Verslag van de vergadering van 3 december 2024 (2024/2025 nr. 10)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.53 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, ik begrijp dat u de vaart erin wil houden, want u heeft mijn klok al aangezet, zie ik. Dit is 'm dan. De Energiewet. 800 pagina's. Zoals ook al opgemerkt door enkele andere fracties is het er niet eenvoudiger op geworden. Het is namelijk nogal complex geworden. Zelfs de Spoorwegwet en een wet uit 1824 gaan aan bod komen in mijn betoog. Ik ga u zo meteen laten zien wat dit te maken heeft met de Energiewet.
Voorzitter. Veel is al aan de orde gekomen, dus dat zal ik niet meer noemen. De Telecomwet is al door vier fracties genoemd, dus die laat ik achterwege, net als een paar andere punten. Het beeld dat tot nu toe naar boven komt, is de complexiteit van deze wet. Dat raakt de uitvoerbaarheid. Daar zal ik nader op ingaan.
Ik spreek namens de fracties van BBB, JA21 en 50PLUS. Ik wil dus nog het een en ander bij u onder de aandacht brengen. Ik heb vier blokjes. Eén blokje is algemeen; dat gaat over zowel gas als elektriciteit. Eentje gaat over gegevensuitwisseling, en dan kom ik op elektriciteit en gas, waarna ik afrond. Ja, je kunt het "blokjes" noemen of "hoofdstukken"; goed, we weten wat we ermee bedoelen.
Eerst algemeen. Om meteen de inleiding tot een oordeel over het wetsvoorstel Energiewet neer te zetten: onze fracties vinden het wetsvoorstel Energiewet een enorme vooruitgang ten opzichte van bestaande wetgeving en zien ook de maatschappelijke behoefte aan dit wetsvoorstel. Er is dus sprake van een urgentie ten aanzien van dit wetsvoorstel, dat primair de ordening van de elektriciteits- en gasmarkt regelt. Dit wetsvoorstel richt zich specifiek op het kader voor de actoren in de markt en is neutraal ten opzichte van de energiebronnen. We hebben het hier al gehad over kernenergie, iets wat BBB van harte ondersteunt, en over de wiebelstroom, die zo meteen nog aan de orde zal komen. Maar daar gaat het eigenlijk niet over. Het gaat over het kader voor de energiemarkt.
Gegeven deze urgentie en ondanks het vele goede werk van de betrokken ambtenaren zijn er ook punten van zorg ten aanzien van de kwaliteit van dit wetsvoorstel. Daar wil ik het verder over hebben. Energie is voor Nederlanders namelijk geen luxeproduct maar een basisbehoefte, die niet alleen betaalbaar en beschikbaar, maar ook betrouwbaar moet zijn. Om dit mogelijk te maken is het van groot belang dat de wetgeving te begrijpen is voor alle belanghebbenden, vanaf het vergelijken van prijzen en het afsluiten van een energiecontract tot en met het betalen van een overzichtelijke factuur en alles ertussenin.
Dit wetsvoorstel met 128 bladzijden — dat is eigenlijk de kern van de stapel die ik u net liet zien, maar de bijlagen vormen 807 bladzijden — waarin de Elektriciteitswet en de Gaswet samen zijn gevoegd en aangevuld met Europese wetgeving maakt het echter complex. Complexiteit heeft veelal ook een weerslag op betaalbaarheid; dat is door enkele andere fracties ook al genoemd. We weten allemaal dat het meestal niet goedkoper wordt naarmate een systeem complexer is. Dat raakt dus direct onze medeburgers met een bescheiden inkomen en ook de ruim 3,5 miljoen mensen met een pensioengerechtigde leeftijd waarvan de pensioenen niet of nauwelijks geïndexeerd worden ten opzichte van de inflatie; ik spreek ook namens 50PLUS. Niet alleen voor de betrokken bedrijven, maar ook voor burgers moeten de regels dus eenduidig en makkelijk te begrijpen zijn.
Voorzitter. Onder andere 215 keer de vermelding dat er nog iets bij ministeriële regeling of via een AMvB, een algemene maatregel van bestuur, nader ingevuld moet of kan worden, maakt deze wet niet makkelijker te doorgronden. Hoewel dit wetsvoorstel het karakter heeft van een kaderwetgeving, kan door de vele AMvB's en ministeriële regelingen het effect zijn dat dit wetsvoorstel zich dus grotendeels onttrekt aan parlementaire instemming. Kortom, het voelt als een blanco cheque.
Om de complexiteit verder te duiden beschrijft het wetsvoorstel maar liefst 38 verschillende actoren, dus betrokkenen en belanghebbenden in de energiemarkt. Daarbij wordt 192 keer vermeld dat de ACM, de Autoriteit Consument & Markt, nog iets gaat bedenken of uitvoeren. Het grappige is dat deze minister niet wordt genoemd in dit wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel wordt namelijk de minister voor Klimaat en Energie genoemd, die op dit moment niet meer in functie is. Ik ben dus heel benieuwd hoe dit verder gaat. Daarmee sluiten de fracties aan bij het oordeel van de Raad van State, die zegt geen meerwaarde te zien in de samenvoeging van de Elektriciteitswet en de Gaswet, terwijl samenvoeging wel risico's heeft, onder meer uit het oogpunt van Europees recht.
Voorzitter. De e-mails die we allemaal hebben ontvangen, zijn reeds benoemd. Die laat ik dus achterwege. Wel ben ik ook benieuwd naar de zienswijze van de minister op de telecomwet en of het allemaal in lijn is met EU-richtlijnen.
Voorzitter. Dan kom ik bij gegevensuitwisseling. Deze wet gaat eigenlijk helemaal niet over het leveren van energie in de vorm van elektronen of gas in de vorm van moleculen. Deze wet gaat veel meer over het uitwisselen van data, van gegevens. Hiermee is gegevensuitwisseling de ruggengraat van dit wetsvoorstel geworden. Daar wordt de regelgeving verder aan opgehangen. Hoofdstuk 4, dat 7% van het hele wetsvoorstel omvat, gaat over gegevensbeheer en -uitwisseling. Dit hoofdstuk bevat meer dan 40 keer een bij ministeriële bepaling in te vullen wet. Voor mensen die niet weten wat het verschil is tussen een ministeriële regeling en een AMvB: bij een ministeriële regeling mag de minister vrij handelen en bij een AMvB gaat het langs de ministerraad en de Raad van State. Met een ministeriële regeling is het dus maar de vraag wat er gaat gebeuren.
Hoewel de fracties ondersteunen dat de minister de verantwoordelijkheid hiervoor naar zich toe trekt, zijn dit veel te veel open eindjes. De huidige informatiecode die we op dit moment hebben, sluit aan bij de huidige situatie voor elektriciteit en gas in Nederland. De noodzaak van de vele ministeriële regelingen is in dit wetsvoorstel opgenomen om aan te sluiten bij de nieuwe situatie, zoals mogelijk wordt met dit wetsvoorstel. Dit is een te grote onzekerheid voor een belangrijk onderwerp zoals het uitwisselen van gegevens van burgers en bedrijven tussen meer dan 38 actoren, zoals vermeld.
We krijgen ook een gegevensuitwisselingsentiteit. In artikel 4.15 staat dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders gezamenlijk een rechtspersoon gaan oprichten die de taken van gegevensuitwisselingsentiteit gaat uitvoeren en dat zij gezamenlijk de zeggenschap over deze rechtspersoon behouden. Momenteel zijn de systeembeheerders voor elektriciteit en gas publieke bedrijven. De veronderstelling is dat ook de ondersteuning vanuit de gegevensuitwisselingsentiteit een publieke instantie gaat worden. Dat is heel belangrijk, omdat de gegevens van burgers en bedrijven beheerd en uitgewisseld worden op het gebied van productie, transport en het gebruik van elektriciteit en gas in Nederland. Zoals bekend is de beschikking over gegevens macht en heeft zij een commerciële waarde. Daarbij gaat het ook over de privacy van mensen. Kan de minister toezeggen dat in de eerstvolgende wetswijziging wordt meegenomen dat de gegevensuitwisselingsentiteit te allen tijde een publieke instantie zal zijn?
Ook worden gegevens in de energieketen voor verschillende doeleinden gebruikt en bewerkt. Hierdoor kunnen fouten optreden, met grote gevolgen voor betrokken burgers en bedrijven. Met deze wet gaan nog meer actoren met gegevens werken. Het is daarom belangrijk dat altijd teruggegrepen kan worden op een centraal punt waar brongegevens bewaard en opgehaald worden, een single point of truth oftewel een spot. Het doel is dus dat geautoriseerde entiteiten toegang hebben tot een dataset met betrouwbare en concrete data. Onze vraag aan de minister is dan ook: kan de minister bevestigen dat de gegevensuitwisselingsentiteit de single point of truth gaat zijn voor de gegevens met betrekking tot productie, transport en gebruik van elektriciteit en gas?
Dan kom ik bij de meetbedrijven, die met betrekking tot de gegevens ook een belangrijk instrument zijn. De Energiewet stelt dat wanneer meetdata met betrekking tot stroom wegvalt vervolgens op een vooraf bekende wijze meetdata wordt geschat. De schattingsmethodiek is gebaseerd op het jaarverbruik of op het profiel. Dit betekent potentieel een informatie-asymmetrie tussen marktpartijen en dus is de kans op arbitrage, ook wel gaming risico, groot. Zeker in de energiemarkt, die feitelijk alleen bestaat uit arbitrage, is dit een risico. Door de aparte regeling van het wegvallen van een meetverantwoordelijke, is er nu slechts een vangnetregeling bij faillissement. In het wetsvoorstel lijkt er dus geen vangnetregeling voorzien als een meetverantwoordelijke om een andere reden erkenning verliest. Kan de minister aangeven hoe dit zal worden opgelost, dus als er geen faillissement is, maar men wel de erkenning als meetverantwoordelijke verliest?
Als bij de productie van duurzame energie de meting wegvalt, is de schattingsmethodiek nul. Dat betekent dat alle duurzame productie bij het wegvallen van een meetdataketen uitgaat, als aangesloten wordt bij deze schattingsmethodiek. Kan de minister aangeven hoe de sector in een dergelijke situatie moet omgaan met het opwekken vanuit hernieuwbare bronnen? Uiteraard moet afrekening plaatsvinden op basis van de werkelijk geleverde en dus gemeten energie, gas en elektriciteit. Er zijn vele huishoudens die bijvoorbeeld uit privacyoverwegingen ervoor gekozen hebben om niet over te stappen op een slimme meter. Met het nu voorliggende wetsvoorstel, waarmee de uitwisseling van gegevens nog belangrijker wordt, kan dit gaan wringen. Kan de minister aangeven hoe ze wil omgaan met mensen die ervoor kiezen om geen slimme meter te hebben?
Dan kom ik bij mijn derde blokje van de vier: elektriciteit. Sinds 1998, toen de huidige wet ontstond, heeft elektriciteit als basisenergievoorziening ons niet zo beziggehouden als in de afgelopen paar jaar. De energietransitie vergaloppeerde zich doordat de elektriciteitsinfrastructuur nog niet op niveau was om onze omschakeling naar productie van wiebelstroom en elektrificatie in gebruik op te vangen. Momenteel maken we, zoals we weten, gebruik van een mix bestaande uit regelbare en niet-regelbare energie. Het zou een teken van gezond verstand zijn om een moment van reflectie of evaluatie in te bouwen, om te kijken naar alle voor- en nadelen van de huidige energiemix en de implementatie van de visie, en daarin ook de toerekening van alle kosten verbonden aan de verschillende energiebronnen mee te nemen. Vooralsnog ondervinden we grote maatschappelijke problemen door netcongestie, waardoor op dit moment zo'n 9.000 wijken en bedrijven niet kunnen worden aangesloten op het net. Kan de minister toezeggen dat ze haar verduurzamingsbeleid, de vraag en het aanbod die voortkomen uit verduurzaming, zal afstemmen op de transportcapaciteit voor elektriciteit en gas, zowel op de korte als op de lange termijn? Dus eerst het netwerk en dan de capaciteit.
In relatie hiermee heb ik ook nog, zoals beloofd, een verdrag uit 1824, over windmolens. Ik heb twee vragen daarover aan de minister. Zijn de afstandsnormen voor windmolens al bekend en beschikbaar? Daar zitten de sector en de mensen op te wachten. De tweede vraag gaat over het Traktaat van Meppen uit 1824. Daar is nogal wat commotie over in de media. Tubantia heeft erover bericht. In het verdrag van Meppen uit 1824 zijn Nederland en Duitsland overeengekomen dat wij binnen 376 meter van de grens niet zullen bouwen. Duitsland heeft aangegeven dat te zullen respecteren. Nederland schijnt daar wat moeite mee te hebben, omdat wij windmolens willen plaatsen binnen 376 meter van de grens. Ik ben heel benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt en of zij ook vindt dat wij een internationaal verdrag moeten respecteren. Waarvan akte. Ik kijk uit naar de beantwoording.
Door elektrificatie en het gebruik van accu's is er een toename van het aantal woningbranden, 5% maar liefst, en branden in parkeergarages. Woningen en parkeergarages zijn nog niet altijd aangepast aan dit verhoogde risico. Ook hier zou het verstandig zijn de juiste voorzieningen eerst te realiseren alvorens de elektrificatie verder te stimuleren. Even een pas op de plaats dus.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Meppen, het verdrag, wat was het ook alweer?
De heer Panman (BBB):
Het Traktaat van Meppen.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag terugmeppen. Er zijn genoeg argumenten tegen windmolens te verzinnen, maar toch niet zo'n verdrag. Of gaat de BBB-fractie zich in het vervolg houden aan alle verdragen die we hebben afgesloten en alle contracten die we hebben afgesproken? Dat vind ik wel een goed idee.
De heer Panman (BBB):
Het is goed bestuur, zeg ik tegen GroenLinks-PvdA, dat we ons houden aan internationale verdragen. Dat zullen wij als BBB altijd doen. We houden ons aan nationale regels, maar ook aan internationale verdragen. Of het nou regels en verdragen zijn uit 1824, zoals het Traktaat van Meppen, of de Grondwet uit 1848, wij zullen er als BBB altijd achter staan.
Voorzitter. De fracties hebben de zorg dat door toenemende regeldruk en complexiteit, ook weergegeven in deze wet, het nog lastiger wordt voor nieuwkomers om toe te treden tot de energiemarkt en lastiger voor de huidige energiebedrijven om actief te blijven. Dit is ook genoemd door andere fracties.
De ACM leert ons dat er bij de elektriciteit sprake is van een oligopolie. Dat is ook door senator Crone gezegd. Er zijn slechts drie grote buitenlandse leveranciers, met dochterondernemingen, die 80% van de markt beheersen. Eneco is Japans, Essent Duits en Vattenfall Zweeds. Dit heeft minder keuzevrijheid tot gevolg. Kan de minister aangeven wat haar visie is voor de elektriciteitsmarkt en hoe dit wetsvoorstel daaraan gaat bijdragen? Zou de minister in haar beantwoording het beheersen van het oligopolie kunnen meenemen?
Dan heb ik nog een vraag over energiedelen. Met dit wetsvoorstel wordt energiedelen mogelijk voor kleinverbruikers die bij dezelfde leverancier zitten. Ook andere fracties hebben hier al aan gerefereerd. Ik zal me dus beperken tot de vraag aan de minister. Ook wij vragen ons af of het wetsvoorstel dat energiedelen met verschillende leveranciers ondersteunt op schema ligt om tijdig naar de Tweede Kamer te gaan. De aanhangende vraag is of de minister kan aangeven hoe dit momenteel in andere EU-landen is geïmplementeerd.
In de beantwoording op de schriftelijke vragen stelt de minister dat iemand die energie deelt, bijvoorbeeld een energiegemeenschap, geen marktdeelnemer is in de zin van de wet. Daarmee draagt hij ook geen balanceerverantwoordelijkheid. Nu even opletten, want dit wordt voor volgende week ook belangrijk. Kan de minister aangeven of huishoudens met zonnepanelen die energie terugleveren, in deze context worden gezien als een marktdeelnemer en dus balanceerverantwoordelijkheid hebben?
Zorgvuldigheid. In artikel 3.89 is het privatiseringsverbod voor interconnectoren opgenomen. Dit is ook net door de heer Van Ballekom genoemd. Er is geen advies ingewonnen bij de Afdeling advisering van de Raad van State. Min vraag is of daar gevolgen aan verbonden zijn.
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste blok, dat over gas gaat. Het valt de fracties op dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de gasinfrastructuurverantwoordelijke anders gedefinieerd zijn dan die van de elektriciteitsinfrastructuurverantwoordelijke. Beide energiebronnen, elektriciteit en gas, zijn immers in één wetsvoorstel ondergebracht. Zo is het publieke infrastructuurbedrijven toegestaan ook activiteiten te verrichten voor waterstofgas en waterstofdragers met betrekking tot waterstofopslagcapaciteit en waterstofterminals. Zeker als dit wordt gedaan door publieke infrastructuurbedrijven kan dit private initiatieven ontmoedigen, waardoor nieuwe gasmarkten moeilijker gerealiseerd worden. Een signaal is dat juist nu wordt geconstateerd dat de waterstofmarkt moeilijk van de grond komt. Wij zouden graag zien dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor gasinfrastructuurbedrijven gelijkgetrokken worden met verantwoordelijkheden en bevoegdheden van elektriciteitsinfrastructuurbedrijven. Dit kan onder andere door artikel 3.19 aan te passen zodanig dat eerst aangetoond moet worden dat er sprake is van marktfalen voordat deze betreffende bevoegdheid wordt gegeven aan publieke infrastructuurbedrijven.
Omdat de energietransitie te belangrijk is om mogelijkheden waar een potentiële markt voor is, te laten liggen, en omdat meerdere bedrijven hebben aangegeven te willen investeren in bijvoorbeeld de waterstofmarkt, heb ik de volgende vraag aan de minister. Kan de minister toezeggen dat bij de eerstvolgende aanpassing van de Energiewet, en uiterlijk voor het einde van volgend jaar, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot waterstofgas en waterstofdragers voor de gasinfrastructuurbedrijven gelijkgetrokken worden met de huidige nu vermelde verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij elektriciteitsinfrastructuurbedrijven? En kan de minister anders toezeggen dat de bevoegdheden via een AMvB beperkt worden door voorschriften te verbinden aan deelname voor publieke infrastructuurbedrijven waardoor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden beperkt tot invoer, doorvoer en uitvoer van waterstofgas en waterstofdragers? Voor beide toezeggingen geldt uiteraard de toevoeging dat dit wenselijk is op het moment dat er sprake is van marktfalen. Momenteel weten we dat bedrijven zeggen te willen investeren. Tevens geeft de minister in de beantwoording van de schriftelijke vragen aan dat door ontbreken van tijd voor deze maatregel geen impactanalyse is gedaan. Kan de minister sowieso toezeggen dat ze in het eerste kwartaal van 2025 met de waterstofsector in gesprek gaat om te bespreken welke investeringsbeslissingen van private partijen op tafel liggen en hoe de minister de ontwikkeling van waterstof in Nederland verder kan helpen?
Ik kom tot afronding. De vraag is wanneer de kaders van wetgeving te breed zijn. De brancheverenigingen, leveranciers en producenten wisten mij te vinden om te benadrukken dat dit wetsvoorstel er toch echt moet komen. Dit wetsvoorstel raakt iedereen, want energie is een basisbehoefte voor bedrijven en burgers. Dat betekent dat de wet duidelijk moet zijn voor alle belanghebbenden. Een wet waarin 135 keer "bij ministeriële regeling" staat, waarin 179 keer staat dat iets middels een AMvB moet worden ingevuld en waarin 189 keer staat dat ACM er iets mee moet doen — dat zijn 400 open eindjes in 128 bladzijden wetstekst — roept bij mij de vraag op wanneer de kaders van wetgeving te breed zijn. Het verzoek aan de minister is om te bepalen of de uitwerking van dit wetsvoorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is. Om dit te bepalen vragen wij de minister welke concept-AMvB's met nadere regels beschikbaar zijn. Deze zouden wij graag bij onze oordeelsvorming willen betrekken. Aan de minister nog een ander verzoek. Juist bij dit wetsvoorstel, dat de kapstok is voor een belangrijke basisvoorziening in Nederland, zijn uitwerkingen via AMvB's van groot belang. Wij verzoeken de minister dan ook met klem dat zij de AMvB's laat voorhangen, opdat wij ons oordeel daarover kunnen vellen.
Het wetsvoorstel als geheel komt dus wellicht te vroeg. Niet te vroeg voor de behoefte vanuit onze maatschappij, wel te vroeg voor de volledigheid en kwaliteit van wet en wellicht ook voor de capaciteit van de ACM om te kunnen ondersteunen. Feitelijk zou niet veel meer van het wetsvoorstel actief kunnen worden dan het gedeelte dat we nu al hebben afgedekt met de huidige wetten voor elektriciteit en gas. Laten we daarom dit wetsvoorstel kwalitatief eerst naar een hoger niveau brengen, alvorens het actief te maken. De Eerste Kamer toetst onder andere op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De vele open bepalingen in dit wetsvoorstel die nog moeten worden ingevuld, maken dat wel erg moeilijk. Een vraag aan de minister is waarom er gekozen is voor de vele open eindjes in de vorm van ministeriële regelingen en AMvB's. Waarom is het wetsvoorstel niet meer gedetailleerd uitgewerkt? Waarom is er niet iets meer tijd genomen voor deze uitwerking? Op basis van bovenstaande punten zou een verzoek tot aanhouding door de minister op zijn plaats zijn. Dat is echter aan de minister zelf.
Een verzoek aan de minister dat ik nog heb, is of de minister conform artikel 7.56 de inwerkingtreding van delen van het wetsvoorstel sowieso kan opschorten totdat de bij het artikel behorende AMvB's en ministeriële regelingen, de open eindjes zogezegd, zijn ingevuld. Of ze kunnen eventueel worden meegenomen in de al geplande wijzigingen van volgend jaar.
Vooralsnog zijn er in dit debat vele vragen gesteld door vele fracties. U begrijpt dat ook de fracties van BBB, JA21 en 50PLUS allereerst uitkijken naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Heel kort, voorzitter. Een vraag aan de heer Panman. Doelt hij erop dat hij het liefst zou hebben dat er nog een novelle komt of dat de wetgeving nog een keer wordt herzien? Dan moet het voorstel toch terug naar de Tweede Kamer?
De heer Panman (BBB):
Die indruk zou ik inderdaad gewekt kunnen hebben. Het punt van wijziging ziet met name op waterstofgas en de bevoegdheden voor de infrastructuurbedrijven. Daarvan heb ik gevraagd of dat kan worden meegenomen met de eerstkomende wetswijziging. Daar is dus geen novelle voor nodig. Over de andere punten heb ik gezegd dat ik met betrekking tot de ministeriële regelingen en AMvB's graag meer inzage zou willen hebben in waar de minister aan denkt, zodat we dat kunnen meenemen in onze oordeelsvorming.
De heer Schalk (SGP):
Dat maakt het voor mij een stuk duidelijker. De heer Panman zegt dus dat het voor waterstof volgend jaar moet worden opgepakt, voor eind van het jaar, hoorde ik zelfs van hem. Dat kan bij een eventuele wetswijziging, die er ongetwijfeld een keer komt als er een AMvB is uitgewerkt of iets dergelijks. Voor de andere elementen zou hij graag inzicht krijgen in hoe die AMvB's worden uitgewerkt?
De heer Panman (BBB):
Het zou helpen als de minister ons dat in de komende weken zou kunnen toesturen, zodat we het kunnen meenemen in onze oordeelsvorming, alvorens wij gaan stemmen.
Ik was even in de veronderstelling dat er nog een vraag zou komen over de Spoorwegwet, die ik in het begin had genoemd. Dat was een wet die ook in de Energiewet is opgenomen. Het is dus een allesomvattende wet.
De voorzitter:
Ik dank u wel, meneer Panman.
Dan zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van deze kant van de Kamer. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Nee? Dan stel ik voor dat de minister nu haar antwoorden gaat schikken. Daar heeft ze een klein halfuurtje voor nodig. We kunnen dus nog voor de dinerpauze van 17.15 uur, als er allerlei commissievergaderingen starten, toch nog iets van 20 tot 25 minuten naar de beantwoording van de minister luisteren. Ik schors nu de vergadering tot ongeveer 16.45 uur.