Het wetsvoorstel wijzigt de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 met betrekking tot de zogenaamde landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen.
Het betreft een tijdelijke regeling voor gewasbeschermingsmiddelen, waarvan de toelating wordt beëindigd omdat zij niet voldoen aan de gestelde milieutoelatingscriteria, maar waarvan de beschikbaarheid voor de voortzetting van een aantal teelten binnen de Nederlandse landbouw noodzakelijk is.
Daarnaast geeft het voorstel uitvoering aan enkele moties (26.800 XIV, nr. 44 en 21.677, nr. 56) met betrekking tot andere onmisbare gewasbeschermingsmiddelen dan de zogenoemde kanalisatiemiddelen.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 5 september 2000 aangenomen door de Tweede Kamer. VVD, CDA, GPV, RPF en SGP stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 23 januari 2001 aangenomen. Tegen stemden PvdA, D66, OSF, GroenLinks en SP.
ingediend
13 april 2000titel
Wijziging van de Bestrijdingmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
inwerkingtreding
Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel II, eerste lid, terugwerkt tot en met 10 mei 2000
-
-
-
23 januari 2001
stemming (aangenomen, tegen: PvdA, D66, OSF, GroenLinks en SP) Handelingen EK 2000/2001, nr. 17: blz. 775-776 -
-
-
-
-
-
-
-
5 september 2000
stemming (aangenomen, voor: VVD, CDA, GPV, RPF en SGP) Handelingen TK 1999/2000, nr. 97: blz. 6289-6291 -
-
30 augustus 2000
behandeling Handelingen TK 1999/2000, nr 95: blz. 6169-6197