Verslag van de vergadering van 30 juni 2025 (2024/2025 nr. 35)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.21 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u zeer. In de eerste plaats een woord van waardering aan de Tweede Kamerleden Klaver en Ouwehand voor het nemen van het initiatief dat leidde tot het voorliggende wetsvoorstel. Daarin betrek ik uiteraard ook allen die hen daarin hebben ondersteund en geadviseerd.
Om maar meteen met de deur in huis te vallen, zeg ik dat de fractie van de ChristenUnie positief staat ten opzichte van het doel van dit wetsvoorstel. Dat is namelijk een veilige jaarwisseling voor iedereen. De redenen daarvoor lijken mij evident. Een verkeerd gebruik van vuurwerk leidt elk jaar tot een of meerdere doden. Jaarlijks raken zo'n 1.200 mensen gewond door vuurwerk, van wie zo'n 400 zich vervolgens moeten laten behandelen op de spoedeisende hulp. Onder hen zijn ook veel minderjarigen.
Naast de risico's van vuurwerk voor de afstekers en omstanders zijn er natuurlijk ook nog de grote gevaren, en soms zeer ingrijpende gevolgen, van het gebruik van vuurwerk tegen hulpverleners. Ieder jaar opnieuw zien we daarvan volstrekt idiote voorbeelden, soms ronduit huiveringwekkend. Hoewel ik de eerste ben om toe te geven dat bij het bekogelen van hulpverleners het gebruik van vuurwerk van de categorieën F2 en F3 eerder uitzondering dan regel is, en het voorliggende voorstel daar dus niet meteen soelaas biedt, onderstreept mijn fractie wel heel graag het klemmende appel dat ook op dat punt van dit voorstel uitgaat.
Van een andere orde, maar ook vermeldenswaard, zijn de maatschappelijke gevolgen, zoals de drastische daling van de luchtkwaliteit, de effecten op talloze dieren, maar ook de financiële gevolgen. Verzekeraars keerden de afgelopen jaarwisseling alleen al voor particulier verzekerde schade zo'n 16 miljoen euro uit. Het plezier dat velen beleven aan het zelf afsteken van vuurwerk, weegt in de visie van mijn fractie niet op tegen het leed, de schade en de kosten die dat met zich meebrengt. Het zou me niet verbazen als we over een jaar of tien, misschien vijftien, een beetje bevreemd terugkijken op de tijd waarin we jongeren met te veel drank op in het holst van de nacht op de openbare weg doodgemoedereerd lieten experimenteren met vuurwerk. Ook in die zin, zeg ik nog maar eens een keer, is het goed dat dit voorstel er nu ligt.
Maar dat gezegd hebbende, moet mij wel van het hart dat mijn fractie nou niet bepaald trappelt van enthousiasme waar het gaat om de juridische consistentie — wat ik maar even de "wetgevingshygiëne" noem — die in dit voorstel betracht wordt. In het voorstel zoals het er nu ligt, is nauwelijks meer iets te herkennen van de tekst die in februari 2020 door de initiatiefnemers werd ingediend. Er zijn gedurende de rit ingrijpende wijzigingen aangebracht door de initiatiefnemers. De Tweede Kamer heeft, onder andere met het amendement-Bikker, opnieuw een forse wijziging aangebracht. De concrete uitwerking van het wetsvoorstel is in overwegende mate afhankelijk geworden van een of meer AMvB's, waarvan de opzet en inhoud nog volstrekt onduidelijk zijn. Hoewel de indieners en de Raad van State het in eerste instantie eens waren dat het niet op de weg van indieners, de initiatiefnemers, lag om bijvoorbeeld het Vuurwerkbesluit aan te passen, gebeurt dit uiteindelijk toch, en dan ook nog fragmentarisch. Wat betekent dit voor de deugdelijkheid en de uitvoerbaarheid van het voorgestelde, zo vraag ik zowel aan de verdedigers als aan de staatssecretaris. En, iets concreter, is de burgemeester wel de best gepositioneerde en geëquipeerde autoriteit om verantwoordelijk te zijn voor de ontheffingen?
Dat brengt mij van de meer fundamentele vraag naar een paar concrete punten, die ik maar moeilijk kan begrijpen. De definitie van "een persoon met gespecialiseerde kennis" — dat gaat niet over de burgemeester — is nu opgenomen in het Vuurwerkbesluit, net zoals de aanwijzing van zulke personen. Die definitie gaat met dit voorstel verdwijnen en wordt vervangen door de andersluidende definitie uit de EU-richtlijn. De vraag is: wat is nou de gedachte hierachter? Wat betekent dit voor degenen die nu onder het huidige Vuurwerkbesluit als zodanig, dus als "persoon met gespecialiseerde kennis", zijn aangewezen?
Een ander punt gaat over de formulering "voorhanden hebben". Die komt in de considerans van het voorliggende wetsvoorstel nog altijd voor. Dat was ook de oorspronkelijke bedoeling van de initiatiefnemers. Maar in het voorgestelde artikel 9.2.2.1a lid 1 gaat het inmiddels helemaal niet meer over "voorhanden hebben" maar over "bezit". Het zal de verdedigers bekend zijn dat de bewijsdrempel voor "bezit" hoger is dan die voor bijvoorbeeld "voorhanden hebben" of voor "aanwezig hebben", wat we bijvoorbeeld kennen uit de Wet wapens en munitie of de Opiumwet. Vanwaar dan toch deze aanpassing ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel?
Ten slotte op dit punt. Waarom is het oorspronkelijke voorstel niet overeind gebleven om voor vuurwerk een afzonderlijke titel in de Wet milieubeheer op te nemen?
Voorzitter. Ook over de handhaafbaarheid heeft mijn fractie nog vragen. Allereerst gaat het daarbij opnieuw om de AMvB's, want daar gaat echt veel van afhangen. Het is voor mijn fractie van het grootste belang dat als dit wetsvoorstel wordt aanvaard, de regering bij de uitwerking inzet op dat punt van handhaafbaarheid. De vraag is dus: op welke manier en met welk tijdpad gaat de regering hierover in gesprek met alle betrokken instanties?
Een ander aspect gaat over de beschikbare capaciteit om te handhaven. Uit de behandeling tot nu toe krijgt mijn fractie de indruk dat de regering en de verdedigers van het wetsvoorstel de verwachting hebben dat de politie, als gevolg van dit wetsvoorstel, op termijn misschien minder capaciteit hoeft in te zetten voor de handhaving van de openbare orde, en zich dus meer kan richten op de opsporing van overtreders van het vuurwerkverbod. De vraag is: klopt dit? En als dat zo is, waarop is die verwachting dan gebaseerd? Graag een reflectie op dit punt.
Voorzitter. Het wetsvoorstel voorziet niet in een evaluatie. Op een vraag van mijn fractie antwoordden de verdedigers dat het aan de regering is om de effectiviteit van het vuurwerkverbod te meten. De regering op haar beurt antwoordde droogjes met de constatering dat het wetsvoorstel niet in een evaluatie voorziet. Dat is een waarheid als een koe, maar daar is wat mijn fractie betreft de kous niet mee af, want inhoud en strekking van dit wetsvoorstel maken een evaluatie, inclusief eventuele voorstellen tot verbetering en stroomlijning met andere wet- en regelgeving, enorm belangrijk. Bovendien vermoedt mijn fractie dat zo'n evaluatie kan bijdragen aan het maatschappelijk draagvlak voor het voorgestelde vuurwerkverbod als onderdeel van de zo gewenste veilige jaarwisseling. Is de regering bereid om een dergelijke evaluatie toe te zeggen? Zo niet, dan overweeg ik een motie op dit punt, uiteraard in de tweede termijn.
Tot slot, voorzitter, waar het gaat om draagvlak nog een aandachtspunt. We hebben zo onze vragen of het verbod zoals het nu voorligt, ook daadwerkelijk van harte door iedereen zal worden geaccepteerd. De vorige spreker preludeerde daar al een beetje op. We hebben het in de schriftelijke voorbereiding gehad over communicatie. Daarbij gaat het wat mijn fractie betreft niet alleen om het uitleggen van het hoe en waarom van dit verbod en van de geldende regels, maar ook om aandacht voor mogelijke alternatieven voor het afsteken van vuurwerk en het geven van een andere invulling aan het vieren van de jaarwisseling. Mijn afrondende vraag is: wat zijn de concrete voornemens van de regering op dit punt? Met grote belangstelling kijk ik uit naar de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Jaspers namens de BBB-fractie.