Verslag van de vergadering van 14 januari 2025 (2024/2025 nr. 14)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.54 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen over dit wetsvoorstel, en via de minister natuurlijk ook aan de ambtenaren. We hebben nog op een drietal thema's aanvullende vragen.
Het eerste thema gaat over de referentiewaarden. In Nederland is het minimumloon niet toereikend. Mensen kunnen er niet van rondkomen, en dat repareren we met fiscale maatregelen en toeslagen. In antwoord op onze vragen hierover zegt het kabinet dat wordt ingezet op een hervorming van het bredere stelsel van inkomensondersteuning, waaronder het minimumloon, de sociale zekerheid, het belastingstelsel en het toeslagenstelsel. Deze aanpak kan volgens het kabinet betekenen dat de context verandert waarin het kabinet de toereikendheid van het minimumloon beziet en het kan ook betekenen dat te zijner tijd de referentiewaarden heroverwogen moeten worden. Een vraag aan de minister: hoe ziet het tijdpad van deze hervorming eruit en wanneer en op welke manier komt een eventuele heroverweging van de referentiewaarden aan de orde?
Dan het tweede thema: het minimumjeugdloon. Het kabinet geeft aan te zijn begonnen met een verkenning van de hoogte van het minimumjeugdloon. In het voorjaar van 2025 zal het kabinet deze verkenning opleveren en op basis van die verkenning kan het kabinet maatregelen nemen, zoals het al dan niet aanpassen van het minimumjeugdloon. Wij kunnen ons dit onderzoek goed voorstellen. Het ligt dan ook in de lijn van de discussie die we hierover gevoerd hebben bij het Belastingplan. De vraag aan de minister is: wordt bij deze verkenning ook de beleidsoptie van het afschaffen van het minimumjeugdloon onderzocht? Daarmee sluiten we ook aan bij de vraag van GroenLinks-PvdA.
Voorzitter. Om het maar even met een beeld uit mijn eigen directe omgeving te verduidelijken: op dit moment is het zo dat een stratenmaker van 18 jaar bijna de helft verdient van wat zijn collega van 21 jaar verdient voor hetzelfde zware werk, ook als beiden dezelfde startkwalificatie op zak hebben. In antwoord op onze vraag of dit in strijd is met het non-discriminatiebeginsel stelt het kabinet dat dit niet het geval is, omdat het onderscheid een legitiem doel dient, namelijk jongeren stimuleren om een vervolgopleiding te doen na het voortgezet onderwijs. Uit recent onderzoek van SEO Economisch Onderzoek in 2018 en 2020 is echter gebleken dat eerdere verhogingen van het minimumjeugdloon geen effect hadden op onderwijsdeelname of op de bereidheid van jongeren om een opleiding te starten of af te maken. De vraag aan de minister is: hoe apprecieert de minister dit onderzoek? Als er feitelijk geen grond meer is voor dit onderscheid, wat betekent dat dan voor de juridische houdbaarheid van het minimumjeugdloon?
Voorzitter. Dan ons derde punt. Dat gaat over het wettelijk recht voor vakbonden op toegang tot de werkvloer. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het Nederlandse stelsel voor de vorming van collectieve arbeidsvoorwaarden sterk ontwikkeld is en dat daarmee feitelijk al invulling is gegeven aan de kaders die beschreven zijn in artikel 4, lid 1, van de richtlijn. Op onze vraag waarom er in deze wet niet voor gekozen is om de toegang tot de werkvloer voor vakbonden te regelen, antwoordt het kabinet dat in de overwegingen van de richtlijn staat dat het faciliteren van toegang van vakbonden tot werknemers een maatregel kan zijn die het recht op collectief onderhandelen onderschrijft. Het is echter geen verplichting in de richtlijn. In lijn met een zuivere implementatie van de richtlijn waarbij geen andere regels worden opgenomen dan strikt noodzakelijk is voor de implementatie, is dit recht daarom niet opgenomen in de implementatiewetgeving. Dit klinkt wel erg formalistisch. Van vakbonden krijgen wij zorgelijke signalen. Er zijn vormen van gele vakbonden ontstaan die betaald worden door de werkgever. Dat is een vorm van inmenging die de richtlijn nu juist wil tegengaan. Ook zijn er voorbeelden van vakbonden die bij misstanden in een bedrijf geen toegang tot het bedrijf krijgen. Die toegang werd ze echt geweigerd. De vraag aan de minister is: klopt het wel dat een wettelijk recht voor vakbonden op toegang tot de werkvloer, zoals dat onder andere ook in Duitsland geregeld is, niet noodzakelijk is? Waarop baseert de minister dat?
Voorzitter. We hebben uit de beantwoording begrepen dat er binnenkort een verkenning wordt afgerond naar welke mogelijkheden er zijn om de toegang tot de werkvloer beter of breder te borgen, waaronder ook het wettelijk waarborgen hiervan. De vraag aan de minister is: kunnen de uitkomsten van deze verkenning nog aanleiding geven tot een aanpassing van het voorliggende wetsvoorstel?
Voorzitter. Tot zover in eerste termijn. We wachten de beantwoording van de minister af.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bakker. De heer Dessing heeft nog een vraag voor u.
De heer Dessing i (FVD):
Op de valreep toch nog eventjes een vraag. Ik hoorde mevrouw Bakker namelijk zeggen dat ze kritisch is op het minimumjeugdloon. Ze gaf daar een aantal voorbeelden van en ze zei dat ze het doen van onderzoek naar afschaffing zou stimuleren. Maar is afschaffing van het minimumjeugdloon niet alleen reëel als je überhaupt het minimumloon afschaft?
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
De vraag die ik gesteld heb aan de minister is om het juist ook in het bredere palet te bekijken. We hebben nu geen toereikend minimumloon. We hebben hopelijk wel een toereikend inkomen, maar dat wordt op allerlei manieren tot stand gebracht. Dat is eigenlijk een onwenselijke situatie en ik denk dat bijna alle partijen in dit gremium dat ook vinden. We zijn ook bezig met de hervorming van het belastingstelsel en het toeslagenstelsel, en nu met deze hervorming. De vraag is nu hoe we dat totaalpakket op een goede manier bij elkaar kunnen brengen en kunnen wegen, zodat we er hier ook uitspraken over kunnen doen. Als je aan de ene knopt draait, verandert er ergens anders iets. Het is zo ingewikkeld geworden. Wij zijn niet van het afschaffen van het minimumloon. Maar we zijn wel van bekijken hoe het minimumloon toereikend kan worden, wat daarvoor nodig is en aan welke knoppen we daarvoor dan moeten draaien.
De voorzitter:
Was dat het, meneer Dessing? Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Moonen namens D66.