Verslag van de vergadering van 16 juni 2025 (2024/2025 nr. 33)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 20.54 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen is ingediend door maar liefst acht initiatiefnemers, afkomstig uit acht zeer verschillende partijen. Ik ben blij dat D66 deel uitmaakt van deze defensiecoalitie. We delen namelijk meer dan wat ons verdeelt. We willen allemaal onze vrijheid beschermen, de veiligheid van Nederland en Europa bewaken en vrede wereldwijd bevorderen. Die veiligheid, vrijheid en vrede staan op ons continent onder druk. Op maar een paar uur vliegen hiervandaan hebben de Oekraïners zich afgelopen week weer moedig verzet toen Rusland haar aanvallen verder opvoerde. De strijd van de Oekraïners is ook onze strijd. Zij verdienen onze onvoorwaardelijke steun in deze verschrikkelijke oorlog. Deze wet legt de huidige NAVO-norm om 2% van het bruto binnenlands product in defensie te investeren, vast in de wet. Door de norm in de wet vast te leggen, kunnen we onder andere duurzame investeringen in de Europese defensie-industrie garanderen en daarmee onze krijgsmacht duurzaam versterken. D66 steunt daarom niet alleen deze wet, maar ook de ingezette weg om de weerbaarheid van Nederland te verbeteren. Graag spreek ik dan ook namens mijn fractie grote waardering uit voor alle mensen die zich inzetten om Nederland veilig te houden, desgevraagd dag en nacht en waar nodig wereldwijd.
Daarbij kijken we breder dan naar defensie alleen. Finland, Zweden en de Baltische staten demonstreren dat weerbaarheid niet alleen te maken heeft met een sterke krijgsmacht, maar ook met de samenhang en de veerkracht van de samenleving. Onze tegenstanders exploiteren verdeeldheid en twijfel. Eenheid en gedeelde waarden zijn daarom cruciaal voor onze veiligheid. Mijn fractie vindt het niet alleen belangrijk, maar zelfs noodzakelijk dat het kabinet afgelopen vrijdag zijn steun heeft uitgesproken voor het NAVO-voorstel om jaarlijks 5% van het bbp in onze veiligheid te investeren. Wij zijn blij dat naast de afspraak om 3,5% aan defensie te besteden, 1,5% wordt gereserveerd voor bredere investeringen in maatschappelijke weerbaarheid en bestendige infrastructuur. Voor het eerst wordt niet alleen over militaire uitgaven gesproken, maar ook over een concreet percentage voor maatschappelijke weerbaarheid. Dat benadrukt een breder veiligheidsbegrip. Onze veiligheid draait immers niet alleen om militaire hardware, inlichtingen en troepen, maar ook om digitale weerbaarheid, crisisbestendigheid, civiele infrastructuur en sociale cohesie én de mentale weerbaarheid van de Nederlandse bevolking. Civiele betrokkenheid is geen bijzaak, maar een kernonderdeel van nationale veiligheid. Onderwijs en innovatie zijn hierbij cruciaal, bijvoorbeeld als het gaat om het tegengaan van desinformatie, het versterken van de democratie, het opleiden van deskundig personeel en het verder ontwikkelen van de Europese defensie-industrie. Kan de minister ingaan op de plannen van het kabinet om deze maatschappelijke weerbaarheid in den brede te vergroten?
We hoorden al eerder dat instabiliteit in conflicten elders in de wereld ook Nederland minder veilig maakt. Juist in deze tijd is het cruciaal om te investeren in het voorkomen van conflicten en oorlog via een integraal buitenlandbeleid waarin diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, defensie en handel met elkaar verbonden zijn. Wij vragen aan de minister hoe deze wet kan bijdragen aan onze weerbaarheid in het integrale buitenlandbeleid. Zou het niet logisch zijn — collega Martens sprak er al over — om ook de DAC-normen van de OESO voor ontwikkelingssamenwerking en onderwijs in de wet te verankeren? Graag een reactie van de minister.
Wel heeft mijn fractie nog wat vragen over de uitvoerbaarheid van deze wet. De Nederlandse defensie-industrie en personeelscapaciteit van Defensie zijn nog beperkt. Ook Europees gezien is de productiecapaciteit nog onvoldoende ontwikkeld. Er zijn stappen gezet om die infrastructuur te versterken, maar de praktijk is weerbarstig. Hoe kijken de minister en de initiatiefnemers aan tegen deze uitvoeringsuitdagingen? Hoe voorkomen we dat er straks wel middelen beschikbaar zijn, maar onvoldoende capaciteit om ze effectief in te zetten? Kan de minister aangeven hoe hij invulling zal geven aan de NATO capability targets in combinatie met de invulling van deze NAVO-norm? Daar komt nog bij — we hebben het er al uitgebreid over gehad — dat door de uitgaven juridisch te verankeren, dit mogelijk ook juridische risico's met zich meebrengt. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid voor belanghebbenden om naar de rechter te stappen om de norm af te dwingen. Zouden de initiatiefnemers en de minister in kunnen gaan op de mogelijke implicaties van de wet? En zouden zij daarop verder willen reflecteren?
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Ik ken de D66-fractie als niet anders dan een fractie die let op zorgvuldigheid. Dit is een compliment en ook niet anders bedoeld. Door een aantal sprekers is het punt aangesneden dat deze initiatiefwet in feite niet de NAVO-norm maar een andere, Nederlandse norm vastlegt, wat in het aantal miljard per jaar behoorlijk verschilt. Hoe kijkt u daarnaar?
Mevrouw Aerdts (D66):
U brengt mij precies op het volgende punt van mijn betoog. De Rekenkamer attendeerde ons vorige week al op het feit dat de minister het afgelopen jaar ook voor een andere wijze van berekenen had kunnen kiezen.
De voorzitter:
Ik zet wel de klok aan, hoor.
Mevrouw Aerdts (D66):
Nou, dat vind ik een beetje flauw.
De Rekenkamer stelt dat die berekeningen niet consistent zijn geweest. Het is ook mijn vraag aan de minister naar die verschillende invullingen van de norm. En dan is er ook nog een vraag naar het verschil tussen de berekening van het afgelopen jaar en die van de jaren daarvoor. Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de minister daarop.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat deel ik met mevrouw Aerdts. In de Tweede Kamer hebben wij gezien dat het al aan de orde is geweest; laten we ervan uitgaan dat dit zo is. Rechtvaardigt dat dan om het wetsvoorstel dat nu voorligt, dat technisch de verkeerde norm vastlegt en in een percentage uitgedrukt ook de verkeerde norm vastlegt, wetende dat we volgende week met iets anders te maken gaan krijgen, aan te houden en later wellicht opnieuw in te dienen?
Mevrouw Aerdts (D66):
Wat mijn fractie betreft hoeft dat niet te gebeuren. De norm zelf zou ook aangepast kunnen worden in de wet.
Voorzitter. Wij danken de initiatiefnemers voor dit voorstel en steunen het wettelijk vastleggen van de 2%-norm. Het draagt bij aan voorspelbaarheid en continuïteit in een onzekere wereld. Mijn fractie vindt het belangrijk dat juist door deze stap ook zekerheden worden geboden, bijvoorbeeld voor de industrie. Tegelijkertijd blijft brede veiligheid meer dan alleen Defensie. De kabinetsinzet op 1,5% voor maatschappelijke weerbaarheid is dan ook een stap in de goede richting. Mijn fractie kijkt uit naar de beantwoording van de vragen door de initiatiefnemers en de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Aerdts. Dan is het woord aan de heer Petersen namens de VVD-fractie.