Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)
Aanvang: 13.44 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven (36241).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 36241, Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven. Ik zal het wetsvoorstel hierna aanduiden als de Wet aanspraak op kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden.
Ik heet de staatssecretaris Participatie en Integratie en de staatssecretaris Toeslagen en Douane van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Ramsodit, die mede namens de SP-fractie en de fractie van de Partij voor de Dieren zal spreken.
Mevrouw Ramsodit i (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Voor staatssecretaris Nobel als bijna-vader van zijn tweede kind is het vraagstuk van kinderopvang waarschijnlijk zeer relevant. Het is dus zeer toepasselijk dat hij met dit onderwerp zijn entree maakt in de Eerste Kamer. Toen ik in 1975 aankwam in Nederland, gingen mijn ouders werken bij Johannes Enschedé in Haarlem. Ook ik ging toen naar de kinderopvang. Dat was de Rode Pimpernel, een rood nest in Noord-Holland. Dat hebben staatssecretaris Nobel en ik gemeen; dat weet ik na de kennismaking onlangs in de commissie voor Sociale Zaken.
Dan nu dit wetsvoorstel, waarbij mijn inbreng, zoals eerder gezegd, ook namens de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren is. Ik zal in mijn inbreng na een korte introductie vier vragen stellen.
Door de wijziging in dit wetsvoorstel kunnen Oekraïense ontheemden ook aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag. Ook wordt met dit wetsvoorstel het knelpunt voor gezinnen met een ouder buiten de EU opgelost. Voor gezinnen waarvan een van de ouders buiten de EU verblijft, is het op grond van de huidige wetgeving namelijk niet mogelijk om aanspraak te maken op de kinderopvangtoeslag. Door dit wetsvoorstel kan dat straks wel.
Het wetsvoorstel staat al erg lang in de steigers. Het is eerder aangemerkt als urgent, omdat een lang besluitvormingsproces ook impact heeft op de betrokken ouders. Sinds april 2022 — dat is inmiddels tweeënhalf jaar geleden — worden er in afwachting van deze wetswijziging voorschotten uitgekeerd aan circa 1.000 gezinnen. Voortvarendheid na een zorgvuldige afweging is daarom wenselijk.
Als het gaat om de doelstelling van dit wetsvoorstel, om de drempels te verlagen zodat iedereen werk en zorg kan combineren, dan treft u onze fracties aan uw zijde. Het is van belang om bij het ondersteunen en stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen geen onderscheid te maken tussen ouders. Dat betekent dus ook gezinnen met een partner die in het buitenland werkt, ondersteunen. Werk en zorg combineren moet voor iedere ouder mogelijk zijn, dus niet alleen voor Oekraïense ontheemden met een partner in het buitenland, maar bijvoorbeeld ook voor statushouders met een partner in het buitenland. Deze gelijke toegang tot voorzieningen is een belangrijke pijler als het gaat om gelijkwaardigheid in onze democratische rechtsstaat. Onze eerste vraag is daarom: als het gaat om gelijkwaardige toegang tot voorzieningen als onderdeel van onze democratische rechtsstaat, onderschrijft u dat?
Voorzitter. Onlangs had ik contact met een andere voorzitter, de voorzitter van de landelijke Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang. In de kinderopvang blijkt men gewend aan het omgaan met uiteenlopende leef- en werksituaties van ouders. In mijn contact met de branchevereniging werd benadrukt dat de financiering van de kinderopvang echt herstructurering vergt. Deze is nu onnodig complex, onder andere door de financiering vooraf via voorschotten, door het alles-of-nietsprincipe bij definitieve toekenning en door de arbeidseis. In het debat in de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel kwam aan de orde dat in het huidige stelsel de toetsing van de arbeidseis voor alle doelgroepen belastend is voor de uitvoering. Voor de aanvrager is in het huidige stelsel sprake van het risico van hoge invorderingen achteraf als de papieren niet op orde zijn. Onze tweede vraag is daarom in hoeverre u deze knelpunten herkent. In hoeverre vindt u dat de herstructurering van de kinderopvang moet zorgen voor een werkwijze die voor de uitvoering en de aanvrager minder belastend is? Daar zijn wij erg benieuwd naar en ik waardeer een reactie daarop.
Ten aanzien van de uitvoeringslasten speelt in dit geval ook een internationale context. Ik ben benieuwd naar een reflectie daarop. We zijn onlangs als Eerste Kamerleden bij de Sociale Verzekeringsbank geweest. Daar bleek dat er veel arbeidscapaciteit nodig is voor de afhandeling van de kinderbijslag en de AOW in die internationale context. Bij de afhandeling van de kinderopvangtoeslag gebeurt dat voor één component ook internationaal, zou je kunnen zeggen, en dan gaat het om de toetsing van de arbeidseis van de ouder in het buitenland. De BBB heeft daarover vragen gesteld. Het antwoord daarop was dat de uitvoeringslasten op dit punt te overzien zijn. We waarderen de aandacht die de BBB heeft voor de uitvoering, en we wegen die ook mee in onze afweging. Daarom vragen we u om nogmaals expliciet te bevestigen dat die extra uitvoeringslasten in deze situatie te overzien zijn, ook in de context dat het om een beperkte groep gaat en waarschijnlijk ook voor een beperkte periode, omdat u van plan bent om het hele stelsel te herzien. Daarom wil ik, via de voorzitter, het volgende aan u vragen. In hoeverre gaat u bij de toekomstige vormgeving rekening houden met een werkbare uitvoering ten aanzien van leefsituaties waarbij sprake is van werken over de grens heen?
Eerder gaf de staatssecretaris aan — dat was een andere staatssecretaris, in een ander debat — dat het heel belangrijk is om Oekraïense ontheemden en ouders waarvan een van de partners in het buitenland verkeert, straks heel goed te informeren over de juiste manier waarop kinderopvangtoeslag aangevraagd moet worden. U bent van plan om in te zetten op communicatie via brancheorganisaties, oudervertegenwoordiging, gemeenten en andere betrokken partijen. Onze laatste en vierde vraag is: in hoeverre bent u dan ook voornemens om heel expliciet aandacht te hebben voor de verplichting van de arbeidseis, die achteraf getoetst wordt? Het gaat erom dat men zich bewust is van de gevolgen als men daar niet aan kan voldoen, namelijk dat men enorme hoeveelheden geld moet terugbetalen. Dat heeft een enorme impact op de ouders om wie het gaat.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ramsodit. Mevrouw Bezaan.
Mevrouw Bezaan i (PVV):
Ik wil graag vragen wat u daar als oplossing voor ziet.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Voor wat precies?
Mevrouw Bezaan (PVV):
U zei net dat het achteraf allemaal vreselijke navorderingen kan opleveren. Wat stelt u dan voor als alternatief?
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Wat mooi dat u deze vraag stelt. Dan kunnen we met elkaar naar de toekomst kijken, naar hoe die toekomst eruit zou moeten zien. Onze fractie heeft eerder in de Tweede Kamer gezegd dat die arbeidseis zou moeten worden geschrapt. Als je geen arbeidseis hebt, hoef je ook niet te toetsen in het buitenland. Dat zou heel kort gezegd voor ons het ultimum remedium zijn, mevrouw Bezaan.
Mevrouw Bezaan (PVV):
Dan bedoelt u: gratis geld?
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik bedoel niet gratis geld. Ik bedoel: investeren in deze samenleving. Het gaat erom dat we hebben ontdekt dat werken ertoe doet en dat werken zorgt voor een samenleving waarin iedereen zich gezien en erkend voelt en waarin je samen het verschil kunt maken. Als je dat administratief enorm lastig maakt, belemmer je dat enorm, denk ik. Als je nagaat hoeveel uitvoeringslasten we met elkaar georganiseerd hebben door de basis niet op orde te hebben … Dan heb ik het bijvoorbeeld over het minimumloon. Ik denk dat dit soort maatregelen noodzakelijk zijn om mensen met elkaar te laten samenleven in een samenleving waarin iedereen werken kan.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Bezaan.
Mevrouw Bezaan (PVV):
Ik denk toch dat er sprake is van gratis geld als je de arbeidseis schrapt.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Dan verschillen wij van mening op dit punt; dat kan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Wijk namens de BBB.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik was even bang dat ik hier vandaag als enige zou staan en zou deelnemen aan het debat, want naast de SGP heeft namelijk geen enkele fractie vragen ingediend. Maar ik ben heel blij dat een aantal collega's van mij uit de commissie SZW zich gevoegd hebben bij het debat.
Voorzitter. Allereerst wil ik opmerken dat de vlag de lading niet dekt, ofwel: de titel van de wet die u net in uw inleiding schetste, reflecteert de inhoud niet, geheel niet. Het is een wet over de kinderopvangtoeslag. Dat is juist, maar niet specifiek voor Oekraïense ontheemden. Het is een wet over de kinderopvangtoeslag voor een in Nederland werkende partner waarvan de partner werkzaam is buiten de EU. Dit betreffen — mevrouw Ramsodit zei het al — statushouders, ontheemden, expats, arbeidsmigranten en dergelijken. Een veel juistere naam zou derhalve zijn: kinderopvangtoeslag met een werkende partner buiten de EU. Ik benadruk dit omdat de titel van de wet wellicht misleidend kan zijn. De terechte ruimhartige opvang voor Oekraïense ontheemden zou een reden kunnen zijn om deze wet ruimhartig te omarmen, maar zoals gezegd is de werking van de wet breder. Andere doelgroepen zouden bij deze titel kunnen denken dat zij níét in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Is de staatssecretaris het met de BBB-fractie eens dat de naam van de wet misleidend kan zijn? Wat is de reden dat er gekozen is voor deze titel? Was de eerste intentie van deze wet om kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden mogelijk te maken, maar heeft men gaandeweg van dit punt moeten afwijken vanwege bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel? Graag een toelicht van de staatssecretaris op dit aspect.
Voorzitter. Dan een kritische blik op de doelmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, de kerntaken van de Eerste Kamer. Ik begin met de uitvoerbaarheid. In het debat in de Tweede Kamer over kinderopvang op 11 april jongstleden werd ingegaan op de arbeidseis om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag. Mevrouw Ramsodit refereerde daar ook al aan. Daarin werd gemeld dat het Instituut voor Publieke Economie het volgende bevestigde. Ik citeer: "De arbeidseis stelt te hoge eisen aan de uitvoering. Juist de onduidelijkheid rond de arbeidseis kan ervoor zorgen dat ouders de ontvangen toeslag volledig moeten terugbetalen. De uitvoeringsorganisaties zeggen dat zelf ook: het moet anders. Bij een groot aantal ouders is handwerk voor de toekenning benodigd." Die handmatige check moet iedere drie maanden gebeuren. Je zou dan van gedachten kunnen wisselen over de arbeidseis, maar we hebben het nu over de uitvoerbaarheid van de wet die voor ons ligt. Vandaar dat ik dit aspect specifiek inbreng.
Voorzitter. Onlangs is een delegatie — we waren er allemaal bij — van onze Eerste Kamercommissie SZW op bezoek geweest bij de Sociale Verzekeringsbank. Toegelicht werd dat 13% van de regelingen met een internationale component 50% van de beschikbare capaciteit vergt. De contacten tussen de Dienst Toeslagen en de SVB vergen tijd. Vervolgens moeten er contacten onderhouden worden met buitenlandse zusterorganisaties voor het opvragen van informatie, die al dan niet verkregen wordt. In het beste geval krijg je dan ook t.z.t. antwoord. BBB meent dat de uitvoerbaarheid van deze wet lastig is. Beperkte beschikbaarheid van de kinderopvang vergt ook meer capaciteit. Dat vindt niet alleen BBB. De uitvoering van het stelsel van de kinderopvangtoeslag wordt door heel veel betrokkenen als "onvoldoende" aangeduid. Ik ben somber als ik deze geluiden reflecteer op de onderhavige Wet kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU. Een aanvraag wordt in Nederland ingediend en voorlopig toegekend. Voorlopige toekenning vindt dus al plaats. Afhankelijk van de beschikbaarheid en juistheid van de informatie buiten de EU wordt er al dan niet teruggevorderd. Terugvorderen is pijnlijk. Wat doet dit met je? Ik verwijs uiteraard ook naar de problematiek van de kinderopvangtoeslagaffaire, waarin de pijn juist lag bij het opjagen rondom het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre uitvoering en handhaving van de onderhavige wet, de Wet kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU, anders is dan bij de kinderopvangtoeslagen die de grote crisis veroorzaakten?
Dan nog de beschikbare kinderopvang zelf. In de beantwoording door de staatssecretaris van de door BBB gestelde vragen is onder meer gesteld: "Ten aanzien van dit wetsvoorstel is gegeven het relatieve lage aantal gebruikers het extra gebruik van kinderopvang zeer beperkt in verhouding tot het totale gebruik." BBB heeft haar licht nog eens opgestoken bij de kinderopvang. Er zijn, zo hoorden wij op de praktijkvloer, grote personele tekorten. Er wordt gekeken naar zijinstromers, bijvoorbeeld vanuit de kraamzorg. De inzet van de zzp'ers stopt per 1 januari 2025 in verband met schijnzelfstandigheid. Vandaag staat daarover een artikel in Het Financieele Dagblad. De problemen stapelen zich op. Organisaties moeten op een creatieve wijze laveren tussen de wet- en regelgeving en de groeiende vraag van ouders.
Kortom, de kinderopvang staat nog altijd onder grote druk, met wachtlijsten. BBB zet vraagtekens bij de verwachting dat het een relatief laag aantal gebruikers zou zijn uit hoofde van deze wet. Ook in de Tweede kamer is hierover gedebatteerd. De genoemde 400 zijn degenen die nu al deze kinderopvangtoeslag toegekend krijgen, zo bevestigde ook voormalig minister Van Gennip. Er is sprake van toekenning zonder wettelijke basis. Je zou kunnen veronderstellen dat, als er nu een wettelijke basis zou komen en de wet gepubliceerd wordt, het aantal aanvragen voor kinderopvangtoeslag fors oploopt. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze veronderstelling? De beschikbare kinderopvang is een onderdeel van de uitvoerbaarheid. BBB concludeert overall dat de uitvoerbaarheid van deze wet onvoldoende is.
En dan de doelmatigheid. Desgevraagd heeft de staatssecretaris geantwoord op vragen van de BBB. Ik citeer: het is logischerwijs niet realistisch om alle aanvragen binnen de opvangtoeslagpopulatie — dat zijn allemaal fors lange woorden — op doelmatige wijze van een volledige controle te voorzien. Niet realistisch. Er vindt dus een selectie plaats van aanvragen die worden onderworpen aan een nadere controle. BBB concludeert dan ook dat de doelmatigheid van deze wet onvoldoende is.
Ook de handhaving is een heet hangijzer. Toenmalig minister Van Gennip bevestigde al in het debat met de Tweede Kamer dat handhaving lastig is. Zij sprak over risicogericht toezicht, ofwel de bevestiging dat controle op de arbeidseis van de partner die werkzaam is buiten de EU buitengewoon moeilijk te effectueren is. Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris nog op de vragen van BBB: "Aanvragen waarbij sprake is van een partner buiten de EU komen daardoor relatief vaker in aanmerking voor handmatig toezicht dan aanvragen waarvoor de contra-informatie wel voorhanden is. De zekere mate van onzekerheid bij de handhaving van de arbeidseis is niet uniek voor partners in het buitenland." Naar aanleiding van onder andere deze beantwoording concludeert de BBB dat handhaving van de wet onvoldoende is, juist door de formulering van de specifieke doelgroep, namelijk degenen met een werkzame partner buiten de EU.
Het resultaat kan ook rechtsongelijkheid zijn. In Nederland is er een goede en nagenoeg waterdichte controle op de arbeidseis voor twee werkende partners. Moeten we deze cruciale voorwaarde voor de kinderopvangtoeslag dan maar voor lief nemen voor partners buiten de EU? Maar welk probleem wordt er nou opgelost? Er zijn 110.000 Oekraïense ontheemden op dit ogenblik in Nederland, van wie er 50.000 werken en die dus, mochten er kinderen zijn, een modus gevonden hebben voor de opvang van kinderen. Daarnaast vallen de Oekraïense ontheemden ook onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, zodat er minimumvormen voor leefomstandigheden geborgd zijn. Eerder al gaven instanties als de RVS, de Algemene Rekenkamer en De Nederlandsche Bank onmiskenbaar aan: rijksbrede vereenvoudiging, grote terughoudendheid met nieuwe regelingen, simplifying. Het is allemaal te complex. Ik verwijs ook naar de knelpuntenbrief van de Algemene Rekenkamer: vereenvoudig en versterk.
Ook de SVB deed in een bezoek aan onze Kamer op 25 juli jongstleden duidelijke aanbevelingen: Eerste Kamer, pak je rol met betrekking tot de uitvoerbaarheid. Wees kritisch ten opzichte van de internationale component. Tijdens een bezoek vorige maand aan de SVB werden deze aanbevelingen vanaf de werkvloer herhaald.
BBB meent nu de keuze te moeten maken om het advies van diverse organen nu eens echt ter harte te nemen. Er zijn grenzen aan uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetten, hoe sympathiek wetten ook zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen namens D66.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik heb een vraag aan mevrouw Van Wijk. Ik herken een aantal van de uitvoeringsproblemen. Ik was er zelf bij; we zaten samen in de gesprekken bij de Sociale Verzekeringsbank. Die gesprekken waren heel inzichtelijk en dat werkbezoek was heel erg goed. Vindt mevrouw Van Wijk het redelijk om de uitvoeringsproblematiek af te wentelen op een bepaalde groep, bijvoorbeeld de Oekraïense moeders die hier aan de slag willen? Die zijn hoog opgeleid en willen aan het werk. Is het dan rechtvaardig en billijk om een vorm van uitvoeringsproblematiek helemaal af te wentelen op Oekraïense moeders die we hier ruimhartig zouden opvangen? Dat laatste heeft Schoof zelf aangegeven. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Dat is een juiste vraag. Zoals ik al eerder stelde is de werking van deze wet breder. Het is niet "afwentelen op"; het is een keuze maken. Ik ben nu aan beargumenteren dat, hoe sympathiek deze wet ook is en hoezeer wij ook nastreven dat werken een hoog goed is — de overheid heeft daarin ook een faciliterende rol — je op een gegeven ogenblik ook een keuze moet maken. Dat vindt de BBB als het gaat over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van wetten. Dan is het balanceren, en in dit geval meent de BBB dat we nu echt de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid zwaarder moeten laten wegen dan andere argumenten. Ik wacht ook de inbreng van andere fracties af.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Wilt u ook afronden?
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Ik ga afronden, voorzitter. In het debat over kinderopvang op 11 april jongstleden in de Tweede Kamer is ingegaan op de toekomst van de kinderopvang. Het moet anders, anders dan in het huidige systeem met toeslagen. We hebben een stelselherziening nodig naar één kindregeling in plaats van de huidige drie. De stelseldiscussie is in volle gang. Een van de uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie naar de kinderopvangtoeslag was dan ook dat de grootste urgentie zit bij het aanpassen van de kinderopvangtoeslag. BBB vraagt zich oprecht af waarom nu niet even een pas op de plaats wordt gemaakt met nieuwe kinderopvangtoeslagregelingen en waarom er niet met volle inzet gewerkt wordt aan de nieuwe regeling. Waarom komt er nu wederom een toevoeging aan de huidige kinderopvangtoeslagen, waarvan velen zeggen dat die niet deugen?
Voorzitter. Ik heb getracht het dilemma te schetsen. BBB is uitermate kritisch op de uitvoering en de handhaafbaarheid. De BBB ondersteunt natuurlijk de intentie om werkenden in Nederland te faciliteren. Tegelijkertijd, handhaafbaarheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de onderhavige wet zijn naar de mening van BBB niet of onvoldoende geborgd. BBB kijkt uit naar de beantwoording van haar vragen en reacties op haar reflecties.
Mevrouw Ramsodit i (GroenLinks-PvdA):
Dank voor uw schets van dit dilemma …
De voorzitter:
U moet even het knopje van de microfoon indrukken of het pedaal, of allebei.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Kijken of er wat gebeurt … Ja!
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Is dit voldoende of moet ik het de hele tijd indrukken?
De voorzitter:
U moet het de hele tijd indrukken, maar als het goed is, is dat vrij kort.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Ik leer hier elke dag weer, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik ook.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de schets van dit dilemma. U noemt deze regeling twee keer "een nieuwe regeling". Ik wil u even oprecht vragen: vindt u het echt een nieuwe regeling? Volgens mij is namelijk sprake van een bestaande regeling die voor een bredere doelgroep toepasselijk wordt. Ik vraag u dit heel specifiek omdat u het in uw betoog ook heeft over gelijkwaardigheid of gelijkheid. Ik vind het heel belangrijk om van u te horen hoe u het weegt dat alle ouders in Nederland gelijke toegang tot voorzieningen hebben. Ik heb de vraag ook hier achter mij gesteld en ik krijg van hen antwoord, maar u bent onderdeel van de coalitie, uw partij is onderdeel van de coalitie. Ik ben dus benieuwd hoe op dit punt denkt.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen. O, mevrouw Van Wijk staat hier nog. Dan mevrouw Van Wijk!
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Zeker, dank voorzitter. Ja, we leren elke dag. Ik ga natuurlijk niet in op de beantwoording die de staatssecretaris namens het kabinet gaat doen. De vraag is aan de BBB-fractie gericht. Uit dien hoofde zal ik ook antwoorden. In onze ogen is het een nieuwe wet. Er is een nieuw wetnummer en het is een nieuwe wet. Dat het een uitbreiding, een verfijning is van de bestaande kinderopvangtoeslagwetgeving — ik noem het maar even zo — is een feit, maar het is wel een nieuwe wet die we op zijn eigen merites aan het beoordelen zijn. Voor ons is het dus een nieuwe wet met een nieuwe doelgroep.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Moonen namens D66.
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. De verschrikkelijke oorlog tussen Rusland en Oekraïne, die al bijna drie jaar voortduurt, heeft ons de dapperheid van de Oekraïners getoond. Niet alleen vechten ze voor hun eigen vrijheid, dat doen ze ook voor de Nederlandse en Europese waarden: vrijheid, gelijkheid en democratie. De fractie van D66 is dan ook verheugd dat premier Schoof tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen hier in deze Kamer zei dat deze regering Oekraïne ondubbelzinnig steunt en dat zal blijven doen. Deze wet, hoe klein ook, is een gevolg van deze oorlog in Oekraïne. Wij zullen ons ruimhartige beleid voor de Oekraïners voortzetten, zei premier Schoof in deze Kamer. "Ruimhartig" betekent dat de Oekraïners die naar Nederland zijn gevlucht integreren in onze samenleving. We weten allemaal dat werk de beste manier is om te integreren en de Nederlandse taal te leren. Ik vind het indrukwekkend dat 45% van de Oekraïners, vooral vrouwen — de mannen mogen namelijk eigenlijk niet vluchten; die worden veelal ingezet aan het front — moeders met kinderen, inmiddels de status Tijdelijke Bescherming hebben en aan het werk zijn. Wat wel kan schrijnen is dat ze vaak onder hun niveau werken. Juist de Oekraïense vrouwen zijn gemiddeld heel hoog opgeleid. 60% van deze vrouwen heeft een opleiding in het hoger onderwijs voltooid. Ze werken niet altijd op dat niveau, maar dat zouden ze wel kunnen. Kortom, hun kennis, ervaring en talenten hebben we in Nederland hard nodig en de vrouwen willen graag aan de slag.
Het is nog bijzonderder als je bedenkt wat deze vrouwen vaak hebben meegemaakt. Ik ben me er extra bewust van. Ik ben als Kamerlid lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Daar zit ik namens Nederland in een werkgroep voor Oekraïense kinderen. Dan gaat het niet om kinderen die naar Nederland zijn gevlucht. Dan gaat het om kinderen — dat is ongelooflijk; dat krijgt veel te weinig aandacht in de media — in de bezette gebieden die worden weggevoerd naar Rusland en in Russische gezinnen worden geplaatst, een complete nieuwe identiteit krijgen. Dat is een heel ander vraagstuk. Daar hebben we het vandaag niet over, maar het geeft wel de volle breedte aan van wat ouders en kinderen meemaken.
Deze groep is in Nederland beland. Daar hebben we het vandaag over. Vandaag gaat het over de aanspraak op kinderopvangtoeslag van deze Oekraïense ouders in Nederland. Dat zijn ouders die willen werken en feitelijk ook werken. Die kinderopvangtoeslag is niet zozeer een kwestie van mededogen. Het is gewoon een verstandige keuze voor onze samenleving. We weten allemaal hoe ontzettend veel arbeidstekorten we hebben in Nederland, in de verzorging, in het onderwijs, in de techniek. Ik zei al dat 60% van deze vrouwen een hogere opleiding heeft genoten, dus ze zijn ook zeer plaatsbaar op al die vacatures voor banen die nodig zijn, ook in de Nederlandse samenleving. Ondertussen gaan de kinderen naar de opvang, wat weer goed is voor hun ontwikkeling, want daar leren ze ook de Nederlandse taal. Die nemen ze weer mee naar huis en het hele gezin leert dus beter Nederlands spreken.
Nu is het correct waar mevrouw Van Wijk terecht aandacht aan besteedde: dit wetsvoorstel heeft nog een andere component. Het gaat ook over gezinnen met een partner buiten de EU die aanspraak kunnen maken op de toeslag. Denk bijvoorbeeld aan mensen die in Nederland werken, maar van wie de partner voor een bedrijf werkt in de Verenigde Staten of in India of een ander land buiten de EU. Naar de optiek van D66 mag het eigenlijk geen verschil maken of de partner in de EU werkt of buiten de EU. Dat zouden wij een vreemd onderscheid vinden. Als je beiden werkt en één partner werkt in de EU, geldt dat als arbeidseis. Dan vinden wij het legitiem om dat ook van toepassing te laten zijn als die ouder buiten de EU werkt. Het leidt tot meer gelijkheid als je geen onderscheid meer maakt tussen EU-lidstaten en andere landen. Het land waar de partner verblijft zou niet bepalend moeten zijn voor de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Maar nu kom ik op de uitvoerbaarheid. Mevrouw Van Wijk heeft een punt. Ik hoorde ook mevrouw Ramsodit erover. We hebben een zeer goed werkbezoek gebracht aan de Sociale Verzekeringsbank. Die geeft aan waar ook mevrouw Van Wijk het over had. Het merendeel van de aandacht en de uitvoering gaat naar een kindregeling met een internationale component. Dat kan beter en daar hebben ze zelf ook ideeën over. Ze hebben daar de knelpuntenbrief nummer III en IV — mevrouw Ramsodit had het erover — gepresenteerd gekregen. Nummer IV dateert uit het jaar 2024. Daarin staan allemaal mogelijkheden om de uitvoering te vergemakkelijken. Maak bijvoorbeeld één integrale kindregeling en breng die onder één wettelijk regime. Zorg voor internationale gegevensuitwisseling en bevorder dat dit soepeler loopt. Want dat opvragen van al dit soort inkomens kost heel erg veel tijd. Omdat het een bevoorschotting is, moet je eind van het jaar de controle doen of er al of niet rechtmatig is voorgeschoten. Mogelijk moet dan worden teruggevorderd, met alle problemen van dien. Kan de staatssecretaris ingaan op deze oplossingsrichtingen? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om die toegang tot gegevens voor de Sociale Verzekeringsbank te verbeteren? En kunt u ook vanuit de regering een kabinetsreactie geven op die knelpuntenbrief? De brief is heel duidelijk. De fractie van D66 zou graag zien dat de regering een reactie geeft op die praktische oplossingsrichtingen waar de Sociale Verzekeringsbank, die echt met de voeten in de klei staat, mee komt.
Tot slot. De fractie van D66 is voorstander om dat hele ingewikkelde toeslagensysteem te versimpelen. Mijn collega in de Tweede Kamer, de heer Vijlbrief, heeft daarvoor een initiatiefnota opgesteld. Hij zegt dat we daar eigenlijk helemaal van af moeten. Die inkomensafhankelijke toeslagen zijn ook voor de Nederlandse situatie eigenlijk onhoudbaar. Het vooraf bevoorschotten, het achteraf controleren en het terugvorderen is ook een hele vervelende kwestie voor iedereen die er gebruik van maakt. Mijn vraag aan de regering is: wat doet u met deze initiatiefnota van Vijlbrief, die dus wil overgaan naar een ander stelsel, zonder die inkomensafhankelijke toeslagen? Dat is een grote vereenvoudiging. En overigens ligt er ook een hele goede bouwstenennotitie, opgesteld door onafhankelijke ambtenaren in Den Haag. De bouwstenennotitie komt met hele goede handreikingen voor het vereenvoudigen van het hele stelsel, met name het loslaten van die inkomensafhankelijke toeslagen. Deze regering is nu in charge en ik wil heel graag van ze horen hoe zij die bouwstenennotitie die er ligt — alles is al bestudeerd — gaan omzetten in concrete vereenvoudiging van die wetgeving in het sociale en fiscale domein, in het belang van al die deelnemers, ouders en kinderen, die er gebruik van maken.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde van uw eerste termijn.
Mevrouw Moonen (D66):
Zeker.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Het betoog van mevrouw Moonen van D66 is helder. We hebben het vandaag over de wet die voorligt. Ik wil, via u voorzitter, de volgende vraag aan mevrouw Moonen voorleggen. Ook mevrouw Moonen schetste de uitvoerbaarheid die ontzettend lastig is. En ook de resultante daarvan dat terugvorderingen absoluut mogelijk zijn. Wat is dan voor mevrouw Moonen, voor haar fractie, de balans tussen de uitvoerbaarheid en de eventuele terugvorderingen, die uit hoofde van deze wet uit de bestaande regelingen onmiskenbaar eigenlijk aan de orde zullen komen?
Mevrouw Moonen (D66):
Voor de fractie van D66 weegt het gelijkheidsbeginsel heel zwaar mee. Wij vinden het niet rechtvaardig dat één bepaalde groep de afwenteling krijgt van een stuk uitvoeringsproblematiek. Wij maken een andere keuze dan de BBB. Wij vinden de gelijkheid belangrijk. En wij vinden dat je het niet mag afwentelen op een bepaalde groep. Ik wil nog een tweede punt tegen mevrouw Van Wijk zeggen. Alle wetten, en ook de aanpassing van wetten, worden altijd aan een uitvoeringstoets onderworpen. Als dit niet zo was en het echt onuitvoerbaar was geweest, hadden we dit ook gelezen in een toets van de Sociale Verzekeringsbank. Dat hebben we niet kunnen lezen. We hebben wel met eigen ogen gezien dat er problematiek zit en dat het beter kan. Maar de uitvoeringsorganisatie heeft niet aangegeven dat dit echt onuitvoerbaar was, want dan had dit in de toets gestaan. Dat is voor ons een zwaarwegend punt. Mevrouw Ramsodit noemde dat ook al. We kunnen dit wel degelijk uitvoeren, maar ik doe vooral een appel op de regering om ook zo snel mogelijk werk te maken van alle praktische aanbevelingen die de Sociale Verzekeringsbank. Dat is het laaghangende fruit, dat ook in de knelpuntenbrief te lezen is. Het zijn niet allemaal ingewikkelde grote veranderingen, er zit ook wat laaghangend fruit in. Dan heb ik daar vertrouwen in.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Wijk, nogmaals.
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Dan concludeer ik dat de terugvorderingen uit hoofde van deze kinderopvangtoeslag een reëel feit is en dat u daaraan voorbijgaat. Dat vind ik jammer. Dat was een opmerking en dus geen vraag.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen, tot slot.
Mevrouw Moonen (D66):
Dat geldt nu ook voor de Nederlandse ouders en hun kinderen. We moeten geen verschil maken tussen etniciteit of waar je vandaan komt. Dat is voor ons helemaal geen maatstaf.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Moonen (D66):
Mits je tenminste wel hier woont en werkt.
De voorzitter:
Nogmaals, dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bazaan namens de PVV.
Mevrouw Bezaan i (PVV):
Het begint al, hè. Voorzitter. We staan hier vandaag om te spreken over een voorstel dat op het eerste gezicht klinkt als een daad van compassie. De uitbreiding van de kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden. Er wordt nu wettelijk vastgelegd dat elke in Nederland werkende ouder met een partner binnen of buiten de EU aanspraak kan maken op KOT. Daarvoor moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moeten beide ouders werken of voldoen aan de doelgroepstatus, de zogenaamde arbeidseis. Daarnaast dient het kind naar een formele kinderopvang te gaan. Ook moet de rekening voor het gebruik van de kinderopvang zijn betaald. Om te beginnen heb ik een vraag aan de staatssecretaris over het aantal Oekraïense ontheemden in ons land. Voor zover ik heb begrepen, is de prognose dat er op 1 januari 2025 — dat is dus over anderhalve maand — 136.000 Oekraïense ontheemden in ons land zijn. Hoeveel personen van deze groep werken? Over hoeveel kinderen zijn kind van ouders die voor deze regeling in aanmerkingkomen? Dezelfde vragen zou ik graag stellen over het aantal statushouders. De beantwoording wil ik graag in concrete getallen en niet in percentages.
Voorzitter. Nederland heeft een capaciteitsprobleem in de kinderopvang. Het antwoord op de zojuist gestelde vragen zijn voor de PVV van belang, omdat de brief van de minister van SZW van 4 april jongsleden een tekort meldt van bijna 6.000 personen in de kindervang. Op korte termijn zal dit tekort stabiel blijven, maar vanaf 2027 zal het significant toenemen tot 19.500 personen of zelfs bijna 42.000 personen. Dat is verontrustend, want Nederlandse gezinnen die jarenlang belasting betalen zouden daardoor mogelijk niet eens meer een plek kunnen krijgen voor hun kinderen. Is de kinderopvangsector hier überhaupt op berekend?
Voorzitter. Laten we ook naar de kosten kijken. Deze wet leidt tot aanzienlijke financiële verplichtingen. Alleen al voor de Oekraïense ontheemden wordt een jaarlijkse uitgave van de KOT, volgens een memorie van toelichting, geraamd op ongeveer 66 miljoen euro. Graag verneem ik de daadwerkelijke kosten van de staatssecretaris. De PVV pleit in haar verkiezingsprogramma juist voor een striktere besteding van ons belastinggeld. Het kan niet zo zijn dat we miljoenen euro's blijven pompen in opvang en integratie van mensen van buiten de EU die hier veelal tijdelijk verblijven, terwijl onze eigen burgers in de kou staan.
Voorzitter. Oekraïners genieten momenteel tijdelijke bescherming op basis van Europese regelgeving, maar het faciliteren van hun verblijf in Nederland door subsidies als KOT moedigt hen aan om te blijven. Dat geldt ook voor statushouders uit andere landen, zoals Syrië en Afghanistan. Het signaal dat wij uitzenden is: kom naar Nederland, want wij zorgen voor u. Dat is nu precies wat er niet moeten doen. Nederland moet geen aantrekkelijke bestemming worden voor mensen die hier veelal slechts tijdelijk zijn. Het moet juist duidelijk zijn dat ons sociale vangnet primair bedoeld is voor onze eigen burgers. Verder bestaat het risico dat wij hiermee een president scheppen. Dit wetsvoorstel opent de deur voor alle soorten tijdelijke migranten om soortgelijke rechten op te eisen. De PVV stelt dat wij zeer terughoudend moeten zijn met het verlenen van rechten die normaliter alleen voorbehouden zijn aan Nederlandse staatsburgers en mensen die legaal en permanent verblijven. Ook moeten we kijken naar de uitvoeringsproblemen. Het is geen geheim dat de belastingdienst kampt met grote problemen bij de uitvoering van de huidige toeslagenregelingen. Het toeslagenschandaal heeft diepe wonden geslagen en de getroffen gezinnen worden tot op de dag van vandaag geconfronteerd met de gevolgen van een falend systeem.
Voorzitter. De minister van SZW stelt in haar brief van 25 april jongstleden dat de handhaving van de arbeidseis aanvangt op het moment van aanvraag door de burger. Er wordt dan gevraagd of de aanvrager en de toeslagpartner werken of een doelgroepstatus hebben. Is dit niet het geval, dan wordt de KOT niet toegekend. Is het antwoord positief, dan wordt de KOT voorlopig toegekend. Bewijs aanleveren is niet nodig. De burger vraagt aan en kan ontvangen. Controle vindt pas gedurende en na afloop van het jaar plaats, als gegevens van diverse instanties bij de definitieve toekenning langs de aanvrager worden gelegd. Uit de groep waarbij niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat aan de arbeidseis wordt voldaan wordt een selectie gemaakt die onderworpen wordt aan een andere controle, de zogenaamde handmatige behandeling. Kan de staatssecretaris duiden hoe die selectie wordt gemaakt? Als een aanvrager niet aannemelijk kan maken dat aan de arbeidseis wordt voldaan, bestaat er geen recht op toeslag en worden uitbetaalde voorschotten teruggevorderd. Ik zou zeggen: succes.
Voorzitter. De PVV is van mening dat het onverantwoord is om de Belastingdienst op te zadelen met nog meer complexe regelingen en aanvullende doelgroepen, terwijl het bestaande systeem niet eens goed functioneert. Dit is een recept voor chaos en nog meer slachtoffers. Daarnaast vraagt de PVV zich af wat het effect van deze maatregel is op de integratie van mensen die hier echt blijven. Door het bieden van allerlei voordelen en uitzonderingen aan tijdelijke migranten gaan we voorbij aan de noden van onze eigen bevolking en die van mensen die zich hier permanent willen vestigen en die bijdragen aan de samenleving. Integratie betekent niet dat wij iedere tijdelijke groep die ons land binnenkomt volledig moeten ondersteunen. Het betekent dat wij degenen die hier willen blijven en zich willen aanpassen kansen bieden en daarbij redelijke grenzen stellen.
Voorzitter. Dit alles brengt ons tot een aantal vragen, die we graag beantwoord zien door de staatssecretaris. Het kabinet stelt dat een strikte handhaving van de arbeidseis noodzakelijk is, maar tegelijkertijd wordt erkend dat dient Toeslagen vaker handmatig toezicht moet houden bij partners buiten de EU, met name in landen waar controle moeilijker is. Hoe gaat het kabinet voorkomen dat deze uitzonderingen leiden tot ongelijke en willekeurige handhaving, zeker in een tijd waarin er al sprake is van een capaciteitsprobleem bij Dienst Toeslagen?
Voorzitter. Voor partners buiten de EU ontbreekt vaak gedetailleerde inkomensinformatie, wat controle op de arbeidseis bemoeilijkt. Dit betekent een verhoogd risico op onterechte toekenningen van KOT. Hoe gaat het kabinet dit voorkomen? Hoe wil het kabinet voorkomen dat de regeling tot fraudegevoeligheid leidt, gezien de complexiteit van handmatige controles voor partners van buiten de EU? Kan de staatssecretaris toezeggen dat er voldoende toezicht en handhaving is om misbruik van deze regeling te voorkomen zonder dat dit ten koste gaat van het toezicht op de reguliere aanvragen?
Voorzitter. KOT is bedoeld voor ouders die een duurzame band met Nederland hebben. Hoe rechtvaardigt het kabinet het toekennen van deze toeslag aan Oekraïense ontheemden en anderen die aanvankelijk als tijdelijke verblijvers in Nederland werden toegelaten? Bestaat het risico dat dit wetsvoorstel de kans vergroot dat mensen die aanvankelijk tijdelijk zouden blijven nu besluiten om permanent in Nederland te blijven? Hoe worden de maatschappelijke en financiële kosten daarvan ondervangen?
Dienst Toeslagen is al overbelast met bestaande aanvragen. Deze uitzondering betekent dat de complexiteit van de aanvragen alleen maar zal toenemen. Hoe denkt de staatssecretaris dat dit voorstel zal bijdragen aan de efficiency en de kwaliteit van de beoordeling van KOT-aanvragen? Ziet de staatssecretaris het risico van een verlaging in kwaliteit en snelheid van beslissingen?
Voorzitter. Mijn laatste vraag betreft een toezegging die tijdens het debat in de Tweede Kamer is gedaan, namelijk dat de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd gaat worden over de manier waarop de arbeidseis gehandhaafd wordt. Het zou fijn zijn als deze informatie ook richting deze Kamer zou kunnen komen. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?
Voorzitter, ik dank u voor uw tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bezaan. Mevrouw Ramsodit.
Mevrouw Ramsodit i (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Bezaan, ik heb naar u geluisterd. U noemt een aantal keer het vraagstuk van arbeidsmarkttekorten, ook als het gaat om de kinderopvang. Twee vragen daarover. Heeft u ook met de landelijke branchevereniging voor de kinderopvang besproken hoe zij die tekorten zien en hoeverre zij dit wetsvoorstel als bezwaarlijk zien ten aanzien van de uitdaging die zij hebben om de kinderopvang in capaciteit voor elkaar te krijgen? Ik zie dat u heel stellig aangeeft dat die arbeidstekorten een probleem zijn, terwijl we in Nederland tegelijkertijd te maken hebben met arbeidsmarkttekorten. Mensen die in Nederland werken en die de arbeidsmarkttekorten verkleinen, worden daarin dus gefaciliteerd. Dus aan de ene kant zegt u dat die arbeidsmarkttekorten problematisch zijn, en aan de andere kant zegt u dat de oplossing die we daarvoor hebben, deze regeling, ook problematisch is. Ik probeer dus even de consistentie van uw lijn te volgen.
Mevrouw Bezaan (PVV):
Ten eerste heb ik het over arbeidstekorten in de kinderopvang. Volgens mij trekt u het breder. Mevrouw Moonen sprak over de hoger opgeleide vrouwen — het gaat blijkbaar alleen om vrouwen — die heel graag ander werk zouden willen doen. Ik kan daar heel ver in meegaan, alleen gaat het mij op dit moment om de tekorten in de kinderopvang. Er is nu een tekort van 6.000. Blijkbaar is dat een tekort dat nog te overzien is. Maar als je naar de lange termijn kijkt, zie je dat de tekorten schrikbarend toenemen. En hoe meer kinderen ervoor in aanmerking komen om naar de kinderopvang toe te gaan, hoe groter het probleem wordt.
De voorzitter:
Mevrouw Ramsodit, u bent klaar met uw interruptie? Dat is het geval. Dan is het woord aan mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen i (D66):
Mevrouw Bezaan zegt: het gaat blijkbaar alleen maar om vrouwen. Ik vind dat echt heel erg. Ik zal even toelichten waarom het alleen maar om vrouwen gaat. Er is een oorlog gaande in Europa. De mannen in Oekraïne gaan helemaal niet naar andere landen toe; die worden ingezet om te proberen deze oorlog te winnen. Dus de mannen zijn daar en de moeders proberen het beste te doen wat zij kunnen doen. Zij moeten vaak vluchten om het leven van hunzelf en hun kinderen te redden. En als ze dan in een ander land aankomen, zoals in Nederland, willen ze ook nog aan de slag. Zij willen bijdragen en zij willen werken. U hoort aan mijn stem dat ik het heel kwalijk vind dat u zegt: het zijn blijkbaar alleen maar vrouwen. Ik hoop dat u begrijpt dat daar een oorlog gaande is en dat wij daarom die mannen hier niet hebben.
De voorzitter:
Het is duidelijk. Mevrouw Bezaan?
Mevrouw Bezaan (PVV):
Voor zover ik begrepen heb, geldt deze wet niet alleen voor de Oekraïense mensen in Nederland. Ik heb het idee dat de wet breder getrokken wordt, dus vandaar mijn opmerking.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Petersen namens de VVD.
De heer Petersen i (VVD):
Voorzitter. Vandaag spreken wij over de wijziging van de Wet kinderopvang om het aanspraak maken op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden. Na de agressieve inval door Rusland in Oekraïne in februari 2022 heeft de Nederlandse regering zich direct vierkant achter Oekraïne gesteld. En tot op de dag van vandaag speelt Nederland op het internationale toneel een voortrekkersrol om de Russische agressie terug te dringen en Oekraïne van haar bezetter te bevrijden. De VVD-fractie steunt dit beleid en steunt ook andere, niet-militaire initiatieven waarmee Oekraïne kan worden geholpen.
Binnen onze eigen landsgrenzen biedt de Nederlandse regering ruimhartige opvang voor vluchtelingen uit Oekraïne. Dit wetsvoorstel is daar een onderdeel van. In dit wetsvoorstel wordt formeel vastgelegd dat Oekraïense ontheemden recht hebben op kinderopvangtoeslag. Door deze wijziging kunnen overigens ook andere ouders van wie de partner buiten de EU verblijft en die aan diezelfde voorwaarde voldoen, aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. De staatssecretaris en zijn voorgangster hebben aangegeven dat het om relatief kleine aantallen gaat. Vooruitlopend op de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer is deze wetswijziging al sinds 2022 in praktijk gebracht voor Oekraïense ontheemden.
Kinderopvangtoeslag is een belangrijk middel om werk en zorg voor kinderen te combineren. Arbeidsparticipatie is niet alleen goed voor mensen die deelnemen aan het arbeidsproces, het is ook een belangrijk middel om het goed laten functioneren van onze arbeidsmarkt mogelijk te maken. En gelet op de krapte op de arbeidsmarkt, moet elke mogelijkheid om die te verruimen serieus worden bekeken.
Voor wat betreft de Oekraïense ontheemden lijken vraag en aanbod elkaar behoorlijk goed te vinden. Want — het is al gememoreerd — ruim de helft van de volwassen Oekraïense vluchtelingen in Nederland heeft inmiddels een baan. De VVD-fractie kijkt dan ook welwillend naar de wetswijziging die wij hier vandaag bespreken. Toch zouden wij van de staatssecretaris graag nog meer perspectief krijgen op een tweetal onderwerpen. In de eerste plaats betreft dat de druk op de capaciteit van de kinderopvang; in de tweede plaats het vaststellen dat de aanvrager aan de arbeidseis voldoet. U ziet dat de nieuwsgierigheid naar beide onderwerpen door fracties in alle spectra van deze Kamer van harte wordt onderschreven.
Parallel met het voorstel wordt in dit huis ook een andere wijziging van de Wet kinderopvang behandeld, met verbetermaatregelen voor de gastouderopvang. Ook in de context van dat wetsvoorstel wordt gesignaleerd dat de capaciteit van de kinderopvang onder druk staat. Tegelijkertijd worden daarom maatregelen voorgesteld die mogelijk de capaciteit van de kinderopvang nog verder kunnen aantasten. Kan de staatssecretaris een reflectie geven op hoe deze twee verschillende wetsvoorstellen elkaar raken? Verwacht de staatssecretaris dat een dalende capaciteit in de kinderopvang de mogelijkheid tot kinderopvang van kinderen van Oekraïense ontheemden negatief lastiger kan maken? Welke oplossingen heeft hij in gedachten om hieraan het hoofd te bieden?
In de gedachtewisseling met deze Kamer is veel aandacht besteed aan het proces waarmee de Dienst Toeslagen vaststelt of een partner echt in het buitenland is en of een partner daar ook arbeid verricht. Zoals bekend, wordt deze regeling voor Oekraïense ontheemden al sinds 2022 toegepast. Kan de staatssecretaris een reflectie geven op welke lessen de Dienst Toeslagen hier de afgelopen jaren uit heeft kunnen trekken? En hoe zullen deze in de toekomst door de Dienst Toeslagen worden toegepast?
Voorzitter, ik rond af. Ik zie uit naar het perspectief van de staatssecretaris.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Petersen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan gaan wij vanmiddag om 17.20 uur verder met het antwoord van de regering in eerste termijn.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.