. Eerlijk gezegd word ik daar warm noch koud van. Ik loop te lang in de politiek mee om te weten dat dat buitengewoon geduldige taal is. Ik vind daar geen urgentiebesef uit blijken. Onze vraag is dan ook of de staatssecretaris onze opvatting deelt — ik spits het dus toe op dat vapen — dat vapen onder jongeren met hoge urgentie aangepakt moet worden. En als hij die opvatting deelt, is hij dan bereid om te zoeken naar een mix van instrumenten waar ook strengere regulering en beprijzing deel van uitmaken? Is de staatssecretaris daarbij met ons van mening dat het gezondheidsbelang in dezen per se moet domineren boven het belang van de producenten? Een laatste vraag in dit blokje: is de staatssecretaris bereid om het voorbeeld van België te volgen, dat onlangs een verbod op wegwerpvapes uitvaardigde? Het kan dus kennelijk. Wij zouden dat ook graag zien.
In de antwoorden op de schriftelijke vragen verwijst de staatssecretaris op zich terecht naar Europese regelgeving. De nieuwe Eurocommissaris lijkt werk te willen maken van het Europese kankerbestrijdingsplan. Het werd tijd. Is de staatssecretaris bereid om maximaal druk uit te oefenen op de Europese Commissie om snel tot concrete voorstellen ter zake te komen? En dan bedoel ik niet een of ander flutterig briefje — laat dat aan de ambtsgenoten over — maar serieus druk op de Europese Commissie.
Dan kom ik bij het slot. Hoe maken wij nou die afweging in die mix van instrumenten en gaan wij nou voor het verbieden van vapen of niet? In die afweging spelen voor de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid eigenlijk drie cruciale factoren een rol. De eerste is of er sprake is van het toebrengen van duurzame gezondheidsschade aan heel grote groepen van de bevolking, in het bijzonder aan grote groepen jongeren. Een tweede vraag is of er een risico is dat het verbieden de georganiseerde criminaliteit juist in de kaart speelt in plaats van weghoudt. De derde vraag is of er een risico is dat er met een verbod een illegaal circuit ontstaat van producten van inferieure kwaliteit die het alleen maar erger maken. We komen er ongetwijfeld over een paar weken, als we over designerdrugs praten, nader over te spreken, maar in dit afwegingskader wegen wij af dat duurzame gezondheidsschade aan een generatie jongeren aangebracht dreigt te worden, al wordt aangebracht op dit moment, en dat, als we er op tijd bij zijn, bij het verbieden van vapen weinig of geen risico is dat je georganiseerde criminaliteit ermee in de kaart speelt en die met een soort inferieure producten op de markt komt. In die totaalafweging pleiten wij voor inzet op een verbod van vapen, via de instrumenten die daarvoor zijn. Wij vragen aan de staatssecretaris of hij deze inzet van ons kan onderschrijven.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Gurp. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Aelst, mede namens de fracties van Volt en de Partij voor de Dieren, maar niet dan nadat ik mevrouw Van Wijk nog een interruptie heb toegestaan op de heer Van Gurp, die nu weer terugkomt naar het spreekgestoelte.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Dank, voorzitter. Ik heb niet zozeer een interruptie, maar meer een antwoord op een vraag die de heer Van Gurp stelde. De heer Van Gurp noemde het zelf al: dit onderwerp is zeer precair en complex. En dat is juist de reden waarom wij als BBB-fractie het debat hier afwachten en dan als we tot stemming overgaan, als we dat met z'n allen willen, volgende week tot een stemming komen.
Dank u, voorzitter.
De heer Van Gurp (GroenLinks-PvdA):
Dat is een antwoord en geen vraag, dus ik kan daar niet een wedervraag op stellen. Dat mag niet.
De voorzitter:
U kunt na een antwoord eventueel een daarbij passende vraag stellen.
De heer Van Gurp (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik wil best heel graag een wedervraag stellen. Ik begrijp dat en ik waardeer dat, maar was het dan juist niet de moeite waarde geweest om in het publieke debat de meningen en dilemma's met elkaar te delen in plaats van stil af te wachten? Daar is toch in feite de vorm van debatteren met elkaar voor bedoeld?
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Dat was een mogelijkheid, maar wij kiezen ervoor om het debat hier af te wachten en dan inderdaad onze mind op te maken.
De heer Van Gurp (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan dank ik u beiden en geef ik alsnog het woord aan mevrouw Van Aelst van de fractie van de SP, mede namens de fracties van Volt en de Partij voor de Dieren. Komt u maar naar voren.