Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 13.55 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik was even bang dat ik hier vandaag als enige zou staan en zou deelnemen aan het debat, want naast de SGP heeft namelijk geen enkele fractie vragen ingediend. Maar ik ben heel blij dat een aantal collega's van mij uit de commissie SZW zich gevoegd hebben bij het debat.
Voorzitter. Allereerst wil ik opmerken dat de vlag de lading niet dekt, ofwel: de titel van de wet die u net in uw inleiding schetste, reflecteert de inhoud niet, geheel niet. Het is een wet over de kinderopvangtoeslag. Dat is juist, maar niet specifiek voor Oekraïense ontheemden. Het is een wet over de kinderopvangtoeslag voor een in Nederland werkende partner waarvan de partner werkzaam is buiten de EU. Dit betreffen — mevrouw Ramsodit zei het al — statushouders, ontheemden, expats, arbeidsmigranten en dergelijken. Een veel juistere naam zou derhalve zijn: kinderopvangtoeslag met een werkende partner buiten de EU. Ik benadruk dit omdat de titel van de wet wellicht misleidend kan zijn. De terechte ruimhartige opvang voor Oekraïense ontheemden zou een reden kunnen zijn om deze wet ruimhartig te omarmen, maar zoals gezegd is de werking van de wet breder. Andere doelgroepen zouden bij deze titel kunnen denken dat zij níét in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Is de staatssecretaris het met de BBB-fractie eens dat de naam van de wet misleidend kan zijn? Wat is de reden dat er gekozen is voor deze titel? Was de eerste intentie van deze wet om kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden mogelijk te maken, maar heeft men gaandeweg van dit punt moeten afwijken vanwege bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel? Graag een toelicht van de staatssecretaris op dit aspect.
Voorzitter. Dan een kritische blik op de doelmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, de kerntaken van de Eerste Kamer. Ik begin met de uitvoerbaarheid. In het debat in de Tweede Kamer over kinderopvang op 11 april jongstleden werd ingegaan op de arbeidseis om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag. Mevrouw Ramsodit refereerde daar ook al aan. Daarin werd gemeld dat het Instituut voor Publieke Economie het volgende bevestigde. Ik citeer: "De arbeidseis stelt te hoge eisen aan de uitvoering. Juist de onduidelijkheid rond de arbeidseis kan ervoor zorgen dat ouders de ontvangen toeslag volledig moeten terugbetalen. De uitvoeringsorganisaties zeggen dat zelf ook: het moet anders. Bij een groot aantal ouders is handwerk voor de toekenning benodigd." Die handmatige check moet iedere drie maanden gebeuren. Je zou dan van gedachten kunnen wisselen over de arbeidseis, maar we hebben het nu over de uitvoerbaarheid van de wet die voor ons ligt. Vandaar dat ik dit aspect specifiek inbreng.
Voorzitter. Onlangs is een delegatie — we waren er allemaal bij — van onze Eerste Kamercommissie SZW op bezoek geweest bij de Sociale Verzekeringsbank. Toegelicht werd dat 13% van de regelingen met een internationale component 50% van de beschikbare capaciteit vergt. De contacten tussen de Dienst Toeslagen en de SVB vergen tijd. Vervolgens moeten er contacten onderhouden worden met buitenlandse zusterorganisaties voor het opvragen van informatie, die al dan niet verkregen wordt. In het beste geval krijg je dan ook t.z.t. antwoord. BBB meent dat de uitvoerbaarheid van deze wet lastig is. Beperkte beschikbaarheid van de kinderopvang vergt ook meer capaciteit. Dat vindt niet alleen BBB. De uitvoering van het stelsel van de kinderopvangtoeslag wordt door heel veel betrokkenen als "onvoldoende" aangeduid. Ik ben somber als ik deze geluiden reflecteer op de onderhavige Wet kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU. Een aanvraag wordt in Nederland ingediend en voorlopig toegekend. Voorlopige toekenning vindt dus al plaats. Afhankelijk van de beschikbaarheid en juistheid van de informatie buiten de EU wordt er al dan niet teruggevorderd. Terugvorderen is pijnlijk. Wat doet dit met je? Ik verwijs uiteraard ook naar de problematiek van de kinderopvangtoeslagaffaire, waarin de pijn juist lag bij het opjagen rondom het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre uitvoering en handhaving van de onderhavige wet, de Wet kinderopvangtoeslag Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU, anders is dan bij de kinderopvangtoeslagen die de grote crisis veroorzaakten?
Dan nog de beschikbare kinderopvang zelf. In de beantwoording door de staatssecretaris van de door BBB gestelde vragen is onder meer gesteld: "Ten aanzien van dit wetsvoorstel is gegeven het relatieve lage aantal gebruikers het extra gebruik van kinderopvang zeer beperkt in verhouding tot het totale gebruik." BBB heeft haar licht nog eens opgestoken bij de kinderopvang. Er zijn, zo hoorden wij op de praktijkvloer, grote personele tekorten. Er wordt gekeken naar zijinstromers, bijvoorbeeld vanuit de kraamzorg. De inzet van de zzp'ers stopt per 1 januari 2025 in verband met schijnzelfstandigheid. Vandaag staat daarover een artikel in Het Financieele Dagblad. De problemen stapelen zich op. Organisaties moeten op een creatieve wijze laveren tussen de wet- en regelgeving en de groeiende vraag van ouders.
Kortom, de kinderopvang staat nog altijd onder grote druk, met wachtlijsten. BBB zet vraagtekens bij de verwachting dat het een relatief laag aantal gebruikers zou zijn uit hoofde van deze wet. Ook in de Tweede kamer is hierover gedebatteerd. De genoemde 400 zijn degenen die nu al deze kinderopvangtoeslag toegekend krijgen, zo bevestigde ook voormalig minister Van Gennip. Er is sprake van toekenning zonder wettelijke basis. Je zou kunnen veronderstellen dat, als er nu een wettelijke basis zou komen en de wet gepubliceerd wordt, het aantal aanvragen voor kinderopvangtoeslag fors oploopt. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze veronderstelling? De beschikbare kinderopvang is een onderdeel van de uitvoerbaarheid. BBB concludeert overall dat de uitvoerbaarheid van deze wet onvoldoende is.
En dan de doelmatigheid. Desgevraagd heeft de staatssecretaris geantwoord op vragen van de BBB. Ik citeer: het is logischerwijs niet realistisch om alle aanvragen binnen de opvangtoeslagpopulatie — dat zijn allemaal fors lange woorden — op doelmatige wijze van een volledige controle te voorzien. Niet realistisch. Er vindt dus een selectie plaats van aanvragen die worden onderworpen aan een nadere controle. BBB concludeert dan ook dat de doelmatigheid van deze wet onvoldoende is.
Ook de handhaving is een heet hangijzer. Toenmalig minister Van Gennip bevestigde al in het debat met de Tweede Kamer dat handhaving lastig is. Zij sprak over risicogericht toezicht, ofwel de bevestiging dat controle op de arbeidseis van de partner die werkzaam is buiten de EU buitengewoon moeilijk te effectueren is. Desgevraagd antwoordde de staatssecretaris nog op de vragen van BBB: "Aanvragen waarbij sprake is van een partner buiten de EU komen daardoor relatief vaker in aanmerking voor handmatig toezicht dan aanvragen waarvoor de contra-informatie wel voorhanden is. De zekere mate van onzekerheid bij de handhaving van de arbeidseis is niet uniek voor partners in het buitenland." Naar aanleiding van onder andere deze beantwoording concludeert de BBB dat handhaving van de wet onvoldoende is, juist door de formulering van de specifieke doelgroep, namelijk degenen met een werkzame partner buiten de EU.
Het resultaat kan ook rechtsongelijkheid zijn. In Nederland is er een goede en nagenoeg waterdichte controle op de arbeidseis voor twee werkende partners. Moeten we deze cruciale voorwaarde voor de kinderopvangtoeslag dan maar voor lief nemen voor partners buiten de EU? Maar welk probleem wordt er nou opgelost? Er zijn 110.000 Oekraïense ontheemden op dit ogenblik in Nederland, van wie er 50.000 werken en die dus, mochten er kinderen zijn, een modus gevonden hebben voor de opvang van kinderen. Daarnaast vallen de Oekraïense ontheemden ook onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, zodat er minimumvormen voor leefomstandigheden geborgd zijn. Eerder al gaven instanties als de RVS, de Algemene Rekenkamer en De Nederlandsche Bank onmiskenbaar aan: rijksbrede vereenvoudiging, grote terughoudendheid met nieuwe regelingen, simplifying. Het is allemaal te complex. Ik verwijs ook naar de knelpuntenbrief van de Algemene Rekenkamer: vereenvoudig en versterk.
Ook de SVB deed in een bezoek aan onze Kamer op 25 juli jongstleden duidelijke aanbevelingen: Eerste Kamer, pak je rol met betrekking tot de uitvoerbaarheid. Wees kritisch ten opzichte van de internationale component. Tijdens een bezoek vorige maand aan de SVB werden deze aanbevelingen vanaf de werkvloer herhaald.
BBB meent nu de keuze te moeten maken om het advies van diverse organen nu eens echt ter harte te nemen. Er zijn grenzen aan uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetten, hoe sympathiek wetten ook zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen namens D66.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik heb een vraag aan mevrouw Van Wijk. Ik herken een aantal van de uitvoeringsproblemen. Ik was er zelf bij; we zaten samen in de gesprekken bij de Sociale Verzekeringsbank. Die gesprekken waren heel inzichtelijk en dat werkbezoek was heel erg goed. Vindt mevrouw Van Wijk het redelijk om de uitvoeringsproblematiek af te wentelen op een bepaalde groep, bijvoorbeeld de Oekraïense moeders die hier aan de slag willen? Die zijn hoog opgeleid en willen aan het werk. Is het dan rechtvaardig en billijk om een vorm van uitvoeringsproblematiek helemaal af te wentelen op Oekraïense moeders die we hier ruimhartig zouden opvangen? Dat laatste heeft Schoof zelf aangegeven. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Dat is een juiste vraag. Zoals ik al eerder stelde is de werking van deze wet breder. Het is niet "afwentelen op"; het is een keuze maken. Ik ben nu aan beargumenteren dat, hoe sympathiek deze wet ook is en hoezeer wij ook nastreven dat werken een hoog goed is — de overheid heeft daarin ook een faciliterende rol — je op een gegeven ogenblik ook een keuze moet maken. Dat vindt de BBB als het gaat over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van wetten. Dan is het balanceren, en in dit geval meent de BBB dat we nu echt de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid zwaarder moeten laten wegen dan andere argumenten. Ik wacht ook de inbreng van andere fracties af.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Wilt u ook afronden?
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Ik ga afronden, voorzitter. In het debat over kinderopvang op 11 april jongstleden in de Tweede Kamer is ingegaan op de toekomst van de kinderopvang. Het moet anders, anders dan in het huidige systeem met toeslagen. We hebben een stelselherziening nodig naar één kindregeling in plaats van de huidige drie. De stelseldiscussie is in volle gang. Een van de uitkomsten van de parlementaire enquêtecommissie naar de kinderopvangtoeslag was dan ook dat de grootste urgentie zit bij het aanpassen van de kinderopvangtoeslag. BBB vraagt zich oprecht af waarom nu niet even een pas op de plaats wordt gemaakt met nieuwe kinderopvangtoeslagregelingen en waarom er niet met volle inzet gewerkt wordt aan de nieuwe regeling. Waarom komt er nu wederom een toevoeging aan de huidige kinderopvangtoeslagen, waarvan velen zeggen dat die niet deugen?
Voorzitter. Ik heb getracht het dilemma te schetsen. BBB is uitermate kritisch op de uitvoering en de handhaafbaarheid. De BBB ondersteunt natuurlijk de intentie om werkenden in Nederland te faciliteren. Tegelijkertijd, handhaafbaarheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid van de onderhavige wet zijn naar de mening van BBB niet of onvoldoende geborgd. BBB kijkt uit naar de beantwoording van haar vragen en reacties op haar reflecties.
Mevrouw Ramsodit i (GroenLinks-PvdA):
Dank voor uw schets van dit dilemma …
De voorzitter:
U moet even het knopje van de microfoon indrukken of het pedaal, of allebei.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Kijken of er wat gebeurt … Ja!
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Is dit voldoende of moet ik het de hele tijd indrukken?
De voorzitter:
U moet het de hele tijd indrukken, maar als het goed is, is dat vrij kort.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Ik leer hier elke dag weer, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik ook.
Mevrouw Ramsodit (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de schets van dit dilemma. U noemt deze regeling twee keer "een nieuwe regeling". Ik wil u even oprecht vragen: vindt u het echt een nieuwe regeling? Volgens mij is namelijk sprake van een bestaande regeling die voor een bredere doelgroep toepasselijk wordt. Ik vraag u dit heel specifiek omdat u het in uw betoog ook heeft over gelijkwaardigheid of gelijkheid. Ik vind het heel belangrijk om van u te horen hoe u het weegt dat alle ouders in Nederland gelijke toegang tot voorzieningen hebben. Ik heb de vraag ook hier achter mij gesteld en ik krijg van hen antwoord, maar u bent onderdeel van de coalitie, uw partij is onderdeel van de coalitie. Ik ben dus benieuwd hoe op dit punt denkt.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen. O, mevrouw Van Wijk staat hier nog. Dan mevrouw Van Wijk!
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Zeker, dank voorzitter. Ja, we leren elke dag. Ik ga natuurlijk niet in op de beantwoording die de staatssecretaris namens het kabinet gaat doen. De vraag is aan de BBB-fractie gericht. Uit dien hoofde zal ik ook antwoorden. In onze ogen is het een nieuwe wet. Er is een nieuw wetnummer en het is een nieuwe wet. Dat het een uitbreiding, een verfijning is van de bestaande kinderopvangtoeslagwetgeving — ik noem het maar even zo — is een feit, maar het is wel een nieuwe wet die we op zijn eigen merites aan het beoordelen zijn. Voor ons is het dus een nieuwe wet met een nieuwe doelgroep.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Moonen namens D66.