Plenair Prins bij behandeling Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie



Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.25 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prins i (CDA):

Voorzitter, zoals u al meldde, doe ik deze bijdrage ook namens OPNL.

Voorzitter. Onze fracties zijn het eens met de minister dat er maatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de grenzen van de derogatiebeschikking. Toch hebben wij nog wel enige vragen en aandachtspunten in dezen. Een van de taken van de Eerste Kamer is om te bezien of een wet uitvoerbaar is. Het begrip "uitvoerbaar" heeft voor ons twee kanten: is de wet praktisch uit te voeren en is die ook effectief genoeg?

Over de effectiviteit hebben we enige zorgen. De plafonds binnen de derogatiebeschikking zijn hard, terwijl de omvang van de maatregelen gebaseerd is op aannames. Ik noem er een paar. In deze wet wordt bepaald dat bij overnames of overdrachten van productierechten een bepaald percentage wordt afgeroomd. Een eerste aanname is dat het aantal overdrachten niet zal dalen. Een uitzondering geldt voor de overdrachten in familieverband. Tot nog toe is er geen inzicht in het percentage familieoverdrachten in de pluimvee- en varkenssector, dus dat is wederom een aanname. Ook is er nog geen volledig inzicht in het aantal bedrijven en het aantal productierechten welke worden beëindigd via de regelingen Lbv en Lbv-plus.

In aanvulling hierop komt het aspect van de timing. Ook hiervoor geldt dat de plafonds voor de mestproductie voor heel 2025 hard zijn. Het is niet aannemelijk dat de afbouw van de mestproductie snel genoeg gaat om de plafonds daadwerkelijk te realiseren. Bedrijfsoverdrachten en de overdracht van productierechten zullen gedurende het jaar plaatsvinden. De realisatie van de bedrijfsbeëindiging volgens de Lbv en de Lbv-plus zal ook op zijn vroegst aan het einde van het eerste kwartaal starten. Immers, aanvragers van de beëindigingsregeling hebben zes maanden de tijd om de overeenkomst te tekenen en vervolgens twaalf maanden om de beëindiging daadwerkelijk te realiseren. De beëindigingsregeling Lbv-plus staat nog tot december open. Kort en goed, er is dus onzekerheid over het aantal bedrijven dat valt onder de uitvoering van de wet, over het aantal productierechten per sector en over de bijdrage aan de verlaging van de mestproductie gedurende het jaar.

Voorzitter. De minister heeft aangekondigd dat er gedurende het jaar monitoring zal plaatsvinden inzake de voortgang op de verschillende onderdelen en op de daadwerkelijke mestproductie. Het CBS verricht een eerste meting over het eerste kwartaal van 2025. Deze meting, een eerste indicatie van een mogelijke daling van de mestproductie, is dan half mei beschikbaar. Deze resultaten dienen vervolgens vanzelfsprekend bestudeerd en geanalyseerd te worden. Eventuele wijzigingen in de sectorplafonds dan wel andere stappen dienen te worden voorgelegd aan het parlement voor een periode van vier weken. Vervolgens moet er ook nog een advies worden gevraagd aan de Raad van State. Heel concreet betekent dit dat bijsturen op zijn vroegst in de tweede helft van 2025 ter hand kan worden genomen. Het is de grote vraag of de mogelijke bijsturing nog het gewenste effect zal hebben om bij het plafond van de derogatiebeschikking te komen. Wij zijn benieuwd hoe de minister met dit behoorlijk reële scenario denkt om te gaan. In dat kader ontvangen wij van de minister ook graag een toezegging dat zij beide Kamers regelmatig, bijvoorbeeld per kwartaal, informeert over de voortgang van de ontwikkeling van de mestproductie, totaal en per sector.

De minister heeft aangegeven dat zij een generieke korting zo veel mogelijk wil voorkomen. Ook heeft de minister aangegeven dat deze generieke korting niet van toepassing zal zijn op grondgebonden bedrijven. In 2022 was 60% van de bedrijven met fosfaatrechten grondgebonden, en 86% van de biologische bedrijven. Gezien de vele onzekerheden achten wij dus de kans op een generieke korting op termijn reëel. Echter, deze generieke korting zal dus voor een beperkt deel van de bedrijven kunnen gelden. Heeft de minister reeds scenario's opgesteld voor de verschillende percentages generieke korting, voor de sector als geheel alsook voor elke afzonderlijke sector? Heeft ze scenario's voor de impact die het zal hebben op de desbetreffende bedrijven? Blijven deze bedrijven dan nog wel levensvatbaar? Wat betekent dit voor het advies aan bedrijven? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Gezien het voorstaande maken onze fracties zich zorgen of Nederland in 2025 daadwerkelijk een mestproductie onder de gestelde plafonds heeft, hetgeen kan betekenen dat de Europese Commissie een infractieprocedure zal starten. Gezien de wensen van deze regering voor versoepeling van diverse regels op het gebied van de landbouw lijkt ons dit beslist ongewenst. Hoe beziet de minister deze mogelijke ontwikkeling, en wat zal ze hieraan doen?

Voorzitter. Naast uitvoerbaarheid is ook het aspect handhaafbaarheid van groot belang. De minister geeft aan dat dit onderwerp van gesprek is in het contact met de NVWAs. Wij zouden de minister willen verzoeken hierover daadwerkelijk concrete afspraken met de NVWA te maken. Graag een toezegging in dezen.

Voorzitter, tot slot. Deze wet is slechts een klein onderdeel van het landbouwbeleid. Dit geeft de minister ook zelf uitdrukkelijk aan. In de kern is deze wet een kleine zorg, maar de toekomst van onze landbouw is een hele grote zorg. Ook onze boeren hebben recht op een consistent en duidelijk beleid. Wij moeten helaas constateren dat deze consistentie en duidelijkheid momenteel ontbreken, zoals door het stopzetten van het NPLG. Hiervoor hebben boeren, burgers en belangenorganisaties de afgelopen jaren plannen ontwikkeld die nu niet meer doorgaan. Die consistentie en duidelijkheid ontbreken ook door het sterk verlagen van het budget voor het Transitiefonds naar 5 miljard. In dat kader zijn deze fracties benieuwd naar de visie van de minister op de suggestie van de CDA-fractie in de Tweede Kamer, namelijk om 5 miljard van het Klimaatfonds als kavel in te zetten voor de landbouw. Stel dat de minister beschikking krijgt over deze 5 miljard. Hoe zou zij dat bedrag willen inzetten? Onze boeren en onze natuur verdienen immers een helder perspectief. Graag een reflectie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prins. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Aelst-den Uijl. Zij spreekt namens de SP-fractie.