Plenair Van Hattem bij behandeling Verlenging beslistermijnen in asiel- en nareiszaken



Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen sta ik graag even kort stil bij de bedoelingen van dit wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel worden volgens de memorie van toelichting een aantal zaken geregeld. Zo wordt de nationale beslistermijn in nareiszaken in de Vreemdelingenwet 2000 in lijn gebracht met de maximaal toegestane termijn uit de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn van negen maanden. Daarmee moet dit bijdragen aan het verlichten van de druk op de IND en het COA, op een wijze die in overeenstemming is met het Unierecht.

Verder wordt verankerd dat Nederland aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf van nareizende gezinsleden van een asielstatushouder mag afwijzen als de aanvraag ter zake van dit gezinslid niet binnen drie maanden na verlening van de verblijfsvergunning aan de asielstatushouder is ingediend en de overschrijding van deze termijn niet objectief verschoonbaar is op grond van bijzondere omstandigheden.

Ook kan in dit wetsvoorstel de beslistermijn van zes maanden voor het beslissen op een asielaanvraag onder bepaalde voorwaarden in aansluiting op die termijn met ten hoogste drie maanden worden verlengd, en niet pas na een eerdere verlenging met ten hoogste negen maanden.

Kortom, dit wetsvoorstel is bedoeld om de beslistermijnen te verruimen om de druk te verlichten op met name de IND, zodat deze termijnen beter haalbaar zijn. Het is evenwel niet de bedoeling om op die manier nog meer asielzoekers nog sneller te kunnen toelaten, maar wel om te voorkomen dat vele tientallen miljoenen aan dwangsommen worden weggegeven aan asielzoekers, want dat is wat er nu gebeurt, en de afgelopen jaren in toenemende mate. Door het niet behalen van de beslistermijnen kunnen asielzoekers massaal dwangsommen opeisen op kosten van onze belastingbetalende burgers.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Dittrich.

De heer Dittrich i (D66):

Mag ik op dit punt een vraag stellen? Ik hoorde de heer Van Hattem dat ook al bij een interruptie bij mevrouw Karimi zeggen. Ik heb in de stukken gelezen, op vragen van een van de fracties in de Tweede Kamer, dat een groot deel van de dwangsommen die uitgekeerd moeten worden, naar het COA gaat, omdat mensen dan voor hun huisvesting moeten betalen. Dat geld verdwijnt dus niet in de zakken van een asielzoeker, zoals u zegt, maar gaat naar het COA. Zou u daarop eens willen reageren?

De heer Van Hattem (PVV):

Het maakt me eigenlijk in beginsel niet heel veel uit of het naar het COA gaat of naar asielzoekers zelf. Het verdwijnt allemaal in de asielopvang, op een manier waarvoor het geld niet bedoeld is en niet bedoeld zou moeten zijn. Een deel komt inderdaad wel degelijk terecht bij asielzoekers. Het kan wat mij betreft helemaal niet de bedoeling zijn dat er op die manier geld wordt besteed aan dwangsommen. Dat geld kan veel beter aan andere zaken worden besteed. Het is kostbaar, zuurverdiend belastinggeld van onze burgers. Daar moeten we gewoon niet een dwangsom voor willen maken. Daarom is dit wetsvoorstel gewoon noodzakelijk om de druk wat te verlichten.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik hoor de heer Van Hattem het hebben over de bestuurlijke dwangsom, maar die wordt met deze wet helemaal niet geregeld. Dat wetje komt nog. Daar zijn we nog mee bezig in de Eerste Kamer. Dus ik zie niet wat het verband is tussen deze wet en de dwangsom. De PVV wil de bestuurlijke dwangsom kennelijk afschaffen, net als de regering, want dat is het doel van de wet die we nog moeten behandelen. Dan gaan we het er dan over hebben, maar hier hebben we het uitsluitend over de verlenging van beslistermijnen. Is de heer Van Hattem het met me eens dat deze wet uitsluitend daarover gaat?

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Nicolaï loopt een klein beetje vooruit op mijn spreektekst, want zo meteen ga ik inderdaad melden dat die wet nog in behandeling is. Daarin wordt voorgesteld om de bestuurlijke dwangsom af te schaffen. Maar dit wetsvoorstel regelt wel om de beslistermijnen wat te verruimen, zodat er minder snel sprake zal zijn van het inzetten van een dwangsomprocedure.

De heer Nicolaï (PvdD):

Kan de heer Van Hattem dan aangeven waar in de toelichting van dit wetsontwerp staat dat het doel van de wet is om te ontkomen aan de betaling van dwangsommen?

De heer Van Hattem (PVV):

Het is op zichzelf niet het doel van de wet, maar het heeft wel dat effect. Het is een prettige bijkomstigheid dat je uiteindelijk minder snel in de dwangsomprocedure komt als je ruimere termijnen hebt. Dat is een kwestie van een nuttig neveneffect van het wetsvoorstel. Het verlicht de druk op de IND en het zorgt ervoor dat je minder snel in de dwangsomprocedure terechtkomt.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter, ik zou toch via u aan de heer Van Hattem willen vragen om zich te beperken tot waar deze wet over gaat, namelijk het verlengen van de beslistermijnen. Dat heeft de heer Van Hattem zojuist beschreven. Maar wat is daar nou de aanleiding voor? De aanleiding is dat de minister verwacht dat de IND daardoor ontlast gaat worden. Is dat nou zo? Ik hoop dat de heer Van Hattem daarop ingaat en het niet gaat hebben over de dwangsommen, want die zijn nu niet aan de orde.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik zal de dwangsommen nog heel kort noemen. Die zijn in dit wetsvoorstel an sich niet aan de orde — daar heeft de heer Nicolaï gelijk in — maar het is natuurlijk wel een neveneffect: als je ruimere termijnen hebt, komt de dwangsomprocedure minder snel aan de orde. Dus dit is wat mij betreft een goede bijkomstigheid van het wetsvoorstel, niet meer dan dat.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Hattem (PVV):

Zeker, voorzitter. De IND heeft in 2023 voor 11,3 miljoen euro en in 2024 voor maar liefst 36,8 miljoen euro aan dwangsommen moeten betalen aan asielmigranten vanwege het niet op tijd beslissen op aanvragen voor een verblijfsvergunning. De verwachte gemiddelde dwangsomprognose voor de jaren 2024-2025 betreft ongeveer 77 miljoen euro. Dat is het gemiddelde bedrag dat naar verwachting tot eind 2025 uitgekeerd zal worden aan dwangsommen. Het gaat daarbij vooral om aanvragen in het kader van gezinshereniging. En nu komt het, meneer Nicolaï: met het wetsvoorstel Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, dat parallel aan dit wetsvoorstel wordt behandeld, moet aan de bestuurlijke dwangsomregeling voor asielaanvragen een einde worden gemaakt. Ondertussen kan het nu voorliggende wetsvoorstel ervoor zorgen dat de IND een ruimere beslissingstermijn krijgt, waardoor ook minder asielaanvragen voor een dwangsomprocedure in aanmerking zullen komen. Bovendien zal er ook minder ambtelijke capaciteit worden ingezet om zich bezig te houden met de dwangsomprocedures.

De heer Janssen i (SP):

Nog even kort op het vorige punt. Ik zal er in mijn eigen bijdrage ook iets over zeggen. Een langere beslistermijn betekent toch dat mensen langer in de opvang zijn, met kosten voor een langere opvang?

De heer Van Hattem (PVV):

Dat hoeft niet per se het geval te zijn. Als er nu sprake is van een dwangsomprocedure omdat het te lang duurt, dan zitten die mensen evengoed nog steeds in de opvang. Het ene vloeit dus niet meteen uit het andere voort, maar ik ben het ermee eens dat het het liefst zo kort mogelijk moet zijn. Als mensen bijvoorbeeld te horen krijgen dat ze niet in Nederland thuishoren, niet in de asielprocedure komen, moeten ze ook zo snel mogelijk vertrekken.

De heer Janssen (SP):

Dat is een lang antwoord, maar ik heb het woord "dwangsom" niet genoemd. Mijn vraag was de volgende. Als een procedure langer duurt, als je langer over een procedure mag doen voor je een besluit neemt, dan blijven de mensen toch automatisch langer in de opvang, met de kosten die dat met zich meebrengt? Is de heer Van Hattem dat met me eens? Dan gaat het even niet over de dwangsom. Het gaat erover dat een langere beslistermijn betekent dat men langer in de opvang zit.

De heer Van Hattem (PVV):

Het is niet de bedoeling dat mensen onnodig lang in de opvang zitten. Daarom is bij dit wetsvoorstel een amendement aangenomen om het tijdelijk in te zetten en tijdelijk de druk te verlichten op de IND. Hoe sneller, hoe beter. Hoe sneller we slagen kunnen maken, hoe beter. Laat ik het zo maar zeggen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Ik probeer het voor de derde keer. Is de heer Van Hattem het met me eens dat het, als iemand langer in de opvang zit, betekent dat er langer betaald moet worden voor die langere opvang?

De heer Van Hattem (PVV):

Het is in de huidige situatie niet zo dat de duur van de beslistermijnen de duur van de opvang gaat verkorten. Dat is evenwel ook niet aan de orde. Met de ambtelijke capaciteit die er is, kan op dit moment die slag niet worden gemaakt, maar ik ben het er zeker mee eens dat het beter is als we eerder duidelijkheid kunnen krijgen en als er eerder stappen kunnen worden gezet. Met de huidige situatie van de IND is deze verlichting van de druk op de ketel nu eenmaal nodig. Dat kan door de termijn iets te verruimen en daarmee kunnen we ook die belachelijke dwangsomprocedures voorkomen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik sluit toch nog even aan, want de vraag is relevant. We hebben het over langere beslistermijnen. Volgens de heer Van Hattem en de minister zijn die langere beslistermijnen nodig. Anders zou deze wet er niet zijn. Die zijn nodig omdat de IND kennelijk meer nodig heeft. Maar als de IND meer tijd nodig heeft en ook meer tijd gebruikt, dan is de vraag van de heer Janssen toch volstrekt relevant? Dan wordt dus de duur dat de betrokkene in de opvang zit ook verlengd. De heer Van Hattem heeft het over al dat geld van die dwangsommen. Kan hij eens aangeven wat het financiële effect is van het feit dat de beslistermijn enorm verlengd wordt, het verblijf dus ook enorm verlengd gaat worden, nog los van de ellende voor de asielzoekers zelf? Dat kost de gemeenschap toch ook geld?

De heer Van Hattem (PVV):

Ik zie geen ellende voor de asielzoekers zelf. Die worden hier allemaal op een heel keurige manier opgevangen. Het ontbreekt hen aan helemaal niets in dit land. Van ellende is dus geen sprake. Ik zal ingaan op wat de heer Nicolaï schetst. In de huidige situatie komt de IND tijd, middelen en mensen tekort om voor iedereen de procedure binnen de gestelde termijn te doorlopen en tijdig een besluit te nemen. Het gevolg is — daarom haal ik steeds die dwangsomprocedure aan — dat die beslistermijn niet wordt gehaald en er dus massaal gebruik wordt gemaakt van die dwangsomprocedures. Dat ze in die dwangsomprocedure zitten wil niet zeggen dat ze meteen het land kunnen verlaten of dat ze uit de asielopvang zijn. Nee, ze blijven er evengoed in zitten. In de huidige situatie blijven ze erin zitten en kunnen ze ook nog eens een dwangsom verbeuren. Dat vind ik te gek voor woorden. Daarom is het goed om nu tijdelijk te zeggen: we gaan de proceduretijd, de beslistermijn, iets oprekken, zodat de IND de kans krijgt om een beslissing te nemen zonder dat uiteindelijk de portemonnee moet worden getrokken door onze belastingbetalende burger om daar een dwangsom tegenover te stellen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat "iets oprekken" begrijp ik helemaal niet. De Raad van State heeft gezegd dat er 21 maanden van gemaakt kan worden. Ik kom daar straks in mijn eigen bijdrage nog op terug. Ik hoor de heer Van Hattem eigenlijk erkennen dat men langer in de opvang blijft. Dan is mijn vraag wat dat de belastingbetaler dan kost? Dat is een gevolg van deze wet, van een minister die deze wet verdedigt. Dat is de minister van de PVV van de heer Van Hattem. Het gevolg daarvan is dat de belastingbetaler meer geld kwijt gaat raken aan opvang van asielzoekers, want het mag allemaal langer duren. Dat is de wet die vandaag voorligt: het mag langer duren. Graag een reactie.

De heer Van Hattem (PVV):

Wat de heer Nicolaï nu vertelt, is complete flauwekul. Het is niet zo dat het langer mag duren of dat mensen langer in de opvang blijven. Als deze wet er niet zou liggen, zouden ze ook geen dag korter in de opvang blijven. Ze zouden dan alleen ook nog met een dwangsom beloond worden. Dat moet hiermee voorkomen worden. Daarop moet worden ingezet. Er moet nu gewoon achterstallig onderhoud plaatsvinden. Er is gewoon een hele grote stapeling aan procedures ontstaan. Die moet worden weggewerkt. Daarom is er nu eenmaal tijdelijk een maatregel nodig om die beslistermijn te verlengen. Daarmee kan in ieder geval worden voorkomen dat al die gekke dwangsommen moeten worden uitbetaald.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Tot slot. Dan hoor ik graag van de heer Van Hattem wat het effect is van deze verlichting. Hoeveel tijd en hoeveel fte komt er vrij om ervoor te zorgen dat die enorme berg waar de heer Van Hattem het over heeft, in een keer wel binnen redelijke tijd kan worden weggewerkt? Graag een reactie.

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Nicolaï heeft de bijzondere eigenschap dat hij goed kan vooruitlopen op mijn spreektekst. Een van de punten die ik nog zal aanhalen, is dat inderdaad een fors aandeel van de IND-capaciteit nu alleen al wordt ingezet voor de dwangsomprocedures. Als die medewerkers zich met hun kerntaak kunnen bezighouden — het afhandelen van de asielprocedures — scheelt dat al een hele hoop. Ze hoeven dan niet bezwaar te maken en naar de rechter voor de dwangsomprocedures.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter. Even kijken waar ik gebleven ben. Die dwangsomprocedures vergen nogal wat capaciteit. Dat is precies het punt dat de heer Nicolaï net aanhaalde. In de nota naar aanleiding van het verslag is te lezen dat in 2024 circa 50.780 beroepszaken wegens niet tijdig beslissen bij de rechter zijn ingediend en circa 400 beroepszaken wegens niet tijdig beslissen op zitting zijn behandeld. Bij de Directie Juridische Zaken van de IND zet een team van circa 20 fte zich volledig in op beroepszaken wegens niet tijdig beslissen. Gelet op de grote aantallen beroepszaken wegens het niet tijdig beslissen wordt aan dit team bijstand verleend door onder andere medewerkers van de directie Juridische Zaken en de directie Asiel en Bescherming van de IND. Die middelen en medewerkers kunnen veel nuttiger worden ingezet. Dat dit wetsvoorstel met ruimere beslistermijnen daar een steentje aan bijdraagt, is hoogstnoodzakelijk. We moeten sowieso niet langer asielzoekers belonen met dwangsommen. We moeten fors minder asielzoekers toelaten met het strengste asielbeleid ooit. Dat is het doel waar we van uitgaan. En met minder instroom van asielzoekers, vermindert uiteraard ook de druk op de IND en het COA. Anders blijft het dweilen met de kraan open. Ik hoop dat u het daar allemaal mee eens zult zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een punt van aandacht. Op pagina 6 van de memorie van toelichting, die nog is opgesteld onder het vorige kabinet, wordt het volgende aangegeven. Het is een vrij lang citaat: "(…) dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel niet wordt geweigerd in het geval dat een gezinslid van een asielstatushouder Nederland pas inreist nadat drie maanden zijn verstreken sinds het verlenen van de verblijfsvergunning aan deze asielstatushouder of dat een aanvraag om een machtiging tot een voorlopig verblijf pas na die periode wordt ingediend indien de overschrijding van bedoelde termijn van drie maanden op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is (artikel 29, lid 2 en lid 4 Vreemdelingenwet 2000). Daarbij kan worden gedacht aan de situatie dat de vreemdeling onjuist of te laat is voorgelicht door derden van wiens ondersteuning hij of zij afhankelijk is — dat zijn vaak vrijwilligers en medewerkers van VluchtelingenWerk Nederland, Nidos of andere belangenorganisaties — bijvoorbeeld als gevolg van een taalbarrière." Kan de minister nader duiden hoe in de praktijk dit aspect van "objectief verschoonbaar" behandeld wordt? Hoe wordt de mate van objectiviteit bepaald? De voorbeelden die worden genoemd laten namelijk een ruime mate van interpretatie toe. Waarom wordt dit bijvoorbeeld niet beperkt tot formele communicatie vanuit de overheid? Bij de genoemde voorbeelden bestaat zelfs het risico dat vrijwilligers van dergelijke asielbelangenorganisaties of asieladvocaten bewust inzetten op ontijdige of onjuiste voorlichting om zo het verschoonbaarheidscriterium in te kunnen roepen. Kan de minister aangeven hoe dit risico voorkomen kan worden? Deze asielbelangenorganisaties zouden überhaupt niet meer in een positie moeten kunnen komen dat hun voorlichting effect kan hebben op de procedure. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Tot slot. De behandeling van het wetsvoorstel heeft lang genoeg geduurd. Het is de hoogste tijd om dit wetsvoorstel in te voeren, evenals het wetsvoorstel over de beperkingen van de dwangsommen. De PVV-fractie zal voor dit wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Aan het eind van het betoog van de heer Van Hattem heb ik nog een concrete vraag. Gaat de heer Van Hattem nog vragen om afrekenbare doelen en concrete indicatoren voor wat betreft dit wetsvoorstel? Ik vraag dit in verband met de democratische controle die wij als parlement moeten kunnen uitoefenen.

De heer Van Hattem (PVV):

Op zichzelf is dat een legitieme vraag. Het is wat mij betreft een simpele koers: hoe minder, hoe beter. Dat is voor mij de belangrijkste indicator.

De heer Janssen (SP):

Dat is niet helemaal het antwoord waarmee de heer Van Hattem in het verleden ministers en staatssecretarissen heeft laten wegkomen. Zou het niet fijn zijn als wij bij wetsvoorstellen over asiel en migratie gewoon weten en duidelijk hebben wat ze gaan opleveren, zoals de heer Van Hattem zelf altijd in zijn moties aangaf? Afrekenbare doelen vind ik altijd een vervelende term; daar blijf ik bij weg. Het gaat mij meer om de concrete indicatoren. Hoeveel fte's worden er met dit wetsvoorstel bespaard? Over hoeveel minder dwangsommen gaat het dan? Zou de heer Van Hattem dat niet willen weten voordat we de effectiviteit van de uitvoering van dit wetsvoorstel kunnen beoordelen?

De heer Van Hattem (PVV):

De heer Janssen verwijst naar eerdere woorden van mij in deze Kamer. Dat ging toen over de coronamaatregelen. We hebben het toen inderdaad gehad over duidelijke indicatoren, maar toen ging het erom dat de grondrechten van alle Nederlandse burgers in belangrijke mate werden geschonden, bijvoorbeeld door een avondklok en andere maatregelen die diep ingrepen op grondrechten en vrijheden. Dan vind ik dat je daar ook hele harde en duidelijke eisen tegenover mag stellen. Nu hebben we het over de effectiviteit van een uitvoeringsorganisatie. Dat is natuurlijk ook hartstikke belangrijk, maar het raakt niet iedere Nederlandse burger in zijn of haar grondrechten en vrijheden. Het is wel van belang dat dit zo goed en stevig mogelijk wordt aangepakt. Dat ben ik absoluut eens met de heer Janssen. Maar zoals ik al zei: hoe minder, hoe beter. Dit is niet iets wat je heel hard kunt koppelen aan een bepaalde uitkomst. Er worden nu 20 fte ingezet op het niet tijdig beslissen over die procedures. Die 20 fte kun je ook op de reguliere dossiers zetten, zodat alles sneller gaat, mensen korter in een procedure zitten en korter in de opvang hoeven te verblijven. Wat dat betreft kunnen er gewoon slagen worden gemaakt. Hoe meer slagen er worden gemaakt, hoe beter.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Dus de 20 fte waarvan de heer Van Hattem zegt dat die niet meer nodig zijn voor beroepszaken en dus ergens anders voor kunnen worden ingezet, is waar deze wet toe moet leiden in het komende jaar dat die nog effect kan hebben, vooruitlopend op het Asiel- en Migratiepact?

De heer Van Hattem (PVV):

Ik ga me niet vastpinnen op een exact aantal. Ik heb daarvoor ook onvoldoende zicht op de hele organisatie. Het is bovendien niet onze taak als parlement om de organisatie volledig door te lichten. Maar als de minister zelf kan aangeven of zij een bepaalde richting uit wil, dan kan dat natuurlijk altijd. Het belangrijkste is dat de organisatie op orde komt, dat er geen dwangsommen meer worden uitbetaald, dat er geen extra procedures worden gevoerd over de beslistermijnen en dat mensen zo kort mogelijk in de opvang blijven. Daarnaast moeten mensen die een afwijzende beschikking krijgen zo snel mogelijk Nederland verlaten. Zo kunnen we met een streng asielbeleid zorgen dat de asielinstroom afneemt. Dat is uiteindelijk het doel waar we voor staan: minder asielzoekers naar Nederland, minder asielinstroom en minder druk op de keten.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Perin-Gopie.

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

We hebben de heer Van Hattem veel horen zeggen over de uitvoering van de IND in relatie tot dit wetsvoorstel, maar we hebben toch geen uitvoeringstoets gezien van dit wetsvoorstel? Kan de heer Van Hattem aangeven op basis waarvan hij deze overtuigende woorden spreekt? En zou het hem niet helpen als we een uitvoeringstoets van de IND zouden hebben?

De heer Van Hattem (PVV):

We kunnen onszelf zo bureaucratisch gek maken als we willen door bij ieder voorstel dat we doen iets meer praktisch te regelen en efficiënter in te zetten. Je wilt meer efficiëntie bereiken, want dat is uiteindelijk het doel. Dit lijkt mij een volstrekt logisch voorstel om meer efficiëntie te bereiken. Moeten we dan meer ambtelijke capaciteit, die al heel schaars is, gaan inzetten om allerlei uitvoeringstoetsen uit te voeren? Het lijkt me niet logisch om meer bureaucratie op te tuigen om bureaucratie te verminderen. Het is altijd goed om zaken door te lichten, maar dan wel voor het grotere geheel in plaats van bij ieder apart voorstel. Anders organiseren we gewoon bureaucratie om de bureaucratie te organiseren.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik moest nog even bedenken hoe ik kon doorgaan op de bureaucratie van de bureaucratie. Als we bureaucratie daadwerkelijk willen aanpakken, dan moeten we wel de feiten kennen. Dat ontbreekt hier. Ik kan dus niet anders dan concluderen dat de heer Van Hattem veel aannames doet die niet getoetst zijn. Ik wil hem alvast waarschuwen voor enige teleurstelling.

De heer Van Hattem (PVV):

Als ik zie dat alleen al 20 fte bezig is met beslissingen over de overschrijding van de beslistermijnen en dat we dan ook nog extra fte moeten gaan inzetten, terwijl die in heel Nederland al schaars zijn, dan is dat allemaal onnodige capaciteit. We komen al overal mensen tekort. Als we capaciteit moeten inzetten om allerlei toetsen uit te voeren die misschien wel tot dezelfde uitkomst leiden, dan zeg ik: pak liever door. Ga niet nog meer tijd verspillen aan zulk soort bureaucratisch geneuzel. Zorg gewoon dat de zaak op orde komt. Daar is dadelijk dit wetsvoorstel voor. Het is gewoon een praktische aanpak en ik hou wel van een beetje praktisch kijken naar zaken, in plaats van nog langer in de papieren te duiken en uiteindelijk niks te doen.

Voorzitter, ik zou graag hiermee deze termijn willen beëindigen.

De voorzitter:

Ik zou u willen vragen om de mensen die de uitvoeringstoets doen niet van bureaucratisch geneuzel te betichten. Dat vind ik niet heel beleefd.

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter, zo is het zeker niet bedoeld. De mensen die het doen, bedoel ik zeker niet. Maar toetsen uitvoeren die mijns inziens niet per se bij ieder voorstel nodig zijn, dat bedoel ik met bureaucratisch geneuzel. Het gaat niet om de mensen die ermee bezig zijn, want die doen naar eer en geweten hun werk.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Griffioen van de fractie van de BBB.