Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.34 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Griffioen i (BBB):
Mevrouw de voorzitter. De nood bij de IND is verontrustend hoog. De beslistermijnen voor gezinsherenigingsaanvragen kunnen door de IND nagenoeg niet binnen de wettelijke termijnen van de huidige Vreemdelingenwet 2000 worden gehaald. De jaarcijfers van 2024 van de IND vermelden dat het aantal aanvragen voor mvv-nareizigers is gestegen van, afgerond, 22.000 in 2023 tot 31.000 in 2024. Het aantal door de IND in behandeling genomen aanvragen is gestegen van 27.000 in 2023 tot 43.000 in 2024. Het aantal tijdig door de IND genomen beslissingen is gedaald van 16% in 2023 naar 7% in 2024. De doorstroomtijd van beslissingen is gestegen van gemiddeld 47 weken in 2023 naar gemiddeld 70 weken in 2024. Aldus de in januari gepubliceerde formele cijfers van de IND zelf.
Voor nareizigers ingevolge het EVRM inzake amv's, is dezelfde ontwikkeling te zien van dezelfde cijfers, waarbij de aantallen ongeveer de helft zijn van mvv-nareizigers. Wat opvalt is dat het aantal tijdig door de IND genomen beslissingen is gedaald van 9% in 2023 naar 5% in 2024. De doorlooptijd van beslissingen is gestegen van gemiddeld 62 weken in 2023 naar gemiddeld 84 weken in 2024.
Voorzitter. Dit zijn alarmerende cijfers ten opzichte van 2023, mede op basis van de toegenomen nareisaanvragen en een aanzienlijk groter geworden werkvoorraad bij de IND. Dus: nood breekt wet. De regering acht het daarom wenselijk de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken te verlengen. Waarschijnlijk wordt door de regering niet "wenselijk" bedoeld, maar wordt door de regering "noodzakelijk" bedoeld, gezien de grote en vooralsnog niet oplosbare capaciteitsproblemen bij de IND. "Nood breekt wet" kan dan ook geïnterpreteerd worden dat de nood zo hoog is, dat het niet anders kan dan dat de minister de reguliere beslistermijnen voor de IND verlengt. De regering wil de druk op de IND verlichten door de IND wat meer lucht en tijd te geven om te beslissen in nareiszaken. De IND is in nood en dus verlengt de minister de beslistermijn in nareiszaken.
Feit is dat de IND in 2024 bij 93% van de aanvragen van mvv-nareizigers niet in staat is geweest om binnen de huidige wettelijke beslistermijn te beslissen. Voor amv-aanvragen op grond van het EVRM is de IND bij 95% niet in staat geweest om binnen de huidige wettelijke termijn te beslissen. Het wetsvoorstel, dat de huidige beslistermijnen voor de IND verlengt, zodat de regering de IND vervolgens meer lucht kan geven, gaat die gewenste adempauze aan de IND waarschijnlijk niet geven. Kortom, het doel van de minister wordt met deze wetswijziging niet bereikt. Daarmee vervalt het nut en de noodzaak van het wetsvoorstel, omdat het verlengen van de beslistermijnen grotendeels niet het gewenste effect zal hebben op de capaciteitsproblemen van de IND.
Voorzitter. Omdat er minder beslistermijnoverschrijdingen zullen zijn, zal de IND minder worden geconfronteerd met juridische procedures en door de rechter minder vaak worden veroordeeld tot het betalen van dwangsommen. Dat is het idee. De ontwikkeling van jurisprudentie in nareiszaken zal ook hard worden afgeremd, is het idee.
Voorzitter. Is het wetsvoorstel dan overbodig? Dat is niet het geval, om de volgende redenen. De verlengingsmogelijkheden voor beslistermijnen zijn opgenomen in de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn, maar nog niet in de Vreemdelingenwet 2000. Dat gebeurt met dit wetsvoorstel. Het voorstel bevat ook een bepaling op grond waarvan het overschrijden van de aanvraagtermijn in nareiszaken niet wordt tegengeworpen indien die overschrijding op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is. Daar is het hier ook al eerder in het debat over gegaan. Het Hof van Justitie van de EU heeft al in 2018 bepaald dat als de asielstatushouder een goede reden had voor een te late indiening op de aanvraag, de aanvraag niet om die reden mag worden geweigerd. Om niet in strijd te handelen met het Europees recht past de IND deze verschoningsmogelijkheid in de praktijk al jaren toe, maar een wettelijke basis ontbreekt. Die komt er met dit wetsvoorstel.
De heer Dittrich i (D66):
Nou heeft VluchtelingenWerk berekend dat er iets van 20.000 zaken zijn die individueel getoetst zouden moeten worden. Vanuit de EU is gezegd dat capaciteitsproblemen in overheidsorganisaties nooit een reden kunnen zijn om een verlenging toe te staan. Er moet dus een individuele reden zijn. Mijn vraag aan de heer Griffioen is dus: denkt u niet dat er een extra probleem ontstaat in het wegwerken van achterstanden als we deze wet aannemen?
De heer Griffioen (BBB):
Dit wetsvoorstel codificeert de twee onderwerpen die ik net noemde, die conform Europees recht in Nederlandse wetgeving zouden kunnen worden opgenomen. Dat gebeurt met dit voorstel. En zoals ik net zei: deze wetswijziging lost waarschijnlijk nauwelijks de capaciteitsproblemen van de IND op. Misschien zijn er wat bijeffecten, maar dat is niet een van de primaire redenen voor deze wetswijziging.
De heer Dittrich (D66):
Ik heb u nog niet gehoord over het feit dat, als er een verlenging door de IND gevraagd wordt, de IND moet aangeven waarom in die individuele zaak verlenging nodig is. VluchtelingenWerk zegt: dat kan weleens in 20.000 zaken het geval zijn. Dat versterkt dan toch het argument dat deze wet de IND totaal in de problemen brengt?
De heer Griffioen (BBB):
Het gaat over een beperkte verlenging. In alle voorgaande termijnen van negen, zes en drie maanden moet ook al een beslissing worden genomen, die schriftelijk heel goed gemotiveerd moet worden. Ik verwacht dus niet dat dit heel veel extra werk gaat opleveren. Het moet nu ook al gebeuren. Er komt één termijn bij.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Griffioen (BBB):
Op 12 juni 2026 wordt de EU-Procedurerichtlijn vervangen door de EU-Procedureverordening uit het Asiel- en Migratiepact. Vanaf 12 juni 2026 vervallen de regels over de beslistermijnen in asielzaken. In de Vreemdelingenwet 2000 gelden dan rechtstreeks de werkende bepalingen uit de Procedureverordening. Welke overweging heeft de minister om met dit wijzigingsvoorstel te komen en niet te wachten op de inwerkingtreding van de EU-Procedureverordening?
Volgende vraag aan de minister: welke verwachting heeft de minister van het verlengen van beslistermijnen voor de IND over het kunnen terugdringen van de gemiddelde doorlooptijd van beslissingen in weken? Hoe verhoudt volgens de minister het verlengen van beslistermijnen voor de IND zich tot het beleid van de minister om, zoals opgenomen in de toelichting op de begrotingsstaat voor 2025 van het ministerie van Asiel en Migratie, met ingang van 2027 fors te bezuinigen op de IND? Dit wetsvoorstel is ingediend door de voorganger van de minister. Hoe verhoudt deze wetswijziging zich tot de wetsvoorstellen waarmee deze minister gaat komen om opvolging te geven aan het kabinetsbeleid inzake asiel en migratie?
Door de IND is geen uitvoeringstoets op het wetsvoorstel verricht. Dat is hier al meerdere keren genoemd. De IND wenst volgens de regering zo snel mogelijk te starten met de uitvoering van dit wetsvoorstel en is reeds gestart met het treffen van de benodigde voorbereidingen in de uitvoeringspraktijk. Als voorbeeld daarvan kunnen de andere keuzes worden genoemd die door de IND kunnen worden gemaakt bij de inzet van capaciteit in de prioritering van bepaalde zaken. Welke voorbereidingen heeft de IND gestart, zo vraag ik de minister, in de uitvoeringspraktijk? Welke keuzes heeft de IND gemaakt om meer te sturen op het verhogen van het aantal tijdelijke beslissingen over mvv- en avv-nareizen? Voorzitter. De Afdeling advisering van de Raad van State verwijst naar de Gezinsherenigingsrichtlijn, naar de mede in mensenrechtenverdragen vervatte beginselen van rechtszekerheid, evenredigheid en doeltreffendheid, en naar het recht op een doeltreffender voorziening in rechten, zoals vastgelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze beginselen zijn al in 1976 verwoord in het arrest van de EU. De afdeling waarschuwt voor het stapelen van beslistermijnen, omdat het beduidend lang kan duren voordat een asielgerechtigde kan worden herenigd met zijn gezin. Dat brengt mij tot de volgende vraag aan de minister. De afdeling constateert dat het wetsvoorstel onvoldoende normeert hoelang en onder welke voorwaarden die beslistermijnen nog verder kunnen worden verlengd. Wat zou naar het inzicht van de minister een oplossingsrichting zijn voor de IND om te voorkomen dat normen te open zijn of blijven, en om te zorgen dat normeringen duidelijker door de IND worden gedefinieerd inzake elk van de afzonderlijke en opvolgende beslistermijnen, gestapeld tot uiteindelijk 21 maanden?
Voorzitter. Tot slot waar het echt om gaat: ouders en minderjarige kinderen. Het gescheiden zijn van kinderen, met name minderjarige kinderen, van hun ouders, zeker als die uit een oorlogsgebied komen of nog in een oorlogsgebied zijn, zorgt voor zeer kwetsbare situaties.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Ik dacht dat u zei "tot slot", dus ik dacht: ik wacht even af. Maar als u …
De heer Griffioen (BBB):
Ik kan het ook eerst even afmaken, als u dat goedvindt. Elke vertraging van een nareisaanvraag kan leiden tot diepe menselijke drama's. Daarom moet de beslistermijn vanuit de IND zo zorgvuldig mogelijk zijn. Uiteraard ziet de IND het grote persoonlijke belang van ouders en minderjarige kinderen bij gezinshereniging. Daarbij speelt helaas wel dat jonge kinderen, soms pas 14 jaar, door hun ouders vooruit worden gestuurd, zodat een jonger kind gezinshereniging kan aanvragen voor zijn of haar ouders en broers en zussen. Het gescheiden van elkaar in verschillende landen leven kan een negatief effect hebben op de gezondheid en het vermogen om later mee te doen in de Nederlandse samenleving. Dit ziet ook op ethische aspecten, waarbij de vraag zou kunnen zijn of er voor deze situatie een snellere beslistermijn zou moeten zijn, of juist niet, om het vooruitsturen van deze jonge kinderen te ontmoedigen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben heel blij dat hiermee wordt afgesloten, want hier gaat het natuurlijk om. Het gaat om trauma's bij mensen. Het gaat om ellende die mensen hebben. Mensen die hun kinderen missen, die moeten nareizen, enzovoorts. Daar gaat het om. Terecht wijst de heer Griffioen op de uitspraak van de Afdeling advisering van de Raad van State. De Raad van State wijst erop dat er rechtspraak is die juist met het oog op die traumatische situaties zegt: de termijn moet zo kort mogelijk zijn en die mag niet excessief zijn. Als we naar die rechtspraak kijken –- dat zal u zeker ook gedaan hebben –- dan zien we dat het gaat om termijnen van tweeënhalf tot drieënhalf jaar, inclusief de beroeps- en bezwaartermijn. Als we daarnaast zien dat dit wetsontwerp een termijn geeft van 21 maanden, los van de beroeps- en bezwaartermijn, dan staat voor u en mij, en voor ieder die zich erin verdiept, gewoon vast dat zich termijnen gaan vormen die in strijd zijn met wat wij hebben afgesproken als menswaardige regelingen; regelingen die in het EVRM enzovoorts zijn opgenomen. Daar gaat het om. Als ik u goed begrijp, gaat het ook u daarom. Bent u het met mij eens dat dat al een reden is om er grote twijfel over te hebben of dit wetsontwerp eigenlijk wel menswaardig is?
De heer Griffioen (BBB):
Ik wil juist benadrukken dat het met name voor ouders en minderjarige kinderen zo belangrijk is dat die termijnen zo kort mogelijk zijn. De IND zou er alles aan moeten doen om daar heel veel aandacht, tijd en menskracht op te zetten. Ik ga even terug naar april 2024. Toen heeft de voorganger van de minister, de staatssecretaris, op vragen van de Tweede Kamer gezegd: er werken 6.000 mensen bij de IND, en als we alle problemen snel willen oplossen, hebben we er nog 12.000 extra nodig. Als je weet dat je een jaar nodig hebt om dit ingewikkelde werk van beoordelen te kunnen doen, dan gaat dat niet gebeuren. Er waren toen volgens de staatssecretaris 250 fte's die werkten aan nareizen. Ik ga niet zeggen dat de IND daar meer mensen aan moet besteden. Ik schets alleen dat het een heel ingewikkeld probleem is dat we niet kunnen oplossen. Als je ziet dat je maar in 5% van de situaties op tijd kunt beslissen, dan is dat heel ernstig. Dat is een heel groot probleem.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Nicolaï.
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat brengt ons dus tot de grondvraag, waar alle voorgaande sprekers het ook over hebben gehad: stop nou meer geld en aandacht in de IND en ga niet met prutswerk in wetten komen. Is dat eigenlijk ook wat u zegt?
De heer Griffioen (BBB):
Ik denk dat iedereen in deze Kamer wil dat de problemen opgelost worden. Dat geldt ook voor de BBB-fractie. Die problemen zijn heel groot. Het is niet aan ons om aan de minister aan te geven: u moet het op die manier doen. Dat is aan de minister en aan de regering. Maar de zorg is heel groot. Door alle sprekers hiervoor is dat ook heel duidelijk benadrukt. Wij vinden het ook heel ernstig, zeker als het om deze doelgroep gaat.
De voorzitter:
Helder.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik hoorde de heer Griffioen uitgebreid stilstaan bij de capaciteitsproblemen bij de IND. Mijn fractie erkent die ook. Maar ik hoorde hem ook iets zeggen over de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn. Ik heb een vraag om te checken of ik dat goed begrepen heb. Zei de heer Griffioen dat de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn juist ruimte biedt om die termijnoverschrijding van negen maanden mogelijk te maken?
De heer Griffioen (BBB):
Uit mijn hoofd zeg ik dat die daarmee met drie maanden verlengd kan worden. Daar maakt de minister dan gebruik van. Die blijft ook intact na 12 juni volgend jaar, omdat die geen onderdeel uitmaakt van het Migratiepact. Het gaat wel over asiel, want dat is dan maximaal twee keer zes maanden. Dat wordt dus wel ingekort. Voor een deel heeft deze wetswijziging dus een tijdelijke werking, en voor een deel ook niet.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Dan had ik de heer Griffioen inderdaad goed begrepen. Het is namelijk zo dat de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden ruimte biedt voor die termijnoverschrijding van negen maanden. Dat moet te maken hebben met de complexiteit van de zaak. De capaciteitsproblemen van de IND zijn geen gegrond argument om de termijnoverschrijding van negen maanden nog eens te verlengen met drie maanden. Die richtlijn biedt dus geen ruimte om de capaciteitsproblemen van de IND op te lossen.
De heer Griffioen (BBB):
Dat ben ik met u eens. Die complexiteit is juist het belangrijke daaraan. Dat is heel ingewikkeld.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Is de heer Griffioen het dan met mij eens dat wij geen ruimte in de wetgeving mogen regelen voor de IND ten nadele van het herenigen van die kinderen met hun familie?
De heer Griffioen (BBB):
Ja. Dat ben ik wel met u eens, maar ik herhaal het volgende nog eens. Als je maar 5% van de zaken op tijd behandelt en 95% niet, dan zit je feitelijk al in de hele erge situatie dat je die termijnen niet haalt. We hopen allemaal van harte dat dat beter gaat en dat de IND in staat is om dat beter te gaan doen.
De voorzitter:
Ik dank u wel. U bent aan het einde van uw betoog. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Rooijen van de fractie van 50PLUS.