Helpt u mee onze website te verbeteren?

Plenair Ramsodit bij behandeling Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten



Verslag van de vergadering van 11 november 2025 (2025/2026 nr. 07)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 9.17 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Ramsodit i (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Vijf jaar geleden verscheen het rapport Geen tweederangsburgers, van de commissie-Roemer. Het was een indringend rapport dat ons liet zien onder welke omstandigheden veel arbeidsmigranten in Nederland werken, wonen en leven. Arbeidsmigranten werken zes, soms zeven dagen per week tien tot twaalf uur per dag voor een loon dat op papier het minimum is, maar lang niet altijd volledig wordt uitbetaald. Vaak wordt ook een fors deel ingehouden voor een bed in een overvolle woning. Dat rapport was alarmerend. Het liet ook zien dat bonafide ondernemers worden benadeeld. Wie zich netjes aan de regels houdt, wordt weggeconcurreerd door wie willens en wetens de regels ontduikt.

De wet die nu voorligt realiseert een deel van de aanbevelingen uit het Roemerrapport. Het is belangrijk om helder te zijn. Deze wet omvat niet alle vormen van arbeid; het gaat alleen om arbeid binnen de driehoeksrelatie tussen uitlener, inlener en werknemer. In die situatie heeft de wet een belangrijke belofte in zich. Er komt een stevig toelatingshek dat de wildgroei van malafide uitzendbureaus en schijnconstructie moet tegengaan. Maar de vraag is urgent en simpel: gaat deze wet in de praktijk echt het verschil maken of blijft het een papieren tijger?

Laat ik beginnen bij de urgentie. Het Roemerrapport dateert van 2020. Het toelatingsstelsel komt pas in 2027 echt op gang. Mogelijk werkt het stelsel pas in 2031 volledig. Dat betekent dat er meer dan tien jaar zit tussen analyse en oplossing. Dat zijn tien jaren waarin mensen nog steeds onvoldoende worden beschermd. Dat is moeilijk uit te leggen. Kan de minister toelichten waarom de aanloop naar deze wet zo lang heeft geduurd? Waarom zijn de aanbevelingen uit het rapport niet in samenhang en eerder opgepakt? Zorgvuldigheid is noodzakelijk, maar mag geen excuus zijn voor verlamming. Zo voelt het nu. Kan de minister aangeven welke concrete inzet zij pleegt om de implementatie te versnellen en, minstens zo belangrijk, met welke tussentijdse maatregelen bestaande misstanden worden aangepakt, vooruitlopend op de volledige inwerkingtreding? Kan de minister toezeggen dat ze in een plan aangeeft welke tussentijdse maatregelen er vanaf nu tot de volledige inwerkingtreding worden ingezet om bestaande misstanden aan te pakken?

Dan toch nog even iets anders. Het heeft onze fractie zeer verbaasd dat de minister recentelijk besloten heeft om de koppeling tussen werk en huisvesting niet meer af te bouwen. Er is daarbij benoemd dat de Wtta de positie van kwetsbare arbeidskrachten verbetert. Kan de minister verhelderen hoe het in stand houden van de koppeling tussen werk en huisvesting valt te rijmen met de inzet op de verbetering van de positie van kwetsbare arbeidskrachten? Wat is er gebeurd? We horen het graag.

Voorzitter. Graag wil ik in mijn verdere betoog nader ingaan op de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de wet. Ik stel vier punten aan de orde: de uitzonderingen in de wet, de verantwoordelijkheid van de inlener, de toelating en handhaving en de inspectiecapaciteit.

Ik kom bij het eerste punt: de uitzonderingen. Het toelatingsstelsel fungeert als een toegangshek. Dat valt of staat met de uitzonderingen en precies daar wringt de schoen. Iedere uitzondering is een achterdeur en waar een achterdeur open kan om buiten het toelatingshek te komen ontstaat er een verdienmodel. Kan de minister in dat kader bevestigen dat de uitzondering "collegiale inleen" alleen van toepassing is op incidentele situaties waarin de marge 0% is, dus alleen ten hoogste loonkosten worden vergoed, en dat er in alle andere gevallen dus sprake is van terbeschikkingstelling en dus een toegangsplicht?

Bbl-trajecten, sociale werkbedrijven en de beveiliging vallen nu buiten het toegangshek. Ik maak het voor de beveiliging concreet. Stel dat werknemers via een partij die ook actief is in de beveiligingsbranche worden ingezet op een hartstikke leuk festival. Zij verrichten beveiligingstaken, ruimen afval op en ondersteunen de catering. Kan de minister ons uitleggen wat binnen de uitzondering voor de beveiligingsbranche valt, wat op de grens ligt en wat erbuiten valt? Wanneer spreken we nog over beveiliging en wanneer feitelijk over uitlenen voor horeca- of schoonmaakwerk, waarvoor wel een toelichtingsplicht geldt? Meer algemeen: hoe voorkomt de minister dat de uitzonderingen uitgroeien tot achterdeuren voor schijnconstructies? Dit geldt ook voor nieuwe uitzonderingen bij AMvB. Kan de minister toezeggen dat ook organisaties met kennis van de praktijk en de positie van arbeidsmigranten expliciet worden betrokken bij het afwegen van mogelijke nieuwe uitzonderingen bij AMvB? Kan de minister toezeggen dat bij de invoeringstoets en de evaluatie expliciet wordt gekeken naar de impact van uitzonderingen op het ontstaan van malafide praktijken?

Dan het tweede punt: de inlener. De kern van dit stelsel is helder: alleen toegelaten uitleners mogen opereren en de inlener moet dat controleren. De inlener draagt dus een grote verantwoordelijkheid. Kan de minister voorbeelden geven van overtredingen waarbij inleners stevigere sancties riskeren, zoals het tijdelijk stilleggen van werkzaamheden? En dan de overheid als inlener. Rijksmiddelen vormen een directe en indirecte financieringsbron voor inleenconstructies. In hoeverre gaat de minister stimuleren en waarborgen dat de overheid zelf uitsluitend zakendoet met toegelaten uitleners en dat dit ook geldt bij subsidies of aanbestedingen door de overheid?

Ik kom bij het derde punt: toelating en handhaving. Malafide bedrijven hebben de afgelopen jaren keer op keer bewezen dat zij razendsnel nieuwe mazen weten te vinden. We zien schijnconstructies ontstaan, onder andere via de route van zzp. Een voorbeeld is dat zzp'ers kabels aanleggen in de straat, terwijl daar feitelijk een malafide uitlener achter zit die zzp-constructies regelt voor werknemers uit Oost-Europa zonder dat die werknemers dat zelf weten. Met deze wet krijgt de Arbeidsinspectie meer mogelijkheden voor handhaving en ook het nieuwe begrip "ernstige benadeling" in het wetsvoorstel Modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel biedt een extra grond.

Dan heb ik nog drie vragen aan de minister over toelating en handhaving. Ten eerste. Kunnen signalen over nieuwe schijnconstructies in rapportages van de Kamer van Koophandel, de Arbeidsinspectie, de FIOD of de Belastingdienst met deze wet doeltreffender worden opgepakt? Wat is daarvoor nodig als het gaat om de gegevensuitwisseling? Ten tweede. Als bestuurders die eerder betrokken waren bij arbeidsuitbuiting of ernstige benadeling opnieuw toelating aanvragen, is dat dan een zelfstandige grond om toelating te weigeren? Ten derde. In de overgangsfase zijn veel uitleners nog niet geïnspecteerd door geaccrediteerde instellingen. Een groot deel van de bestaande uitleners wordt volgens het overgangsrecht toegelaten, ook malafide uitleners die een SNA-keurmerk hebben. De voorganger van de minister heeft in de Tweede Kamer gesteld dat de toelatende instantie in staat is om misstanden en malafide partijen te herkennen en overeenkomstig te handelen door toelating te weigeren of tussentijds te inspecteren, bijvoorbeeld op grond van gegevensuitwisseling met partijen als de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst. Hoe definieert de minister "malafide partijen" in dit kader? Kan de minister met voorbeelden aangeven op basis van welke gegevens over malafide partijen er nou ingegrepen wordt als het gaat om de volgende vier interventies: het intrekken van de toelating, het weigeren van de toelating, tussentijdse inspectie en het tussentijds verplichten van een inspectierapport?

Dan het vierde punt: de inspectiecapaciteit. Hoe krijgt de minister het inspectiestelsel daadwerkelijk sluitend? Is de minister bereid de inspectiedruk te verhogen? Als blijkt dat de inspectie het niet aankan, wat is dan de noodrem? We zien dat andere landen verder gaan. Duitsland en Zweden laten zien dat er meer kan om arbeidsuitbuiting te voorkomen. In Zweden wordt oneerlijke concurrentie al bij de poort tegengegaan, nog voor iemand aan het werk gaat. Wat kunnen we daarvan leren? Kan de minister toezeggen dat bij de evaluatie expliciet wordt vergeleken hoe Nederland presteert ten opzichte van andere Europese landen en dat wordt bekeken of onze aanpak voldoende samenhangend en effectief is?

Voorzitter. Ik heb nu veel gesproken over structuren, systemen en instanties, maar uiteindelijk gaat het om mensen: mensen die hiernaartoe komen om te werken, mensen die ons voedsel verbouwen, mensen die onze pakketten verplaatsen en ons werk mogelijk maken, mensen die vaak nog steeds niet kunnen rekenen op fatsoenlijk loon en goede huisvesting, mensen die in de praktijk nog te vaak als tweederangsburgers worden behandeld. De belofte van deze wet is dat zij wél loon naar werken krijgen, dat hun rechten worden beschermd, dat zij niet langer vogelvrij zijn in een schimmig systeem van uitleners en schijnconstructies. Maar die belofte komt alleen uit als deze wet stevig, snel en volledig wordt uitgevoerd: geen gaten in het hek, geen uitstel tot ver in de jaren dertig.

Voorzitter, ik rond af. De fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid steunt deze wet. Het is een noodzakelijke stap vooruit. Maar het is een stap op glad ijs. Als de uitvoering stokt, als uitzonderingen de achterdeur worden, dan blijft de arbeidsmigrant onbeschermd. Die uitglijder kan en mag Nederland zich niet permitteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Apeldoorn van de fractie van de SP.