Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.00 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Zoals u weet, kijkt de fractie van de SGP met bijzondere aandacht naar asielzaken. Vreemdelingen horen onze speciale aandacht te krijgen. Ze worden zelfs genoemd in de tien geboden, zoals u wellicht weet — de leefregels voor iedereen. Wij spreken daarbij graag met twee woorden: rechtvaardigheid en barmhartigheid. Dat zijn zwaarbeladen woorden, maar ze bieden wel houvast bij het kijken naar de problematiek. Ik kom daar later nog wel even op terug.
Voorzitter. De eerste zin van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel spreekt boekdelen. De asielketen bevindt zich in een crisis. Die constatering past natuurlijk nadrukkelijk bij de fase van de ontwikkeling van dat wetsvoorstel net na de zomer, de zogenaamde asieldeal van 2022. Om die crisis het hoofd te bieden, zijn gepaste maatregelen nodig. De fractie van de SGP ziet ernaar uit dat er effectieve wetgeving komt, waardoor de instroom effectief wordt beperkt, met inachtneming van rechtvaardigheid en barmhartigheid — ik noem het nog maar even. De voorliggende wetgeving is onderdeel van de aanpak van de crisis in de asielketen. Het gaat om een wetsvoorstel dat door de voorganger van de huidige dienaar van de Kroon, toenmalig staatssecretaris Van der Burg, werd opgesteld.
Allereerst. De kern van het voorstel is natuurlijk dat de nationale beslistermijn in nareiszaken in lijn wordt gebracht met de maximaal toegestane termijn uit de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn van negen maanden. Door de ruimte die het Unierecht biedt inzake beslistermijnen in asiel- en nareiszaken optimaal te benutten kan de druk op IND en COA verlicht worden. Als tweede. Extra maatregelen in deze wet zijn gericht op extra tijd als op grond van bijzondere omstandigheden de overschrijding van termijnen objectief verschoonbaar is — dit als gevolg van een eerder door de Raad van State uitgebracht advies. Heel goed. De Raad van State moeten we heel serieus nemen. Als derde gaat het om het verlengen van de beslistermijn op een asielaanvraag van zes maanden met nog eens drie maanden.
Voorzitter. Extra complexe aanvragen worden in de memorie van toelichting ook benoemd. Een daarvan viel mij trouwens op, namelijk dat er problemen kunnen zijn bij de vaststelling van het ouderlijk gezag wanneer de ouders van een asielzoeker uit elkaar zijn. Dat roept de volgende vragen op. Als ouders van een asielzoeker uit elkaar zijn, mag die asielzoeker dan een aanvraag indienen voor beide ouders en wanneer wordt die dan toegewezen? Zo ja, wat betekent dit dan weer voor woonruimte et cetera in Nederland?
Terug naar de kern van het wetsvoorstel. Dit is nodig, omdat het ongekend lang blijkt te duren om van een aanvraag tot een beslissing te komen, zeker als eerst de documentatie moet worden opgevraagd ten behoeve van het integrale beoordelingskader. Mooi dat het niet de bedoeling is dat het langer gaat duren en dat het om "zo spoedig mogelijk" gaat, maar dat roept wel de vraag op hoe nu objectief te meten is wat "zo spoedig mogelijk" betekent. Welke waarborgen worden gesteld zodat "zo spoedig mogelijk" per geval wordt getoetst en er signalen worden gegeven als er niet aan deze inspanningsverplichting wordt voldaan?
Bij de verlengingsmogelijkheid gaat het om "bij wijze van uitzondering" en "wat noodzakelijk is met het oog op een behoorlijke en volledige behandeling van de aanvraag". Frappant is dat de IND voor het gebruiken van die verlengingsmogelijkheid wel voldoende zicht heeft op de inhoud van de in de betreffende zaak gestelde aanspraken en dat de IND de toepassing van de verlengingsmogelijkheid onderbouwt. Dat is allemaal mooi, maar dat roept bij wel een vraag op. In een dergelijk geval heeft de IND toch al diepgaand kennis moeten nemen van het betreffende dossier? Waarom kan er dan niet op basis daarvan beslist worden? Dat kan toch makkelijk weer tot uitstelgedrag leiden?
Voorzitter. In verband met de haast die de regering heeft, is de advies- en consultatiefase overgeslagen. Wel heeft de Raad van State advies uitgebracht op eerdere wetstrajecten. Deze adviezen zijn meegenomen. De staatssecretaris heeft hiertoe toen besloten. Van de minister mag nu wel enige zorgvuldigheid worden verwacht. De Adviesraad Migratie maar ook de betrokken organisaties IND en COA zijn niet betrokken. Stel nu dat er meer tijd zou zijn geweest. Welk advies zou voor deze wetgeving dan nog nuttig zijn geweest? Hebben genoemde instanties misschien via een andere route hun mening bij de minister kenbaar gemaakt? Daar lijkt het een beetje op, want in de reactie van de regering op het advies van de Raad van State staat al dat de IND zo spoedig mogelijk wenst te starten en zelfs reeds gestart is met het treffen van de benodigde voorbereidingen in de uitvoeringspraktijk. Heeft de regering kennisgenomen van die betreffende voorbereidingen, vraag ik. Zijn deze als nuttig en noodzakelijk te beschouwen? Is dat niet te veel gericht op het benutten van de extra tijd?
Voorzitter. De Raad van State heeft destijds gewezen op stapeling van termijnen waardoor het volgende tijdpad ontstaat.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Janssen.
De heer Janssen i (SP):
Nog even terug naar de vorige zinnen van de heer Schalk. Ik hoor de heer Schalk zeggen "omdat de regering haast heeft", maar we hebben het hier over een wetsvoorstel dat in 2022 bedacht is. Ik neem dus aan dat de heer Schalk dat plaatst in de tijd dat de vorige regering haast had en dat we dit niet een-op-een kunnen vertalen — dat geldt ook voor de tekst in de memorie van toelichting uit begin 2023 — naar de huidige situatie en deze minister. Is dat juist? Spreekt de heer Schalk in dat verband?
De heer Schalk (SGP):
Misschien ging ik iets te snel door mijn tekst heen en heeft u het daarom niet gehoord. Ik zei inderdaad in mijn tekst dat de staatssecretaris daartoe besloten had toen hij met het wetsvoorstel kwam. Toen heeft hij besloten om dat niet te doen. Daarna heb ik gezegd: van de minister mag vervolgens wel enige zorgvuldigheid verwacht worden. Ik heb aangegeven dat er intussen nogal wat tijd verstreken is, tijd die benut zou kunnen zijn. Mijn vraag was: is er misschien via een andere route iets mee gedaan?
De heer Janssen (SP):
Misschien heb ik het verkeerd gehoord, maar ik dacht dat ik de heer Schalk hoorde zeggen "omdat de regering haast heeft". Dan zitten we, denk ik, in de huidige plannen van de nieuwe regering. Dan voegen we dit daarin, in de tijd, terwijl de overwegingen golden vanuit de asielcrisis die beleefd werd in 2022.
De heer Schalk (SGP):
Misschien mag ik dan even terug naar mijn tekst. Ik heb het volgende gezegd en ga die tekst nu dan corrigeren. "In verband met de haast die de regering heeft, is de advies- en consultatiefase overgeslagen." Ik had beter kunnen zeggen: in verband met de haast die de regering had, is de advies- en consultatiefase overgeslagen; dat was destijds een keuze van de staatssecretaris.
De heer Dittrich i (D66):
Om het iets scherper te krijgen: zegt de heer Schalk nu ook dat hij vindt dat deze minister wel met een uitvoeringstoets had moeten komen of de opvatting van de IND over de uitvoering van dit wetsvoorstel in elk geval aan de Kamer had moeten sturen?
De heer Schalk (SGP):
Wat ik heb gezegd, heb ik gezegd. Ik ga dat niet nog een keer herhalen, maar u heeft dat natuurlijk gehoord. Ik heb daarbij wel het volgende gedacht. Het wetsvoorstel is inmiddels een hele tijd geleden aangenomen in de Tweede Kamer. Normaal gesproken gebeurt zo'n uitvoeringstoets voordat het in de Tweede Kamer wordt behandeld. In die zin snap ik dus wel dat de huidige minister zegt dat ze het niet allemaal nog eens een keertje gaat doen. Maar daarom vraag ik ook — ik zie de minister nu even niet; o, nu weer wel — aan haar: heeft u inmiddels van sommige organisaties misschien al wel signalen opgevangen die u nog meegewogen heeft, ja of nee?
De heer Dittrich (D66):
Dan is mijn vraag aan de heer Schalk: stel dat die signalen er zijn, vindt u dan met de fractie van D66 dat die in ieder geval aan de Eerste Kamer bekend moeten worden gemaakt, zodat wij weten hoe de uitvoeringsorganisaties over de uitvoering van dit wetsvoorstel denken?
De heer Schalk (SGP):
Eigenlijk vind ik altijd dat er antwoorden moeten komen op mijn vragen. Ik heb gevraagd of er signalen zijn gekomen, dus ik ga het afwachten. Dat is wat ik op dit moment kan doen. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de regering. Maar die zin ga ik helemaal aan het eind van mijn tekst nog een keer uitspreken.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Schalk (SGP):
Dat ga ik proberen, voorzitter. De Raad van State heeft destijds gewezen op de stapeling van termijnen, waardoor, als ik het goed snap, het volgende tijdpad ontstaat. De minister heeft zes maanden de tijd om op de asielaanvraag van de gezinshereniger te beslissen. Die termijn kan ingevolge het wetsvoorstel in bijzondere gevallen met drie maanden worden verlengd. Vervolgens kan vanwege de complexiteit van de zaak een verdere verlenging met negen maanden plaatsvinden, die op grond van het wetsvoorstel bij bijzondere categorieën asielzoekers nogmaals met drie maanden verlengd kan worden. De termijn voor het beslissen op een asielaanvraag kan dus 21 maanden bedragen. Als op die asielaanvraag positief wordt beslist, heeft de minister vervolgens nog negen maanden de tijd voor besluitvorming inzake de nareis. Ook die termijn kan ingevolge het wetsvoorstel in complexe zaken worden verlengd. Als de minister deze stapeling ziet, hoe kan ze er dan voor zorgen dat deze uitzichtloze situatie op de een of andere manier toch wordt ingekort? Dit klemt temeer als we de enorme aantallen zien. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel staat dat er in 2024 een stapel van 75.000 dossiers lag. Ik heb even niet scherp hoe groot de stapel op dit moment is. Misschien kan de minister daar zo meteen nog een antwoord op geven.
Hoe dan ook loopt dit de komende twee jaar verder op, tot misschien wel 100.000. Het gaat dan alleen over eerste aanvragers, niet over herhaalde asielaanvragen, hervestiging, herplaatsing of nareizigers. Gemiddeld wacht een asielzoeker op dit moment dus meer dan een jaar op een beslissing in zijn zaak. Het duurt gemiddeld achttien weken voordat asielzoekers het eerste gesprek bij de IND hebben. Nareiszaken liggen maar liefst 81 weken te wachten voordat ze in de handen van een beslismedewerker terechtkomen. Met de huidige instroomcijfers is dat ook niet zo vreemd, want ik heb begrepen dat de IND op jaarbasis 22.000 asielaanvragen aankan. Als dat er inmiddels meer zijn, hoor ik dat heel graag. Maar als er bijvoorbeeld 50.000 mensen per jaar binnenkomen, dan is het logisch dat de wachttijd ieder jaar met een jaar gaat oplopen.
Voorzitter. Dit overziend is het logisch dat het hele systeem vastloopt. Uit de beantwoording van de staatssecretaris bleek destijds al dat het wordt opgelost met de uitbreiding van het aantal IND-medewerkers. Vooruitlopend op de begrotingsbehandeling, die we misschien volgende week zullen hebben, heb ik daarbij alvast de volgende belangwekkende vraag. Hoe ziet de minister, gezien de meerjarenraming, waar we binnenkort over hopen te spreken, de toekomst van de IND? Acht de minister het realistisch dat de asielinstroom en de kosten voor de asielketen in 2027 met 70% zijn afgenomen, zoals in die begroting is gesteld? Ik snap dat die vragen volgende week weer zullen terugkomen, maar het leek me goed om ze ook in het kader van dit debat te stellen.
Het verlengen van de beslistermijn in verscheidene gevallen zorgt er niet voor dat het aantal te nemen beslissingen afneemt. Uiteindelijk moet er bij iedere aanvraag worden beslist, ongeacht welke termijn daaraan vastzit. Het verlengen van de beslistermijn verlicht wellicht de druk op de korte termijn, maar op de lange termijn zullen de termijnen toch weer verlopen en zal de druk weer hoog worden. Dat is eigenlijk een beetje de kern van het probleem: als we niet oppassen, lopen we straks weer vast. Dan is dit eigenlijk tijdelijk soelaas. Daarmee heb ik nog niet gezegd dat we die wetgeving niet gaan steunen. Maar ik wil heel graag van de minister weten hoe ze daarnaar kijkt.
Voorzitter. In een interruptiedebatje met mevrouw Karimi noemde ik al dat er in de Tweede Kamer een motie is geweest die heeft gevraagd om maatregelen tegenover mensen die niet komen opdagen voor verhoor bij de IND. Terecht zei mevrouw Karimi volgens mij dat dat niet alleen over nareizigers gaat, maar dat het veel breder is. Het volgende is, denk ik, interessant om te weten. Eén. Gaat het voor een deel wel over nareizigers? Twee. Welke concrete maatregelen zijn er inmiddels genomen? Die motie kreeg namelijk oordeel Kamer. Ze is ook door de Tweede Kamer aangenomen. Dat is een jaar geleden. Ik ben benieuwd wat er inmiddels aan concrete maatregelen is genomen.
Voorzitter. Ik zei het al in het begin: de SGP staat voor een asielbeleid dat gekenmerkt wordt door twee woorden, rechtvaardigheid en barmhartigheid. In dit wetsvoorstel kijken we vooral of het rechtvaardig is of familieleden mogen nareizen. Maar als er duidelijkheid is over de status van asielzoekers, getuigt het van barmhartigheid als er binnen de bandbreedte van wet- en regelgeving zo snel mogelijk duidelijkheid wordt gegeven over het nareizen. In dat kader zal mijn fractie dit wetsvoorstel ook beoordelen. Ik zie natuurlijk uit naar de reactie van de minister.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het betoog van collega Schalk heel nauwlettend gevolgd, omdat ik de vertaling van de waarden van rechtvaardigheid en barmhartigheid wilde horen. Nu zegt hij dat het besluit zo spoedig genomen moet worden dat, als iemand hier mag blijven, diegene dan herenigd wordt met de familieleden. Dat is in dit geval, als ik het goed heb begrepen, de vertaling van barmhartigheid. Nu is mijn vraag als volgt. Dit wetsvoorstel beoogt die termijn te verlengen, niet te verkorten. Hoe is dat nou te rijmen met barmhartigheid?
De heer Schalk (SGP):
Ik denk niet dat je zou moeten denken dat je, als dit wetsvoorstel er niet komt, de termijn verkort. Er is niet gezegd: doordat we dit wetsvoorstel hebben, wordt de termijn langer en mag je er langer over doen. Door dit wetsvoorstel wordt de termijn langer. Daarmee worden mensen die aan het einde van de achttien maanden — zo was het voorheen — nog geen beslissing hebben gehad, in onzekerheid gehouden, terwijl alle termijnen op zijn. Dan krijg je, zoals de heer Van Hattem zei, allerlei procedures en dergelijke. Met dit wetsvoorstel wordt dat probleem niet echt opgelost. Met dit wetsvoorstel probeer je er eigenlijk voor te zorgen dat je binnen gestelde kaders blijft. Je rekt de kaders op. Ik heb het in mijn betoog al gezegd: als je niet oppast, kom je vervolgens weer in een volgende valkuil terecht. Dat was ook eigenlijk een beetje de reden, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Karimi, dat ik aan haar vroeg: zou je ook aan de kant van de asielzoekers kunnen kijken of die ook misschien kunnen helpen bij het versnellen van procedures enzovoort?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is misschien een probleem dat we elkaar niet goed begrijpen. Er is een onderdeel van dit wetsvoorstel dat gaat over nareizigers, familie, gezinshereniging. Ik laat die stapeling van termijnen waaraan u gerefereerd heeft even terzijde. Ik heb het even alleen over dat stukje, want daar is die verandering echt enorm. Op dit moment moet de IND binnen 90 dagen besluiten. Dat wordt nu verlengd naar negen maanden. Dat is een hele substantiële verlenging van die periode. Ten tweede krijgt de IND ook de mogelijkheid om daarbovenop verder te gaan. Natuurlijk moet hij in complexe zaken ook nog een reden geven, maar desalniettemin. Dus in principe wordt die barmhartigheid echt fundamenteel een stukje minder. Hoe staat u daar dan tegenover?
De heer Schalk (SGP):
Ik vrees dat ik in herhaling val, maar dat doet mevrouw Karimi gelukkig ook, dus wat dat betreft hetzelfde. Het wetsvoorstel doet twee belangrijke dingen. Het zorgt ervoor dat onze termijnen in lijn komen met de EU-richtlijnen. Dat is wel verstandig, vind ik, want daarmee voorkom je dat mensen denken dat zij beter naar Nederland kunnen komen. Wij willen best wel graag dat die instroom beperkt wordt. Als je het hier in Nederland gunstiger hebt met allerlei termijnen dan in de EU-richtlijn, dan gaan mensen daar keuzes op maken. Dat is het eerste. Ten tweede komen er daardoor minder juridische procedures. Ten derde zitten we in de situatie dat je geen versnelling maakt door termijnen niet te verlengen of te veranderen, want het lukt gewoon niet in die eerste 90 dagen. Dan blijven mensen dus in een hele onbevredigende situatie zitten en beginnen inmiddels allemaal procedures. Eigenlijk frustreer je daarmee het proces.
Ik snap heel goed wat mevrouw Karimi zegt. Laten we heel nuchter zijn naar elkaar toe. Elke dag dat kinderen niet bij hun ouders komen, is afschuwelijk. Aan de andere kant zijn sommige mensen er best ruimhartig en eerlijk over geweest, ook vanmiddag. Er zijn ook mensen die hun kind van 14 jaar vooruitsturen en dat moet dan de nareistoestanden gaan regelen. Dat is wel een keuze van ouders waarvan je ook kunt denken: moet je dat nou wel willen, moet je dat belonen met allerlei systemen die hier, binnen ons land misschien ruimhartiger zijn dan in andere landen? Ik hoop niet dat dat hardvochtig overkomt. Ik probeer juist ernaar te kijken op welke manier mensen ook met hun kinderen omgaan.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dan moet ik helaas, helaas, zeg ik echt, de conclusie trekken dat collega Schalk ermee begon, wat wel hoopgevend was, dat hij zich door twee waardes laat leiden in zijn politiek leven, in zijn oordeelsvorming, namelijk rechtvaardigheid en barmhartigheid. Dat eindigt toch met heel erg beperkte betekenis geven aan barmhartigheid en rechtvaardigheid. Door dat afhankelijk te maken van andere landen en van de EU en zo, dan denk ik: ja, dat is wel teleurstellend.
De heer Schalk (SGP):
Dat kan. Dat kunt u teleurstellend vinden. Maar laat ik in een laatste poging proberen duidelijk te maken dat het mij er dus niet om gaat om op een hardvochtige manier te kijken naar deze problematiek. U weet wat "barmhartigheid" betekent: dat is in praktijk gebrachte liefde. Als je nu kijkt naar de praktijk, zie je dat de huidige termijn van achttien maanden meestal niet haalbaar is. Daarmee creëer je eigenlijk extra problemen met de procedures, die er misschien voor zorgen dat het daarna nog langer gaat duren. Door de termijn iets op te rekken hoop ik dat je een deel van die problemen binnen de 21 maanden brengt. Laat ik het dan zo formuleren.
En ja, rechtvaardigheid en barmhartigheid … Was het maar zo makkelijk dat we hier even een blauwdruk hadden van wat wel rechtvaardig en barmhartig is, of wat niet barmhartig is. We hebben te maken met wetgeving. Daar zijn we met elkaar zo meteen verantwoordelijk voor, via een democratisch proces. Via die route zullen we het recht moeten handhaven. Daar wordt de minister aan gehouden. Wij moeten zorgen dat we daarbij de mensen in het oog houden. Dat wegen we allemaal misschien op een iets andere manier.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.