Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.57 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Dittrich i (D66):
Dank, voorzitter. Ik zit namens de fractie van D66 in de werkgroep uitvoerbaarheid van de Eerste Kamer. Uitvoerbaarheid is een thema dat we als Eerste Kamer een topprioriteit hebben gemaakt bij de beoordeling van wetsvoorstellen. Bij dit wetsvoorstel gaat het eigenlijk al meteen mis. Er is geen uitvoeringstoets wat betreft het werk van de IND gedaan. Ik weet dat de minister in de schriftelijke voorbereiding steeds zegt: ja, bij een ander wetsvoorstel is dat bijna acht jaar geleden wel gebeurd; de IND weet heus wel wat er op hen afkomt. Maar dat is natuurlijk maar een deel van het verhaal. De IND kan al het werk namelijk niet aan. Daar zijn we het allemaal over eens. Er zijn meerdere wetsvoorstellen aangekondigd door deze minister. Ik geloof dat die ook deze maand nog zouden worden ingediend. De IND zal al die wetsvoorstellen moeten gaan uitvoeren. Voor die wetsvoorstellen is ook geen uitvoeringstoets afgegeven. Sommige adviesorganen hebben zelfs maar een week de tijd gekregen om te reageren. De Raad van State zegt dat dat een hele slechte zaak is.
Ik noem bijvoorbeeld de invoering van de asielnoodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel. Naar het oordeel van D66 had een allesoverkoepelende uitvoeringstoets moeten worden uitgevoerd, zodat wij als Eerste Kamer kunnen controleren of al die wetsvoorstellen naast elkaar door de IND kunnen worden uitgevoerd. Nu tasten wij in het duister. Waarom heeft de minister dat de afgelopen maanden niet in gang gezet? Dit wetsvoorstel — daar had de heer Van Hattem gelijk in — is al in april 2023 ingediend door het vorige kabinet. De minister had dus tijd gehad om een uitvoeringstoets te laten doen, ook voor andere wetgeving. Dat betreft uitvoeringstoetsen die de IND raken. Mijn fractie vindt dat heel belangrijk.
Ik noemde net het tweestatusstelsel al even. De minister zegt dat er daarmee een korte, driejarige asielvergunning komt. Het idee, de reden, daarachter is strengheid en laten zien dat asielzoekers hier niet lang kunnen blijven. Als het maar even kan, moeten ze na drie jaar naar het land van herkomst. Maar in de schriftelijke voorbereiding zegt de minister ook: "Als gevolg van het verkorten van de geldigheidsduur naar drie jaar en het wegvallen van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, zullen er vaker verlengingsaanvragen worden ingediend." Dan zou je toch zeggen dat de IND hier extra werk aan heeft. Dat is zorgelijk, want indertijd hebben de Partij van de Arbeid, de VVD en D66 in Paars II aan de wieg gestaan van de afschaffing van het tweestatusstelsel. Ik was toen zelf woordvoerder voor D66 in de Tweede Kamer. We hebben daarover onderhandeld met staatssecretaris Cohen en de coalitiepartners. Op verzoek van de directeur van de IND, de heer Dick Schoof, gingen we het stelsel vereenvoudigen, omdat er zo veel procedures waren om een sterkere status te krijgen. Dat kostte de IND toen veel te veel tijd. Dat was de inzet van de heer Schoof. Nu wil deze minister het opnieuw gaan invoeren. De minister antwoordt zelf dat dit procedures gaat opleveren. Dan is mijn vraag natuurlijk: wordt de winst van het verlengen van de termijnen uit dit wetsvoorstel dan niet tenietgedaan door het andere wetsvoorstel? Graag een reflectie daarop van de minister.
Om ons gerust te stellen dat het niet zo'n vaart zal lopen met de werkverzwaring voor de IND, voegt de minister eraan toe: "Aan een verlengingsaanvraag is geen inhoudelijke beoordeling gekoppeld. Het betreft hoofdzakelijk een administratieve procedure. De extra tijd en capaciteit die de IND vanwege het verkorten van de duur van de vergunning kwijt zal zijn, is dan ook beperkt." Maar nu wordt het toch wel heel vreemd, want het doel is het strengste asielbeleid ooit. Nou, dit doel zal asielzoekers er niet van weerhouden om naar Nederland te komen om een asielverzoek in te dienen. Het heeft geen effect op het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt. Dat zegt de minister zelf. Het enige wat de minister doet, is een administratieve drempel opwerpen, niet zozeer voor de asielzoekers, maar voor de IND. Dat moet wel degelijk in ogenschouw worden genomen als we de totale werkdruk bij de IND bekijken.
Mevrouw de voorzitter. De vorige twee sprekers hebben het ook al gehad over het Asiel- en Migratiepact. Op vragen van D66, maar ook andere fracties, zegt de minister dat het wetsvoorstel slechts een korte gelding heeft, namelijk voor asielaanvragen die tot juni 2026 zijn ingediend. Dat is ruim een jaar na inwerkingtreding. Maar wat zegt de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nou over de werkdruk bij de IND in het licht van het Asiel- en Migratiepact, in het advies dat op 24 februari, anderhalve week geleden, is gepubliceerd? Volgens haar vraagt de uitvoering van het Europees Asiel- en Migratiepact vanaf juni 2026 "een enorme inspanning van de Immigratie- en Naturalisatiedienst en van de rechtspraak. Het pact betekent grootscheepse herijking van het asielrecht. Processen moeten opnieuw worden ingericht. Termijnen worden korter. Nieuwe rechtsvragen moeten worden beantwoord. Om de doelen van het Asiel- en Migratiepact te bereiken is het belangrijk om ervoor te zorgen dat de uitvoerende instanties en de rechtspraak hun werk zorgvuldig kunnen doen en niet overbelast worden." Tot zover het citaat van de Raad van State.
Voorzitter. De capaciteit van de IND kan echt beter worden ingezet. Het is buitengewoon onverstandig om de IND te vragen zijn systemen en processen te gaan wijzigen en die vervolgens binnen een jaar tijd opnieuw aan te passen aan de vereisten van het Asiel- en Migratiepact. Bovendien kan dat ook complicaties geven voor lopende asielprocedures. Dit zijn voor de fractie van D66 zwaarwegende argumenten. Ik hoop dat de minister in dit debat een inhoudelijke argumentatie wil geven.
Dan iets over meer werk voor de IND in plaats van minder werk voor de IND bij de invoering van dit wetsvoorstel. Het overnemen van de bepaling uit de Gezinsherenigingsrichtlijn betekent een verlenging van de beslistermijn. Daarvan zegt de minister steeds dat het de IND soelaas zal bieden, want hoe langer de procedure wettelijk mag duren, hoe minder termijnoverschrijding. Dat zou je denken, maar in de Gezinsherenigingsrichtlijn is ook voorzien dat voor iedere nareisprocedure waarvan de beslistermijn de negen maanden overschrijdt, een individuele toets moet plaatsvinden, waarbij bekeken wordt of verlenging van de beslistermijn mogelijk is. Zou dit wetsvoorstel binnenkort in werking treden, dan moet de IND volgens schattingen van VluchtelingenWerk ongeveer 20.000 gezinsherenigingsaanvragen die langer dan negen maanden wachten, gaan motiveren.
De IND zal in al die zaken moeten aangeven waarom er sprake is van bijzondere omstandigheden die een verdere verlenging zouden rechtvaardigen. Op grond van de EU-richtsnoeren moet de afwijking van de maximale negenmaandentermijn strikt en per geval worden geïnterpreteerd. De minister kan dan niet aankomen met: er zijn problemen met de administratieve capaciteit. Die zijn door de EU namelijk uitgezonderd. Die gelden niet. De verwachting is dus dat er veel meer procedures komen, als de IND niet weet aan te geven waarom de verlenging na negen maanden noodzakelijk is. En de IND en de rechtspraak staan al onder druk. Dus de vraag aan de minister is natuurlijk: waarom wil de minister dit?
Voorzitter. De minister zegt dan dat we IND-tijd gaan vrijspelen door de verlenging van de asieltermijnen. Maar dan is de vraag natuurlijk: levert dit wetsvoorstel nou echt veel tijdswinst voor de IND op? "Door de verlenging van de beslistermijn krijgt de IND meer ruimte om te beslissen en is de verwachting dat er minder beroepszaken bij de rechter wegens niet tijdig beslissen zullen worden ingediend. Daardoor komt capaciteit bij de IND vrij die kan worden ingezet voor de behandeling van asiel- en nareisaanvragen, in plaats van voor de afhandeling van deze beroepsprocedures." Dat heeft de minister gezegd in antwoord op vragen van diverse fracties, ook van de mijne. Maar even verderop antwoordt de minister in de nota naar aanleiding van het tweede verslag op vragen van de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren: "Het klopt dat de meeste beroepszaken bij de rechter wegens niet tijdig beslissen zonder een zitting worden afgedaan. (...) Het dossier wordt digitaal verzonden door administratieve medewerkers. (...) Er zijn standaardverweerschriften. (...) Het klopt dat beroepen wegens niet tijdig beslissen veelal gegrond worden verklaard door de rechter. (...) Het is niet mogelijk om dit in 'vrijgespeelde' fte bij de directie Asiel en Bescherming van de IND uit te drukken, omdat de werkzaamheden in het kader van beroepszaken wegens niet tijdig beslissen ad-hocwerkzaamheden zijn." Dan is dus de vraag: zal er nou eigenlijk wel tijdwinst zijn? De verlenging van de beslistermijn wil nog helemaal niet zeggen dat de IND meer andere zaken gaat behandelen. De IND staat namelijk — dat weten we allemaal — onder gigantische druk. Als er meer tijd zou vrijkomen, wat door deskundigen dus betwist wordt, zou het heel goed mogelijk kunnen zijn dat de IND-medewerkers die tijd gaan gebruiken om de door hen te behandelen zaken goed en degelijk te verwerken, dus dat ze meer tijd gaan besteden aan de zaak die ze behandelen. Dat levert dus helemaal geen extra tijd op voor het behandelen van andere zaken. Ik hoor daar graag een inhoudelijke reflectie van de minister op.
Voorzitter. Ik heb in de schriftelijke voorbereiding allemaal vragen gesteld over het aantal IND'ers. De directie Asiel en Bescherming is de directie waarbinnen de asielgerelateerde uitvoering plaatsvindt. Er zijn meerdere tactisch managers vertrokken. Nieuwe vacatures worden vrijwel alleen nog maar extern opgevuld. De toplaag van de IND is daarmee ook nog eens enorm onervaren. Neem daarbij dat er momenteel een traject met Deloitte loopt voor een compleet nieuw sturingsmodel. De druk en de chaos intern bij de IND zijn aanwezig. Met zo'n groot verloop — de minister zegt in de schriftelijke beantwoording dat het gaat om 12% — en met de negatieve publiciteit rond de IND en het COA, waar mevrouw Karimi het ook al over had, is het heel moeilijk om geschikte kandidaten binnen te halen. Bovendien duurt het nog een jaar voordat mensen goed zijn ingewerkt. Aan de orde is dus echt de vraag of het deze minister gaat lukken om met dit wetsvoorstel in de hand achterstanden weg te werken. Spant zij niet het paard achter de wagen?
Om de minister te helpen wil ik nog eens het volgende voorstel doen. Voer schriftelijk horen in kansrijke zaken in. Dat spaart heel veel tijd uit. Ik noem het geregel van tolken, het mondeling moeten horen van asielzoekers, het samenkomen van IND-medewerkers met die asielzoekers, het opstellen van verslagen en noem maar op. Volgens voormalig staatssecretaris Van der Burg zou schriftelijk horen iets van 3.500 zaken per jaar uitsparen. Dat helpt echt, want die tijd kan de IND dan aan andere zaken besteden.
Nou weet ik wel dat in de Kamer in september 2023 de motie-Brekelmans/Van den Brink is ingediend en aanvaard om het schriftelijk horen af te schaffen, maar de gevolgen daarvan waren toen nog niet in ogenschouw genomen. Over die motie is ook helemaal geen advies van deskundigen of van de IND aangevraagd. Nu de nood bij de IND volgens de minister zo is toegenomen, vindt mijn fractie dat de minister leiderschap moet tonen en moet doen wat goed is voor de IND en voor asielzoekers. Daarom wil ik ook de motie die wij in een eerder debat hadden ingediend, weer bij dit debat betrekken en in stemming laten brengen, over schriftelijk horen in kansrijke zaken.
Voorzitter, ik ga afronden. De kans is groot dat dit wetsvoorstel in combinatie met wat op ons afkomt, in de praktijk tot grote uitvoeringsproblemen gaat leiden. Er is een aanmerkelijk risico dat procedures onzorgvuldig gaan verlopen en dat grondrechten van asielzoekers in de uitvoering worden geschonden, omdat hiermee bij de vormgeving van het uitvoeringsbeleid onvoldoende rekening is gehouden. Bijvoorbeeld als blijkt dat de IND en de rechtspraak niet binnen een redelijke termijn kunnen beslissen over de verblijfsrechten van asielzoekers en nareizigers, dan komt hun recht op een eerlijk proces in het geding. Kijk ook maar naar het advies van de Raad van State van 5 februari jongstleden. Mijn vraag aan de minister is hoe zij daarop reageert.
Voorzitter. Mijn conclusie is dat wij als fractie van D66 heel veel bezwaren zien tegen dit wetsvoorstel. De uitvoerbaarheid ervan is echt een zwakke plek. Wij als Eerste Kamer moeten daar goed op letten, en ook op de grondrechten, want die staan op de tocht. Ik hoop dat de minister goede en overtuigende antwoorden kan geven in haar termijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Hattem van de fractie van de PVV.